Doelstelling: De catechisanten komen eigen beelden van op het spoor en toetsen deze aan de beelden van elkaar en aan beelden uit de bijbel. 4.6 Opmerkingen vooraf Om de betekenis van in het leven op het spoor te komen, hebben mensen beelden, symbolen en verhalen nodig. De belangrijkste bron van deze verhalen is voor christenen de bijbel. Het volk Israël houdt ons voor: als je over wilt spreken, moet je een bijzonder verhaal vertellen. Verhalen waarin wordt bezongen, gezocht, gevreesd, gezegend, vervloekt. Het zijn verhalen van mensen over hun diepe ervaringen van en met. De manier waarop de bijbel spreekt over dat diepe geheim is in beeldende verhalen. Mensen kunnen en konden niet anders. En we kunnen alleen over spreken in beelden die we ontlenen aan de wereld die ons bekend is: vader, herder, moeder, leeuw, rots. Tegelijk beseffen we dat de beelden die we gebruiken altijd beperkt en gebrekkig zijn. Het zijn beelden van mensen die iets laten zien van datgene wat zij hebben ervaren van in hun leven. was als een rots voor mij, op het moment dat ik dacht dat ik heel diep zou wegzinken. Of: is voor mij als de schoot van een moeder die geborgenheid geeft. Maar hoe zit het dan met het verbod op het maken van godenbeelden zoals ons in de Tien Woorden wordt voorgehouden (Exodus 20: 4-5)? Dat lijkt toch in tegenspraak te zijn met de vele beelden die we in de bijbel zelf tegenkomen. Het verbod op het maken van godenbeelden staat hier echter in de context van de waarschuwing vereer naast mij geen andere goden en vereer ze niet, want ik, de HEER uw, duld geen andere goden naast mij. Het verbod betekent niet zozeer dat we het in ons geloof zonder godsbeelden moeten stellen. Het houdt wel in dat mensen geen andere goden aanbidden dan de bevrijdende die zich in de Tien Woorden openbaart. Daarom staat aan het begin: Ik ben de HEER uw, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Dat is het beeld dat de bijbelse verhalen van geven: bevrijder. Aan dat beeld kunnen wij mensen onze beelden en ervaringen van dan ook toetsen. Geen godenbeelden maken, betekent dus dat mensen zich niet zullen buigen voor godsbeelden die hen onderdrukken in plaats van bevrijden. Beelden die vaak ver af staan van dat bevrijdende beeld van dat de bijbelse verhalen ons aanreiken. De Naam In de joodse traditie gaat het beeldverbod een stap verder: ook de naam van mag niet hardop worden uitgesproken. Daar zit de gedachte achter dat er een nauwe band is tussen de naam van een persoon en die persoon zelf. Wie je bent, wordt in je naam uitgedrukt; als je naam genoemd wordt, voel je je gekend. Maar omdat te groot en te divers is om echt gekend te worden, mag s naam niet hardop worden uitgesproken. In het boek Exodus (Ex. 3: 13-14) maakt zich aan Mozes bekend met de vier letters JHWH. In het jodendom wordt deze naam nooit hardop uitgesproken, maar er wordt iets anders voor gelezen, zoals de Naam. Ook in de Nieuwe Bijbelvertaling worden suggesties gedaan, die gelezen kunnen worden in plaats van deze vier letters: Aanwezige, Eeuwige, Enige, Levende, Onnoembare.
Maar ook al wordt de naam meestal niet uitgesproken, hij is wel veelzeggend. De naam betekent iets als ik ben die ik ben, ik zal er zijn. geeft zich dus niet te kennen met een eenvoudige naam, maar met een werkwoord. heeft een naam die niet valt uit te spreken of te vertalen. is niet onder één naam te vangen, maar moet altijd worden verbonden met de ervaringen van mensen met. Wat voor beelden hebben jongeren eigenlijk van? Daar proberen we ons op te richten in deze bijeenkomst. Die beelden kunnen heel divers zijn. Vroeger hadden mensen misschien een wat eenduidiger beeld van, tegenwoordig loopt dit bij jongeren vaak zeer uiteen. Zij kunnen heel persoonlijk of direct ervaren, maar ook als een kracht in andere mensen, of als een geest ver weg. Ook kan het zijn dat ze zich niets kunnen voorstellen bij de godsbeelden die ze in de kerk of van thuis meekrijgen. Het is belangrijk dat jongeren de ruimte krijgen die diverse beelden naar voren te brengen en ze te verdiepen. Ook de bijbel leert ons immers dat we niet in één beeld kunnen vangen. In Exodus kunnen we lezen over Mozes die s gelaat niet kon aanschouwen èn leven. Dat geeft aan dat niet zomaar te grijpen is, of in één beeld is te vangen. Daarvoor is het geheim te groot. In dat verhaal legt in het