Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht



Vergelijkbare documenten
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2013 Onderwerp Weigerende observandi

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Juridische basiskennis over de maatregel TBS, oplegging en verlenging

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

Het medisch beroepsgeheim

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Ook zet het CBP vraagtekens bij de noodzaak voor het van toepassing verklaren van het gehele hoofdstuk VIII van de AWBZ.

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

\~_~ Telefoon (070) Fax algemeen (070) Fax rechtspraak (070)

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

Advies Tweede Nota van Wijziging van Wet forensische zorg

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN

het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de hogeschool), verweerder.

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Uitspraak Hoge Raad. met betrekking tot camerabeelden in en bij een ziekenhuis

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld

Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris, Postbus EH Den Haag

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:RBAMS:2016:9239

Het Pieter Baan Centrum. Algemene informatie

Onderzoeksrapport Taskforce TBS Den Haag, december 2012

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

VAN REDACTIEWEGE. Levenslang en TBS: een LAT-relatie. PM Schuyt

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

Sessie Weigerende observandi. Kijken naar mensen die niet bekeken willen worden

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Datum 18 mei 2011 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het zwartboek met kritiek van jeugdreclasseerders op het VOG-systeem

Advies Besluit van (...), houdende vaststelling van het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

De Minister van Justitie

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

W /II CONCEPT

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ7902

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Samenvatting. Aanleiding onderzoek

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aan de Minister voor Rechtsbescherming Postbus EH Den Haag. Geachte heer Dekker,

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Wie zijn onze patiënten?

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

No.W /II 's-gravenhage, 16 juli 2012

Terbeschikkinggestelden tussen wal en schip

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

ECLI:NL:PHR:2010:BN0043

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ANONIEM BINDEND ADVIES

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Transcriptie:

FORUM Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht Mr. E.J.C. de Jong * 1 Inleiding Artikel 37a Wetboek van Strafrecht (Sr) geeft aan, dat de verdachte bij wie tijdens het begaan van een strafbaar feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, op last van de rechter ter beschikking kan worden gesteld (tbs). Als voorwaarde geldt ten eerste dat het begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld dan wel behoort tot een specifiek genoemd misdrijf. Ten tweede moet de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van de tbs-maatregel eisen. Bij toepassing van de tbs-maatregel kan de rechter afzien van het opleggen van straf, ook als hij van oordeel is dat het feit wel aan de verdachte kan worden toegerekend. Tbs kan worden opgelegd nadat de rechter zich een advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines waaronder een psychiater die de betrokkene hebben onderzocht. Echter als betrokkene weigert zijn het zijn haast altijd mannen medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht, dan is de voornoemde voorwaarde niet van toepassing. De wet zegt dan, dat de gedragsdeskundigen voor zover mogelijk over de reden van weigering een rapport op moeten stellen. En voorts dat de rechter zich zoveel mogelijk doet overleggen een ander advies of rapport dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van het opleggen van tbs kan voorlichten en aan de totstandkoming waaraan de betrokkene zijn medewerking wel wil verlenen. Voorts dient de rechter rekening te houden met de inhoud van de overige adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, alsmede met de ernst van het begane feit of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens het misdrijf in aanmerking. 2 Zonder of met Er zijn twee soorten tbs: tbs met dwangverpleging en tbs met voorwaarden. Tbs met dwangverpleging is de zwaarste maatregel, omdat deze gepaard gaat met vrijheidsberoving. Bij tbs met voorwaarden hoeft dat niet het geval te zijn. Tbs met dwangverpleging kan oneindig worden verlengd als deze is opgelegd vanwege een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer * Ernst de Jong is advocaat bij KBS advocaten te Utrecht en lid van de Commissie van Toezicht FPC 2landen te Utrecht. 406 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5

Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht personen. In de andere gevallen kan tbs maximaal vier jaar duren. Echter, tbs met voorwaarden kan wel in tbs met dwangverpleging worden omgezet indien een gestelde voorwaarde niet wordt nageleefd of anderszins de veiligheid dat vereist. Naast tbs bestaat de mogelijkheid dat de rechter gelast dat degene aan wie het plegen van een strafbaar feit vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis niet kan worden toegerekend, gedurende een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst. Daarbij is dan wel nodig dat betrokkene gevaar veroorzaakt. De beoordeling van, kort gezegd, de geestvermogens van een verdachte kan ambulant zelfs ook voor wat betreft de verdachte plaatsvinden. Daarnaast kennen we de klinische observatie. 1 Indien de rechter tbs overweegt vindt die observatie meestal plaats in het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht. Dit is formeel gesproken een huis van bewaring en maakt onderdeel uit van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Op grond van de wet mag observatie maximaal zeven weken duren. 3 Afnemende belangstelling Tbs, en dan in het bijzonder tbs met dwangverpleging, is bij verdachten geen populaire maatregel. In het bijzonder de mogelijk oneindige duur van de tbs met een einde in de zogenoemde longstay, is geen aantrekkelijk vooruitzicht. Los daarvan is het voor degene aan wie tbs met dwangverpleging is opgelegd volstrekt onduidelijk of en wanneer deze zal eindigen. Dat is bij een (langdurige) gevangenisstraf, anders dan bij levenslang, wezenlijk anders. Dat is een kwestie van het uitzitten van de tijd, waarna de vrijheid lonkt. Uiteraard is dit een karikatuur, maar in essentie gaat het om zekerheid tegenover onzekerheid. De gemiddelde duur van een tbs-behandeling is in de loop der jaren bovendien sterk toegenomen en bedraagt bijna tien jaar. 2 Feit is dat tbs minder vaak wordt opgelegd. Ging het in 2005 nog om 207 tbs-maatregelen, in 2010 waren dat er 107. 3 Aangenomen wordt dat dit onder meer wordt veroorzaakt doordat verdachten vaker weigeren hun medewerking te verlenen aan het onderzoek naar hun geestvermogens, al dan niet op advies van hun advocaat. Echter bestaat ook de gedachte dat de rechterlijke macht moeite heeft met de langdurige effecten die tbs met dwangverpleging voor de betrokkene kunnen hebben. Ten gevolge van die langdurige effecten kan het zijn dat de straf niet meer in verhouding staat tot het delict. Dit kwam onder meer naar voren tijdens het parlementaire onderzoek dat enige jaren geleden ter zake tbs is verricht. 4 1 Zie art. 198, 317 of 509g Wetboek van Strafvordering (Sv). 2 M.H. Nagtegaal, R.P. van der Horst & H.J.M. Schönberger, Inzicht in de verblijfsduur van tbs-gestelden. Cijfers en mogelijke verklaringen, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2011. 3 N. van Gemmert e.a.; TBS in getal 2005-2009, Den Haag: Ministerie van Justitie, DJI 2010. 4 Parlementair onderzoek TBS, Kamerstukken II 2005/06, 30 250, nr. 4-5. Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, De oplopende duur van de tbs (advies 17 februari 2011), Den Haag: RSJ 2011. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5 407

