Z^^^,^...^' ^ ^ AANMERKINGEN V TE ARJVHEM. *.; ' <



Vergelijkbare documenten
EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

Ethica van Spinoza. (vertaald door D. Burger)

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

r-)j, ADRES NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TP:R BEVORDERING VAN NIJVERHEID AAN Zijne Majesteit den Koning, HAARLEM, Julij 1876.

Instantie. Onderwerp. Datum

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

ZEVENDE TITEL VAN HUUR EN VERHUUR

OVER HET WARMTETHEOREMA VANNERNST DOOR H. A. LORENTZ.

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

No. 44 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH.INDISCHE WEGENVEREENIGING TRACTIE-WEERSTANDEN ^«BANDOENG

Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7. ,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!.

AANWIJZING VOOR DE PRAKTIJK 1 HET VORDEREN VAN BILLIJKE GENOEGDOENING

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Burgerlijk Wetboek boek 7 titel 12. Aanneming van werk. Afdeling 1. Aanneming van werk in het algemeen

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december Artikel 1.

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar?

INBRENG IN de besloten vennootschap: UNIVÉ HET ZUIDEN BEMIDDELING B.V. gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Artikel 1. Het muntstelsel van Suriname omvat munten en muntbiljetten. Artikel De rekeneenheid van het muntstelsel in Suriname is de dollar.

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

Hof van Cassatie van België

INBRENG IN de naamloze vennootschap: N.V. UNIVÉ HET ZUIDEN SCHADEVERZEKERINGEN, gevestigd te Wouw (gemeente Roosendaal)

Het criterium van de redelijk handelend verzekeraar. Nu5g hulpmiddel of belemmering bij verzwijgingszaken?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Het reglement van

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

Algemene voorwaarden

Gezien het overlegde vertoogschrift en de uitgebrachte berichten,

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

SPOORWEGEi^ EXPLOITATII. ^._>4>4- BROCHU. 1 Koloniën. j. Cl, Spoorwegen. ^_.' 'i < ' -' PH. J. WA] L. K. lust.

ONDERWIJSRAAD.. IVjo 'S-GRAVENHAGE, Jjf&jj>Jfl & 2 i j ne Sxc.e Henti de n Minis t er van Onderwijs». Kunsten en Wetenschappen

HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. HOOFDSTUK III. Seinen op niet bepaalde plaatsen te geven. Sein 5. Sein 5. Veilig.

30 december secretaris - mr. C. Heck-Vink - Postbus BA Den Haag - tel fax

Artikel 1; Algemeen. Artikel 2; Prijzen en betalingen. Artikel 3; Aansprakelijkheid

Staatsblad April WET tot bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen.

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan. de Tweede Kamer de Staten-Generaal.

^ &^ee ^ Qylpmnei mi Q/Sén=^ ^eneiaa/.

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Een ieder is het erover eens dat de grootste risico s worden gelopen, indien dit feit zich voordoet in de eerste periode van 10 jaar.

WET MINISTERIËLE VERANTWOORDELIJKHEID... 2

De Hoge Raad der Nederlanden,

Jaarverslag Stichting Het Nederlands Belastingmuseum"

XL Ontwerp gevestigd in Didam Gelderland. 1. Algemeen

Rederlandschlndisde laatschappij

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

1.1. Deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op alle aanbiedingen en overeenkomsten van, door c.q. via IMenz BV te verrichten diensten.

Woningeigenaar en overlast. artikel 6:162 BW

EEN VERGETEN HOOFDSTUK UIT DE GESCHIE- DENIS VAN HET CURACAOSCHE CIRCULATIE- BANKWEZEN

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28; AB 2014 no. 11 (inwtr. AB 2014 no. 12); AB 2014 no.

ALGEMENE VOORWAARDEN AGILE MARKETING AGENCY. 1. Definities/begripsbepalingen. Agile Marketing Agency: Agile Marketing Agency B.V.,

PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée. met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee.

Wijzigingen: AB 1995 no. 81 (inwtr ); AB 1997 no. 34; AB 2005 no. 10; AB 2013 no. 28. Artikel 1

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

AAN DE BURGERS DER OORLOGVOERENDE STATEN

IN NAAM DER KONINGIN

f ONDERWIJSRAAD. N A. 'S-GRAVENHAGE, 2jT-Apr.il 1923.

Wijziging van de Muntwet 2002 in verband met de aanbesteding van het produceren van munten en het afschaffen van beleggingsmunten

(2).. (Touringcarbedrijf en standplaats)

Wetboek van Strafrecht

STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Romeinen 3: Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2 Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch]

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Turbo-liquidatie en de bestuurder

BRAND AANSPRAKELIJKHEDEN

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN EINDHOVEN AIRPORT

Brief Syt A , Brief no. 82 en 85. Brief 17 oktober 1859

De Burg te Wassenaar.

