Een tijdelijk thuis als kinderrecht. Mariëlle Bruning



Vergelijkbare documenten
Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11

De nieuwe Jeugdwet. position paper prof.mr.drs. Marielle Bruning, afdeling Jeugdrecht, universiteit Leiden. Inleidend

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Uithuisplaatsing (UHP)

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Aanbevelingen bij de Beleidsvisie Kind in de Pleegzorg. I. Aanpassing van kinderbeschermingswetgeving

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

JEUGDBESCHERMING NOORD. Ondertoezichtstelling (OTS)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rechten en nieuwe wetten in de pleegzorg

INFORMATIE VOOR JONGEREN 1 ONDER TOEZICHT GESTELD WAT BETEKENT DAT?

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is

Wat is OTS? (Onder ToezichtStelling)

UW KIND ONDER TOEZICHT GESTELD. WAT BETEKENT DAT? INFORMATIE VOOR OUDERS 1 UW KIND ONDER TOEZICHT GESTELD. WAT BETEKENT DAT?

JEUGDBESCHERMING NOORD. Voogdij

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind

Protocol communicatie met gescheiden ouders Versie 12 maart Openbaar basisonderwijs

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Pleegoudersupport Zeeland

Als opvoeden een probleem is

Actiepunten voor de versterking van het Kinderrechtenverdrag Geformuleerd op de juridische deelconferentie van de Kinderrechtentop 2009

ADVIES OP CONCEPT UITVOERINGSBESLUIT JEUGDWET DEFENCE FOR CHILDREN. 24 december 2013

Cliënt Onder een cliënt verstaan we de jeugdige, zijn (stief)ouders of wettelijk vertegenwoordigers.

Jeugdbescherming Informatie voor jongeren

Uw kind gaat naar een pleeggezin. Pleegzorg Parlan

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Versie mei Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Voogdij

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

Jeugdbescherming Informatie voor jongeren

Terugkijken en vooruitzien: de ontwikkelingen in de toepassing van de OTS

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars

Participatie van kinderen: wat kunnen wij betekenen? Inleiding Mariëlle R. Bruning (universiteit Leiden) bij opening Kinderrechtenhuis op 28 mei 2010.

Bureau Jeugdzorg Drenthe. Ondertoezichtstelling. BureauJeugdzorgDrenthe. november 2012 /

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Voorlopige Ondertoezichtstelling (VOTS)

Het verhaal van pleegzorg

Wat is ondertoezichtstelling?

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht

Uw kind gaat naar een pleeggezin

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

Schuingedrukte woorden worden uitgelegd in een woordenlijst op pagina 4.

Voogdij Als ouders niet meer voor hun kind kunnen zorgen

Voor ouders over de voogdijmaatregel

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

INFORMATIE VOOR OUDERS 4 UW KIND ONDER VOOGDIJ WAT BETEKENT DAT?

De Werkwijze. van de William Schrikker. Jeugdbescherming. bij een Voogdijmaatregel

Voogdijmaatregel Informatie voor ouders over voogdij

FACTSHEET PLEEGZORG 2012

Profiel bijzondere curator in Jeugdzaken

DE KINDEROMBUDSMAN PRESENTEERT EERSTE NEDERLANDSE KINDERRECHTENMONITOR: GROTE ZORGEN OVER HALF MILJOEN KINDEREN

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

7,4. Spreekbeurt door een scholier 2552 woorden 16 december keer beoordeeld. Nederlands

Ons aanbod. Voor professionals

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

Echtscheiding. Gezag, omgang en informatie Mw. mr. M. (Marianne) Lautenbach

Betreft: zorgen over alleenstaande kinderen in Nederland (agendapunt 1 van het AO op 12 november 2015)

Minderjarigheid in het recht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/240

Protocol Informatieverstrekking. november 2017

De rechten van grootouders

Pleegzorg doe je samen

INZICHT IN JEUGDRECHT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Wat is ondertoezichtstelling?

Er zijn als het moet. Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking

Ondertoezichtstelling

Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is:

AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz)

De Stichting Bureau Jeugdzorg te Eindhoven, mede kantoorhoudende te Breda, hierna te noemen: de stichting, en de minderjarige [naam minderjarige].

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0682 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2013:3850

De Wet op de Jeugdzorg in grote lijnen

ECLI:NL:GHAMS:2015:4056 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

ONDER VOOGDIJ WAT BETEKENT DAT? INFORMATIE VOOR JONGEREN

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

Perspectief in Pleegzorg:

GMR/ Heerenveen, 17 juni 2010

Geschiedenis van de OTS

Veilig opgroeien in een gezinssituatie. Gezinswonen

Kind- en effectrapportage Recht op afstamming in brede zin van het woord

0807 omslag wsj vader en moeder: 12/05 omslag 'Vragen..' :54 Pagina 2

Gescheiden als partner, verbonden als ouder

Defence for Children over de wetsevaluatie Wet op de jeugdzorg

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Pleegzorg, dat doen we samen. Over de samenwerking tussen Bureau Jeugdzorg en Pleegzorg

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Wat is Voogdij? Deze folder is voor ouders van cliënten van de

Richtlijn / info voor ouders. Uithuisplaatsing. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP

Als opvoeden een probleem is

JEUGDHULPVERLENING. JEUGDBESCHERMING. GEESTELIJKE GE-

Betreft: informatie over toestemmingsvereiste WGBO bij minderjarigen in relatie tot kindermishandeling

Gezagsdragers hebben (anders dan pleegouders) de plicht te voorzien in het levensonderhoud van het kind waarover zij het gezag uitoefenen.

