ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure



Vergelijkbare documenten
ONTWERPBESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING. datum: 11 mei 2017 Provincie Gelderland Zaaknummer: 2017WB0071

Berkelland. gemeente. OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure -6 JUNI 2019

OMGEVINGSVERGUNNING fase 1 met uitgebreide procedure

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Het in gebruik nemen en verbouwen van een vakantie-appartementsgebouw.

* * omgevingsvergunningomgevingsvergunning

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure WBD

ARCHIEF. OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure

ONTWERPBESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING FASE 1. datum: 29 december 2016 Provincie Gelderland Zaaknummer: OLO

Ontwerp omgevingsvergunning UV

OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

* *

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

in in ii mi ii mm ii ii

Omgevingsvergunning. Bijgevoegde documenten De volgende bij het besluit behorende gewaarmerkte documenten worden digitaal nagezonden:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

* *

het oprichten van een appartementengebouw Onyxdijk 167 te Roosendaal

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning UV/

ONTWERP Omgevingsvergunning UV 23675

* *

Met vriendelijke groet, namens burgemeester en wethouders,

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure 8241

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

* *

Voorschriften en overwegingen

[ONTWERP] Omgevingsvergunning UV 31844

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Leges: bouwactiviteiten : 6.291,00 buitenplanse afwijking (bouw/aanleg) Wabo art 2.12 lid 1 onder a 3o : 4.917,00

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure

Weigering omgevingsvergunning

* *

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

* * omgevingsvergunningomgevingsvergunning

Omgevingsvergunning OV

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING LET OP! Dit is nog geen omgevingsvergunning. Hiermee kunt u nog niet starten met de werkzaamheden.

Ontwerp Omgevingsvergunning

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* *

OMGEVINGSVERGUNNING. daarom besluiten wij u de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

Ontwerp besluit UV

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 11 november 2014

Vervangt Systeembeschrijving BWL van juni 2010

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo:

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

ONTWERP- UITGEBREIDE PROCEDURE OMGEVINGSVERGUNNING met gedeeltelijke verlening en gedeeltelijke weigering

DEFINITIEVE BESCHIKKING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT CONSIDERANS

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

* *

BESLUIT. Omgevingsvergunning (intrekking op verzoek) datum: Gemeente Bronckhorst nr

Omgevingsvergunning. 2. aan deze vergunning voorschriften te verbinden.

Omgevingsvergunning OV

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de hieronder genoemde stukken deel uitmaken van de vergunning:

* *

* *

Omgevingsvergunning. Zaaknummer: O

Met vriendelijke groet, namens burgemeester en wethouders,

* *

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN

OMGEVINGSVERGUNNING VOORBLAD

ONTWERP UITGEBREIDE PROCEDURE OMGEVINGSVERGUNNING

* *

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ONTWERP. OMGEVINGSVERGUNNING Dorpsstraat 20 in Lattrop-Breklenkamp

* *

Overige bijgevoegde documenten Onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning zijn de bijgevoegde en als zodanig gewaarmerkte stukken.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Uw kenmerk: Uw brief van: Ons kenmerk: Behandeld door: tel.nr.: bijlagen: V Bert Jan Bakker

Beschikking maatwerkvoorschriften

(ONTWERP) AMBTSHALVE WIJZIGING VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

MAASDRIEL. OMGEVINGSVERGUNNING Gemeente Maasdriel

* *

Omgevingsvergunning UV/

OMGEVINGSVERGUNNING (definitief besluit) Nummer: W12/003358

* *

"Omgevingsvergunning 2013, herbouw woning met bijgebouw Dorpstraat 3"

ONTWERP UITGEBREIDE OMGEVINGSVERGUNNING

in in miii ii inn ii i ii

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING Uitgebreide procedure

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

ONTWERPBESLUIT WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

* *

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 6 augustus 2015

BIJLAGE 2. Milieuneutrale wijziging

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING OV

(ONTWERP) OMGEVINGSVERGUNNING

Omgevingsvergunning OMGEVINGSDIENST. Plaatsing opslagloods Maximacentrale IJsselmeerdijk NOV 2014 FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK

Transcriptie:

