Vooronderzoek. Minicongres talentontwikkeling - de stand in het land



Vergelijkbare documenten
Minicongres talentontwikkeling: de stand in het land

Bureau ART Oktober 2010 Margreet Windhorst Peter van der Zant

Inventarisatie toptalentontwikkeling

Talentontwikkeling in de vrijetijdsketen

Talentontwikkelingsketens in de kunsten

SAMENWERKING CULTUUR OOST-NEDERLAND

Antwoord blad Methodes van beantwoorden:

Niet onder de korenmaat Jonge talenten in de kunsten vier jaar gevolgd

THEATER DEGASTEN WIE ZIJN WIJ?

Raad voor Cultuur Prins Willem Alexanderhof BE..DEN HAAG. Datum Betreft adviesaanvraag culturele basisinfrastructuur

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG.. Datum 23 oktober 2014 Betreft uitwerking brief talentontwikkeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kunstgebouw Beleidsplan

in het mbo Werken aan uitstroom - instroom

Talentontwikkeling voor theatermakers

Theaterbeoefenaars in Nederland gemeten

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding tot de verkenning. 1.2 Beleidscontext

Kunstgebouw Beleidsplan

Samen naar cultuur voor iedereen

Definities kernbegrippen sector

Zicht op... talentontwikkeling en cultuureducatie. Achtergronden, literatuur en websites

Investeren in Ontwikkeling. Het Noorden als laboratorium

CKV Festival CKV festival 2012

EtuConsult. cursus Cultuur en Creativiteit. Voor pedagogisch medewerkers

Investeer in cultuur, juist nu!

Beleidskaders regionaal CULTUUR beleid. Beleid, trends en toekomstverwachtingen

Cultuureducatie in het basisonderwijs

Stadsschouwburg Utrecht

Verduurzamen, verbinden, vertrouwen. Adviezen van het culturele werkveld aan nieuwe Gedeputeerde Staten

Latente talenten Koen van Eijck en Peter van der Zant

M CCA EXPERTISENETWERK CULTUUREDUCATIE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Budget Educatie en Participatie Projecten (BEPP)

CULTUUR IN BEELD Heeft u de app Cultuur in Beeld 2016 al gedownload?

De kunstenaar als ondernemer

Samenvatting. Vrijwilligers in de Amateurkunst

Uitvoeringsprogramma Kunst en Cultuur Velsen

Datum 24 augustus 2015 Betreft Reactie brief Eerste Kamer Uitgangspunten cultuurbeleid

Alleen organisaties met een culturele doelstelling en zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen.

Gemeente Dalfsen, Cultuureducatie Projectplan Buitenschoolse activiteiten

Toelichting criteria kleine projecten Brabant C versie

Museum De Hermitage in Amsterdam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECSD/U Lbr. 14/092

praktijkvakken spel 6 6 beweging 2 2 stem 2 2 muziek 2 2 scenografie 2 2 Theatermaken 6 6

Het belang van burgerschapsvorming

raad voor cultuur R.J.Schimmelpennincklaan 3

ontspanning en iets presteren

Aan de leden van Provinciale Staten

Profielschets Voorzitter Raad van Toezicht Fonds voor Cultuurparticipatie. Cultuurliefhebber met brede kennis van politiek Den Haag

Inkoop van buitenschoolse theatereducatie seizoen 2015/2016 Uitgangspunten en voorwaarden

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Inkoop van buitenschoolse cultuureducatie seizoen 2015/ Rondom de (brede) school - Popmuziek - Dans - Beeldende Kunst Visie, uitgangspunten en

Wat we hebben geleerd over talentontwikkeling Overzicht van uitkomsten van recente onderzoeken naar talentontwikkeling in de kunsten

EXPERTISECENTRUM CULTUURONDERWIJS. Ada Nieuwendijk RAPPORTAGE CULTUUREDUCATIE AMSTERDAM ZUIDOOST

Cultuurbeleid. Ontwikkelingen in onze samenleving en in de culturele. groei van het aantal inwoners in de stedelijke gebieden, hebben

Hoog opgeleid, laag inkomen

De kunst van het ontwerpen 2018 Juryrapport

VOOR ELKE BEOEFENAAR WAT WILS

CKE koers van care naar share. Eindhoven, september 2011

Over doorgaande leerlijnen en talentontwikkeling binnen kunst en cultuur Bureau BABEL, 's-hertogenbosch

C L Ii tj R RAA. Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap T.a.v. mevrouw dr. M. Bussemaker Postbus Kenmerk: Fi1m2015.

A: Beleidsdeel. Wat willen we bereiken en wat gaan we doen

BIJLAGE Aanvullende achtergrondinformatie podiumkunsten. 1. Wat zijn podiumkunsten?

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG..