Zedekunde van Benedictus de Spinoza vertaald door D: Burger. Eerste deel. Over God. Tweede deel. Over de natuur en den oorsprong van den geest.

VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. Vil Û\JO%) W mt van den \2den December 1892, op het Nederlanderschap en het ingezetenschap.

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij, na te noemen getuigen: JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER-

Een nieuw lied, op de nieuwe wagen van Lucifer

Wetteksten Verzekeringsrecht

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

Artikel 1 Definities. Artikel 2 Algemeen

Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof van beroep te Gent op heeft de appellante hoger beroep ingesteld.

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet#

HOOFDSTUK IV. Seinen op bepaalde plaatsen te geven. (Vaste seinen).

Algemene voorwaarden van:

(Deel van) Zijn Lichaam

/^ i^^^^d^^i^:^!^ ^^// t;-^ MUNTKWESTIE. IXlOl. üiicctoi' ot tlio rnion ]),ink of Spain and England. ->- «_Jir^^5^'^'":=^-ï_

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Artikel 1. Toepasselijkheid

«JNIDERWIJSRAAD. S-GRAVENHAGE,.0. Juli N A..

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

Transcriptie:

Z^^^,^...^' ^ ^ V TE ARJVHEM. *.; ' < AANMERKINGEN VERSLAG DER MUNT-COMMISSIE.

f\ AANMERKINGEN OP HET VERSLAG DER MUNT-COMMiSSIE DOM! BARON D'ABLAINÜ VAN GlKSSENiUJPtU,1. 11. I). ÜTHKCHT J. L, n K J, E 1{ S '1873.

Reeds dadelijk valt op te merken, dat bij art. '1 van het koninklijke besluit tot benoeming der Staatscommissie, i het vraagstuk is gepraejudicieerd. 2. het gewigtigste punt, dat te behandelen was, is overzien. Er wordt ondersteld, dat er nadeelen voor Nederland te duchten zijn, tengevolge van de maatregelen, die in den laatsten tijd in naburige rijken ^ in 't bijzónder in Duitschland, op het gebied van het muntwezen zijn genomen: erat probandum. Er wordt overzien, dat de munt steeds dient, om de uitgebreidheid te bepalen van regten en verpligtingen wanneer partijen handelen, derhalve, dat de wet, zonder in strijd met hare bestemming, hare regten aan te randen, nimmer betreffende het muntwezen maatregelen kan nemen, die uitloopen op wijziging der termen van alle overeenkomsten, die muntspéciën tot onderwerp hebben. Naar aanleiding daarvan heeft de commissie zich hare taak zeer ligt gemaakt; maar ook dien ten gevolge is haar verslag volstrekt ondienstig, ter beoordeeling van hetgeen thans, in Nederland, omtrent het muntwezen te doen staat, omdat het geenszins de vragen oplost: i. Zullen er nadeelen voor Nederland uit voortvloeijen, indien de bestaande wet onveranderd blijft, of kunnen, door wijziging dier wet, schaden worden voorkomen en een einde gemaakt aan hare tegenwoordige nadeelige werking? 2». Waar voor heeft de wetgever zich te wachten, bij wijziging der bestaande muntwet, opdat hij geene inbreuken make op bestaande regten, en in de toekomst geene schade toebrenge aan de bijzondere of algemeene welvaart?

6 Had zij dezo tweeledige taak naar vcreidchte volbi'agt, zou het niet ongepast zijn geweest, indien zij de gelegenheid had waargenomen, om de verbetering in het Hcht te stellen, welke zij mogelijk aclitte in de bestaande mmitwet te brengen. üet verslag der Staatscommissie vangt aan met het leveren van een overzigt van hetgeen, «op het gebied van het munt- «wezen, gedurende de laatste jaren, in de verschillende Staten «van Europa voorgevallen» is. Dit historische overzigt gaat «niet verder terug dan het jaar 1847.» Op bl. 12 en 13 komt een staat voor van de wettehjke waardeverhouding van het goud en zilver in onderscheidene landen. Daar wordt, onder meer, opgegeven, dat in Pruisen die wettelijke verhouding was 15,692: 1: in noot, dat «in 1850 van «Regeringswege (de frederic d'or) is getarifieerd aöv^ Thaler.» Was dit eene wettelijke en voor elk verbindende bepaling, dan is de bewering onjuist, welken voorkomt bl. 16. «De zuiveren standaard was aangenomen lo. in Duitschiand behalve «Bremen» en bl. 17: «Duitschiand, Nederland en de Scandi- «navische Rijken met enkel zilver.» Had daarentegen het tarief dit gevolg niet, dan is het minder juist te beweren, dat mede een «wettelijke dubbele standaard» bestond in Pruissen, 15,692: 1. bl. 13, Op bl. 13 wordt, teregt beweerd. «Het kleine Nederland, «waar de wet eene waardeverhouding tusschen de beide «metalen had vastgesteld... liep in gevaar om feitelijk in «het bezit te geraken van eenen alternatieven Standaard.» De meening zal wel wezen: die wettelijke waardeverhouding bragt mede het bestaan van eenen, in zoover alternatieven standaard in Nederland, dat de schuldenaren uitsluitend een dier metalen dfiai'toe aanwenden zouden, wanneer zij, krachtens de wet, zich, hetzij in goud. hetzij in zilver, tot hunne mindere hchade, konden kwijten, en dat dan dit metaal om beurte het eenige zoude wezen, hetwelk als betaalsmiddel zou worden gebezigd: met andere woorden, dat de waarde ver-

