Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College,



Vergelijkbare documenten
CxS/oiaéi cas. Den Haag, 22 OKT 2008 AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN. Kenmerk: DGB

Beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof 's-hertogenbosch F 09/03362 Og -OLp. <S ö co a inzake de gemeente Gemert-Bakel.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

ECLI:NL:RBDHA:2015:14997

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

1 Het geding in feitelijke instanties

Datum van inontvangstneming : 10/06/2014

1 Het geding in feitelijke instanties

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

l.l. Hei beroep in cassatie richl zicht tegen de uitspraak van hei Gerechtshof Amsterdam van I -juli 2(Wa(veFzondefl-op-l-julr20J0)7

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te


ECLI:NL:GHARL:2014:6759

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:GHARL:2017:9611


ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD9044

3 SFR. 20« Den Haag, Kenmerk:

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:GHARL:2017:634

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 10 november 2010, nummer AWB 10/1037, in het geding tussen


ECLI:NL:GHARL:2013:8624

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6992 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00490

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

1.2 Belanghebbende heeft op 24 maart 2004 bij de gemeente Zaanstad een aanvraag voor eén bouwvergunning eerste fase ingediend.'

ECLI:NL:GHSHE:2017:1064

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

I n z a k e: T e g e n:

GERECHTSHOF AMSTERDAM

ECLI:NL:RBZWB:2015:2857

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) is op [ ] 2010 overleden.

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BF7176, Hoge Raad, Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie: Soort procedure: Cassatie

ECLI:NL:GHARL:2016:8884

ECLI:NL:GHARL:2014:7457

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ2891

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amersfoort (hierna: de Inspecteur)

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

/ Belastingrecht. Hoger beroep

ECLI:NL:CRVB:2017:2833

Geen recht op stakingslijfrente-aftrek ter gelegenheid van overdracht melkveebedrijf

ECLI:NL:RBNNE:2013:6459

ECLI:NL:GHAMS:2017:789 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00218

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

MIDDEL I (invloed bedrijfsdoel op 'eenzelfde economische functie')

ECLI:NL:RBROT:2006:AV6127

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2017:613

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

2. Cassatiemiddelen Met betrekking tot dit beroep worden de volgende middelen van cassatie voorgedragen:

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

GERECHTSHOF AMSTERDAM. 1 Ontstaan en loop van het geding. Uitspraak. Kenmerk 13/ augustus 2014

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

Eiser gesteld. heeft daartegen bij brief van 22 juni 2010, ontvangen door de rechtbank op 24 juni 2010, beroep op

ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477

de ontvanger van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.

Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHSHE:2014:5405

Instituut Financieel Management

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

Hoge Raad / Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

Transcriptie:

Hoge Raad der Nederlanden, Edelhoogachtbaar College, Hierna zet ik namens en ten behoeve van mijn cliënt, wonende aan de WÉH^M^^^^ te te mijnen kantore, hierna te noemen: "belanghebbende", die te dezer zake v^oonplaats kiest de gronden en motivering uiteen met betrekking tot het ingestelde cassatieberoep tegen de uitspraak in het hoger beroep van belanghebbende (procedurenummer BK-11/00126) met verzenddatum 14 mei 2012 tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage (AWB 10/2400 IW) betreffende de aansprakelijkstelling voor onbetaald gelaten naheffingsaanslag omzetbelasting, heffingsrente, invorderingsrente en kosten over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 alsmede tegen de uitspraak in het hoger beroep van belanghebbende (procedurenummer BK^-l 1/00125) met verzenddatum 14 mei 2012 tegen de uitspraak van dè rechtbank 's-gravenhage (AWB 10/2398 IW) betreffende dè aansprakelijkstelling voor onbetaald gelaten nahefshgsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen, heffingsrente, invorderingsrente en kosten over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004. Het cassatieberoep betreft schendmg van recht en onvoldoende motivering. Inleiding Belanghebbende is ten onrechte ais bestuurder van de besioten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JBMMBlMBIjp gjpabv te flbhbbb aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gelaten naheffingsaanslag omzetbelasting, heffingsrente, invorderingsrente en 1