ECLI:NL:GHAMS:2016:573 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Transcriptie:

Mariëlle Bruning Geachte dames en heren, beste Leidse alumni, Kinderen horen in een gezin. Dat willen ouders graag en dat willen kinderen graag. Toch loopt het soms spaak tussen die twee. Dan kan het beter zijn om het kind tegen zichzelf of tegen zijn ouders te beschermen door het uit huis te plaatsen. Wie deze ingrijpende beslissing moet nemen, komt voor lastige juridische dilemma s te staan. Wanneer is er voldoende reden om een kind uit huis te plaatsen? Welke opvang is het meest geschikt: pleeggezin, open of gesloten jeugdinrichting? Hoe lang kan het kind daar blijven? Wat zijn de juridische consequenties? Met welke waarborgen is de overheidsbemoeienis effectief maar tot een minimum beperkt? Welke rechten hebben kinderen die van hun ouders of primaire verzorgers worden gescheiden en welke verplichtingen gelden in dat opzicht voor de overheid? Vanmiddag wil ik met u stilstaan bij kinderrechten voor kinderen die niet (langer) thuis kunnen blijven wonen. Kinderen die in alternatieve zorg verblijven uit huis geplaatste kinderen zijn extra kwetsbaar. Hoe ingrijpend is het immers om als kind gescheiden te worden van ouders of andere primaire verzorgers of dit nu direct na de geboorte is of op een leeftijd waarop een kind zich geheel bewust is van deze scheiding. In het VN- Kinderrechtenverdrag zijn verschillende kinderrechten vastgelegd voor kinderen die in hun oorspronkelijke gezinssituatie opgroeien en kinderen in alternatieve zorg. Deze laatste groep kwetsbare kinderen hebben recent meer mondiale aandacht gekregen. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft in 2009 de Richtlijnen Children in Alternative Care vastgesteld en dit betekent een belangrijke erkenning voor de bijzondere bescherming voor deze kwetsbare groep kinderen. Tegelijk biedt dit document een groot aantal rechten voor kinderen in alternatieve zorg en waarborgen die moeten gelden bij een scheiding van kind en ouders en dit is vanuit kinderrechtenperspectief een mijlpaal te noemen. Mijn voordracht zal zich richten op de vraag welke kinderrechten voor kinderen in alternatieve zorg zijn af te leiden uit het VN-Kinderrechtenverdrag en de Richtlijnen van de Verenigde Naties uit 2009. En wat betekenen deze kinderrechten voor de Nederlandse wet- en regelgeving? Als jurist ben ik immers nieuwsgierig naar de vraag of, en zo ja in hoeverre Nederland voldoet aan haar internationale verplichtingen en zorgt dat deze kinderrechten ook voldoende invulling krijgen voor kinderen die in Nederland door de overheid of op initiatief van de ouders zelf uit huis worden geplaatst. Kind en ouders horen samen, tenzij Het VN-Kinderrechtenverdrag uit 1989, ook wel afgekort als IVRK, is misschien wel het belangrijkste mondiale mensenrechtenverdrag: behalve de Verenigde Staten en Somalië hebben alle landen ter wereld dit verdrag ondertekend en geratificeerd. Uitgangspunt van het VN-Kinderrechtenverdrag is dat kinderen en ouders bij elkaar horen. In de Preambule 1

