2 Arbeidsmarkt in Nederland en Vlaanderen: instituties, ontwikkelingen en knelpunten



Vergelijkbare documenten
Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Belg wil stoppen met werken op 62 jaar

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

1. Welke doelgroepen waren afgelopen vijf jaren afnemers van de dienstencheques? Graag cijfers per doelgroep en jaar.

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Uitgerust op rustpensioen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

ACTIVEREN, COMPETENTIES MOBILISEREN Epiloog

50-PLUSSERS OP EN LANGS DE ARBEIDSMARKT DE ZILVERVLOOT MEERT AAN Hoofdstuk 19

Vrouwen op de arbeidsmarkt

MOBILITEIT TUSSEN WERK EN NIET-WERK Hoofdstuk 11

Ouderen en eindeloopbaan in 50 tabellen

Beroepsbevolking 2005

Statistieken Statistieksprokkels

Vlaanderen laten werken voor meer werk

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Werkgroep Arbeidsmarkt Onderwijs

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

8. Werken en werkloos zijn

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Halftijds brugpensioen

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Arbeidsmarkttrends en de toekomst van de sociale zekerheid

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

Evolutie sinds 1954 van de vergoede volledige werkloosheid in perspectief geplaatst

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Kortetermijnontwikkeling

TEWERKSTELLING EN PARTICIPATIE VAN PERSONEN UIT DE KANSENGROEPEN Editie 2018 (data 2017)

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Gepubliceerd Arbeidsmarktbeleid

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. Samenvatting rapport 2011

Arbeidsmarkt vijftigplussers

Vlaanderen-Wallonië: wie werkt hoe en waar?

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Vrouwenraadinfofiche 2016

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

67,3% van de jarigen aan het werk

Werken of vrije tijd?

Ouders op de arbeidsmarkt

Uitgerust op rustpensioen

Federale hervormingen eindeloopbaanbeleid

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Hoofdstuk 7 DE NIET-BEROEPSACTIEVE BEVOLKING. Natascha Van Mechelen IN VLAANDEREN. 1 Omvang en samenstelling

Samenleven in Diversiteit in cijfers: Werk en inkomen

ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSWENS Hoofdstuk 6

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2

OVER UREN Hoofdstuk 13

SECTORFOTO 2012 LOKALE BESTUREN

L&W - Berichten Hoe sterk worden oudere werknemers getroffen door de crisis?

DEEL 1. STELSEL VAN WERKLOOSHEID MET BEDRIJFSTOESLAG (SWT) 1

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

EEN OUD ZEER Hoofdstuk 8

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21

FOCUS De situatie van oudere werknemers op de Brusselse arbeidsmarkt

R A P P O R T Nr RAPPORT BETREFFENDE HET TIJDSKREDIET - JAARLIJKSE EVALUATIE

Horeca in het federaal regeerakkoord Enkele druppels op een hete plaat? Horeca Expo Gent 2014 Geert Vermeir

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 17 TRICIES

Hoofdstuk 3. Wettelijk kader 8 Afdeling 1. Basiswetgeving 8 Afdeling 2. Afwijkingen op het niveau van de sector of de onderneming 9

Sectorrapport: Social Profit

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kansengroepen op de arbeidsmarkt Faiza Djait

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Kerncijfers Vergrijzing en Werkzaamheid Versie 20 juni 2013

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

1,9 miljoen Belgen hebben nog nooit een computer gebruikt; 2,6 miljoen Belgen hebben nog nooit op het internet gesurft.

De loopbaan van een werkloze

Ik verlaat de school wat nu?

Werkgelegenheid en werkloosheid (EAK)

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

LISSABON-VLAANDEREN: 70-63,5 Hoofdstuk 3

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

VERSO- Cahier 2/ 2014 Profiel van de medewerkers in de social profit

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

De evolutie van het arbeidsvolume in België, de gewesten en de Europese unie

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Als men het aan de Vlamingen en de Nederlanders zelf vraagt:

Van 77bis naar 103: een nieuwe CAO over tijdskrediet: wijzigingen vanaf 1 september 2012

Doelgroepen aan het werk? Een blik op de arbeidsmarktpositie van de doelgroepen uit het Vlaams Doelgroepenbeleid

Omschrijving: De werkzaamheidsgraad is het aandeel werkenden ( volgens IAB-statuut) in de bevolking.