kosten alsmede voor de onbetaald gelaten naheffingsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen, hefïingsrente, invorderingsrente en kosten, over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004. F e Feiten Belanghebbende heeft op eigen initiatief en als particulier contacten gelegd met I van is hij benaderd door I. Vanwege het omvangrijk netwerk van belanghebbende voor adviezen met betrekking tot irrigatieprojecten in Turkije. B fl a S Belanghebbende is ingeschreven als bestuurder bij Holdingmaatschappij is 100% - aandeelhouder van Belanghebbende heeft een 1%-belang gehad 'mwê Holding BV. eze Holding BV. c B ft c e litigieuze ondememing "9flHHBB9BV" is destijds een detacheringbureau geweest waarin Holding een 100% aandelenbelang hield. eze ondememing staat thans ingeschreven als I^pMHiM^^^BV. In M B M B l B V hebben geen activiteiten plaatsgevonden. c x> fis opgericht door de echtgenote/partner van ^p^^». e feitelijke bestuurder van die ondememing was ^ M i ^. Belanghebbende was weliswaar statutair directeur doch heeft nimmer handelingen als bestuiurder verricht Zijn bemoeienis bestond slechts uit het vrijblijvend geven van adviezen aan ^^9- Overigens lag aan de inschrijving geen aandeelhoudersbesluit ten grondslag. Belanghebbende heeft slechts de vennootschap c.q. de feitelijke bestuurder met adviezen (omtrent projecten in Turkije) bijgestaan doch heeft ninamèr zelf handelingen als bestuurder verricht Een en ander is ook orunogelijk omdat de veimootschap geen activiteiten heeft ontwikkeld. Voor zover daarbij wel facturen zijn uitgeschreven en betaald is dat uit het gezichtsveld van belanghebben^ gebleven. * ^ Ook de processtukken bevestigen dat belanghebbende geen bestuurshandelingen heeft verricht, anders dan het aandikken door belanghebbende van zijn eigen status als - vermeenddirecteur. C t> Uit getuigenverklaringen blijkt evenzeer dat" ^ü^^^^m een bedrijf is van en dat pmmmi de baas is" (zie pleitnotities eiser in hoger beroep). Belanghebbende houdt 1% van de aandelen in aandelen in deze Holding. Holding BV, houdt 99% van de C -6- e boekhouding van flhilhbb^werd verzorgd door fcappaaaamp. Niet voor niets is de arbeidsovereenkomst van belanghebbende met Administratiekantoor BV per 1 september 2003 herzien (zie productie 2, aanvullend hoger beroepschrift eiser) en werd de functie van belanghebbende herzien in de functie van commercieel medewerker. Ook uit de pleitnota van verweerder is op te maken dat ^^PP de boekhouder was voor BV en dat WÉfl in zijn functie van controller de jaarverslagen opmaakt en de fiscale aangiften verzorgde (zie pleitnota beroep van de ontvanger). 2