7 hoading der metalen, zoodm zij niet overeenstemde met die, welke bij de wet was aangenomen, zou beslissen of enkel de gouden, dan wei enkel de zilveren munten, als standpennino-en, in omloop zouden wezen. Niet te min, zooals de commissie zicli uitdrukt, schemert in liaar ^-ezegde de meening door, dat het alterneren der standaarden,\iet altijd plaats zal hebben overal, waar wettelijk de verhouding wordt vastgesteld van de waarde der muntspéciën, vervaardigd van verscheidene metalen. Miskende de commissie het doorgaande daarvan niet, waartoe dan gewaagd, en van de geringe uitbreiding van Nederland, en van de opmerking, die ook in de bedoelde zinsneden voorkomt, dat Nederland eene wettelijke waardeverhouding had vastgesteld, (.die door geen ander Rijk in Europa was aangenomen?» De commissie constateert op bl. 14 zeer juist het feit, dat dalino- van de waarde van een der metalen beneden de verhouding, welke de wet stelt, onvermijdelijk leidt tot uitbreiding der aanmunting der geldspéciën, welke worden vervaardigd van het bij de wet overschatte metaal. Daar geeft zij op, - dat in Frankrijk werden geslagen in de jaren Aan goud. A.an zilver. 1825-1849... 335,639,030 fr. 2,708,467,635 fr. 4850--4868... 6,454,287,785» 555,568,456» Echter zij leidt daar het gevolg niet van af, dat de lieden, die zich verpligt hadden, door de bewoordingen der overeenkomsten, om zekere sommen franken te leveren, te overhandigen, te betalen, in hun belang van de wettelijke bepalmg gebruik hebben gemaakt, welke hun magtigt zich te kwijten, door, in plaats van zilveren franken te leveren, gouden speciën'te overhandigen, tegen eene waardeverhouding, M'elke verschilde van die, waarin de metalen destijds onderhng op de markten stonden, en alzoo tot evenredige schade der schuldvorderaren. Evenmin merkt zij op, dat het voordeel der schuldenaren geheel gelijk is aan de schade der schuldeischers, schoon dit destijds in Frankrijk daarom niets onregtvaardigs inhad, op-

8 ziglens schulden, aangegaan tijdens de wet bestond. Want door haar was de verhouding vastgesteld tusschen de waarde der gouden en zilveren muntspéciën, die men in betaling zoude kunnen geven, en omdat zij daardoor destijds eene soort van kanscontract had gemaakt van elke overeenkomst, waarbij geldspéciën werden bedongen. Men ging zulke overeenkomsten aan met de voorwetenschap, dat het den schuldenaar steeds vrij stond, zich te kwijten door levering der zaak, der waar, der geldspéciën, die in verhouding bij de wet waren overschat, waarvan de levering het meest met zijne belangen overeen kwam en het minst met die der schuldeischers. Zij beschouwde het feit, noch uit het oogpunt van de schade, die er al dan niet, voor Frankrijk uit kon voortvloeijen, noch uit dat van het regt. Maar door het feit te constateren, leverde zij een gegeven, waarvan regtstreeks is af te leiden, dat na 1850 in Frankrijk bijna uitsluitend goud betaalsmiddel was. Dit wordt trouwens ten volle bevestigd door de daadzaak, dat na 1850 ontzettend veel fransch zilver buiten 's lands in omloop was en dat de zilveren speciën in zoo geringe hoeveelheid binnen de fransche grenzen omliepen, dat men ten gerijve van het binnenlandsche verkeer er toe is overgegaan, gouden speciën van.geringeren inhoud te slaan. Op bl. 25 zegt de commissie: «Op het einde van 1872 is «de toestand geheel anders (dan vroeger voor Nederland) en «vooral de toekomst dreigend.» Doch hier is gewis niet door bevestigd, dat wij thans verkeeren in den toestand van voor 1847. Aan dien is de tegenwoordige niet gelijk te stellen, omdat wij toen niet alleen veel afgesleten en sterk gesnoeid geld in omloop hadden, maar een door de huishoudkunde terect stellig veroordeeld muntsysteem, met eenen dubbelen, in waarheid, zoo als de commissie erkent, alternatieven standaard, terwijl onze munt thans uitstekend is en enkel bestaat uit zilver. Dit onderscheid schijnt de commissie te zijn ontsnapt blijkens bl. 38. Zoo komt zij er toe, om van den tegenwoordigen toestand