Audiovisuele sector 2008

Socio-economische blik op de Kempen

De loonkloof tussen vrouwen en mannen in België Rapport 2014

Persbericht. 1. De loonmarge: een koninklijk besluit ter bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve bescherming van het concurrentievermogen

De sociale balans gewaardeerd en gecorrigeerd

De hardwerkende Vlaming: mythe of realiteit?

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.1 - Oktober

Transcriptie:

2 Arbeidsmarkt in Nederland en Vlaanderen: instituties, ontwikkelingen en knelpunten Door: Dirk Malfait 1 Inleiding Deze bijdrage is gewijd aan de contouren ofwel krijtlijnen van de arbeidsmarkt in Nederland en in Vlaanderen. Zij moet als een soort deklaag gaan fungeren waarop de andere inleidingen als het ware kunnen blijven plakken. Het schetsen van contouren heeft als nadeel dat nuances verloren gaan. Voor de Nederlanders is de informatie over de Vlaamse arbeidsmarkt wellicht nieuw en is de informatie over de Nederlandse arbeidsmarkt naar de Vlamingen toe bekend. Hetzelfde geldt omgekeerd voor de Vlamingen. De inleiding gaat over 1) het institutionele kader en 2) de arbeidsmarkten in cijfers. Institutioneel kader Wat het institutionele kader betreft, zijn enkele instituties van belang met daarbij een aantal verschillen en overeenkomsten. Zie daarvoor de bijlage. Het betreft de volgende institutionele elementen: Staatsvorm: België is een federaal land met drie gewesten, waarvan Vlaanderen een van de gewesten is. Er zijn dus federale en gewestelijke bevoegdheden. België kent zes regeringen. Momenteel zijn er in België vier ministers op het gebied van arbeid en tewerkstelling actief, een federale minister en drie gewestelijke ministers. Over het algemeen zijn de bevoegdheden tussen hen goed afgebakend en eventuele conflicten kunnen aan de rechter (het Arbitragehof) worden voorgelegd. De bevoegdheidsverdeling is in de praktijk een permanente bron van aandacht. Nederland is een unitaire staat, waarin een dergelijke bevoegdheidsafbakening niet aan de orde is. De Vlaamse werkgelegenheidsbevoegdheid heeft vooral betrekking op opleidingen, de begeleiding van werkzoekenden, de problematiek rond de sociale economie, en het doelgroepenbeleid. De federale minister van tewerkstelling voert vooral een pecuniair beleid. Zij heeft de centen, zij geeft de vermindering op de loonkosten en zij voert vooral een flankerend beleid, zoals antidiscriminatiewetgeving en wetgeving inzake pesten op het werk. Politieke coördinatie: Beide landen zijn actieve welvaartsstaten. De overgang van een klassieke naar een actieve welvaartsstaat voltrok zich in Nederland eerder. In beide landen wordt de welvaartsstaat vormgegeven door een vrij sterk corporatisme. Er is 1 Dirk Malfait is senior-onderzoeker Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming in Vlaanderen. 9