^ ^ Aan de verklaring van ^^^^ dat hij de boeldiouder voor W^^^^^^ BV was en dat belanghebbende geen bestuurder was van de betreffende vennootschap, is het Hof volledig p voorbij gegaan. Ook aan de verklaring van "WÊ^tS^. inhoudende dat niet belanghebbende U ^ doch GBHBHM MMWWBWBBiBHIvertegenwoordigde en dat belanghebbende niets van doen had met de betreffend vennootschap is het Hof voorbij gegaan. iïfklemt4emeer omdat belanghebbende verweten wordt bestuurdershandelingen te hebben verricht terwijl bovenbedoeld tegenbewijs niet in de uitspraak van het Hof is opgenomen, In zoverre is er reeds sprake van strijd met het motiveringsbeginsel. a Er is sprake misbruik van omstandigheden dan wel bedrog zijdens SBHSBPals gevolg f waarvan aan belanghebbende ten onrechte bij beschikking d.d. 13 augustus 2007 aansprakelijk is gesteld ter zake van de niet betaalde naheffingsaanslag omzetbelasting en loonbelasting 1 januari 2004fot en met 3 Ifdecember 2004 van I^^^^^W^^BV c.q. V- ^ te i Het door belanghebbende tegen de aanslag loonbelasting 1 januari 2004-31 december 2004 gemaakte bezwaar is door de inspecteur bij uitspraak d.d. 17 juni 2008 ten onrechte ongegrond verklaard en afgewezen. Belanghebbende dient niet te kwalificeren als bestuurder B C <i.q- aandeelhcttjder van ^^^^^^m^^wv dan wel vana^^^^^^^bv.. f Uitspraak \, * e rechtbank heeft bij uitspraak van 4 februari 2009 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Hiertegen heeft belanghebbende hoger beroep Ingesteld. Na terugverwijzing naar de rechtbank heeft het Hof uiteindelijk bij uitspraak VEfeft 20 jansari 2011 het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de beschikkinè verminderd tot 28.665 voor de omzetbelasting en de beschikking loonbelasting verminderd tot 50.133. Hiertegen richt zich het cassatieberoep met als cassatiemiddel dat het Gerechtshof in zijn genoemde uitspraak het recht heeft geschonden, althans vormen heeft verzuimd waarvan de niet-inachtneming nietigheid met zich brengt, door te overwegen en op grond daarvan recht te doen als in zijn uitspraak is weergegeven, zulks om de navolgende, mede in hun onderling verband te beschouwen redenen. Cassatiemiddel 1 % f i %? A, l> Belanghebbende gaf slechts vrij blijvend^ adviezen aan HS^^^^verder ook j) "HBr") en aan derden. Belanghebbende vertegenwoordigde op geen enkele wijze 0 C ^ p <8HBBiwpjÉBV en heeft geen enkele bestuurstaak uitgevoerd. e onderneming heeft geen activiteiten verricht. Kennelijk heeft ^^^-?en volstrekt buften de wetenschap van belanghebbende (hij was immers feitelijk geen bestuurder) - feïtiiren verstuurd en betalingen verricht. Er is misbruik gemaakt van omstandigheden zodanig dat sprake is van bedrog. Ten onrechte, heeft het Hof dit bedrog door WPniet meegewogen in zijn uitspraak.» ««i, I it klemt te meer daarbêlanghêbbende zelf geen enkelfinvloedkon urto^enen op óö~ onderliggende naheffingsaanslagen en aansprakelijkheidstelling en daardoor ook niet 3

in staat was adequaat te reageren. e uitspraalc is danpok niet nie$ de juiste redenen omkleed. % ^ Ten onrechte overweegt het Hof (2.2) dat niet in geschil is dat belanghebbende een gewezen bestuurder is in de zin van artikel 36, zesde lid, van de Invorderingswet C Belanghebbende is nimmer bestuurder geweest in ^ ^ i ^ ^ ^ ^ ^ anders dan dat belanghebbende slechts een 1%-belang heeft gehad in Holding BV. Ten onrechte neemt het Hof dit uitgangspunt over en gaat daarbij voorbij aan de feitelijke - en voor het Hof - kenbare situatie. Er is strijd met het niptiveringsbeginsel. C Het oordeel VM de rechtbank dat de "BV" door belangh^bende is opgericht, is ^ onjuist^ MÜ^^^M BV is opgericht door fc^ip dan wel door zijn echtgenote. Onjuist is evenzeer- dat belanghebbende actief is geweest met het opzetten van een irrigatieproject in Turkije. Onjuist is dat belanghebbende namens de "BV" contacten g hsiamea'^êèmmémm^^^mmèiêi^ês!/^^^^^». Relnnghehhende gaf slechts adviezen, juist omdat hij contacten had itietm^^wi^^^^^^m^^g^ g ^^^^0. Ten onrechte brengt de rechtbank deze twpe feiten met^lkaar in verbinding en overweegt dan ook ten oiu-echtè dat belanghebbende niet alleen formeel bestuurder was, maar dat hij zich ook als zodanig heeft gedragen en handelingen heeft verricht waartoe hij als bestuurder bevoegd was. Niet alleen miskent deze overweging de werkelijke situatie eii negeert het de aangedragen bewijsmiddelen, doch het Hof maakt deze door de rechtbank gebezigde overwegingen, die zowel van inhoudelijke als van formeehrechtelijke aard, tot de zijne. Reeds hierom is de uitspraak niet met de juiste redenen omkleed. Het Hof gaat uit van onjuiste premissen en neemt de overwegingen van de rechtbank over zonder nader onderzoek dan wel zonder nadere onderbouwing en met miskenning van de feitelijke en voor de rechtbank kenbare situatie. Ten onrechte overweegt het Hof in 6.1 dat belanghebbende in beroep en hoger beroep niets aangevoerd of ingebracht heeft op grond waarvan omtrent de aansprakelijkstelling anders moet worden gedacht Het Hof miskent daarmee de door belanghebbende aangedragen verklaringen yan getuigen, met name die van w^êsl^' g 1^ ^^^P en van ^^^VM^tfl oor deze verklaringen niet in 7^ n overwegingen op té ieni^n is er strijd met het motiveringsbeginsel. t Ten onrechte overweegt het Hof verder datibela^ghebbende ten behoeve van de Holdmg belastingaangiften heeft opgesteld, ondertekenden ingediend. Ook dat is ^ onjuist en in strijd met de feiten. Immers, het was die de belastingaangiftes en de gehele administratie voerde. oor dit, zelfs bij een incidenteel geval, aan belanghebbende toe te rekenen miskent het Hof de tot haar beschikking staande bevyijsmiddelen. 4 ^ Evenmin heeft belanghebbende opgericht it was ^ ^ M l dan wel zijn echtgenote. Onbegrijpelijk is dat het Hof deze kenbare feiten heeft genegeerd. e 4