is te vinden dat aan het gezin als kern van de samenleving en de natuurlijke omgeving voor de ontplooiing en het welzijn van kinderen in het bijzonder, de nodige bescherming en bijstand moet worden verleend en dat het kind voor de volledige en harmonische ontplooiing van zijn of haar persoonlijkheid dient op te groeien in een gezinsomgeving, in een sfeer van geluk, liefde en begrip. In artikel 5 en 18 van het Verdrag wordt het recht van het kind om bij ouders op te groeien en het recht van alle gezinsleden op ondersteuning bij de verzorging en opvoeding benadrukt. Het Kinderrechtenverdrag onderstreept dus uitdrukkelijk dat kinderen thuishoren in de eigen omgeving. Maar wat als het thuis niet meer gaat? In het Verdrag is in artikel 19 ook het recht van kinderen op bescherming tegen elke vorm van kindermishandeling te vinden, of het nu om seksueel misbruik, fysiek geweld of verwaarlozing gaat. Niet altijd kunnen kinderen bij ouders opgroeien. Soms kunnen ouders de benodigde zorg niet bieden bij opgroeiproblemen van het kind, soms ook willen ouders geen zorg bieden en is sprake van opvoedproblemen. In dergelijke situaties kunnen ouders zelf beslissen om hun kind al dan niet tijdelijk elders te laten verblijven, of kan de overheid zich gaan bemoeien met het gezin en kan door de rechter besloten worden tot een gedwongen uithuisplaatsing van het kind. Artikel 9 van het Kinderrechtenverdrag spreekt over de waarborg voor een kind om niet te worden gescheiden van zijn of haar ouders, tenzij de bevoegde autoriteiten beslissen dat deze scheiding noodzakelijk is in het belang van het kind, bijvoorbeeld wanneer sprake is van misbruik of verwaarlozing. In dat geval moeten de belangen van het kind zorgvuldig en transparant worden gewogen (artikel 3 IVRK) en moet de mogelijkheid van rechterlijke toetsing bestaan. Ook moeten alle betrokkenen de gelegenheid krijgen om aan de procedures deel te nemen en hun standpunten naar voren te brengen en hebben het kind en de ouders in beginsel recht op omgang en contact op regelmatige basis. In artikel 9 worden dus al verschillende kinderrechten benoemd voor kinderen die uit huis geplaatst worden. Verder is in artikel 25 te vinden dat elk uit huis geplaatst kind recht heeft op een periodieke evaluatie van de uithuisplaatsing. Artikel 3 lid 3 schrijft voor dat de zorg voor kinderen wordt geboden door voldoende geschoolde en gekwalificeerde hulpverleners. Artikel 20 IVRK benadrukt dat een kind dat tijdelijk of blijvend het verblijf in het eigen gezin moet missen of dat men in zijn belang niet kan toestaan om in het gezin te blijven, recht heeft op bijzondere bescherming en bijstand van staatswege. De overheid heeft een inspanningsverplichting om deze extra kwetsbare groep kinderen te beschermen. Ook valt uit het derde lid van artikel 20 van het Kinderrechtenverdrag af te leiden dat de lidstaat een andere vorm van zorg voor dat kind moet bieden en dat daarbij plaatsing in een pleeggezin de meest wenselijke optie is, tenzij het noodzakelijk is dat een kind in een residentiële instelling wordt geplaatst. In het Kinderrechtenverdrag krijgen kinderen die uit huis worden geplaatst bijzondere aandacht, zo blijkt uit dit alles, en ook worden verschillende waarborgen vastgelegd voor kinderen die met een uithuisplaatsing te maken krijgen. UN-Guidelines for the Alternative Care of Children In 2004 vroeg het VN-Kinderrechtencomité, dat toeziet op de naleving van het Verdrag, om speciale aandacht voor kinderen zonder ouderlijke zorg nadat verschillende 2

organisaties hun zorgen bij het Comité hadden uitgesproken over de rechten van deze kinderen. Het Comité sprak de wens uit dat Richtlijnen - internationale standaards - zouden worden ontwikkeld voor kinderen zonder ouderlijke zorg. Een NGO-werkgroep heeft deze richtlijnen in de daarop volgende jaren voorbereid. Precies op de twintigste verjaardag van het Kinderrechtenverdrag 20 november 2009 zijn deze Richtlijnen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. De Richtlijnen zijn bedoeld om de kinderrechten van kinderen die niet meer thuis kunnen wonen die te vinden zijn in het Kinderrechtenverdrag en andere internationale documenten te bevorderen. Het ultieme doel van de Richtlijnen is om kinderen bij ouders te laten wonen of anders bij ouders of andere familieleden terug te plaatsen. Lidstaten zijn verplicht om gezinnen hiertoe voldoende te ondersteunen. Als dit onmogelijk is, dan moet een andere passende en permanente oplossing gevonden worden voor deze kinderen. Er worden in de Richtlijnen drie vormen van alternatieve zorg onderscheiden: 1. informele zorg/ kinship care; 2. pleegzorg/ foster care; 3. residentiële zorg. Recht van een kind op een tijdelijk thuis Opvallend is dat de Richtlijnen zich zo duidelijk veel duidelijker nog dan het Kinderrechtenverdrag uitspreken over de voorkeur om een kind dat niet langer thuis kan wonen, in een pleeggezin op te laten groeien, binnen het eigen netwerk of daarbuiten. Het recht op een tijdelijk thuis in een gezinsomgeving voor elk kind in alternatieve zorg. In de Richtlijnen staat dat het gebruik van residentiële zorg moet worden beperkt tot situaties waarin dit passend, noodzakelijk en constructief is voor het kind (par. 21). Ook is in de Richtlijnen vastgelegd dat alternatieve zorg voor jonge kinderen, in het bijzonder voor kinderen jonger dan drie jaar, in een gezinsvervangende omgeving moet plaatsvinden, in een zogenaamde familie-setting, tenzij hierdoor broertjes en zusjes van elkaar moeten worden gescheiden of als het gaat om een noodmaatregel in een crisissituatie. Daarbij wordt uitdrukkelijk verwezen naar de overheersende opvatting van experts. Hiermee wordt de kennis bedoeld vanuit de pedagogiek over veilige gehechtheid attachment, de basisbehoefte van elk kind op een primaire hechtingsfiguur en de schade bij het doorbreken van gehechtheidsrelaties. Lidstaten moeten dan ook hun uiterste best doen om te zorgen voor voldoende aanbod van gezinsvervangende zorg: netwerkpleeggezinnen, reguliere pleeggezinnen en andere vormen van gezinsvervangende zorg, zoals gezinshuizen. Het is in dit opzicht interessant dat Amsterdam inmiddels een beleid heeft dat elk kind jonger dan zes jaar bij een uithuisplaatsing in een gezinsvervangende setting wordt geplaatst en dat residentiële opvang voor deze groep kinderen niet meer voorhanden is. Over Spanje las ik onlangs dat er plannen zijn om wettelijk vast te leggen dat kinderen jonger dan zes jaar alleen nog maar in een familiesetting (en niet in een residentiële instelling) mogen worden opgevangen als zij van hun ouders worden gescheiden. In Nederland bestaat vooralsnog geen wet of regel die benadrukt dat pleegzorg de voorkeur heeft voor kinderen die niet meer thuis kunnen wonen. Een aanpassing van boek 1 BW, de Wet op de jeugdzorg, of van het Uitvoeringsbesluit bij de Wet op de jeugdzorg, lijkt mij wenselijk om de voorkeur voor alternatieve zorg in een 3