Mr. E.J.C. de Jong 4 Tbs werkt Hier staat tegenover, dat de mogelijkheid tot het opleggen van tbs (in plaats van of naast straf) over het algemeen als een meerwaarde wordt beschouwd. Het systeem als zodanig staat niet echt ter discussie, althans niet bij degenen die de feiten kennen, wel bestaat discussie over de werking van het systeem. 5 Dat het systeem als zodanig niet ter discussie staat zal vooral te maken hebben met de resultaten. Die resultaten zijn, dat voormalig tbsgestelden veel minder vaak recidiveren dan ex-gedetineerden. 6 Tbs is ook geheel gericht op het zoveel als mogelijk voorkomen van recidive. Dat is het enige doel, waarbij niet het belang van de tbs-gestelde voorop staat, maar het belang van de bescherming van de maatschappij in het algemeen en van potentiële slachtoffers in het bijzonder. 5 Tbs en weigeraars Als een verdachte niet meewerkt aan een onderzoek naar diens geestvermogens, betekent dat niet dat het opleggen van tbs niet mogelijk is. Door middel van klinische observatie in het PBC en/of andere wijzen van het inwinnen van informatie over de verdachte kan de rechter, ondanks de weigering tot meewerken van de verdachte, tot de conclusie komen dat tbs opgelegd moet worden. Een voorbeeld is de uitspraak van het Hof Arnhem van 18 mei 2011, recentelijk bevestigd door de Hoge Raad. 7 Dit arrest betrof de zogenaamde Hoogerheide-zaak, waarin de achtjarige Jesse Dingemans in zijn lagere school om het leven was gebracht door Julien C. C. had geweigerd mee te werken aan een onderzoek in het PBC. De onderzoekers hadden voorts laten weten dat het doen van diagnostische uitspraken op basis van uitsluitend dossieronderzoek niet past binnen de professionele standaard en zowel wetenschappelijk als tuchtrechtelijk niet verantwoord was. Het hof legt desondanks aan de verdachte tbs met dwangverpleging op (naast twaalf jaar gevangenisstraf). Het hof slaat daarbij acht op de beperkte bevindingen van de gedragsdeskundigen in samenhang met de bevindingen van een gedragsdeskundig onderzoek in een eerdere strafzaak en een groot aantal aanwijzingen uit het strafdossier over de psychische gesteldheid van de verdachte. Ook in de recente Amsterdamse zedenzaak werd aan hoofdverdachte Robert M. de maatregel van tbs met dwangverpleging opgelegd, ondanks dat hij niet had willen meewerken aan het onderzoek naar zijn geestvermogens. 8 Dat dit een geaccepteerde wijze voor het opleggen van tbs is blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Daaruit volgt, dat de rechter bij zijn beslissing over de vraag of de maatregel van tbs moet worden opgelegd, niet is gebonden aan de in artikel 37 lid 2 Sr bedoelde rapporten en adviezen die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn opgemaakt. Wet noch jurisprudentie vereisen daarbij dat de stoornis wordt geclassificeerd volgens de DSM- 5 Parlementair onderzoek TBS, Kamerstukken II 2005/06, 30 250, nr. 4-5. 6 I.M. Bregman & B.S.J. Wartna; Recidive TBS 1974-2006. Ontwikkelingen in de strafrechtelijke recidive van exterbeschikkinggestelden (factsheet 2010-4), Den Haag: WODC 2010. 7 Hof Arnhem 18 mei 2011, NJ 2011, 442 (m.nt. T.M. Schalken); HR 22 mei 2012, LJN: BW6184. 8 Rb. Amsterdam 21 mei 2012, LJN: BW6148. 408 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5

Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht IV-criteria. 9 Voorts bestaat evenmin de eis dat de stoornis van de weigerachtige verdachte met volstrekte zekerheid moet zijn vastgesteld. 10 Het is aan de rechter zelf om die rapporten en adviezen te waarderen, net zoals het aan de rechter zelf is om te beoordelen of tbs wordt vereist vanwege veiligheidsoverwegingen. 11 Dit betreft een beoordeling van de feiten die zich onttrekt aan toetsing in cassatie. Ook aan de weigerende observandus kan derhalve tbs worden opgelegd. De rechter kan daarbij gebruik maken van collaterale informatie, bijvoorbeeld afkomstig van familie of vrienden, maar ook afkomstig van de politie of van personeel in het huis van bewaring. 6 Wetsvoorstel forensische zorg Ondertussen is sinds 4 juni 2010 bij de Tweede Kamer aanhangig het voorstel van een Wet forensische zorg. 12 Deze wet beoogt, samen met het voorstel voor een Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, 13 een nieuwe integrale regeling te treffen voor onvrijwillige geestelijke gezondheidszorg. De problematiek voor zover daarvan sprake is van de verdachte die weigert mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens hierna te noemen: de weigerende observandus werd door staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie in zijn brief van 17 februari 2011 aan de Tweede Kamer aan de orde gesteld. 14 Aangegeven werd dat jaarlijks ongeveer zeventig verdachten weigeren mee te werken aan de klinische observatie in het PBC. In ongeveer de helft van die gevallen belemmert dat niet het zicht op de stoornis en heeft de weigering dus geen invloed op de pro justitia-rapportage. In de andere helft van de gevallen wel en kan door die weigering geen tbs worden opgelegd. De staatssecretaris vindt dat onwenselijk, omdat dat soms leidt tot rechterlijke uitspraken die indruisen tegen het rechtvaardigheidsgevoel van de maatschappij. Kennelijk bestaat er een algemeen geldend rechtvaardigheidsgevoel. Hoe het ook zij, om deze reden kondigde de staatssecretaris aan dat hij zou zoeken naar mogelijkheden om het vaststellen van een stoornis minder afhankelijk te maken van de medewerking van de verdachte. De staatssecretaris zegde toe dat hij het mogelijk zou maken dat de deskundigen ook zonder toestemming van de verdachte de beschikking krijgen over documenten betreffende de verdachte afkomstig van andere instanties, bijvoorbeeld betreffende eerdere contacten met de psychiatrie. Het verstrekken van die gegevens is vooralsnog afhankelijk van de toestemming van de verdachte. 7 Nota van wijziging De staatssecretaris heeft woord gehouden. In de nota van wijziging van het voorstel Wet forensische zorg wordt de gedachte van de staatssecretaris concreet uitgewerkt. 15 Het gaat 9 Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, vierde editie. 10 Conclusie A-G voorafgaande aan HR 22 januari 2008, NJ 2008, 193 (m.nt. J.M. Reijntjes). 11 Bijv. HR 24 januari 2012, RvdW 2012, 227. 12 Wetsvoorstel forensische zorg, Kamerstukken II 2009/10-2011/12, 32 398, nr. 1-15. 13 Wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg Kamerstukken II 2009/10-2010/11, 32 399, nr. 1-7. 14 Kamerstukken II 2010/11, 29 452, nr. 138. 15 Kamerstukken II 2011/12, 32 398, nr. 10. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5 409