feitelijke bestuurder wasqbhh9- Herhaald wordt dat belanghebbende geen bestuurdershandelingen heeft verricht doch slechts adviezen heeft verstrekt. In dit verband wordt verwezen naar zijn 1% -belang in de Holding. Belanghebbende had geen enkel belang, anders dan middellijk via zijn 1% -belang in de Holding, in WtÊÊÊBÊÊÊKÊ- Het Hof is hieraan ten onrechte voorbij gegaan. e uitspraak is niet dan wel onvoldoende met redenen omkleed. Cassatiemiddel 2 Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 3:2 AWB doordat het Hof heeft overwogen dat belanghebbende geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grpnd waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat belanghebbende in beroep en hoger beroep niets aangevoerd of ingebracht heeft op grond waarvan omtrent de aansprakelijkheid anders moet worden geoordeeld, terwijl belanghebbende tegenbewijs heeft geleverd en getuigenverklaringen heeft overgelegd. c B Schending van het Nederlandse recht, met name van artikel 3:2 AWB doordat het Hof ten onrechte heeft miskend dat belanghebbende niet als bestuurder heeft geftmctioneerd, dat belanghebbende een 1%-belang heeft gehad in SHS Holding BV doch niet in a^^w^^npsv, dat belanghebbende slechts adviezen heeft gegeven en dat de feitelijke leiding bij lü^s^^m lag. Belanghebbende is feitelijk geen bestuurder geweest van de BV en heeft geen enkele bestuurstaak uitgevoerd. Conclusie Uit het vorenstaande blijkt dat de uitspraak van de rechtbank onjuist, althans ontoereikend gemotiveerd is. Bovendien wordt door de uitspraak van de rechtbank het Nederlandse recht geschonden. Belanghebbende verzoekt Uw College dan ook deze uitspraak te vernietigen, althans zodanige voorziening te treffen als Uw College juist zal achten, met veroordeling van verweerder in de proceskosten. 5

Incidenteel cassatieberoep Het Hof heeft in onderdsei 7.2 van de uitspraak een immateriële schadevergoeding toegekend omdat de redelijke termijn na de bezwaarfase is overschreden. Het Hof heeft zonder de Minister van Veiligheid en Justitie in de zaak te betrekken geoordeeld dat aan deze l^lnister een verplichting tot schadevergoeding ad 500 wordt opgelegd. Aldus heefl het Hof, gelet op het arrest HR 10 Juni 2011, nr. 09/05113, BNB 2011/234, ten onrechte de Minister van Veiligheid en Justitie de mogelijkheid onthouden om zich uit te laten over een mogelijke rechtvaardiging van overschrijding van de termijn (zie het door mij ingestelde beroep tegen de Pagina 2

uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 25 Juli 2012, nrs. 09/00600 en 09/00601). Op grond van het vorenstaande ben ik van oordeel dat het principale beroep niet tot cassatie van de aangevallen uitspraak zal kunnen leiden. Hoogachtend, E STAATSSECRETARIS VAN nnanciën, namens deze, E IRECTEUR-GENERAAL BELASTINGIENST, loco