gezinsomgeving vast te leggen, net zoals dat in de VN-Richtlijnen is geformuleerd. Deze voorkeur voor pleegzorg als vorm van alternatieve zorg, en ook het uitgangspunt dat voor jonge kinderen alleen maar pleegzorg zou moeten worden aangeboden bij uithuisplaatsing, zou ook kunnen worden meegenomen bij de totstandkoming van een nieuwe wet Zorg voor jeugd. Deze nieuwe wet moet straks de wettelijke basis vormen voor de stelselherziening van de jeugdzorg, die nu in volle gang is en waarmee gemeenten straks verantwoordelijk worden voor jeugdzorg in Nederland. Welke rechten hebben kinderen in alternatieve zorg? We hebben gezien dat in internationale documenten wordt benadrukt dat kinderen thuis horen en dat als zij toch uit huis moeten worden geplaatst vanwege opvoed- of opgroeiproblemen, zij in beginsel recht hebben op zorg in een familie-setting. Vooral voor jonge kinderen is dit op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten met betrekking tot gehechtheid van groot belang. Een recht op een tijdelijk thuis in een gezinsomgeving: de Richtlijnen van de VN benadrukken dit, en ook lijkt dit zoals gezegd afgeleid te kunnen worden uit het VN-Kinderrechtenverdrag. Maar deze internationale documenten garanderen nog een aantal belangrijke andere rechten voor kinderen die te maken krijgen met een uithuisplaatsing. Ik noemde zojuist al dat uit het Kinderrechtenverdrag is af te leiden dat uit huis geplaatste kinderen recht hebben op: 1. een zorgvuldige en transparante belangenafweging bij beslissingen over scheiding van ouder(s) en kind; 2. rechterlijke toetsing; 3. participatie meedenken en meebeslissen - bij beslissingen over uithuisplaatsing; 4. recht op omgang en contact na uithuisplaatsing; 5. recht op periodieke evaluatie. In de Richtlijnen zijn deze rechten nader uitgewerkt en worden daarnaast nog veel meer garanties geformuleerd voor kinderen in alternatieve zorg. Zo is bijvoorbeeld vastgelegd dat broertjes en zusjes in beginsel niet mogen worden gescheiden en dat zij na scheiding contact zouden moeten houden met elkaar. Uit huis geplaatste kinderen hebben recht op een snelle toekomstplanning, binnen redelijke termijn (snelheid is voor jonge kinderen zeer belangrijk), waarbij voldoende aandacht is voor het recht van een kind op stabiliteit en continuïteit in de verzorging en opvoeding - permanency planning -. Kinderen hebben ook recht op een veilige leefomgeving en op onafhankelijk toezicht op alternatieve zorg, bijvoorbeeld via een Inspectie Jeugdzorg. Ook kan voorzichtig uit de VN-Richtlijnen worden afgeleid dat een kind dat te maken krijgt met een beslissing over alternatieve zorg, recht heeft op bijstand in de gerechtelijke procedure. De Richtlijnen spreken over het recht op rechtsbijstand voor zover dat passend appropriate is; dat is dus nog voorzichtig uitgedrukt. In de Europese Richtlijnen on Child-Friendly Justice die in november 2010 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa zijn aangenomen, is ook te vinden dat een kind recht heeft op eigen rechtsbijstand in procedures waarin er een conflict van belangen tussen het kind en zijn of haar ouders of andere betrokkenen is of zou kunnen zijn (par. 37). Uithuisplaatsingen van kinderen gaan wat mij betreft zo ongeveer altijd om een conflict van belangen: ouders zien het kind eigenlijk altijd wel het liefst thuis, terwijl het voor de ontwikkeling van een 4