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING met uitgebreide procedure Project : Het ruimtelijk mogelijk maken van de bouw van varkensstallen en het veranderen, uitbreiden en inwerking hebben van een varkenshouderij. Locatie : Grolseweg 19 in Beltrum (kadastrale gegevens: gemeente Eibergen, sectie V en nummer 244) Nummer : OU 2010006 Verzonden : Besluit 1. Gelet op artikel 2.1, 2.2 en paragraaf 2.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn wij van plan aan de Maatschap van de Lagemaat, gevestigd op het adres Grolseweg 19 in Beltrum de omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteiten: het gebruiken van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan (Wabo artikel 2.1, lid 1, onder c) voor het oprichten van 3 varkensstallen nummer: NL.IMRO.1859.OVBGB20110028-0010 plannaam: Buitengebied, Grolseweg 19 Beltrum (2011) milieuverantwoord ondernemen (artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo) voor het veranderen, uitbreiden en inwerking hebben van een varkenshouderij op het adres Grolseweg 19 in Beltrum; handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden (artikel 19d, lid 1, Nbw) voor het veranderen, uitbreiden en inwerking hebben van een varkenshouderij op het adres Grolseweg 19 in Beltrum. 2. Voor de onder 1. genoemde omgevingsvergunning geen exploitatieplan vast te stellen omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Procedure Bevoegd gezag Op basis van de door u ingediende gegevens blijkt dat wij bevoegd zijn om een beslissing te nemen over uw aanvraag (hoofdstuk 3 Besluit omgevingsrecht). Nemen van het besluit De voorbereiding tot het nemen van een besluit hebben wij uitgevoerd volgens de uitgebreide procedure (artikel 3.10 van de Wabo). Uw aanvraag hebben wij getoetst aan het Bouwbesluit, de gemeentelijke Bouwverordening, het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, de Wet milieubeheer, de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet geurhinder en veehouderij en de Natuurbeschermingswet 1998 (artikelen 2.10, 2.14 en 2.18 van de Wabo). Daarnaast hebben wij uw aanvraag ook getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Op basis van artikel 2.27, lid 1 van de Wabo hebben wij op 30 november 2010 de provincie Gelderland gevraagd om een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor de activiteit handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden. Op 16 februari 2011 hebben wij een verklaring van geen bedenkingen ontvangen van Gedeputeerde Staten van de Gelderland. Het is gebleken dat de aanvraag voldoet en daarom zijn wij voornemens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Bijlagen De volgende op ingekomen documenten maken deel uit van dit ontwerpbesluit: aanvraagformulier omgevingsvergunning d.d. 23 november 2010; landschappelijk inpassingsplan van oktober 2011;

ruimtelijke onderbouwing van mei 2013; verkennend bodemonderzoek van 12 oktober 2010; veiligheids- en Gezondheidsplan van 12 oktober 2011; plattegrondtekening van de inrichting van 18 november 2010; beoordeling zienswijzen Buitengebied Grolseweg 10, Beltrum (2011) ; beoordeling zienswijzen op de eerder ter inzage gelegen ontwerp beschikking fase 1; de vvgb van de provincie Gelderland; aanvraagformulier milieuvergunning van 23 november 2010 met de volgende bijlagen: - toelichting aanvraag Wet milieubeheer - overzicht van de vergunde dieraantallen - overzicht van de aanvraagde dieraantallen - geurberekening veehouderij (V-Stacks vergunningen) - fijnstofbeoordeling - dimensioneringsplan luchtwasser Borculo, Burgemeester en wethouders van Berkelland, namens deze, H.A. Atema, Afdelingshoofd ruimtelijke ontwikkeling. Zienswijzen Bent u het niet eens met dit ontwerpbesluit? De aanvraag en het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken liggen van 29 mei tot en met 9 juli 2013 ter inzage in de Publiekswinkel. kunt dan eventuele zienswijzen tegen, of adviezen over het ontwerpbesluit indienen bij de Gemeente Berkelland, Postbus 200, 7270 HA in Borculo. U heeft hiervoor zes weken de tijd gerekend van de bekendmaking (verzenddatum) van het ontwerpbesluit.

