TOTAL HEALTH OPLEIDINGEN Proef-EXAMEN MEDISCHE BASISKENNIS deel 1 Pathologie Total Health Februari 2012 Voor je liggen proef-tentamenvragen. Voor het beantwoorden van de vragen heb je 2 uur. Zet op elke pagina je NAAM en Opleidingsplaats Schrijf duidelijk! Na 1 uur mag je als je klaar bent de vragen inleveren bij de examencoördinator. Doe dan zo rustig mogelijk om de andere kandidaten zo min mogelijk te storen. Zodra de examencoördinator een sein geeft gaat de tijd in en kun je beginnen. N.B. Je mag de vragen niet inkijken voordat de Coördinator het sein om te beginnen heeft gegeven. SUCCES! Proef-Examen Medische basiskennis deel 1 leerjaar 2010-2011 Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 1
Meerkeuze-vragen 1. Hoe heet een ontsteking van de neusamandel: a. adenoïtis b. tonsillitis c. laryngitis d. pharingitis 2. Welk symptoom doet met name een laryngitis vermoeden : a. hoesten b. keelpijn c. heesheid d. koorts 3. Wat is geen complicatie van chronische bronchitis a. longemfyseem b. cor pulmonale c. bronchiëctasiën d. longembolie 4. Twee beweringen: 1. Hemangiomen verdwijnen in de loop van de jaren 2. Basocellulair carcinoom heeft de neiging snel te metastaseren a. alleen 1 is juist b. alleen 2 is juist c. 1 en 2 zijn juist d. 1 en 2 zijn onjuist 5. Wat is juist t.a.v. brandwonden a. Er is sprake van niet-wegdrukbare roodheid b. Hoe pijnlijker hoe ernstiger c. In tegenstelling tot decubitus vormen infecties geen belangrijk risico d. Cave vochtverlies 6. Twee beweringen: 1. Bij contacteczeem breidt de uitslag zich makkelijk uit naar de omliggende huid 2. Contacteczeem kan constitutioneel eczeem verergeren a. alleen 1 is juist b. alleen 2 is juist c. 1 en 2 zijn juist d. 1 en 2 zijn onjuist 7. Bij het nefrotisch syndroom is er geen sprake van a. albuminurie b. verhoogde kans op infecties c. verlaagde stollingsneiging d. lage eiwitspiegels in het bloed Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 2
8. Bij het PCO (polycysteus ovariumsyndroom) is er sprake van een verhoogde spiegel van: a. FSH b. oestrogenen c. progestagenen d. androgenen 9. Welke uitspraak is onjuist a. na de menopauze stijgt vooral het HDL- cholesterol b. bij vaginale infecties speelt de ph een belangrijke rol c. endometriose geeft kans op verklevingen d. anorexie kan leiden tot amenorroe 10. Hematurie is een verschijnsel/kan een verschijnsel zijn bij: 1. glomerulonefrtits 2. nefrolithiasis 3. pyelonefritis a. 1 is juist b. 3 is juist c. 1 en 2 zijn juist d. 1,2 en 3 zijn juist 11. Welke verschijnselen komen bij nierstenen voor a. Polyurie en hematurie b. Polyurie en proteïnurie c. Proteïnurie en koliekpijnen d. Koliekpijnen en hematurie 12. Welke uitspraak klopt niet a. Prostaathyperplasie leidt tot nycturie b. Bij prostaathyperplasie voelt de prostaat bij rectaal toucher glad aan c. Prostaatcarcinoom metastaseert vaak naar de longen d. Prostaatcarcinoom geeft vaak dezelfde klachten als prostaathyperplasie 13. Welke van de volgende aandoeningen veroorzaakt GEEN cardiomyopathie a. mitralis-insufficiëntie b. tromboflebitis c. endocarditis d. chronische pericarditis 14. Welke van de volgende beweringen zijn waar. 1. disfunctioneren linker harthelft leidt primair tot vocht achter de longen 2. disfunctioneren linker harthelft leidt primair tot oedeem in benen 3. disfunctioneren linker harthelft leidt primair tot zuurstoftekort in weefsels a. beweringen 1 en 4 zijn waar b. beweringen 2 en 3 zijn waar c. beweringen 3 en 6 zijn waar d. beweringen 2 en 5 zijn waar Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 3
15. Welke van de volgende hartritmestoornissen is dodelijk a. boezemextrasystolen b. ventrikelextrasystolen c. boezemfibrilleren d. ventrikelfibrilleren 16. Wat is het gevolg van een trombopenie a. vertraagde zuurstofvoorziening b. vertraagde bloedstolling c. vertraagde immuniteitsreactie d. vertraagde bloedsdoorstroming 17. Bij welke aandoening is een angioplastiekzinvol a. aortaklepstenose b. paroxismale supraventriculaire tachycardie c. atherosclerose d. varices 18. Welke interventie is juist in geval van hypertensie a. stimuleren van de para-sympaticus, want dit verlaagt de hartslag b. stimuleren van de para-sympaticus, want dit verhoogt de hartslag c. stimuleren van de sympaticus, want dit verlaagt de hartslag d. stimuleren van de sympaticus, want