Mr. E.J.C. de Jong om een wijziging van artikel 37a Sr. Toegevoegd wordt lid 6, dat moet gaan luiden: Indien de verdachte dan wel de betrokkene de instemming dan wel de medewerking (...) weigert, kan de rechter op vordering van het openbaar ministerie gelasten dat het advies of rapport toch wordt overgelegd. En vervolgens: De rechter kan op vordering van het openbaar ministerie tevens gelasten dat ook andere persoonsgegevens worden verstrekt, dan die zijn opgenomen in het advies of rapport zoals omschreven in de laatste volzin van het derde en vijfde lid en die noodzakelijk zijn voor het uitbrengen van het advies als bedoeld in de eerste volzin van het derde lid of die de bevindingen in het advies of rapport als bedoeld in het vijfde lid kunnen completeren, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens en de verdachte of betrokkene geen medewerking verleent aan de verstrekking van deze gegevens. In zijn toelichting herhaalt de staatssecretaris dat het niet kunnen opleggen van tbs vanwege de weigering van de verdachte om mee te werken, soms tot rechterlijke uitspraken leidt die indruisen tegen het rechtvaardigheidsgevoel van de maatschappij. Er kan volgens de staatssecretaris een belangrijke verbetering worden bereikt door de NIFP-rapporteurs op last van de rechter de beschikking te geven over documenten over de verdachte van andere instanties, bijvoorbeeld over psychiatrische ziekenhuisopnames in het verleden. Dit acht de staatssecretaris gerechtvaardigd gelet op de belangen die zijn gemoeid met een beoordeling van een onderzoek als hier bedoeld. De veiligheid van de samenleving is in het geding, aangezien er naar gestreefd moet worden om zo veel mogelijk vast te stellen of er sprake is van een stoornis die moet worden behandeld. Gelet op het bepaalde in het EVRM is het zesde lid zodanig geconstrueerd dat de verplichting om gegevens te verstrekken, zonder dat een beroep kan worden gedaan op het medisch beroepsgeheim, voortvloeit uit een beslissing van de rechter. De rechter legt aan deze beslissing een belangenafweging ten grondslag. Het medisch beroepsgeheim kan slechts worden doorbroken indien de rechter daartoe aanleiding ziet, op basis van de vordering van het openbaar ministerie, aldus de staatssecretaris. 8 Weinig steun voor het voorstel Ondanks dat het hier niet om een geheel ongenuanceerd voorstel lijkt te gaan, zijn de reacties op het voorstel vrij algemeen negatief geweest. De RSJ meent dat het voorstel ernstig afbreuk doet aan het algemeen belang van de onbelemmerde toegang tot de (psychische) zorg en raadt het voorstel ten zeerste af. 16 De KNMG spreekt over een ondoordacht plan en wijst ook op het gevaar voor de toegankelijkheid van de zorg. 17 GGZ Nederland wijst eveneens op mogelijk zorgmijdend gedrag van ggz-patiënten: Patiënten zullen de zorg gaan mijden, informatie achterhouden of vernietiging van hun oude dossiers aanvragen. Dit belemmert adequate (vervolg-)behandeling in de ggz en vormt per saldo een bedreiging voor de samenleving. 18 GGZ Nederland wijst daarbij ook op de verhouding tussen het aantal ggz-patiënten enerzijds en het aantal weigerende observandi anderzijds. Dat laatste aantal is, zoals aangeven, ongeveer 35 per jaar, terwijl volgens GGZ Nederland door 16 Brief d.d. 1 februari 2012 RSJ aan staatssecretaris, <www.rsj.nl/advies/adviezen/>. 17 Staatssecretaris Teeven bedreigt toegang tot GGZ, Medisch Contact 27 april 2012, p. 1062. 18 Brief d.d. 22 maart 2012 GGZ Nederland aan vaste Kamercommissie, <www.ggznederland.nl/brieven/wgowfz-2-april.pdf>. 410 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5

Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht het voorstel de rechtspositie van ongeveer een miljoen ggz-patiënten wordt aangetast. Ook in de Tweede Kamer is het voorstel van de staatssecretaris met weinig enthousiasme begroet. Op 2 april 2012 is het voorstel besproken in de Vaste Kamercommissie voor veiligheid en justitie en het lijkt er sterk op dat het desbetreffende voorstel geen meerderheid gaat halen. Er is ook een amendement ingediend dat daartoe strekt. 19 9 De staatssecretaris houdt stand Vooralsnog wil de staatssecretaris niet van wijken weten. De van verschillende zijden gestelde belemmering van de toegang tot de zorg heeft de staatssecretaris niet overtuigd. Hij wijst erop dat het hem gaat om de zwaarste zaken in Nederland, zaken waarin de beveiliging van de samenleving en de beveiliging van slachtoffers hoog in het vaandel moet worden gehouden. Voorts wordt er door hem op gewezen, dat het verschoningsrecht van artsen en andere hulpverleners daar gaat het in juridische zin uiteindelijk om niet absoluut is. Gerefereerd wordt aan een arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2012. 20 In die zaak werd het verschoningsrecht van een huisartsenpost niet gehonoreerd. Bij die huisartsenpost was een aantal gegevens in beslag genomen betreffende een driejarig jongetje. Het betrof twee telefonische contacten van de moeder van het jongetje met de huisartsenpost. Kort na die contacten overleed het jongetje en ontstond het vermoeden van een strafbaar feit. Moeder en haar vriend werden aangehouden en in dat kader werden de genoemde gegevens in beslag genomen. Op grond van artikel 552a Sv werd door de huisartsenpost hiertegen beklag ingediend. Dat beklag werd door de rechtbank afgewezen en ook bij de Hoge Raad werd door de huisartsenpost bot gevangen. De Hoge Raad overwoog: De Rechtbank heeft bij de beoordeling van het klaagschrift de maatstaven aangelegd die in de jurisprudentie van de Hoge Raad zijn ontwikkeld (vgl. onder meer HR 26 mei 2009, LJN: BG5979, NJ 2009/263). Dat wordt in cassatie ook niet bestreden. De Rechtbank heeft overeenkomstig die maatstaven onderzocht of zich in deze zaak, waarin het gaat om de verdenking van zeer ernstige (levens)delicten gepleegd met betrekking tot een driejarig kind, zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die meebrengen dat het belang van de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht van de arts. De vraag of sprake is van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In het onderhavige geval heeft de Rechtbank onder meer vastgesteld dat het om een relatief beperkt aantal gegevens ging welke betrekking hadden op (de inhoud van) telefoongesprekken op 26 en 27 maart 2011 tussen de verdachten en medewerkers die werkzaam waren op een huisartsenpost van de klaagster, welke gesprekken waarschijnlijk uitlatingen behelzen van een of beide verdachten over hetgeen met het slachtoffer kort voor of ten tijde van zijn overlijden in medisch opzicht aan de hand zou zijn geweest en mogelijkerwijs ook over de oorza(a)k(en) daarvan, terwijl de Rechtbank daarnaast op grond van het verhandelde in raadkamer aannemelijk heeft geacht dat die gegevens niet op andere wijze konden worden verkregen. De Rechtbank is uiteindelijk tot de slotsom gekomen dat zich hier de eerder 19 Kamerstukken II 2011/12, 32 398, nr. 14. 20 HR 28 februari 2012, TvGR 2012/20 (m.nt. J. Nouwt), GJ 2012/49 (m.nt. T.M. Schalken). Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5 411

Mr. E.J.C. de Jong aangeduide zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Dit arrest laat zien dat het verschoningsrecht van hulpverleners onder omstandigheden terzijde kan worden geschoven, zelfs als het kennelijk niet gaat om het voorkomen van gevaar voor anderen, maar slechts omdat de gegevens wellicht nodig zijn voor het onderzoek naar een reeds gepleegd strafbaar feit. Vanuit dat perspectief bezien is het wel enigszins begrijpelijk dat de staatssecretaris op dit arrest van de Hoge Raad wijst. Immers bevestigt dit arrest dat het verschoningsrecht van hulpverleners voor de Hoge Raad, ondanks dat de wet 21 daarover duidelijk lijkt, niet zonder discussie is. Er lijkt steeds een afweging van belangen te kunnen worden gemaakt en die afweging van belangen kan ertoe leiden dat een beroep op het verschoningsrecht niet wordt geaccepteerd. Weliswaar moet daarbij volgens de Hoge Raad nog steeds sprake zijn van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het verschoningsrecht van de hulpverlener terzijde kunnen schuiven, maar feitelijk lijkt die drempel toch steeds makkelijker te nemen. In de hiervoor beschreven casus van het driejarig jongetje werd de huisarts die de jongen voorafgaande aan het fatale weekend op het spreekuur had gezien door de rechter-commissaris gehoord in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek. Zij beriep zich op haar verschoningsrecht, maar tevergeefs; zij diende te spreken. Als nu het verschoningsrecht al terzijde mag worden geschoven ten behoeve van de mogelijke oplossing van een strafbaar feit, waarom dan niet ten behoeve van een onderzoek naar de geestvermogens van een verdachte van een zeer ernstig strafbaar feit? Met een dergelijk onderzoek wordt immers beoogd te bezien of de verdachte behandeling behoeft ter voorkoming van misdrijven in de toekomst. Het doel is daarbij de bescherming van de maatschappij tegen personen die ernstig gevaarlijk kunnen zijn. Indien dat uitgangspunt in acht wordt genomen verbaast het wel enigszins dat in de reacties op het voorstel van de staatssecretaris de mogelijkheid dat daarmee wellicht ernstig leed voor derden kan worden voorkomen, nogal onderbelicht blijft. Sterk gechargeerd gaat het om de vraag of wij het acceptabel vinden dat 35 verdachten van een zeer ernstig strafbaar feit per jaar tbs ontlopen met een veel grotere recidivekans tot gevolg. Uiteraard ligt dit veel genuanceerder, maar het doel van de staatssecretaris is wel terug te voeren op de wens de maatschappij te beschermen tegen psychiatrische patiënten die (bewezen) 22 een ernstig gevaar vormen voor andere personen. Ook de Wet Bopz stelt soms het belang van de maatschappij boven dat van een individuele patiënt en het beroepsgeheim wordt ook dan terzijde gesteld. Vrij algemeen wordt voorts aangenomen dat het beroepsgeheim niet absoluut is en dat met name in situaties waarin te verwachten valt dat leed voor anderen kan worden voorkomen, een hulpverlener mag besluiten om actief de zwijgplicht te doorbreken. 23 Zo n situatie vergt een afweging van belangen bij de hulpverlener, de beslissing ligt geheel bij hem of haar. Het voorstel van de staatssecretaris vraagt dat niet van hulpverleners. Dat voorstel legt de beslissing over het verstrekken van gegevens bij de rechter, die daar op vordering 21 Bijvoorbeeld art. 96a lid 3, 98, 126nf lid 2, 218 Sv. 22 Daar ga ik voor de discussie even gemakshalve van uit, maar dat hoeft uiteraard niet altijd het geval te zijn. Het gaat om verdachten die nog zouden kunnen worden vrijgesproken. 23 Zie bijvoorbeeld KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld, Utrecht: KNMG maart 2012. 412 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5