9 op bl. 26 af te leiden, dat «onze zilveren munt wordt gedé- «précieerd, de wisselkoersen op het buitenland stijgen, en.de prijzen van vele levensmiddelen en van andere zaken «worden meer dan elders tot groot nadeel der ingezetenen «verhoogd.» Het heeft alle schijn, als of de commissie hier heeft bedoeld, het gegeven in het licht te stellen, waarop zij haie verdere redeneringen bouwt, opzigtens de haar erachtens te nemen maatregelen. Schoon zij gewis niet als zeker stelt, dat dahng van de waarde des zilvers m verhouding tot die van het goud aanhouden zal, noch (lat die waarde verhoud ing voortaan steeds minder gunstig voor het zilver wezen zal, wanneer meer algemeen in Europa de wettige betalingsmiddelen van goud zullen vervaardigd worden, zal de commissie dengenen wel van alle zucht tot tegenspraak en van partijdigheid vrij spreken, die de onderstelling aanneemt, dat voortaan de waardeverhoudmg van het zilver, tot het goud, zich stellen zal als bijv. 16: 1, eene verhouding zeer nabij komende aan die, welke blijkens bl. '13 in Noord-America plag te bestaan. Onwedersprekelijk zal dan onze zilveren munt, in verhouding tot de elders in omloop zijnde gouden, eene mindere waarde hebben dan nu. In zoo verre zij gedéprécieerd is, zal de wisselcours van onzen gulden lager staan tot bijv. den engelschen sovereign, dan thans. Echter, en hier komt het op aan, zullen daaruit schaden voor Nederland voortvloeijen? zullen handelsopératiën nadeeliger worden? zullen, zoo als beweerd wordt, vele levensmiddelen en andere zaken, wat hunne prijzen betreft, tot groot nadeel der ingezetenen verhooging ondergaan? Een en ander is bepaald te ontkennen. Het juiste begrip van het geld eischt, dat men het steeds erkenne te zijn eene bepaalde soort van koopwaar, die soort, waarin alle leden der maatschappij handel drijven. Dat begrip is niet meuw. J. B. Say zegt, in zijn cours comp 3 Part chap VI, «Nous sommes, «tous marchands de monnaie» en nog eens «Tout Ie monde

10 «est marchand de monnaie, puisque tout Ie monde a des em- «plettes a faire.» De commissie blijkt niet geheel overtuigd te zijn, dat de geldspéciën immer ten vollen handelswaren zijn en blijven, anders zouden zij niet op bl. 28 hebben gezegd: «naar dien ((het zilver in dat geval meer handelsartikel worden zal.» Uit de ware eigenaardigheid des gelds, als handelsartikel, volgt, dat het evenzeer of weinig schadelijk voor eenig land wezen kan, of een ander, al of niet, bij voorkeur handel zal d)ijven in dezelfde geldsoort en in dezelfde koopwaar van eene andere geaardheid, bijv. katoen of koffij. Het eenige onderscheid, dat daar uit zou kunnen ontstaan, is, dat, wanneer men een feitelijk monopolie heeft, de buitenlandsche mededinging ontbreekt en de inlandsche handelaar, ten schade der voortbrengers en afnemers, zijne winsten hooger kan opdrijven. In zoo ver zou het voor hem eene voordeelige omstandigheid wezen, indien uitsluitend in Nederland handel in zilveren geldspéciën werd gedreven. Echter de waarheid eischt te erkennen, dat deze omstandigheid daarom, opzigtens de geldspéciën, ontbreekt, omdat deze uitsluitend als zoodanig binnen 's lands gezocht worden. Dit belet echter niet, dat zij blijft bestaan, voor zooveel naar aanleiding van den alleen liier hi^staa^ide zilver-circulatiën, hier zich de eenige markt van het metaal zou kunnen vestigen. De depreciatie, die in het ondergestelde geval zal plaats hebben, moet onmisbaar even schadelijk wezen en voor de houders van zilveren muntspéciën en voor allen, die het regt bezitten betalingen in zilver uitgedrukt te vorderen, als de depreciatie van een ander handelsartikel zou wezen, voor diens houders of regthebbenden er de levering van te eischen. Niet te min, er volgt niet noodwendig uit, dat daaruit eene schade voor Nederland zal geboren worden. Gewis zal dit land er schade door lijden, indien de massa der bevolking meer zilveren specie heeft te vorderen, dan zij schuldig is. In het tegenovergestelde geval zal de geheele nederlandsche bevolking er door worden gebaat, zoodi-a het meerdere, dat zij heeft