een gemeenschappelijke visie tussen werkgevers- en werknemersorganisaties en de politieke overheid. In Nederland gebruik men hiervoor het woord poldermodel. In beide landen speelt de invloed van levensbeschouwelijke zuilen nog steeds een rol, hoewel in beide landen de invloed daarvan aan het dalen is. In vergelijking met België heeft de Nederlandse welvaartsstaat een sterkere technocratische inslag: in Nederland heeft het CPB (Centraal Planbureau) een veel grotere invloed dan het planbureau in België. Positie vakbonden en werkgevers: In beide landen hebben de werkgevers een hoge organisatiegraad. De vakbonden kennen in België een organisatiegraad van 65 procent en in Nederland van 27 procent. Niveau arbeidsverhoudingen: Regelmatig wordt in België een interprofessioneel akkoord afgesloten, dat het kader vormt voor de CAO-onderhandelingen in de sectoren en daarna eventueel in de bedrijven. In Nederland ligt de nadruk op het sectorale overleg. De vakbonden in België zijn op drie niveaus aanwezig in de bedrijven (ondernemingsraad, comité veiligheid, op de werkvloer via syndicale delegatie). In Nederland is er geen syndicale delegatie en is de vakbond op twee niveaus aanwezig. Mok heeft dit verklaard met het argument dat de Belgische arbeidsverhoudingen gegroeid zijn vanuit een mijnmodel waarbij sprake blijft van een zeker wantrouwen tussen werkgevers en vakbonden. In Nederland zijn arbeidsverhoudingen meer gegroeid vanuit een handels- en dienstenmodel dat meer uitgaat van een permanent vertrouwen tussen de sociale partners. Onderwijs cultuur: In België/Vlaanderen wordt studeren als voltijdse bezigheid gezien en heerst een thuiscultuur. In Nederland wordt door veel studenten niet alleen gestudeerd maar ook nog gewerkt en leven meer studenten zelfstandig. Uittrede (pensioen): De wettelijke pensioenleeftijd in België van mannen is 65 jaar en die van vrouwen is 63 jaar. In 2009 zal het ook 65 jaar zijn. In Nederland is de AOWleeftijd voor mannen en vrouwen 65 jaar. In België kan men vanaf 60 jaar ook vrijwillig met vervroegd pensioen gaan. Ook in Nederland kan men tussen het 60e en 65e jaar met pensioen gaan conform de bepalingen in het pensioenreglement of de pensioenbrief. Het flexpensioen of prepensioen vervangt steeds meer de oude VUT-regeling. Uniek voor België is het zogeheten brugpensioen, een stelsel dat geldt voor werknemers boven 58 jaar: als zij bijvoorbeeld ontslagen worden in het kader van een collectief ontslag, ontvangen ze een vergoeding in het kader van de werkloosheidsverzekering. Flexibiliteit (in het kader van het capaciteitsbeheer in bedrijven): Hier is sprake van grote institutionele verschillen. In België zijn tijdelijk werk en uitzendarbeid aan 10