Doelstelling: Doelstelling:

Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs

Welkom bij De provinciale staat van cultuurbeleid! Tilburg, 4 maart 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum Ruimte voor talent in het cultuurbeleid

CULTUUREDUCATIE BOVEN

Subsidiehuis Kunst- en Cultuur Nijmegen

Cultuureducatie in het PO en SO

INZICHT IN DE SITUATIE VAN DE LOKALE BUITENSCHOOLSE CULTUUREDUCATIE

Basis voor cultuureducatie als basis voor vernieuwing

Datum 25 mei 2016 Reactie op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de positie van de popmuziek

Dit is de Lindenberg. Onze filosofie. Geniet van talent. Strategisch Meerjarenplan

Talent & ontwikkeling

Aan de leden van Provinciale Staten

4. Samenwerking. 78 Hoofdstuk 6

Datum 10 november 2017 Overzicht van maatregelen arbeidsmarktpositie culturele en creatieve sector

Factsheet persbericht. Toekomst van studenten onzeker

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2013 CULTUUR IN CIJFERS

Gedeputeerde Staten van Drenthe Postbus AC ASSEN

Overzicht aanvragen en bedragen. Totaaloverzicht adviezen. Advies. Culturele Basisinfrastrcutuur

Sander Bersee Directeur Directie Erfgoed en Kunsten 19 november 2015

Cultuurbeleving. Junipeiling Bewonerspanel. Utrecht.nl/onderzoek

Samen werkt het beter? De samenwerking tussen scholen en de culturele omgeving

WORKSHOP LEERLIJNEN. Dag van de Cultuureducatie: workshop leerlijnen

Stel je eens. I- VSBfonds - Historie Casus A: Adviezen bij fondsenwerving. I- Specifiek bij VSBfonds II- Algemeen

Kader: Cultuur in uitvoering. Concept-uitvoeringsprogramma cultuur Provincie Noord-Brabant

Kunst, Cultuur en Educatie in gemeente Westland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In de beperking toont zich de meester

Factsheet cultuur 2014

Transcriptie:

Vooronderzoek Minicongres talentontwikkeling - de stand in het land Inleiding Meeuw Jonge Theatermakers bestaat dit jaar 25 jaar. Een bijzonder jaar met allerlei feestelijke activiteiten, maar ook een jaar om eens stil te staan bij wat we doen. Met veel succes heeft de Jeugdtheaterschool de afgelopen jaren enthousiaste jongeren opgeleid in het theater vak. Sommige stroomden door naar een beroepsopleiding om professioneel acteur, theaterdocent of regisseur te worden, kozen voor een carrière als toneelschrijver of werden actief in het semi-amateurveld. Meeuw fungeert voor deze talenten ook als productiehuis, zodat ze hun artistieke signatuur kunnen ontwikkelen en meters kunnen maken. Niet alle leerlingen kiezen voor een carrière in het professionele theatercircuit. Anderen gingen Geneeskunde studeren of maakten een wereldreis. Het kan en mag allemaal, maar aan talent is er op de jeugdtheaterschool in ieder geval geen gebrek. Toch is het goed om een stil te staan bij de stand van zaken op het gebied van talentontwikkeling. Het aantal initiatieven op het gebied van talentontwikkeling is enorm gegroeid de afgelopen jaren. Zowel in de regio Friesland als elders in Nederland. Er zijn talentklassen bij kunstencentra, binnen het Voortgezet Onderwijs, bij vooropleidingen, het MBO en op jeugdtheaterscholen. Wat hebben de talenten van vandaag nodig? Weten zij waar ze terecht kunnen om hun ambities waar te maken? Is er voldoende aansluiting bij het kunstvakonderwijs? Is deze aansluiting überhaupt nodig? Wat is van belang voor de toekomst? Wat doen we goed en waarin kunnen we hun aanbod verbeteren? Op 28 maart gaat de voorstelling De dansavond in première, een samenwerkingsproject met de Jeugd Dans Opleiding en het Frysk Jeugdorkest. Meeuw Jonge Theatermakers wil dit project als aanleiding gebruiken om met een aantal (lokale, regionale en landelijke) partijen van gedachten te wisselen over de stand van zaken op het gebied van talentontwikkeling. Dit doen we in de vorm van een mini-congres, gekoppeld aan het bezoek aan de voorstelling. Middels een goed voorbereid programma willen we antwoorden op bovengenoemde vragen genereren en die in een later stadium aanbieden aan betrokkenen en instanties waar plannen gemaakt worden voor de toekomst van talentontwikkeling. Om een beeld te krijgen van de stand van zaken op het gebied van talentontwikkeling in het theaterveld is een klein vooronderzoek gedaan. Voor 2010 is er nog weinig onderzoek gedaan naar deze thematiek, blijkt uit een van de rapporten van Bureau Art (Bureau Advies Research en Training). 1 Sindsdien zijn er verschillende onderzoeken verschenen. In dit vooronderzoek wordt in kaart gebracht wat er onder toptalent en talentontwikkeling wordt verstaan, welke voorzieningen er zijn voor jonge talenten en welke factoren van invloed zijn op talentontwikkeling. Daarnaast is er gekeken hoe de doorstroming van toptalent naar het professionele veld verloopt en welke politieke ontwikkelingen daarbij spelen. 1 Van der Zandt, 2010: 3 1