voorbijgaan diens beschermende hand over de ogen van Mozes, zodat hij alleen van achteren kan zien (Exodus 33: 18-23). Achteraf kunnen we soms zeggen: zie, daar was weer! In de christelijke traditie kun je zeggen dat de voorstelling van op één of andere wijze bepaald wordt door de ervaringen die we in de bijbel lezen. Mensen voelden s handelen in hun leven en geloofden dat betrokken is bij recht en onrecht. Ook de verhalen over Jezus zijn een belangrijk ijkpunt voor svoorstellingen. Op één of andere manier zal ons sbeeld daarmee verbonden moeten zijn. Tegelijk kunnen de voorstellingen van nog altijd heel divers zijn, omdat de menselijke ervaringen nu eenmaal divers zijn. De één kan zeggen: is voor mij iemand die voor de zwakkeren opkomt en de ander: is voor mij als een adelaar die zijn jongen opvangt. kan immers zowel het één als het ander zijn. De beelden kunnen elkaar aanvullen. Didactische aanwijzingen Een belangrijk aandachtspunt in dit thema is dat de catecheet in de groep aangeeft dat iedereen de vrijheid heeft om zijn of haar eigen beelden in te brengen. Op voorhand zijn er geen goede of foute beelden. De marges zoals hierboven worden beschreven zouden niet meteen op de voorgrond moeten staan. De jongeren worden uitgenodigd om vrijelijk hun eigen associaties, beelden en het gebrek aan beelden naar voren te brengen. Pas in een volgende fase van de behandeling van dit thema komen bijbelse beelden naar voren, die als een soort toetssteen ingebracht kunnen worden. 4.7 Verder lezen Rootmensen, B. (red.). (1996). Van los. Over oude en nieuwe godsbeelden. Zoetermeer: Boekencentrum. Dijk, J. van (red.). (2003). tegenkomen? Zeven denkers over. Zoetermeer: Boekencentrum. Dijk, J. van (red.). (2004). anders? Een nieuwe generatie denkers over, Zoetermeer: Boekencentrum. Internet www.meertens.knaw.nl/voornamen (database met naamsbetekenissen voor 20.000 voornamen). www.lyrics.nl (voor het opzoeken van songteksten). Voor eventuele wijzigingen van websites, zie www.pkn.nl.
Bouwstenen voor de bijeenkomsten Verkenning 4.8 1. Voornamenspel Voorafgaand aan de bijeenkomst zoekt u de betekenis op van de voornamen (en eventueel bekende doopnamen) van de deelnemers. Daarvoor zijn namenboekjes (te koop of te leen in de bibliotheek) of de namen zijn op te zoeken op internet (zie Internet hierboven). Maak een rijtje met alle betekenissen en print dit uit (zonder de namen van de deelnemers erbij). Vertel aan het begin van de bijeenkomst dat het zal gaan over. Onder andere over de snaam in de bijbel en ook over de beelden die ze zelf van hebben. Vraag de deelnemers vervolgens wat ze weten over de betekenis van hun eigen naam. Weten ze waarom hun ouders die naam gaven (vernoemen, vanwege de mooie naam op zich, of vanwege een betekenis)? Vertel dat u de betekenissen hebt opgezocht. Leg een vel papier neer waarop alle namen van de deelnemers staan. Deel de print uit die u gemaakt hebt. Vraag iedereen om de betekenissen te bekijken. De jongeren kunnen op het grote vel onder hun eigen naam de betekenis schrijven waarvan ze denken dat die bij hun naam hoort. Als iedereen klaar is, schrijft u onderaan de (juiste) bijbehorende betekenissen. 2. Iconen en beelden Verzamel enkele voorwerpen of afbeeldingen die voor jou met te maken hebben (icoon, Mariabeeld, foto s van de natuur, van mensen enzovoort). Vertel aan het begin van de bijeenkomst dat het zal gaan over. Onder andere over de snaam in de bijbel en ook over de beelden die ze zelf van hebben. Laat vervolgens eerst één beeld zien en vraag de groep: Wat is dit? Is dit? Kan dit iets met te maken hebben? Leg aan de hand van deze vragen iets uit over het hebben van godsbeelden (zie de bovenstaande informatie bij Opmerkingen vooraf). En vertel erbij waarom dit voorwerp voor jou iets met te maken heeft. Op die manier kunnen de jongeren zich daar aan spiegelen en nagaan of ze dit herkennen of juist niet. 3. sbeelden Vertel aan het begin van de bijeenkomst dat het zal gaan over. Onder andere over de snaam in de bijbel en ook over de beelden die jongeren zelf van hebben. Deel kopieën uit van Werkblad 1A. Geef nu iedereen de tijd om, liefst zonder onderling overleg, een tekening uit te zoeken die het meest in de buurt komt van het beeld dat ze zelf van hebben. Vraag eventueel of iemand zijn of haar beeld van aan de hand van een tekening wil toelichten.