meer regels gebonden dan in Nederland en is er sprake van een minder restrictieve ontslagbescherming. In Nederland zijn er weinig restricties ten aanzien van contractuele flexibiliteit maar is er sprake van restrictieve ontslagbescherming. Transitionele regelingen: In België bestaat een andere manier om de flexibiliteit van bedrijven aan te passen. In België bestaat het unieke systeem van tijdelijke werkloosheid. Een onderneming met een dip in de productie kan arbeiders tijdelijk werkloos laten zijn zonder verbreking van het contract. In zeven van de tien gevallen gebeurt het vanwege economische redenen. Daarnaast heeft België een systeem van tijdskrediet. Een bepaald percentage van het totaal aantal werknemers heeft recht om voor bepaalde tijd geheel of gedeeltelijk uit het arbeidsproces te treden om vervolgens weer in te treden. Tijdskrediet wordt vooral gebruikt voor de combinatie gezin en arbeid maar ook oudere werknemers gebruiken het systeem steeds meer. Nederland heeft vooral gekozen voor deeltijdarbeid. Vanaf de jaren tachtig heeft de Nederlandse overheid deeltijdarbeid sterk gepromoot. De wettelijke regelingen van Vlaanderen en Nederland verschillen niet veel. De deeltijdarbeid betreft vooral de combinatie van gezin en arbeid. Het werken-werken-werken-wonder van de jaren tachtig en negentig heeft ook met deeltijdarbeid te maken omdat het een sterk arbeidsherverdelend effect heeft gehad in Nederland. Kinderopvang: De keuze in Nederland voor deeltijdarbeid heeft ook te maken met het feit dat er veel minder kinderopvang is dan in Vlaanderen. Vlaanderen loopt voorop met kinderopvang zowel ten aanzien van kinderen jonger dan 3 maanden als ten aanzien van de voor- en naschoolse kinderopvang. Deels is er hiervoor een historische verklaring omdat de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen in België vroeger (vanaf de jaren 60 en 70) is begonnen dan in Nederland (vanaf de jaren 80). Arbeidsmarktbeleid: In beide landen wordt dit sterk door de Europese Unie aangestuurd. Europa stelt doelstellingen en eist benchmarking. Europa ontwikkelt sterk gekwantificeerde indicatoren waaraan de verschillende lidstaten moeten voldoen in nationale actieplannen. Inhoudelijk is het arbeidsmarktbeleid in beide landen sterk aanbodgestuurd, ondersteund door kortingen op sociale zekerheidsbijdragen van werkgevers. Doelgroepbeleid : In Vlaanderen bestaat de laatste jaren een convergentietendens over de aanpak van de verschillende doelgroepen op de arbeidsmarkt. Dit beleid krijgt vooral vorm via vrijwillige diversiteitsplannen in de bedrijven. Management van verschil of diversiteit staat dus centraal. Nederland heeft een lange traditie op het gebied van doelgroepenbeleid, waarin een tendens kan worden herkend van vrijblijvend naar verplichtend (Wet Samen) en terug naar vrijblijvend. In het Nederlandse minderhedenbeleid is een ander belangrijk element de verplichte inburgering voor nieuwkomers, waarbij het krijgen van een uitkering wordt gekoppeld aan het volgen van een opleiding. 11

Arbeidsgehandicapten: In Nederland is sprake van een zeer specifieke situatie gezien het grote aantal WAO ers. Arbeidsmarkten in cijfers Gekozen is voor indicatoren die voor Europa belangrijk zijn en die een vergelijking tussen het Vlaams Gewest en Nederland mogelijk maken. Ook zijn internationaal vergelijkbare cijfers gebruikt, met name die van Eurostat LSF over het jaar 2001. De cijfers van 2002 zijn namelijk nog niet beschikbaar. Werkzaamheidsgraad (werkenden op bevolking 15-64 jaar) naar geslacht: Een Europese doelstelling is om in 2010 70% van deze groep aan het werk te krijgen. Het totaal van Vlaanderen is 63,4%, voor mannen 72,1% en voor vrouwen 54,3%. Het totaal van Nederland is 74,1%, voor mannen 82,7% en voor vrouwen 65,3%. Werkzaamheidsgraad naar leeftijd: Voor de groep 15 tot 24 jaar kent Vlaanderen een werkzaamheidsgraad van 34,5% en Nederland van 70,5%. Voor de groep 25 tot 49 jaar is die voor Vlaanderen 84% en voor Nederland 84,6%. Voor de groep 50 tot 64 jaar is die voor Vlaanderen 40,1% en voor Nederland 53,9%. De verschillen betreffen vooral de groep jongeren en ouderen. Meer Nederlandse jongeren hebben naast hun studie een baan en die baan is meegeteld. De verschillen voor de groep ouderen worden veroorzaakt door de lagere pensioenleeftijd voor vrouwen in België. Werkzaamheidsgraad naar leeftijd, zonder studenten: Voor de groep 15 tot 24 jaar zonder studenten kent Vlaanderen een werkzaamheidsgraad van 82,1% en Nederland van 84,5%. De aanvankelijk grote verschillen zijn hiermee sterk verkleind. Werkzaamheidsgraad naar leeftijd, zonder studenten en met de leeftijdsgrens voor vrouwen van 60 jaar: Voor de groep 50 tot 64 jaar met een correctie voor de leeftijd van vrouwen kent Vlaanderen een werkzaamheidsgraad van 47% en Nederland van 53,9%. Een andere Europese doelstelling is dat in 2010 50% van de groep 55 tot 64 jarigen werkt. In Vlaanderen werkt 24,5% van deze groep en in Nederland is dit meer maar niet voldoende, namelijk 39,3%. De vraag is of deze Europese doelstelling voor Vlaanderen en Nederland haalbaar is. Het aandeel deeltijdarbeid naar geslacht: Het totaal van deeltijdarbeid in de totale werkgelegenheid in Vlaanderen is 20% en in Nederland 42,9%. In Vlaanderen werkt van de mannen 4,5% in deeltijd en in Nederland 19,8%. Van de vrouwen is dit in Vlaanderen 40,4% en in Nederland 72%. Een belangrijk verschil is dat men in Nederland veel meer kleine deeltijdbanen heeft. Ook de belangstelling voor deeltijdarbeid verschilt sterk: 14% van de in deeltijdwerkende 12