Wat is toptalent? Wat wordt verstaan onder toptalent? Volgens Bureau Art moet een talent voldoen aan vier criteria: Aanleg, Affiniteit, Ambitie en Activiteit. 2 Het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) definieert het als amateurkunstenaars met de (potentiële) kwaliteiten en ambitie om door te groeien naar het kunstvakonderwijs of er hun beroep van te maken. 3 In zijn essay Oefening baart kunst gebruikt psycholoog Vittorio Busato het synoniem expert of een uitblinker. Hij verstaat hieronder iemand die niet alleen kan leven van zijn werk, maar ook door zijn peers, pers, publiek en critici als dusdanig wordt herkend. 4 Volgens Minister Bussemakers bezitten Creatieve en artistieke toptalenten over een zeer sterke drang om zich verder te ontwikkelen en combineren zij dat met een vermogen om te reflecteren op de eigen prestaties en daarvan te leren: Ze hebben de aanleg om zich te onderscheiden op hoog niveau. Een talent is ondernemend en creatief, is in staat zijn eigen werk en ontwikkeling te organiseren en kan een verbinding met het publiek maken. 5 De fasen van talentontwikkeling Bureau Art hanteert vier fasen van talentontwikkeling: 6 1. Het basisniveau: ontkiemen Op dit niveau bevinden zich de burgers in het algemeen en jongeren in het bijzonder: als leerlingen op een school voor primair of voortgezet onderwijs of deelnemer aan culturele activiteiten in de brede school en/ of in de wijken. 2. Het tweede niveau: verkennen Dit zijn de (m.n. jonge) amateurkunstenaars, die actief kunst beoefenen in hun vrije tijd en daarvoor vaak een opleiding volgen (lokaal kunstencentrum of particuliere instelling e.d.). 3. Het derde niveau: verdiepen Dit niveau bestaat uit jonge amateurkunstenaars die al jaren amateurkunstbeoefenaar zijn en (volgens docent, coach, regisseur, artistiek leider) over bijzondere talenten beschikken en deze actief ontwikkelen. Velen hebben hierbij de ambitie om professional te worden (in de betekenis van full time beoefening en kunnen leven van de kunstbeoefening), sommigen (nog) niet. Ze volgen vaak een kunstvakopleiding in het hbo of een qua niveau vergelijkbaar ontwikkelingstraject. 4. Het vierde niveau: professionaliseren Hier bevinden zich de toptalenten, die de ambitie hebben om professional te worden of dat al zijn, zich zelfstandig (willen) vestigen, nationaal willen doorbreken of zelfs een internationale carrière ambiëren. 2 Drenth, 2007: 2 3 LKCA, 2014: 11 4 Van Lakwijk, juni 2014: 21 5 Bussemakers, aug 2014 6 Van der Zandt, 2011 : 3-4 2

Talentontwikkeling in het cultuurbeleid In de cultuursector is talentontwikkeling een containerbegrip. 7 Veel verschillende activiteiten worden onder deze noemer geplaatst, zoals cultuurparticipatie, educatie van basisschool tot vakopleiding, productiehuizen, coaching-trajecten en masterclasses. Om grip te krijgen op de diverse definities die culturele instellingen en organisaties hanteren voor talentontwikkeling is het volgens Laarakker verhelderend te kijken naar de opvattingen over het beoogde doel en functie, doelgroep en disciplines. 8 Het begrip talentontwikkeling ontstond in de jaren 80 in de human resource sector en wordt gaandeweg in steeds meer sectoren toegepast, zoals het onderwijs en in de sportsector. Sinds de jaren 90 wordt de term ook gebruikt in de culturele sector. De term paste in de participatiegedachte die centraal stond in het landelijk cultuurbeleid in de periode 1993-1996. 9 Karin Laarakker (destijds projectmedewerker Advies en Onderzoek bij Cultuurnetwerk) beschrijft in haar artikel Talentontwikkeling en cultuureducatie (2007) de ontwikkeling van de term talentontwikkeling in het overheidsbeleid. 10 Volgens haar maakt de term talentontwikkeling sinds het verschijnen van de voortgangsrapportage Cultuureducatie van september 2006 officieel deel uit van het beleid van het Ministerie van OCW. De toenmalige minister Van der Hoeven geeft aan dat het thema steeds meer aandacht krijgt, omdat nationaal en internationaal Nederlands talent voldoende 'voet aan de grond moet houden' en omdat talentontwikkeling bepalend is voor het concurrerend vermogen van Nederland en Europa. Het ministerie OCW maakt in zijn voortgangsrapportage over cultuureducatie van september 2006 een onderscheid tussen 'talent in brede zin' en toptalent. Talent in brede zin haakt aan bij thema's als diversiteit en de bindende werking van cultuureducatie (een van de drie speerpunten in het cultuureducatieve beleid van het departement in deze periode. Het heeft als doelstelling om alle kinderen de kans te geven om culturele talenten te ontdekken en te ontplooien. Met name jongeren met een andere culturele achtergrond hebben een extra stimulans nodig, zo stelt het ministerie. Toptalent heeft betrekking op een selecte groep, die de potentie heeft om bij de internationale top te behoren. Doelstelling van het beleid op dit gebied is om kinderen met talent vanaf jonge leeftijd goed te begeleiden. In het advies Innoveren, participeren! van maart 2007 zet de Raad voor Cultuur talentontwikkeling nog eens apart op de agenda. Hierbij legt de raad een verbinding met amateurkunst als 'een vindplaats en kweekvijver voor artistiek talent'. Voorzieningen op dit gebied zouden laagdrempelig moeten zijn. Belangrijke instrumenten voor talentontwikkeling zijn 'Peer education' en 'peer coaching'. De raad pleit voor continuïteit in het onderwijs, waarbij cultuurprofielscholen die zich op talentontwikkeling richten een rol zouden kunnen spelen: Minstens zo belangrijk als de eerste ontwikkeling van jong talent zijn ontplooiing en doorstroming van het al enigszins gevormde talent. Zeker in de wereld van kunst, erfgoed en media is het niet de bedoeling een leven lang veelbelovend te blijven. 11 7 Van Lakwijk, juni 2014: 17 8 Laarakker 2007: 8 9 Van Lakwijk, juni 2014: 21 10 Laarakker 2007: 10-11 11 Raad voor Cultuur, maart 2007 3