kind soms veiliger of beter is op een andere plek. In Nederland zouden wij veel meer aandacht moeten besteden aan dit recht van kinderen die met alternatieve zorg te maken krijgen op rechtsbijstand of vertegenwoordiging tijdens een procedure. Advocaten voor het kind komen we op dergelijke zittingen maar zelden tegen, en de mogelijkheid tot benoeming van een bijzondere curator wordt maar weinig gebruikt. De vraag of een bijzondere curator bij een ondertoezichtstelling een rol kan spelen, wordt in de jurisprudentie ook op verschillende wijze beantwoord; soms wordt een bijzondere curator wel benoemd, soms ook niet omdat er geen sprake zou zijn van een conflict van belangen en een gezinsvoogd het kind al vertegenwoordigt. Een pleeggezinplaatsing Laten we een uitstapje maken. Om wat voor situaties gaat het nu eigenlijk als kinderen uit huis worden geplaatst? Ik wil u de casus voorleggen van Wiebe, zomaar een kind dat niet langer thuis kan wonen: Wiebe is een ruim tweejarige peuter. Zijn moeder, die het ouderlijk gezag heeft, is sinds enkele jaren drugsverslaafd. De relatie met de vader van Wiebe, die jarenlang verslaafd is aan harddrugs, is nog tijdens de zwangerschap beëindigd. Moeders leven wordt gekenmerkt door onrust en instabiliteit. De relatie tussen moeder en haar ouders is verstoord als gevolg van moeders problematiek; haar ouders geven aan dat zij afstand nemen van hun dochter omdat dit slecht is voor hun gezondheid. Als gevolg van haar drugsverslaving heeft moeder problemen op haar werk en financiële problemen. Hierdoor lukt het haar niet om een betrouwbare en voorspelbare opvoeder voor Wiebe te zijn. Hij gaat niet op een vast tijdstip naar bed en moeder kookt zelden. Wiebe bezoekt twee dagen per week een kinderdagverblijf, waar de leiding constateert dat zijn kleren te klein en kapot zijn en hij vaak geen fruit of brood bij zich heeft. Als moeder afscheid neemt klampt hij zich krijsend aan haar vast en als zij hem ophaalt negeert hij haar. Opvallend is dat hij geen troost of steun bij moeder lijkt te zoeken. Het hoofd van het kinderdagverblijf heeft contact met moeder gezocht en haar zorg uitgesproken. Moeder verzet zich tegen elke vorm van hulp. Er wordt op initiatief van het kinderdagverblijf een overleg met hulpverleners van Bureau Jeugdzorg georganiseerd. De Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld en na onderzoek verzoekt de Raad de kinderrechter om een OTS en een machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter spreekt de OTS uit en verleent de machtiging tot uithuisplaatsing. Wiebe kan in een pleeggezin terecht. Op aandringen van Bureau Jeugdzorg wordt moeder opgenomen in de afkickkliniek, maar ze vertrekt hier na een maand. Zij verliest haar baan en dreigt uit haar woning te worden gezet. Zij is een tijdlang spoorloos. Met Wiebe heeft zij een bezoekregeling van één keer per twee weken anderhalf uur op het kantoor van Bureau Jeugdzorg; het doel is observatie van de contacten tussen Wiebe en moeder. Moeder komt vaker niet dan wel en vertoont tijdens de bezoeken agressief gedrag naar de gezinsvoogd. Ondanks intensieve hulpverlening voor zowel haar financiële problemen als haar verslavingsproblematiek lukt het moeder niet om weer stabiliteit in haar leven te creëren. Wiebe is inmiddels drie jaar. Hij verzet zich steeds meer tegen pleegouders en vertoont eet- en slaapproblemen, met name na een bezoek met moeder. Bureau Jeugdzorg besluit dat Wiebe niet terug naar moeder kan en dat hij in een pleeggezin zal opgroeien. Het pleeggezin waar hij woont 5