11 te vordsren, de massa overtreft van de in omloop zijnde zilveren specie van nederlandschen oorsprong De rijzing of daling, welke de metalen kunnen ondergaan, tot wijziging hunner waardeverhouding, heeft betrekking op de bepaling van hun onderling pari. Men verwart vaak cours en pari, opzigtens de oorzaken, die deze onderscheidene zaken doen bepalen. De betrekkelijke daling van het zilver in verhouding tot het goud heeft niets gemeen met de coursbepaling. Enkel oefent zij invloed op de regeling van het pari. De couj'sbepaling hangt geheel af van de meerdere of mindere behoefte aan betalingsmiddelen, ter voldoening van schulden, hetzij elders, hetzij in elders cours hebbende speciën uitgedrukt. Is eenmaal eene mingunstige waardeverhouding van het zilver ingetreden, zal Nederland er zoomin door lijden, als het er schade van zou ondervinden, indien de maten vau drooge- of natte waren kleiner werden. De getallen zullen slechts in dezelfde verhouding grooter worden, waardoor men het voorwerp der overeenkomst aanduidt. De behoeften aan levensmiddelen of aan andere zaken zullen niet toenemen, de vermogens dier middelenen zaken, om onze behoefte te bevredigen, zullen geene gunr-tige wijziging ondergaan, de concurrentie der vragers naar die zaken zal voor de nederlanders niet schadelijker worden, de voortbrengstkosten dier.dingen zullen geene uitbreiding ondervinden, wanneer het zilver in verhouding tot het goud daalt. Waaraan denkt de commissie dan, wanneer zij hare meening uitspreekt, dat in Nederland «de prijzen van vele levensmiddelen en van andere «zaken meer dan elders tot groot nadeel der ingezetenen ver- «hoogd» zullen worden, wanneer Nederland «in eene geiso- «ieerde stelling komen» zal, wanneer het can Europa nagenoeg «alleen overblijft met zijnen zilveren standaard?); Ieder zal wel is waar grootere sommen zilveren muntspéciën van het zelfde gehalte moeten besteden, dan vroegei, wanneer het metaal in waarde is verminderd, maar daar staat over.

12 dat men in die zelfde verhouding onvermijdelijk ook meer daarvoor zal ontvangen. Waar dan het verlies? De uitdrukkingen zullen wijzigingen ondergaan, echter met het wezen der zaken. Het is niet te onderstellen, dat de commissie de nederlandsche handelaren derwijze van stompzinnigheid verdenke, dat zij, na de daling van het zilver, aan vreemden hunne waren voor den zelfden prijs, in zilver uitgedrukt, zouden verkoopen, waarmede zij zich zouden hebben vergenoegd, indien die daling niet plaats had gehad, of dat zij voor vreemde waren nog den zelfden prijs, in goud uitgedrukt, zouden besteden, indien het goud was gestegen, als zij zouden hebben gedaan, indien dit het geval niet was geweest. Zij kan onzen handelstand even weinig buiten staat achten te doorzien, welke schade of welk voordeel zal voortvloeijen, uit de daling of rijzing der waren, die, hetzij later geleverd moeten worden, hetzij opgestapeld, in omgekeerden zin voor den kooper en voor den verkooper. Toegepast op de handelswaren, zilveren en gouden geldspéciën, zal de commissie in dit begrip wel eene Teden hebben ontdekt, die de nederlandsche handelaar maatregelen zullen doen nemen, om zich te waarborgen tegen de schaden, die voor hen uit de daling der zilveren muntspéciën tegenover de gouden zouden voortvloeijen, indien zij hunne waren voor de eerste soort, hetzij aan inlanders, hetzij aan vreemden verkochten, en zich bij inkoopen, jegens wien dan ook, verpligtten betahng in goud te doen. De commissie zal onze kooplieden wel het regt laten wedervaren, van hun de bekwaamheid toe te kennen, om zich door de prijzen, die zij in het eene geval zullen inwiuigen, en in het andere besteden, schadeloos te stellen, voor de verliezen, die vermoedelijk zullen ontstaan, uit de verwacht wordende wijziging van de waardeverhouding der twee metalen, en onvermijdelijk ingevolge daarvan der zilveren en gouden muntspéciën. Daarom blijft het geheel duister, zoowel omtrent de gegevens, waarop de commissie haar besluit bouwt," als omtrent