In juni 2007 verscheen het Kunst van leven: hoofdlijnen cultuurbeleid. Onder het motto Een hoge top, een brede basis geeft minister Plasterk talentontwikkeling een prominente plaats in zijn cultuurbeleid. De minister constateert dat talent nog steeds niet voldoende worden benut en dat er te weinig aandacht is voor excellentie. Om dit te veranderen moeten toptalent en topinstellingen beter gesteund worden. De minister wijst erop dat excellentie en vernieuwing niet alleen bij de grote instellingen te vinden zijn: ( ) [N]iet zelden vindt de artistieke vernieuwing juist ergens anders plaats, op plekken waar het dwarse, vernieuwende en talentvolle voor het eerst in de schijnwerpers komt te staan. Daarom wil de minister meer ruimte scheppen voor de ongekende top en het ongekende talent. Productiehuizen en presentatie-instellingen krijgen een grotere rol. Hiervoor wordt een aparte functie ingericht in de landelijke basisinfrastructuur, namelijk de ontwikkelfunctie. 12 Daarnaast werkt het ministerie aan een een betere aansluiting tussen het kunstvakonderwijs en de beroepspraktijk c.q. arbeidsmarkt. 13 Bureau Art (2010) merkt op dat in cultuurbeleidsplannen van provincies, gemeenten en plannen van culturele instellingen het begrip talentontwikkeling de laatste jaren veel voor komt. 14 Zo noemen alle provincies talent of talentontwikkeling in hun cultuurbeleid; sommige stellen daarin het begrip zelfs centraal. Ze geven als voorbeeld de cultuurnota Finsters iepen van provincie Fryslân. Hierin wordt vooral ingezet op het behoud van talenten in Friesland: We hebben basisvoorzieningen nodig, waar mensen actief en passief van kunst en cultuur kunnen genieten, waar talent zich kan ontplooien. Om dat talent ook hier te houden en Fryslân voor talent van buiten de provincie aantrekkelijk te maken, hebben we opleidingen nodig, en een inspirerend productieklimaat. (..) Die infrastructuur kunnen we bieden als we Fryslân als één culturele regio zien, een regio met een fijnmazig netwerk van basisvoorzieningen. Met een aantal kernen en specifieke locaties voor kunst en cultuur waar het talent dat uit de basis naar boven komt tot bloei kan komen. Met die toplocaties trekken we ook gerenommeerde professionals naar de provincie, die dat talent inspireren met kunstwerken, concerten, maar ook met masterclasses en gezamenlijke producties. Onder het bewind van staatssecretaris Halbe Zijlstra zijn er grote bezuinigingen doorgevoerd in de cultuursector. Dit heeft ook aanzienlijke gevolgen gehad voor de talentontwikkeling. De ontwikkelfunctie voor talentontwikkeling verdwijnt uit de basisinfrastructuur en komt talentontwikkeling te liggen bij het kunstvakonderwijs, de grote gezelschappen, het Fonds Podiumkunsten en het Fonds Cultuurparticipatie (Ministerie van OCW, Cultuur in Beeld 2012, p. 33). 15 Dit betekent dat de productiehuizen verdwijnen. Deze boden volgens Mark Timmer (artistiek directeur Frascati Theater) jonge theatermakers de gelegenheid om hun artistieke signatuur te ontwikkelen zonder prestatiedwang. De kritiek op de productiehuizen was dat ze onvoldoende als zeef werkten, maar dat er ook te weinig doorstroming was. 16 12 Laarakker 2007: 11-12 13 Zandt 2010: 16 14 Zandt 2010: 17 15 Velds 2013: 20 16 Van Lakwijk. juni 2014: 45 4