heeft aangegeven dat zij een langdurig aanbod voor Wiebe hebben. De kortdurende plaatsing wordt omgezet in een langdurige. Moeder kan hiermee niet instemmen, maar ziet geen andere optie aangezien zij inmiddels geen woning meer heeft. Zeven jaar later, als Wiebe 10 jaar is, woont hij nog steeds bij zijn pleegouders. Met zijn moeder heeft hij nauwelijks contact. Er is een begeleide omgang van viermaal per jaar in het pleeggezin; moeder komt soms wel, soms onaangekondigd ook niet. Moeder is inmiddels van het gezag ontheven en Bureau Jeugdzorg oefent de voogdij uit over Wiebe. De pleegouders besluiten na instemming van Bureau Jeugdzorg dat zij een verzoek indienen bij de rechter om zelf met de voogdij over Wiebe te worden belast, zodat zij eindelijk zelf verantwoordelijk kunnen worden over het nemen van opvoedbeslissingen over Wiebe. Als moeder wordt opgeroepen op de zitting, geeft zij aan dat zij het hier niet mee eens is. De kinderrechter besluit Wiebe ook te horen, ook al is hij nog geen twaalf jaar oud. Wiebe geeft aan dat hij al die juridische termen niet begrijpt, maar dat hij maar één ding wil: dat zijn pleegouders bepalen wanneer hij zijn moeder ziet. De kinderrechter weegt deze mening zwaar mee en besluit om de voogdij aan de pleegouders toe te wijzen. Welke rechten zijn in deze casus belangrijk voor Wiebe? De rechten van kinderen in alternatieve zorg die eerder de revue passeerden, kunnen hier duidelijk geïllustreerd worden. Ten eerste is dat het recht van Wiebe op een tijdelijk thuis in een familie-setting; gelukkig was er voor Wiebe direct een pleeggezin beschikbaar. De kinderrechter heeft op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming zorgvuldig afgewogen of er voldoende reden was om Wiebe van zijn moeder te scheiden en hem elders te plaatsen en heeft dit in de beschikking gemotiveerd. Na de uithuisplaatsing is geprobeerd om zoveel mogelijk contact tussen Wiebe en moeder te realiseren; helaas lukte het moeder niet om zich aan de omgangsafspraken te houden en kwam zij vaak niet opdagen, wat erg schadelijk was voor Wiebe. Er is redelijk snel beslist over het toekomstperspectief van Wiebe, nadat duidelijk was geworden dat moeder niet binnen een voor het kind aanvaardbare termijn weer voor Wiebe kon zorgen. Gelukkig was hetzelfde pleeggezin beschikbaar als perspectiefbiedend pleeggezin en kon Wiebe blijven waar hij was. De pleeggezinplaatsing is daarna regelmatig geëvalueerd, waarbij aandacht was voor mogelijkheden tot omgang en contact met moeder. Dit leidt op een gegeven moment tot een rechterlijke beslissing tot ontheffing van moeder van het gezag, waarna Bureau Jeugdzorg de voogdij over Wiebe uitoefent. Nog weer wat later leidt de wens van de pleegouders om zelf de voogdij uit te oefenen tot een beslissing van de kinderrechter waarin dit verzoek wordt toegekend. Bij deze beslissing weegt de mening van de dan tienjarige Wiebe zwaar mee; hij wil dat zijn pleegouders voortaan over hem kunnen beslissen. Het recht op participatie van Wiebe wordt zo duidelijk invulling gegeven. Dit voorbeeld geeft weer hoe er in een perfecte wereld in een situatie waarin voor alle partijen duidelijk is dat moeder nu en in de toekomst geen passend opvoedklimaat te bieden heeft voor haar zoontje, invulling zou worden gegeven aan de rechten van Wiebe. Helaas komen we een dergelijke casus in de praktijk zelden tot nooit tegen. De praktijk is veel weerbarstiger: meestal is het lang niet duidelijk of er een toekomst van het kind bij de eigen ouders ligt en worden beslissingen over het toekomstperspectief van het kind lang uitgesteld. Pleegkinderen worden regelmatig teruggeplaatst om het thuis weer te 6

proberen, of overgeplaatst van een crisispleeggezin dat slechts de eerste maanden een pleegkind opvangt naar een perspectiefbiedend pleeggezin, met alle spanningen van dien. Een ondertoezichtstelling met een uithuisplaatsing duurt vaak jaren met een jaarlijkse rechterlijke verlenging, terwijl een ontheffing van het gezag niet vaak wordt uitgesproken. Kinderen jonger dan twaalf jaar worden lang niet altijd door de rechter betrokken of gehoord. Wat gaat goed en wat kan beter? In Nederland is het aantal pleeggezinnen de laatste jaren toegenomen en is het aantal pleeggezinplaatsingen gegroeid, en dat valt toe te juichen. In Nederland hebben in 2010 24.150 kinderen voor kortere of langere tijd gebruik gemaakt van pleegzorg. In de afgelopen tien jaar is het aantal kinderen dat gebruik maakt van pleegzorg verdubbeld. Ook is er aandacht voor andere vormen van alternatieve zorg in gezinsverband, zoals gezinshuizen. Ik gaf al aan dat de voorkeur voor een plaatsing van een kind in een familie-setting als eerste vorm van alternatieve zorg in Nederland wat mij betreft een plekje in wet- of regelgeving verdient. Als het gaat om een zorgvuldige en transparante belangenafweging bij beslissingen over uithuisplaatsingen, dan kunnen we nog veel leren van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, die in de afgelopen jaren in haar uitspraken heeft laten zien de belangen van het kind voor elke concrete situatie zo gedetailleerd mogelijk te formuleren en vervolgens de verschillende belangen van het kind te wegen. Ook kunnen wij bij het Europees Hof nog veel leren over het wegen van de mening van een minderjarige in een procedure over alternatieve zorg. De zaak Aune tegen Noorwegen (EHRM 28 oktober 2010, EHRC 2011/16) maakt duidelijk dat ook kinderen heel duidelijk kunnen aangeven wat belangrijk voor ze is. In deze zaak gaf een negenjarig kind glashelder aan dat hij een adoptie door zijn pleegouders wenste, ook al wilde zijn moeder dat niet. Hij wist niets over het juridische kader van een adoptie en een gezagsontneming van moeder, maar wilde dat zijn pleegouders voortaan de regie hadden over de vraag of moeder wel of geen omgang of contact met hem had. Dit was voor het hoogste Noorse rechtscollege een bepalende factor om te beslissen tot adoptie en voor het Hof belangrijk voor de conclusie dat een adoptie geen schending opleverde van het recht op gezinsleven van moeder zoals dat in artikel 8 EVRM is vastgelegd. In Nederland zou het recht van kinderen om gehoord te worden in procedures verbeterd kunnen worden. Er zou meer aandacht moeten zijn voor de positie van kinderen jonger dan twaalf jaar. De huidige praktijk waarin kinderen via een zgn. meldbrief voor de zitting worden opgeroepen en waarin bij verlengingsbeslissingen staat vermeld dat zij alleen gehoord worden op zitting als zij daarom zelf voorafgaand aan de zitting verzoeken, verdient aanpassing. Ook zou meer gebruik moeten worden gemaakt van een bijzondere curator of een advocaat voor kinderen die met beslissingen over alternatieve zorg te maken krijgen. Het wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen, dat momenteel aanhangig is in de Eerste Kamer, biedt belangrijke verbeteringen voor pleegkinderen en hun pleegouders. Zo is straks voor elke verplaatsing van een pleegkind uit een pleeggezin 7