Vlamingen doet dit onvrijwillig, in Nederland is dit slechts 2,5%. Of anders gezegd: 11% van de Vlamingen met een deeltijdbaan wil geen voltijdbaan, voor de Nederlanders is dit 70%. Werkzaamheid in voltijds equivalenten naar geslacht en leeftijd: Het totaal van Vlaanderen is 66,1% en van Nederland 63,5%. Voor mannen is de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen 82,1% en in Nederland 82,9%. Voor vrouwen is dat in Vlaanderen 49,7% en in Nederland 43,7%. Voor de groep 25 tot 49 jaar is dat in Vlaanderen 88% en in Nederland 77,1%. Voor de groep 50 tot 64 jaar is dat in Vlaanderen 42,3% in Nederland 47,5 %. Voor de groep totaal scoort Vlaanderen iets beter, maar voor de groep ouderen heeft Nederland nog een voorsprong. Niet-werkenden naar geslacht, leeftijd en onderwijsniveau: Vlaanderen kent meer niet-werkenden dan Nederland. Nader beschouwd bestaat deze groep in Vlaanderen uit 34% mannen en 66% vrouwen en in Nederland uit 30% mannen en 70% vrouwen. De leeftijdsgroepen zijn in Vlaanderen in deze groep als volgt vertegenwoordigd: 36% komt uit de groep 25 tot 49 jaar, 35% komt uit de groep 50 tot 60 jaar en 29% komt uit groep 60 tot 64 jaar. In Nederland is dit: 42% uit de groep 25 tot 49 jaar, 31% uit groep 50 tot 60 jaar en 27% uit de groep 60 tot 64 jaar. Naar opleidingsniveau is in Vlaanderen deze groep als volgt verdeeld: 62% is laag opgeleid, 25% heeft een middenopleiding en 13% is hoog opgeleid. Voor Nederland is dit: 53% laag opgeleid, 34% met een middenopleiding en 12% hoog opgeleid. De verschillen betreffen vooral de laag- en middenopgeleiden. Aantal geregistreerde werklozen met uitkering en aantal arbeidsongeschikten: Andere redenen van niet-werken zijn bijvoorbeeld rentenieren en voltijds huisvrouw zijn. Eind december 2002 kende Vlaanderen 126.000 geregistreerde werklozen en Nederland 204.000. Voor Vlaanderen moeten hier de 86.000 oudere werklozen worden bijgeteld. Vlaanderen heeft dus iets meer werklozen dan Nederland. Eind december 2001 kende Vlaanderen echter 204.000 arbeidsongeschikten en Nederland 981.000. Voor Vlaanderen zouden voor de groep arbeidsongeschikten ook de bruggepensioneerden kunnen worden bijgeteld, namelijk 69.000 (eind december 2002). Aantal geregistreerde werklozen met uitkering en aantal arbeidsongeschikten, gerelateerd aan de bevolking van 15 tot 64 jaar: In Nederland is hun aandeel 10,9% en in Vlaanderen 8,1% (inclusief de bruggepensioneerden is dit 9,8%). Aandeel tijdelijk werkenden onder de loontrekkenden naar geslacht en leeftijd: Het totaal in Vlaanderen is 8% en in Nederland 14,3%. In Vlaanderen gaat het om 5,3% van de mannen en 11,6% van de vrouwen. In Nederland om 11,7% van de mannen en 17,5% van vrouwen. Naar leeftijd bezien komt deeltijd het meest voor bij jongeren: in Vlaanderen is 26,2% jonger dan 25 jaar en in Nederland is dat 36,5%. 6,2% in Vlaande- 13