In augustus 2014 geeft minister Jet Bussemakers in haar visiebrief aan de Tweede Kamer aan dat zij in de periode 2014-2016 8 miljoen extra wil investeren in toptalent. 17 Hiermee komt ze tegemoet aan de wens om meer ruimte te maken voor experiment en verdieping voor kunstenaars en wordt gezien als een reactie op het wegbezuinigen van de productiehuizen. In haar visiebrief schrijft ze dat jonge toptalenten aangeven dat zij na de herinrichting en bezuinigingen op cultuur niet altijd weten waar zij terecht kunnen. Zij hebben behoefte aan een centrale plek waar zij kunnen aankloppen voor informatie en die hen in contact kan brengen met bestaande organisaties en netwerken en op maat gesneden begeleiding. Daarnaast blijkt uit de gesprekken met kunstenaars dat er sprake is van: multi- en interdisciplinariteit: Veel kunstenaars bewegen zich in en tussen verschillende disciplines en werken samen met mensen uit andere sectoren. Zo werken acteurs, regisseurs en andere makers over en weer voor televisie en voor film en in toenemende mate ook voor audiovisuele content op internet. Bij opleidingen zie je dit ook terug. Studenten ontwikkelen vaardigheden die ze in verschillende genres en disciplines inzetten; diversiteit: Er is een grote diversiteit in de manier waarop talent zich ontwikkelt. De route die zij afleggen verschilt per sector en binnen één sector per persoon; informaliteit: lang niet altijd ontwikkelt een talent zich langs de route van de kunstvakopleidingen. Internet en sociale media spelen een steeds grotere rol bij het ontplooien van talenten en het bereiken van publiek; prijzen, beurzen en awards: Zij spelen een belangrijke rol in de loopbaan van kunstenaars: ze dragen bij aan zichtbaarheid, bieden de gelegenheid om verder te ontwikkelen en leveren nieuwe opdrachten, initiatieven of internationale ervaring op. 18 Er is veel kritiek geuit op de plannen van de minister. Het podiumkunstenveld is blij met het extra geld dat beschikbaar komt, maar noemt de uitvoering problematisch. Na overleg met de Tweede Kamer zijn de plannen enigszins aangepast. 19 In De Cultuurverkenning (2014) 20 gaat De Raad voor Cultuur in op de recente ontwikkeling en de trends in het culturele leven in Nederland. Op het gebied van talentontwikkeling gericht op de beroepspraktijk vreesde De Raad van Cultuur een afbraak, mede doordat de productiehuizen uit de rijk gefinancierde culturele basisinfrastructuur (BIS) vielen. Het kleine en middensegment, volgens de Raad de kraamkamer van talent, werd geraakt door de bezuinigingen en de zorg was dat de basis onder de top werd weggeslagen. Er zijn echter op vele plekken initiatieven genomen. De Raad noemt als voorbeelden Het Fonds Podiumkunsten met de regeling voor nieuwe makers; het kunstvakonderwijs dat een sectorplan uitvoert waarin meer ruimte komt voor masteropleidingen. In diverse steden slaan podia, gezelschappen en productiehuizen de handen ineen om programma s voor talentontwikkeling vorm te geven, Festivals zoals Oerol, Fringe en Over t IJ geven nieuwe makers een podium. Volgens de Raad voor Cultuur is misschien wel het meest opvallend dat talent zelf het heft in handen neemt: Deels als gevolg van bezuinigingen, maar ook vanwege de do it yourself mentaliteit van nu: talenten initiëren zelf projecten buiten de bestaande infrastructuur of er dwars doorheen. Dat zijn bemoedigende ontwikkelingen. 17 Bussemakers, aug 2014 18 Bussemaker, 23 oktober 2014 19 Bussemaker, 23 oktober 2014: 8-9 20 De Raad voor Cultuur, 2014: 27 29 5

Wel ziet De Raad dat de verantwoordelijkheid voor talentontwikkeling zich meer dan voorheen verspreidt over een veelheid van spelers. Landelijke en gemeentelijke overheden, publieke fondsen, particuliere fondsen, musea en gezelschappen in de basisinfrastructuur, kunstvakonderwijs, kunstencentra, particulieren zij spelen allemaal een rol bij talentontwikkeling. Daarmee ligt volgens De Raad versnippering op de loer: een heldere taakverdeling en zicht op eventuele lacunes of zwakke plekken ontbreken. Daar ligt volgens De Raad dan ook de keerzijde van deze trend: het gebrek aan een duurzaam karakter: Bij al die informele en kleinschalige initiatieven krijgen langere begeleidingstrajecten minder kans, terwijl die juist nodig zijn om talenten na een experimenteerfase een periode van verdere ontwikkeling te gunnen. Voor de bloei van toptalent is focus nodig en professionele begeleiding: werkplekken met voldoende massa, coaching en faciliteiten. Goed gekozen zijn dergelijke plekken en trajecten ankers in het bestel. De Raad constateert in dit verband dat er vooral aandacht uitgaat naar nieuw talent, terwijl de ontwikkeling van midcareer talent stagneert en er ook weinig regelingen zijn voor de oudere kunstenaar. Talentontwikkeling lijkt zich in het huidige denken steeds meer te beperken tot jong en nieuw. Maar zowat het hele werkzame leven van een kunstenaar kan volgens de Raad beschouwd worden als een traject van talentontwikkeling. Met name bij de beeldende kunst en theater/dans is er sprake van een snelle opeenvolging van nieuwe voorstellingen en tentoonstellingen: Er is nadruk op experiment, avant-garde, met een snelle wisseling van kunstenaars en producties als gevolg. De hoge omloopsnelheid het idee dat er iedere keer wat vernieuwends gemaakt moet worden, dat er weer een blikje jong talent opengetrokken moet worden werkt een vluchtige productie en consumptie in de hand. Een vluchtigheid die de kunst van zijn kracht kan ontdoen. Voorzieningen voor talentontwikkeling De verkenning van de Raad voor Cultuur wijst op een veelheid aan initiatieven op het gebied van talentontwikkeling. Het LKCA heeft in 2014 een inventarisatieonderzoek gedaan naar de organisaties en initiatieven die zich richten op het opleiden van jong (top)talent en die kunstbeoefenaars voorbereiden op het hbo-kunstonderwijs of het uitoefenen van een beroep in een kunstvak. 21 Deze inventarisatie richt zich op alle kunstdisciplines. In het kader van het congres is gekeken naar de resultaten op het gebied van theater. Na muziek heeft theater het grootste aantal voorzieningen voor toptalent. Dit is opvallend, omdat theater met slechts 4% van de bevolking van 6 jaar en ouders het kleinste aantal beoefenaars kent. Van de jongeren van 12-19 jaar die een kunstvorm beoefenen, doet 20% aan theater. Ook dat is een relatief laag percentage ten opzichte van de andere disciplines. Van de beoefenaars krijgt 81% deskundige begeleiding. Meestal wordt er toegewerkt naar een optreden voor publiek. Er zijn 71 voorzieningen met aanbod voor toptalentontwikkeling op het gebied van theater. Dit is 17% ten opzichte van de andere kunstdisciplines 22 voorzieningen bereiden voor op het hbo - onderwijs 34 voorzieningen leiden op tot beroepsuitoefening 15 voorzieningen hebben een andere doelstelling (o.a. zichtbaar maken van talent/ podium bieden) 21 LKCA, 2014 6