INHOUDSOPGAVE A. PROCEDUREEL... 4 1 Gegevens aanvrager... 4 2 Bevoegd gezag... 4 3 Ontvankelijkheid... 4 4 Uitgebreide procedure... 4 5 Verklaring van geen bedenkingen... 4 B. VOORSCHRIFTEN... 6 1 Het veranderen en in werking hebben van een inrichting... 6 1.1 Gedragsvoorschriften... 6 1.2 Registratie en onderzoeken... 7 1.3 Afvalstoffen van derden... 8 2 AFVALSTOFFEN... 8 2.2 Opslag van afvalstoffen... 8 2.3 Aanvullende voorschriften opslag van afvalstoffen... 8 3 AGRARISCHE ACTIVITEITEN... 9 3.1 Dieraantallen en stalsystemen... 9 4 AFVALWATER... 9 4.1 Algemeen... 9 5 BODEM... 10 5.1 Aanvullende voorschriften voorzieningen... 10 6 ENERGIE... 11 7 GELUID EN TRILLINGEN... 11 7.1 Algemeen... 11 7.2 Representatieve bedrijfssituatie... 12 7.3 Twaalfdagenregeling... 12 7.4 Twaalfdagenregeling... 12 7.5 Aanvullende voorschriften transport, laden en lossen... 13 8 GECOMBINEERD LUCHTWASSYSTEEM BWL 2009.12... 13 8.1 Algemeen... 13 8.2 Uitvoering en gebruik... 13 8.3 Controle en inspectie... 14 8.4 Rendementsmeting... 15 8.5 Melding ongewone voorvallen... 15 9 BWL 2006.08... 16 9.1 Algemeen... 16 9.2 Uitvoering en gebruik... 16 C. OVERWEGINGEN... 9 1 Voor de activiteiten gebruik... 9 2 Het veranderen en in werking hebben van een inrichting... 10 2.1 Vergunde situatie... 10 2.2 Aangevraagde situatie... 10 2.3 Overzicht aantal en soort dieren... 10 2.4 Ligging bedrijf... 12 2.5 Nationale regelgeving... 12 2.6 Milieuhygiënische toetsing... 13 2.7 Europese regelgeving... 15 2.8 MILIEUASPECTEN... 18 2.9 Bodem... 20 2.10 Lozing (afval)water... 21 2.11 Geluid... 21 2.12 (Externe) veiligheid... 22 3 Handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden... 23

A. PROCEDUREEL 1 Gegevens aanvrager Op 23 november 2010 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning ontvangen. Het betreft een verzoek van de heer G. van de Lagemaat, aan de Klomperweg 125 in Lunteren voor de inrichting gelegen aan de Grolseweg 19 in Beltrum. Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Omgevingsvergunning voor de activiteiten milieuverantwoord ondernemen voor het wijzigen, uitbreiden en inwerking hebben van een varkenshouderij aan de Grolseweg 19 in Beltrum. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt een omgevingsvergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven omgevingsaspecten: het veranderen en het inwerking hebben van een inrichting (artikel 2.1.1.e Wabo) het planologisch mogelijk maken van de bouw van de stallen Als één of meer van bovengenoemde aspecten voorkomen, moet daarnaast beoordeeld worden of een aantal toestemmingsstelsels kan worden aangehaakt. Of daadwerkelijk moet worden aangehaakt, volgt niet uit de Wabo, maar uit de desbetreffende wet. De volgende stelsels zijn aangehaakt: handelingen met gevolgen voor beschermde natuurgebieden (artikel 19d.1 Nbwet) In artikel 47a van de Natuurbeschermingswet 1998 is bepaald dat de Natuurbeschermingswet wordt aangehaakt aan de omgevingsvergunning, indien voor de vergunning plichtige activiteiten tevens een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. 2 Bevoegd gezag Wij zijn het bevoegd gezag om de omgevingsvergunning te verlenen. Dit maken wij op uit bovenstaande projectbeschrijving en uit het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Wij zijn er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk, dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen. Dit betreffen aspecten met betrekking tot de leefomgeving (zoals ruimte, milieu en natuur) en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder moeten wij ervoor zorgen dat de voorschriften die bij de omgevingsvergunning horen, op elkaar zijn afgestemd. 3 Ontvankelijkheid In artikel 2.8 van de Wabo staat welke gegevens en bescheiden die bij een aanvraag omgevingsvergunning moeten worden ingediend om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. Dit is uitgewerkt in het Bor en in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Wij hebben de aanvrager verzocht om de aanvraag aan te vullen. Na binnenkomst van de gevraagde aanvullingen zijn van mening dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de werkzaamheden op de omgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. 4 Uitgebreide procedure Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een ander geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij de aanvraag niet gepubliceerd. 5 Verklaring van geen bedenkingen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur.