ren en 10,4 % in Nederland behoort tot de leeftijdsgroep 25 tot 49 jaar. 3,5% in Vlaanderen en 5,8% in Nederland behoort tot een groep 50 tot 64 jaar. Deelname aan opleidingen, aandeel van de bevolking 25 tot 64 jaar: Een Europese indicator is dat 10% van de bevolking van 25 tot 64 jaar moet deelnemen aan opleidingen. Vlaanderen scoort hier in totaal 7,4% en Nederland 16,3%. In Vlaanderen neemt 8% van de mannen en 6,8% van de vrouwen in deze leeftijdsgroep deel aan opleidingen. Voor Nederland luiden deze cijfers 6,8 respectievelijk 15,5 %. Geïndexeerde evolutie van de werkgelegenheid 1990 tot 2001: In zowel Vlaanderen als in Nederland stijgt de werkgelegenheid, zij het dat deze in Nederland sterker is gestegen (met ongeveer 12% in Vlaanderen tegenover ongeveer 28% in Nederland). Die werkgelegenheidsgroei is in Nederland al begonnen in de jaren tachtig. II. Arbeidsmarkten in cijfers Geïndexeerde evolutie van de werkgelegenheid 1990-2001 (Vlaams Gewest, Nederland) 130 Index % Vlaams Gewest Nederland 120 110 100 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Bron: Administratieve gegevens (Bewerking Steunpunt WAV) Dirk Malfait - WAV - Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming Uit een onderzoek van de universiteit van Antwerpen is niet alleen naar de werkgelegenheidsgroei gekeken maar ook naar de reductie van de armoede in die periode. Gebleken is dat de armoedereductie in België groter is geweest dan in Nederland. De conclusie is dan ook dat werkgelegenheidsgroei belangrijk is maar niet altijd ten goede komt aan de kwetsbare groepen. De onderzoekers concluderen dan ook: Daarom blijft sociale bescherming van hen die niet geïntegreerd raken op de arbeidsmarkt heel belangrijk. 14

tabel 2.1 Bijlage: Instituties Instituties BELGIE / VLAANDEREN NEDERLAND Staatsvorm Federaal Unitair Politieke coördinatie Corporatistisch actieve welvaartsstaat (zuilen) Corporatistisch / technocratische actieve welvaartsstaat (zuilen) Positie vakbonden Organisatiegraad 65% Organisatiegraad 27% Positie werkgevers Hoge organisatiegraad Hoge organisatiegraad Niveau arbeidsverhoudingen Interprofessioneel Sectorale CAO s 3 niveaus van aanwezigheid in bedrijven Sectorale CAO s 2 niveaus aanwezig (niet op de werkvloer) Onderwijscultuur Uittrede (pensioen) Flexibiliteit Transitionele regelingen Studeren als voltijdse bezigheid Thuiscultuur Man 65 jaar Vrouw 62 jaar Vroege pensionering Restricties contractuele flexibiliteit + minder restrictieve ontslagbescherming Tijdelijke werkloosheid Tijdskrediet Studeren en werken Zelfstandig 65 jaar Restrictief ontslagbescherming + weinig restricties contractuele flexibiliteit - Deeltijd arbeid Kinderopvang Veel Minder Arbeidsmarktbeleid Gestuurd door Europa Gestuurd door Europa via NAP (benchmarks) via NAP (benchmarks) Doelgroepbeleid Geïntegreerd Bedrijven (sociale partners) Vrijblijvende diversiteitsplannen - - Bedrijven Van vrijblijvend naar verplichtend naar vrijblijvend Verplichte inburgering nieuwkomers 15