7 hbo instellingen (13% van alle hbo kunstvakopleidingen) ruim 1000 studenten (vergelijkbaar met dansopleidingen) 500 docent theater/ 500 theateropleiding 16 MBO opleidingen tot Artiest Drama of Artiest Musical (20% van alle mbo kunstopleidingen) 22 particuliere opleidingen: Theater heeft van alle disciplines het grootste aantal particuliere aanbieders met toptalentontwikkeling(in totaal 29%): 8 leiden op naar het hbo, 10 naar beroepsuitoefening en 4 leveren op een andere manier een bijdrage aan toptalentontwikkeling. Er zijn 9 centra voor de kunsten die zich specifiek richten op de doorstroming naar een hbotheateropleiding. (15% t.o.v. andere kunstdisciplines.) 4 culturele instellingen: Culturele instellingen hebben een klein aandeel in talentontwikkeling, omdat hun primaire doelstelling is om voorstellingen te maken met professionals. In totaal zijn dit 12 instellingen, waarvan 4 zich op theater richten (33%). Er is 1 amateurkunstvereniging die zich richt op talentontwikkeling o.g.v. theater (5%) 3 scholen voor voortgezet onderwijs die zich richten op doorstroming naar hbo theateropleiding (9% t.o.v. andere kunstdisciplines.) Wedstrijden en festival richten zich op het zichtbaar maken van talent en de doorstroming. Er zijn 2 wedstrijden gericht op de ontwikkeling van talent o.g.v. theater (6%). Er zijn 6 festival gericht op talentontwikkeling, waarvan 3 ook aandacht hebben voor theater. Op initiatief van 4 hbo opleidingen (Maastricht, Amsterdam, Arnhem en Utrecht )worden er LOT-cursussen (Landelijke Oriëntatie Theaterscholen) aangeboden door centra van de kunsten en jeugdtheaterscholen worden aangeboden. In de samenwerking tussen organisaties op het gebied van theater vallen de LOT-cursussen op (samenwerking tussen HBO en centra voor de kunsten/jeugdtheaterscholen). Daarnaast zijn er Jeugdtheaterscholen die samenwerking met andere organisaties. Zoals JTS Groningen, Hofplein en Jeugdtheaterhuis Zuid-Holland. Hofplein kent naast een jeugdtheaterschool op verschillende plaatsen met opleidingen voor het hbo, ook een Theaterhavo/vwo en een mbo-opleiding. Een voorbeeld van samenwerking is het convenant tussen verschillende instellingen in Arnhem en omstreken omtrent de Theatervooropleiding Oost, die in oktober 2013 is gestart. Deze theatervooropleiding is bedoeld voor jongeren tussen 16 en 20 jaar met ervaring en ambitie in de toneelkunst. De inhoud van de lessen is gekoppeld aan de voorstellingen van Toneelgroep Oostpool. De samenwerkingspartners zijn ArtEZ Academie voor Theater, Toneelgroep Oostpool, Kunstbedrijf Arnhem, MBO Rijn IJssel, Gelderse Onderwijsgroep Quadraam en Arentheem College. 22 Er is aanbod voor toptalentontwikkeling in alle provincies behalve Zeeland. Drenthe en Flevoland hebben het kleinste aantal (1 en 2), Noord- en Zuid-Holland springen eruit met 12 en 13 organisaties. Ruim de helft daarvan (13) zijn particuliere aanbieders. 22 www.cultuurplein.nl: 15-11-2013 7