43 het redebeleid, waardoor zij er toekomt, bl. 28 dat «Neder- «land, wanneer het zijn zilveren standaard niet verlaat, schade «lijden» zal. Indien de bewering der commissie gegrond was, dat onze zilveren munt gedéprécieerd zal worden, dan kan niet waar zijn hetgeen zij zegt op bl. 26: dat dan het zilver «hier met «winst tot standpenningen kan worden vermunt.» Immers zoodra de behoefte van den omloop is bevredigd, worden voor het meerdere m.etaal tot munt geslagen de muntkosten niet meer vergoed; met a. w. wordt het zilver zoo hoog in zilveren muntspéciën genoteerd, dat de aanmunting daarvan schadelijk wezen moet verg. bl. 35. Niemand zal voorzeker misbillijken, dat de regering en de wetgevende magt maatregelen binnen den kring harer bevoegdheid nemen, waardoor schaden kunnen worden voorkomen. Echter hier moet gewezen worden op eene plaats bij Say te vinden: in zijn Cours comp. cons, gén. «Les administrateurs «de la chose publique, qui demeurent étrangers aux principes «do l'économie sociale, courent Ie risque d'etre assimilés a «ces charlatans en médecine, qui sans connaitre la struc- «ture du corps humain, entreprennent des guérisons, des «operations, qui coutent la vie a leurs malades, ou les exposent «a des infirmités quelque fois pire que la mort.» Ieder neemt rang, met betrekking tot de huishoudkunde in het algemeen, en tot de staatshuishoudkunde in het bijzonder, onder de kwakzalvers, die de mogelijkheid stelt, dat het nuttigheids beginsel strijden kan met dat van het regt, en dat, wanneer dit plaats heeft, het eerste beginsel het tweede moet beheerschen. Hij toont daardoor den ontzettenden invloed te miskennen, dien de regtshandhaving uitoefend op de algemeene welvaart en op den bloei der staten, en zich een wanbegrip te vormen van het doel en van de roeping der openbare magten. Daarom kon men de onjuistheid bewijzen, der onderstelling dat «Nederland wanneer het zijn zilveren standaard niet verslaat, schade lijden» zal, zou nog de vraag onopgelost blijven,

u of de maatregel, dien men aanraadt regtvaardig is, of hij )iiot nog grootere schade zal veroorzaken. Nu zal het toch wel niemand invallen te beweren dat eene wijziging in het muntsysteem óf waardij vernietigt óf voortbrengt. Daaruit volgt, dat indien daardoor schade wordt veroorzaakt of voorkomen voor dezen, zij daardoor gelijktijdig een tegenoverstaand gevolg moet te weeg brengen, voor genen. De betrekkelijke waarde wijzigmg der twee metalen zilver en goud neemt men aan, reeds onafhankelijk van de muntsystemen der onderscheidene landen, aanvankelijk te zijn ontstaan, wanneer men daarin eene beweegreden ziet, om tot een ander muntsysteem over te gaan. Dit verhindert zoo min, dat men toekomende verdere wijziging te gemoet kan zien, welke zal voortkomen uit dezelfde oorzaken, als uit den overgang tot een ander muntsysteem in de meeste of in alle staten. Echter zoo min oefenen de eerste vermelde oorzaken, als de laatste op de waardeverhouding van zilver en goud, opzigtens bezitters of regthebbende, eenen invloed uit, die door onregt is besmet, wanneer het de levering betreft van goud en zilver in baren. Zij verkorten noch de belangen, noch de legten der producenten van metalen, noch die der gouvernementen, om tut een ander muntsysteem over te gaan. De eerste hebben daarom geene reden zich over gepleegd onregt te beklagen, noch wanneer de raijnnijverheid de markt ruimer van een metaalsoort voorziet, noch wanneer wijziging van systeem, een of meer vreemde staten eene groote)'e hoeveelheid daarvan aan de markt doet brengen. De gevolgen daarvan zullen zich onvermijdelijk op de geldspéciën van die metalen vervaardigd doen gevoelen. Ook in zoover heeft dan geene regtsschennis plaats jegens de eigenaren, hetzij van gouden hetzij van zilveren muntspéciën, eveninin jegens de vorderaren van schulden in haar uitgedrukt, of omgekeerd jegens de schuldenai'en. Die in de toekomst de levering van eene waar of eene som muntspéciën heeft te eischen of te doen, loopt de voor- en nadeelige kanzen der rijzing of daling der voorwerpen.