nadat een kind een jaar in dat pleeggezin heeft gewoond, een rechterlijke beslissing verplicht bij een ondertoezichtstelling. Als een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing langer dan twee jaar duurt, moet de Raad voor de Kinderbescherming bij de kinderrechter een advies indienen over de vraag of een gezagsbeëindigende maatregel niet passender is. Bij een voogdij over een pleegkind dat door Bureau Jeugdzorg wordt uitgeoefend, moet straks jaarlijks gerapporteerd worden over de voortgang van de voogdij, waarbij aandacht moet worden besteed aan vragen als: hoe staat het met omgang en contact tussen het kind en de eigen ouders en met broertjes of zusjes, is het wenselijk dat pleegouders de voogdij over hun pleegkind uitoefenen, etc. Het wetsvoorstel komt zo tegemoet aan verschillende kinderrechten die eerder zijn genoemd. Wat vinden kinderen in alternatieve zorg zelf van hun rechten? Vanmiddag hebben we stilgestaan bij de vraag welke rechten voor kinderen in alternatieve zorg voortvloeien uit internationale documenten, in welk opzicht deze rechten in Nederland zijn geïmplementeerd en hoe dat nog beter kan. Ik wil jullie tenslotte informeren over welke rechten kinderen die met een uithuisplaatsing te maken krijgen nu zelf belangrijk vinden. Drie internationale organisaties SOS-Kinderdorf International, IFCO en FICE die actief zijn op het gebied van zorg voor kinderen en jeugdigen hebben enkele jaren terug het initiatief genomen voor het internationale project Quality4Children. De doelstelling was om de ontwikkelingskansen van kinderen in alternatieve zorg (pleegzorg en residentiële zorg) te garanderen en te verbeteren door kwaliteitsstandaarden te ontwikkelen. In juni 2007 zijn de internationale kwaliteitsstandaarden van de 32 deelnemende landen gepubliceerd. Vanaf 2005 is er in Nederland een nationaal team Quality4Children gestart, die kinderen, ouders en pleegouders in de jeugdzorg actief heeft betrokken bij de doorontwikkeling en implementatie van de kwaliteitsstandaarden. Dit heeft geleid tot een lijst van kwaliteitsstandaarden in het licht van jeugdzorg en alternatieve zorg voor kinderen die in het voorjaar van 2009 zijn gepresenteerd. Deze standaarden zijn geformuleerd op basis van de perspectieven van de kinderen, jongeren en ouders zelf. Wat opvalt, is dat de rechten die wij vanmiddag hebben besproken, in belangrijke mate terug te vinden zijn in de 19 basisstandaarden. Zo is de eerste standaard: alles is erop gericht om uithuisplaatsing te voorkomen ( ik woon het liefst thuis bij familie of bekenden ). Andere standaarden zijn bijvoorbeeld: Jeugdigen kunnen blijven wonen op een plaats waar zij zich thuis voelen ( ik wil niet naar een andere plek als ik me goed en thuis voel waar ik woon ), de hulpverlening garandeert de veiligheid van de jeugdigen ( ik woon op een plek waar ik veilig ben en me thuis voel ), jeugdigen en hun familie hebben de regie ( mijn familie en ik bepalen wat er met mij gebeurt ), jeugdigen kunnen contact onderhouden met familie en vrienden ( ik kan bij mijn familie en vrienden blijven horen en contact met hen hebben ), Pleegouders en professionals luisteren naar jeugdigen en nemen hen serieus ( ik heb te maken met pleegouders en professionals die geïnteresseerd zijn in mij en mijn mening ). 8