Volgonderzoek talentontwikkeling Welke factoren spelen een belangrijke rol in talentontwikkeling? Is talent iets dat aangeboren is of iets wat je aan kunt leren? In De brug is van niemand (2009) schrijft Van der Geest, directeur van het Centrum voor Interculturele Studies bij de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, in haar hoofdstuk It takes all talents to make art dat het begrip talent tegenwoordig een hele andere betekenis heeft dan aan het eind van de twintigste eeuw. Volgens haar werd talent toen nog gezien als een zeldzaamheid en alleen van toepassing op jonge mensen, waar nu iedereen eigenlijk talent kan hebben (p. 53). 23 In 2010 geeft Bureau Art aan dat er nog weinig onderzoek is gedaan naar talentontwikkeling. In hun rapport noemen ze aantal factoren die van belang zijn: 24 intrapersoonlijke factoren (motivatie, zelfsturing e.d.) en omgevingsfactoren (rol van ouders, aanwezigheid van voorzieningen) doorzettingsvermogen en veel gestructureerde- oefening. Sindsdien wordt er structureler onderzoek gedaan naar talentontwikkeling, waaronder het volgonderzoek van het Fonds voor Cultuurparticipatie. Het Fonds bevordert met de meerjarige regeling Talentontwikkeling en Manifestaties (TOM)de ontwikkeling van jong creatief talent. De regeling biedt ondersteuning aan presentatiemogelijkheden en wedstrijden, inclusief begeleidingstrajecten voor jongeren tot en met 24 jaar. Het richt zich daarnaast op het bevorderen van excellentie in de amateurkunst door manifestaties met ruimte voor kennisuitwisseling mogelijk te maken in verschillende amateurkunstdisciplines. In 2013 is Bureau Art in opdracht van het Fonds voor Cultuurparticipatie een volgonderzoek gestart naar talentontwikkeling. Bureau Art doet dit onderzoek in samenwerking met Erasmus Universiteit Rotterdam. Vier jaar lang worden 1.100 talenten gevolgd tussen de 12 en 24 jaar oud die meedoen aan een van de dertien talentontwikkelingsprojecten die het FCP meerjarig subsidieert met de TOM- regeling of aan een van vier projecten op het gebied van theater die meedoen aan dit onderzoek. Een van de deelnemende theaterinstellingen is Meeuw Jonge Theatermakers. In de periode 2013-2017 worden de deelnemers verzocht om vier keer een vragenlijst in te vullen. De rapportage van de eerste meetronde (dec 2013- jan 2014) is verschenen. 25 De totale respons bij de eerste meetronde was 58%. Een aantal opvallende bevindingen zijn: 78% van de jonge talenten weet wat ze later wil worden. Van deze deelnemers wil 68% iets doen op kunstzinnig of creatief gebied. 49% wil een opleiding volgen in deze richting. De receptieve cultuurparticipatie ligt bij de deelnemers veel hoger dan bij andere jongeren. De omvang en aard van de receptieve cultuurdeelname hangt sterk samen met de discipline die de deelnemers beoefenen. 44% van de theatertalenten gaat in zijn vrije tijd regelmatig naar theatervoorstellingen. Op het terrein van actieve cultuurparticipatie blijkt dat jonge talenten vaak meerdere kunstdisciplines beoefenen. Vanaf hun 16 e jaar neemt het aantal disciplines per deelnemer af en gaan de jonge talenten zich meer focussen op een beperkt aantal disciplines. Naarmate deelnemers ouder zijn, besteden ze meer tijd aan de ontwikkeling van hun talenten. (De theaterdeelnemers zijn gemiddeld jonger dan de andere deelnemers aan het onderzoek.) 23 Velds 2013: 8 24 Van der Zandt, 2010:.3 25 Koen van Eijck, 2014 8

Leeftijd en opleidingsniveau zijn van invloed op de motivatie van jongeren om mee te doen aan het project. Jongere deelnemers/lager opleidingsniveau hangt samen met beroemd willen worden, het winnen van prijzen en internationaal door willen breken. Oudere deelnemers/hoger opleidingsniveau willen zich verder ontwikkelen, met gelijkgestemden. Een aantal bevindingen op het gebied van theater: Van de jonge theatertalenten zijn 75% meisjes en 25% jongens 47% van de theatertalenten volgt zit op het vwo/gymnasium, 31% doet de havo, 14% vmbo. Ouders spelen de belangrijkste rol in de ondersteuning en het motiveren van jonge talenten om mee te doen aan een TOM-project (ruim 55%) Daarnaast zijn vrienden van invloed (35%). De invloed van ouders is het grootst op scholieren in het voortgezet onderwijs. De belangrijkste motivatie voor theatertalenten om mee te doen is om zich verder te ontwikkelen. Uit de meting blijkt ook dat zij dit het liefst doen met gelijkgestemden. Daarnaast willen theatertalenten zich graag laten zien aan een publiek. Theatertalenten benoemen als grootste effect van hun deelname aan het project het groeien van hun zelfvertrouwen. Doorstroming toptalent Gabrielle van Lakwijk onderzocht in haar masterscriptie Talentontwikkeling voor theatermakers onder andere de aanvoerkanalen in talentontwikkeling. 26 Uit haar onderzoek blijkt dat een groot gedeelte van alle werkzame kunstenaars autodidact is (41% alle disciplines meegerekend). Onder een autodidact in het theaterveld verstaat zij iedereen die professioneel werkzaam is als theatermaker, ofwel de ambitie en potentie heeft om werkzaam te zijn als artistiek autonoom theatermaker. Een autodidactisch regisseur is iemand die werkzaam is als regisseur maar bijvoorbeeld is opgeleid tot acteur. Ze heeft geen exacte percentages voor het aantal autodidacten in het theaterveld, maar van de regisseurs die artistieke leiding geven aan de negen gezelschappen in de basisinfrastructuur hebben er zes een theateropleiding gevolgd, waarvan slechts drie een regieopleiding volgden. Daarnaast toont ze aan dat er in de praktijk vooral gewerkt wordt met hbo afgestudeerden en weinig met afgestudeerde van de opleiding MBO Artiest. Het niveau van de mbo studenten kan niet op tegen die van hbo afgestudeerden. De makers die in 2013 meededen aan een talentontwikkelingstraject bij de negen basisinfrastructuur gezelschappen of die een subsidie ontvangen van het Fonds Podiumkunsten, hebben allemaal een hbo opleiding gevolgd. Dat er weinig plek is voor mbo ers lijkt hoofdzakelijk te komen door de grote aanvoer afgestudeerde hbo ers (27 theatermakers per jaar, naast de theaterdocenten en acteurs). Sinds 2013 heeft het Fonds Podiumkunsten de regeling Nieuwe makers, gericht op de talentontwikkeling van nieuwe podiumkunstmakers. Om in aanmerking te komen voor deze regeling mag de aanvrager niet meer dan drie jaar actief zijn in het theaterveld. De regeling is bedoeld voor een ontwikkelingstraject van maximaal twee jaar voor één maker of een jong makerscollectief. 27 Lakwijk bespreekt ook een aantal theatergezelschappen die een jonge maker onder hun hoede hebben genomen. Een voorbeeld is de jonge regisseuse Tatiana Pratley bij Tryater. Een van de knelpunten die de gezelschappen signaleren 26 Van Lakwijk. juni 2014: 53 27 Van Lakwijk. juni 2014: 58 9