15 Niettemin, het &taiit den wetgever niet vrij de bewoordingen der loopende, onder zijne bebcherming gesloten, overeenkomsten te vervalschen, er eenen zin aan te hechten, dien zij niet hadden, tijdens de partijen die uitdrukkingen gebruikten, ter aanduiding van het object der overeenkomsten. Zulk eene onregtvaardige daad pleegt de wetgever niet minder, wanneer hij den inhoud fijn der munten wijzigt, met behoud derzelfde benaming, dan wanneer hij zich aan eene gelijksoortige handeling schuldig maakt, met betrekking tot maten, en niet tevens bepaalt, dat de sommen, in eenen omgekeerden zin, wijziging ondergaan der in de overeenkomsten vermelde speciën of maten, welke regtens te vorderen en verschuldigd zullen zijn. Aan deze onregtvaardigheid heeft het Nederlandsche bestuur zich, opzigtens het muntwezen, meer dan eens schuldig gemaakt. Eens door zijne nalatigheid, toen het niet verhoed heeft, dat, tengevolge van afslijting en in veel hoogere mate van besnoeijing der zilveren munlspéciën, het woord gulden eene beteekenis kreeg, die feitelijk eenen minderen inhoud fijn te kennen gaf, dan de gulden wettelijk moest bevatten. De waarheid hiervan is duidelijk bewezen door de notering van het zilver vóór 4847, Was destijds nog te denken geweest aan eenen inhoud fijn van 200 azen of 9,613 gram zilver in den gulden, dan zou een tal guldens meer fijn hebben bevat, dan het zilver, dat er voor kon worden gekocht. Dan was geen onderscheid gemaakt tusschen de oude afgesietene munt en de nieuwe lïiet het gehalte van 200 azen geslagen, en met het oude volwigtige, dat voor 1830 aanhoudend is opgewisseld, met den wagen van L en vg. naar de Rijsselsche munt vervoei'd en daar omgeslagen werd in 5 frankstukken, welke wettelijk in de zuidelijke gewesten te hoogen cours plagten te hebben, en later even eens, toen men het geld, naai' gelang het nieuw aangemunt werd. versmolten heeft. Het is eene dwaling, dat destijds aan het goud feitelijk eene waardeverhnuding werd toegekend van meer dan 16 : 1. Die dwaling vindt alleen bij hen plaats, welke miskennen, dat niet

46 de doode letter, maar de werkelijke inhoud fijn, het pari der muntspéciën regelt. Op dit punt naeen ik de inzigten van Prof. Bake voldoende te hebben bestreden, in het stukje door mij in 1845 anonym uitgegeven, onder den titel van: Het muntstelsel gewijzigd naar de bestaande behoefte. Leiden 1845 '). Eenen tweeden keer, in spijt van mijne in 1842 gedane waarschuwing, toen de hermunting doorgevoerd werd en de gulden werd gesteld op '«"/, fijn. De uitkomst heeft geheel aan mijne verwachting beantwoord. Sedert is het pond fijn zilver ook steeds + ƒ 2 lager dan vroeger genoteerd geworden, ten bewijze dat hij + 2/,^^^ meer bevat, dan hij feitelijk vroeger geschat werd te bevatten. Op bl. 23 van het zooeven aangehaalden door mij uitgegeven stukje, wees ik op het groote werkelijke verlies, dat er voor den Staat uit moest ontstaan. Wat staat nu te gebeuren, indien de Commissie goed heeft gezien, dat het zilver voortaan eene mindere waardeverhouding tegenover het goud zal verkrijgen, en het voor- ') Berekening der winst, welke de versmelting van den gulden, houdende 200 Azen of 9,613 gram, vóór 1847 plag op te leveren, en van de hoeveelheid fijn, die bij de toenmahge wet had bepaald moeten worden. Destijds stond het zilver genoteerd /' 107 a f 106, gemiddeld / 106,50. Alzoo hielden nieuwe of volwigtige oude guldens ad 200 Az. = 9,613 gr. per 106, 50 aan zilver 9,613 f 102,37845 Het pd. zilver genoteerd zijnde ad f 106,.50 had 'de hoeveelheid vervat in den gulden, zooals zij omliep, ten gevolge van do verwaarloozing der wettelijke bepalingen, door sleet en besnoeljing, naar algemeene berekening 1 pd. 106,50 = 9,39 gram wegens meer waarde door muntslag af 9» 1 gulden inhoud fijn 9,30 gram. Hij werd bij de wet van 1847, ten schade der schuldenaren en ten bate der schuldeischers, bepaald op 9,45, dat is 0,15 te hoog.