Verdieping 1. Naam van Vertel dat het nu niet meer over ieders eigen naam zal gaan, maar over de naam die heeft in de bijbel. Lees met elkaar Exodus 3: 11-16. Het Hebreeuwse woord voor dit deel van de Thora betekent boek der namen. In dit boek krijgt ook een naam. Vertel iets over de achtergrond van de naam van (zie de informatie bij Opmerkingen vooraf). Schrijf op een vel de naam van zoals die in Exodus wordt genoemd. Kies zelf of u alleen de letters JHWH opschrijft of één van de snamen die in de Nieuwe Bijbelvertaling worden gesuggereerd (zoals NAAM of LEVENDE). Namen hebben vaak een betekenis en zeggen iets over de persoon (zie ook het voornamenspel in Verkenning 1 ). Vraag de catechisanten welke eigenschappen heeft volgens jou?. Geef eventueel voorbeelden, zoals: sterk, lief, ver weg, onzichtbaar. Iedereen kan nu om de naam heen eigenschappen opschrijven die voor hen bij deze naam horen. Het is mogelijk hier een stille wanddiscussie van te maken: iedereen kan een eigenschap opschrijven, of reageren op dat wat een ander opschrijft. Door een pijl, vraagteken, uitroepteken, onderstreping enzovoort te maken. Ook andere tekens en symbolen mogen getekend worden. Na een afgesproken tijd stopt iedereen en worden de uitkomsten geïnventariseerd. De deelnemers kunnen elkaar om uitleg vragen. Als deze vorm niet op gang komt, of u weet dat de groep dit niet snel zal doen, noem dan zelf enige eigenschappen van, die voor uzelf belangrijk zijn. Wat ervaart u in uw eigen leven? Daarna kunt u aan de groep vragen of ze dit herkennen of niet. 4.9 2. Bijbelse beelden van Leg uit dat jullie eerst open hebben geassocieerd over beelden die je van kunt hebben. Nu wilt u daar enkele godsbeelden uit de bijbel naast leggen om te zien of die herkenbaar zijn en of de catechisanten daar iets mee hebben en kunnen. Kopieer Werkblad 1B en knip de kaartjes uit. Maak tweetallen in de groep. Geef elk tweetal een kaartje met bijbeltekst. Het tweetal bespreekt steeds: welk beeld wordt hier gegeven? Was je bekend met dit beeld? Herken je er iets in vanuit je eigen ervaring? Ze schrijven het beeld dat in de tekst staat achterop het kaartje. Ieder tweetal vertelt daarna aan de anderen welk godsbeeld besproken is. Leg ten slotte alle kaartjes van de tweetallen bij elkaar en laat de groep samen een rangschikking maken. Vooraan het beeld dat het meest aansluit de ervaring van de groepsleden en achteraan het beeld dat het minst aansluit.
Verwerking 4.10 1. Collage godsbeelden Voorafgaand aan de bijeenkomst hebt u een grote verzameling kranten, tijdschriften, jeugdbladen en dergelijke verzameld en meegebracht. Zorg ook voor grote vellen papier, lijm, scharen, stiften. De bedoeling is dat de catechisanten afbeeldingen (of krantenkoppen) gaan verzamelen die volgens hen te maken hebben met het thema. Ze kunnen in hun achterhoofd de associaties of bijbelse beelden houden die in de verdieping ter sprake zijn gekomen. Verdeel de catechisanten in tweetallen. Elk tweetal gaat eerst materialen verzamelen die volgens hen bruikbaar zijn. Daarna kiezen ze met welke materialen ze verder gaan en plakken dit op grote vellen. Accenten kunnen ze aangeven met kleuren, pijlen en dergelijke. Maak eventueel zelf een voorbeeldcollage, zodat de jongeren een idee hebben wat de bedoeling is. Na een afgesproken tijd kunnen de tweetallen aan elkaar toelichten wat ze hebben gemaakt. Als de jongeren het leuk vinden, hangen jullie de collages ter bezichtiging in een ruimte van de kerk. Andere groepen in de gemeente kunnen er op reageren, of nodigt u uit er eigen collages bij te hangen. 2. Elfjes Iedereen krijgt een papiertje met daarop het woord. Daaronder schrijft iedereen twee woorden en vervolgens schuift iedereen het papiertje door (en ontvangt er dus ook weer één). Daaronder schrijft iedereen drie woorden. Daarna nog eens doorschuiven en vier woorden er onder schrijven. Weer doorschuiven en ten slotte één woord eronder schrijven. Iedereen heeft nu een gezamenlijk gemaakt elfje in handen over. Het gaat niet om de kwaliteit van de poëzie, maar om samen, in een paar woorden, wat gedachten over te verwoorden. Het onderstaande elfje kunt u aan de jongeren laten zien als voorbeeld: is anders jij en ik herkennen haar vaak niet verborgen.
sbeelden is in andere mensen zit in mijzelf is moeder Werkblad 1A 4.11 is de natuur is bevrijder is vader is licht is almachtig
Bijbelse beelden Genesis 9: 8-15 Exodus 20: 2 Jona 2: 7 Werkblad 1B 4.12 Psalm 47: 3 Psalm 31: 3-4 Psalm 27: 1 Jesaja 44: 2a Deuteronomium 32: 10-11 1 Koningen 19: 12 1 Samuel 24: 16