Over tbs, de weigerende observandus en het verschoningsrecht van het openbaar ministerie over moet beslissen. Aangenomen mag daarbij worden dat het openbaar ministerie een dergelijke vordering goed zal moeten onderbouwen, dat de rechter de verdachte in de gelegenheid zal stellen zijn standpunt naar voren te brengen en dat de rechter een goede afweging zal maken van de verschillende belangen. En als dan verder nog in acht wordt genomen dat een patiënt gebruik kan maken van zijn recht op vernietiging van zijn dossier (zij het dat in Bopz-zaken dit recht beperkt is), dan is het naar mijn idee te makkelijk om het voorstel van de staatssecretaris te verwerpen op grond van de stelling dat de onbelemmerde toegang tot de zorg door dat voorstel wordt bedreigd. Dat is een oncontroleerbare stelling en reeds daarom te eenvoudig. Bovendien is niet gebleken dat de inbreuken op het verschoningsrecht van hulpverleners die nu al aan de orde zijn, zowel in het strafrecht, als in het civiele recht als in het bestuursrecht, van negatieve invloed zijn geweest op de toegang tot de zorg. Belangrijker is echter dat het voorstel zeker niet alleen maar nadelen kent, maar zodanig verweven is met het belang van de bescherming van de maatschappij, dat het voorstel serieus moet worden bestudeerd. Uiteindelijk kan dan nog steeds de conclusie zijn dat het voorstel moet worden verworpen, maar wat mij betreft niet alleen op basis van het mantra dat de toegang tot de zorg erdoor in gevaar zou kunnen komen. 10 Ten slotte Inmiddels is het kabinet gevallen en komen er verkiezingen. Het voorstel voor de Wet forensische zorg is niet controversieel verklaard. 24 De discussie zal naar verwachting dus spoedig worden voortgezet, hopelijk op basis van feiten en rationele argumenten. 24 Vaste commissie voor Veiligheid en Justitie; Besluitenlijst van de procedurevergadering van donderdag 31 mei 2012. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2012 (36) 5 413