47 stel wordt verwezenlijkt voorloopig tot den vroeger afgeschaften zoogenaamden dubbelen standaard terug te keeren? Het is overbodig hier te herhalen, hetgeen ik elders bijv. bl. 74 en verder VRAGEN VAN DEN DAG 3. st. heb uiteengezet, dat eene wijziging van de waarde-verhouding der metalen, waardoor zij niet meer met de voorgestelde wettelijken 15,5 : 1 zal overeenkomen, de wet tot eene doode letter moet doen overgaan, en dat ook dan wederom zal blijken, hoezeer de benaming, dubbele standaard, enkel geschikt is ter verwarring der begrippen, omdat zij gebezigd wordt, wanneer de geringste wijziging van omstandigheden genoeg invloed uitoefent, om een der twee soorten v'an muntspéciën buiten omloop te brengen; d. i.: wanneer men, zooals de Commissie het uitdrukt bl. 13, zal hebben eenen alternatieven standaard. Evenzeer meen ik te kunnen volstaan, door verwijzing naar hetgeen ik op bl 66 en v. van het gemelde stukje zeg, ten betoge, dat de wetgever, door het voorstel van de Commissie aan te nemen, in het door de Commissie onderstelde geval van verdere daling des zilvers tegenover het goud, een schreeuwend onregt zou plegen, 1". jegens de gansche nederlandsche bevolking, welke bezwaard is met eene aanzienlijken schuldenlast, 2o. jegens alle ligchamen en personen, die renten of capitalen verschuldigd zijn in gulden bepaald. Tegenover het eenige verlies, of liever tegenover de winstderving, waarvoor men schijnt de schuldeischers te willen waarborgen, staan onwedersprekelijk de belangen der schuldenaren. Het is hun regt de goede kans te behouden der betrekkelijke daling des zilvers. Zij worden er willekeurig van beroofd, wanneer men ze dwingt, in eene verhouding door de wet vastgesteld, daarvoor in plaats, goud te leveren. Maar alleen strekt het hun ten voordeele, en bepaaldelijk zoowel ingeval van betrekkelijke daling al rijzing des zilvers, wanneer zij door de wet, in afwijking van de termen der overeenkomsten de bevoegdheid verkrijgen, het metaal te leveren, dat wettelijk in verhouding is overschat. Deze regeling is altijd in hun voordeel, maar ook evenzeer

18 altijd in het nadeel der schuldeischers, terwijl eene willekeurige wettelijke bepaling, waarbij wordt vastgesteld, dat in eene bij de wet bepaalde verhouding goud moet worden geleverd en aangenomen, in plaats van bedongen zilver, evenzeer voor de eene, als voor de andere partij, voor- of nadeel kan veroorzaken. Vandaar is het mogelijk, dat de uitkomst, wanneer de vooruitzigten der Commissie zich niet verwezenlijken, ten voordeele der Nederlandsche schuldenaren zal zijn, indien het voorstel tot wet wordt verheven, dat de Oommissie, naar aanleiduig van hetgeen zij verwacht, meent, aan den wetgever onderworpen te moeten worden, terwijl het zeker is, dat het, zoo als het daar ligt, onvermijdelijk schadelijk zijn zal voor alle schuldeischers van gulden. De Commissie heeft gegronde bezwaren, niet enkel bl. 40 tegen den omloop van Nederlandsche gouden munt van gelijken inhoud fijn, als de Engelsche Sovereign; maar blijkbaar niet minder gegronde tegen de aansluiting aan de latijnsche muntunie. Het heeft mij bevreemd, dat zij tot meerdere staving niet heeft gewezen op miuit-vervajschnjg, duor andeie r^taten zoo dikwerf gepleegd en welke onlangs nog stoornis in den omloop heeft teweeg gebragt, opzigtens de pausselijke speciën, Het komt mij vooi', dat de Commissie den invloed overschat, welke de latijnsche munt-unie zal uitoefenen, wanneer zij bi. 30 zegt «dat de prijs der metalen eene vroeger ongekende vastheid» zullen verkrijgen; zij bedoelt waarschijnlijk vastheid van waarde-verhouding. Waarom toch niet doorgaande het begrip vastgehouden, dat geld, hetzij van zilver, hetzij van goud of van platina vervaardigd, is en blijft eene koopwaar, welke zich enkel daardoor van het metaal in baren onderscheidt, dat het gestempeld zijnde, een merkteeken draagt van zijnen inhoud fijn, en daarom, waar de wet haar gezag kan handhaven, eene hoogere waarde heeft, dan dezelfde ongestempelde inhoud, omdat alle kosten van essay en weging, als die van aankoop bijv van provisie, onnoodig zijn

Laat de wetgever zich slechts onthouden het onmogelijke te beproeven, d. i.: de betrekkelijke waarde-verhouding te bepalen van muntspéciën, vervaardigd uit onderscheidene metalen, ter bestendiging van haren omloop nevens elkander, en de natuur der zaak brengt mede, dat niet enkel nnmtspéciën van twee, maar van meer metalen vervaardigd, tevens in omloop kunnen en zullen blijven. Dan zal niet een dubbele zoogenaamde, maar werkelijke alternatieve, standaard bestaan, maar een werkelijke misschien drie of vierdubbele. Dat hier geene sprake is van zoogenaamde scheidsmunt, in het fransch genoemd pieces de confiance, behoeft naauwelijks vermelding. Zulke stukken deelen eenigermate in de eigenschappen der muntbilletten. Wederom te dezer zaken is te bedenken, dat de wetten der natuur de oorzaken aan hare gevolgen verbinden. Zij en hare werkingen zijn onveranderlijk. Zij bestaan evenzeer aangaande het zedelijke, als het physische. Zij moeten door de regeerders gekend en in toepassing gebragt worden. Zij beheerschen hen, die heerschappij over anderen voeren. Zij laten zich niet ongestraft verwaarloozen.

IJ % t» n»>\