Deze standaarden die door minderjarigen en hun ouders zijn geformuleerd, komen in hoge mate overeen met de rechten van kinderen in alternatieve zorg die voortvloeien uit de internationale documenten. Kinderen die met een uithuisplaatsing te maken krijgen, vinden de hierboven besproken rechten zeer belangrijk. Zij leggen veel nadruk op het belang van een plek waar zij zich thuis voelen. Een familie-setting zoals een pleeggezin zal het meest tegemoet komen aan een al dan niet tijdelijk nieuw thuis. Juist omdat ook kinderen zelf de eerder besproken kinderrechten benadrukken in situaties van een uithuisplaatsing, zullen deze rechten serieus moeten worden genomen bij een uithuisplaatsing en moet meer werk gemaakt worden van de implementatie van deze rechten in Nederland. Ten slotte Ik kom tot een afronding. Nederland is met de implementatie van het VN- Kinderrechtenverdrag belangrijke verplichtingen aangegaan om de kinderrechten uit het Verdrag te waarborgen. Voor kinderen die van hun ouders worden gescheiden kinderen in alternatieve zorg gelden een aantal bijzondere kinderrechten omdat zij extra kwetsbaar zijn. Deze rechten zijn vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag, en nog veel uitgebreider uitgewerkt in de VN-Guidelines for Children in Alternative Care. Recht op een tijdelijk thuis het liefst in een familie-setting betekent dat een kind op een plek terecht komt waar het zich geborgen weet, veilig is en bovenal zich thuis voelt. Plaatsing in een pleeggezin is voor elk kind in beginsel de meest passende vorm van gezinsvervangende zorg, te meer als het gaat om jonge kinderen. Daarbij moet bij beslissingen tot uithuisplaatsing aandacht zijn voor het zorgvuldig wegen van de belangen van een kind, rechterlijke toetsing, participatie van het kind in de procedure, omgang en contact na uithuisplaatsing, recht op periodieke evaluatie en toezicht (monitoring) op de veiligheid van kinderen in alternatieve zorg. Ook heeft een kind recht op bijstand tijdens procedures; een advocaat of een bijzondere curator kan in dit opzicht veel betekenen en zou meer moeten worden ingezet. Het liedje Ouders gezocht van Kinderen voor Kinderen geeft mijn boodschap kernachtig weer: Verwacht niet van een kind dat het zich zelf opvoedt het heeft een ouder nodig die dat voor hem doet lieve ouders nodig brede schouders nodig en een arm om hem heen een huis, een tijdelijk thuis, een kind kan het niet alleen. De komende jaren ga ik samen met mijn collega s van de afdeling jeugdrecht vanuit onze juridische discipline meer aandacht besteden aan kinderen in alternatieve zorg. Dat is mede mogelijk gemaakt door een genereuze gift van Stichting Maan, zodat een PhD bij mij promotieonderzoek kan doen naar de positie van het pleegkind. Een andere 9

promovenda van mij verricht onderzoek naar kinderen die in gesloten setting worden geplaatst: een accommodatie voor gesloten jeugdzorg of een justitiële jeugdinrichting.. Bij dit onderzoek is een belangrijke vraag hoe overheidsbemoeienis in het gezinsleven bij beslissingen tot scheiding van ouders en kind worden gelegitimeerd en welke rechtswaarborgen daarbij gelden. Internationale mensenrechtendocumenten en jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen ons hiertoe richtlijnen en uitgangspunten bieden. Ook zullen wij in het onderwijs aandacht aan dit relevante thema besteden. De master jeugdrecht, die wij in september 2012 voor het eerst zullen starten en die uniek want enig in zijn soort is in Nederland, biedt ons hiervoor vele mogelijkheden voor juridisch onderwijs. De UNICEF-leerstoelhouder Children s Rights, die per 15 maart bij ons zal beginnen, kan voor een verdere versterking en verdieping zorgen. Onze ambities zijn groot: binnen enkele jaren wil onze faculteit niet alleen een master jeugdrecht met civiel effect, maar ook een Engelstalige master Children s Rights starten. Wij zijn daar nu hard mee bezig. Maar ook voor niet-juristen zullen wij ons de komende jaren inzetten om kennis over kinderrechten uit te dragen. Een kenniscentrum Kinderrechten in Leiden waar rechten van kinderen in alternatieve zorg een belangrijke plek krijgen is ons streven. Het LUF stond aan de bakermat van deze ontwikkelingen door in mij te vertrouwen en mij een LUF- Chair Jeugdrecht aan te bieden, die inmiddels is omgezet in een reguliere aanstelling aan de juridische faculteit. Ik ben het LUF en u allen als alumni daar zeer erkentelijk voor. U zult ongetwijfeld opnieuw van mij en mijn afdeling jeugdrecht horen, zodat de rechten van kinderen in alternatieve zorg, waaronder het recht op een tijdelijk thuis, meer aandacht krijgen. Iedereen heeft toch een thuis als veilige haven nodig, en kinderen al helemaal. Ik dank u voor uw aandacht. 10