dit verhoogt de hartslag 19. Welke van de volgende interventies is NIET geïndiceerd bij hypotensie a. vasodilitatie van de arteriolen b. verhogen van de elasticiteit van de vaatwand c. verhogen van het slagvolume d. verhogen van de vullingstoestand van de bloedvaten 20. Hoe ontstaat een atheroom a. vetafzettng op vaatwand --> bloedklontering --> vaatafsluiting b. bloedklontering op vaatwand --> vetafzetting op bloedprop --> vaatafsluiting c. monocyten in vaatwand --> vetophoping in vaatwand --> vaatafsluiting d. vetophoping in vaatwand --> ophoping van monocyten --> vaatafsluiting 21. Wat is geen oorzaak van anemie a. ernstig bloedverlies b. ijzergebrek c. beenmerginsufficiëntie d. lymfopenie 22. Bij welke klepafwijking is de grootste kans op het ontstaan van ischemie a. tricuspedaalstenose b. pulmonalisklepstenose c. mitralisklepstenose d. aortaklepstenose Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 4
23. Op welke processen heeft een ACE-remmer invloed a. elasticiteit van de vaatwand en perifere weerstand b. vullingstoestand bloedvaten en slagvolume c. perifere weerstand en vullingstoestand bloedvaten d. slagvolume en elasticiteit van de vaatwand 24. Wat heeft GEEN invloed op het ontstaan van atherosclerose a. roken b. oedeem c. hoog cholesterol gehalte d. diabetes mellitus 25. Welke bewering is de meest juiste? a. De meeste schimmels vermenigvuldigen zich door zich te delen. b. Veel bacteriën vermenigvuldigen zich door sporevorming. c. Bijna alle virussen vermenigvuldigen zich door zich te delen. d. Geen van bovenstaande beweringen. 26. Welke van de volgende ziektes is een voorbeeld van een auto-immuunziekte? a. Aids b. Leukemie c. Reuma d. Zwemmerseczeem 27. Welke van de onderstaande beweringen is de meest juiste? Een allergische reactie: a. is een vorm van afgezwakte weerstand. b. is een vorm van auto-immuniteit. c. is een vorm van specifieke afweer. d. wordt door geen van de bovenstaande antwoorden juist weergegeven. 28. Welke van de volgende beweringen over goedaardige tumoren is de meest juiste? a. Celverandering die tot goedaardige tumorvorming leidt wordt celdifferentiatie genoemd. b. Een goedaardige tumor kan niet uitzaaien. c. Goedaardige tumoren kunnen niet dodelijk zijn. d. Bovengenoemde beweringen zijn allemaal onjuist. Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 5
Open vragen 1. Casus Een vrouw van 37 jaar komt bij de huisarts in verband met buikpijn. a. Noem 3 mogelijke oorzaken b. Welke vragen zou je willen stellen? Per bovengenoemde oorzaak 1 vraag. Bij verder doorvragen blijkt dat zij last heeft van menstruatiestoornissen en lukt het haar niet om zwanger te worden. c. Noem 2 mogelijke oorzaken d. En licht je keuze toe. 2. Casus Mw Jansen, een corpulente dame van middelbare leeftijd, heeft sinds enkele weken last van oedeem in beide onderbenen; tevens zijn enkele bloedvaten op onderbenen grillig en opgezet. Mw heeft als operatieverpleegkundige een staand beroep. Hiernaast moet vermeld worden dat zij enkele maanden geleden een flinke streptokokkeninfectie heeft opgelopen na een verwaarloosde keelontsteking. Vragen: a. noem twee mogelijke oorzaken voor het ontstaan van het oedeem in beide onderbenen b. verklaar de pathologie ( ziekteleer) van deze beide beschreven oorzaken c. geef voor beide oorzaken mogelijke behandelingsmethoden d. welke mogelijke risico s kleven er aan deze behandelingen Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 6
3. Casus Een jongen van 3 jaar komt bij de huisarts. Volgens zijn moeder is hij verkouden en benauwd. a. Noem 3 mogelijke oorzaken b. Welke vragen zou je willen stellen? Per bovengenoemde oorzaak 1 vraag. Bij verder doorvragen blijkt het jongetje ook last heeft van oorpijn, vooral s nachts. Verder is er duidelijk een stridor hoorbaar. c. Noem 2 mogelijke oorzaken d. En licht deze aandoeningen toe. 4. Casus Een meisje van 2 jaar komt bij de huisarts. Haar moeder vertelt dat ze pukkeltjes heeft. a. Noem 3 mogelijke oorzaken b. Welke vragen zou je willen stellen? Per bovengenoemde oorzaak 1 vraag. Bij verder onderzoek blijkt dat het gaat om kleine niet rode verheven bultjes bij de elleboog. Het jeukt niet. c. Noem 2 mogelijke oorzaken d. En licht deze aandoeningen toe. Total Health Opleidingen Proef-Examen Medische Basiskennis deel 1 februari 2012 pathologie 7