is dat er geen geld vrijgemaakt wordt voor de rol als talentontwikkelaar, terwijl er wel noodzaak en belang aan gehecht wordt door beleidsmakers. Andere problemen zijn dat er te weinig plaatsen zijn voor jonge makers bij gezelschappen en dat het gat tussen de vakopleiding en het gezelschap en De kwaliteit van de afgestudeerde makers is niet altijd hoog genoeg volgens de gezelschappen. 28 Uit haar onderzoek naar de loopbaan van jonge theatermakers die sinds 2013 onderdeel uitmaken van de BIS-structuur, blijkt dat de meeste theatermakers vijf jaar zijn afgestudeerd voordat ze bij een basisinfrastructuur gezelschap aan de slag gaan. De theatermakers hebben vaak bij meerdere productiehuizen verschillende theaterproducties gemaakt. 29 Rozemarijn Strubbe, januari 2015 In opdracht van Meeuw Jonge Theatermakers 28 Van Lakwijk., juni 2014: 69 29 Van Lakwijk. juni 2014: 74-75 10

Bronnen Bussemakers, Dr. J. Ruimte voor talent in het cultuurbeleid. Den Haag: Erfgoed en Kunsten, aug 2014 Bussemakers, Dr. J. Uitwerking brief talentontwikkeling. Den Haag: Erfgoed en Kunsten, 23 oktober 2014 De Raad voor Cultuur. De Cultuurverkenning. Ontwikkelingen en trends in het culturele leven in Nederland. 2014 Drenth, M en P. van der Zandt. Niet onder de korenmaat. eindrapportage van een onderzoek naar talentontwikkeling op het gebied van kunst en cultuur in de provincie Drenthe. Bureau Art: januari 2007 Van Eijck, K., Margreet Windhorst en Peter van der Zandt. TOM volgt zijn talenten. Bureau Art, 2014 Kruijt, M. Kabinet lijkt deels terug te komen op cultuurbezuinigingen van Halbe Zijlstra in: Volkskrant, 29-08- 2014 Laarakker, K. Zicht op talentontwikkeling en cultuureducatie. CultuurNetwerk Nederland, Utrecht: 2007 Van Lakwijk, G. Talentontwikkeling voor theatermakers. Masterscriptie Universiteit Utrecht, juni 2014 Leeuwerink, A. Podiumkunsten doet Bussemaker tegenvoorstel in: Theaterkrant, 16-09-2014 LKCA Inventarisatie toptalentontwikkeling. Utrecht, 2014: 11 Raad voor Cultuur. Innoveren, participeren! Advies agenda cultuurbeleid en culturele basisinfrastructuur. Den Haag: Raad voor Cultuur, 2007 Van der Zandt, P. en Margreet Windhorst. Woekeren met talenten of woekeren met projecten? Samenvatting van de eindrapportage over de eerste fase van een evaluatieonderzoek naar talentontwikkelingsprojecten in de kunst- en cultuursector. Bureau Art, 2010 Van der Zandt, P. en Margreet Windhorst. Woekeren met talenten of woekeren met projecten? rapportage over de eerste fase van een evaluatieonderzoek naar talentontwikkelingsprojecten in de kunst- en cultuursector. Bureau Art, 2010 Van der Zandt, P. Woekeren met talenten? Bureau Art, 2011 Velds, A. Talent & ontwikkeling. Een onderzoek naar de gevolgen van de bezuinigingen op talentontwikkeling van theatermakers. Masterthesis Theaterwetenschap, Universiteit Utrecht: juni 2013 www.cultuurplein.nl: Samenwerking voor talentontwikkeling theater : 15-11-2013 11