Op 16 februari 2011 hebben wij van de provincie Gelderland een ontwerp verklaring ontvangen waaruit blijkt dat er, gelet op het belang van het beschermde natuurgebied Korenburgerveen en Stelkampsveld, geen bedenkingen zijn tegen het verlenen van de gevraagde vergunning. Publicatie ingekomen aanvraag Wij hebben de ontvangst van uw aanvraag op 7 december 2010 gepubliceerd in de bijlage Berkelbericht uit het huis-aan-huisblad Achterhoek Nieuws. Naar aanleiding van deze kennisgeving zijn geen reacties binnengekomen. Bevoegd gezag Op basis van de door u ingediende gegevens blijkt dat wij bevoegd zijn om een beslissing te nemen over uw aanvraag (hoofdstuk 3 Besluit omgevingsrecht). Nemen van het besluit Uw aanvraag voldoet niet aan het bestemmingsplan Buitengebied (Eibergen). Uw aanvraag geldt daarom als een verzoek om een buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 van de Wabo. De voorbereiding tot het nemen van een besluit hebben wij daarom uitgevoerd volgens de uitgebreide procedure (artikel 3.12 van de Wabo). Uw aanvraag hebben wij verder getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Inspraakprocedure Op 1 juli 2008 heeft de gemeenteraad besloten om voorafgaand aan het toepassen van een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan, toepassing te geven aan de gemeentelijke Inspraakverordening en de uniforme algemene voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb). De inspraakprocedure is gevoerd (artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht) volgens de gemeentelijke Inspraakverordening. Uw aanvraag met bijlagen heeft van 16 november tot en met 27 december 2011 voor inspraak ter inzage gelegen waarbij de mogelijkheid is geboden om zienswijzen tegen de aanvraag in te dienen. Naar aanleiding van deze inspraakprocedure zijn er inspraakreacties binnengekomen. Deze reacties zijn opgenomen en weerlegd in het inspraakverslag. Het verslag beoordeling zienswijzen Buitengebied, Grolseweg 19, Beltrum (2011) maakt onderdeel uit van dit besluit. Bestuurlijk vooroverleg instanties Wij hebben uw aanvraag met bijlagen ook voorgelegd aan de instanties die bij de zorg voor de ruimtelijke ordening betrokken zijn of belast zijn met de behartiging van belangen die daarbij in het geding zijn (artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht). Deze onderdelen zijn ook terug te vinden in de Ruimtelijke onderbouwing. Ter inzage legging ontwerpbesluit Tussen 12 september t/m 23 oktober 2012 heeft een ontwerp van dit besluit ter inzage gelegen en zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen (art. 3.10 Wabo / afd. 3.4 Awb). Van deze gelegenheid is wel gebruik gemaakt. De zienswijzen die tegen deze beschikking ingediend zijn tegen de eerder ter inzage gelegen ontwerpbeschikking zijn reeds verwoord in de bijlage bij deze ontwerpbeschikking.

B. VOORSCHRIFTEN Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: 1 Het veranderen en in werking hebben van een inrichting 1.1 Gedragsvoorschriften 1.1.1 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.2 De inrichting mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden. Binnen de openingstijden mogen anderen dan het personeel van de inrichting uitsluitend onder toezicht in de inrichting aanwezig zijn. 1.1.3 Alle binnen de inrichting aanwezige machines, installaties en voorzieningen moeten overzichtelijk zijn opgesteld en altijd goed bereikbaar zijn. 1.1.4 Het aantrekken van insecten, knaagdieren en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren en ander ongedierte plaatsvinden. 1.1.5 Tijdens het in bedrijf zijn van de inrichting moet personeel aanwezig zijn dat voor controle- en registratiewerkzaamheden is geïnstrueerd. 1.1.6 Degene die de inrichting drijft is verplicht aan alle in de inrichting werkzame personen, inclusief binnen de inrichting werkzaam zijnde derden, een schriftelijke instructie te verstrekken. Het doel van de instructie is gedragingen hunnerzijds uit te sluiten die het gevolg zouden kunnen hebben dat de inrichting niet overeenkomstig de vergunning en haar voorschriften in werking is. Een zodanige instructie behoort aan een daartoe door het bevoegd gezag aangewezen persoon op diens verzoek te worden getoond. Er moet toezicht worden gehouden op het naleven van deze instructie. 1.1.7 De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting moet zodanig zijn afgeschermd dat geen directe lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is. 1.1.8 Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 1.1.9 In geval van een langdurige onderbreking van de werkzaamheden (langer dan 6 maanden), bij bedrijfsbeëindiging of bij een faillissement moeten alle in de inrichting aanwezige afvalstoffen c.q. gevaarlijke (afval)stoffen volgens de hierop van toepassing zijnde wet- en regelgeving worden afgevoerd. 1.1.10 a. De vergunninghouder dient zes maanden voor het einde van de vergunningstermijn

danwel voor het beëindigen van het gebruik van de inrichting, een door het bevoegd gezag goedgekeurd plan te hebben, waarin beschreven staat of, op welke wijze en binnen welke termijn de binnen de inrichting aanwezige (afval)stoffen, materialen en installaties zullen worden verwijderd, aan wie ze zullen worden afgegeven en hoe een eventuele verdere ontmanteling van de inrichting zal plaatsvinden. Alle afvalstoffen moeten voor het verstrijken van de vergunningstermijn uit de inrichting worden afgevoerd. 1.1.11 Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dat hiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uit de normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste 5 dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegd gezag worden gemeld. 1.1.12 Klachten van derden en de actie die door de vergunninghouder is ondernomen om de bron van de klachten te onderzoeken en eventueel weg te nemen, moeten worden geregistreerd. 1.1.13 Indien uit de inhoud van keurings- en inspectierapporten blijkt dat gevaar voor verontreiniging dreigt, moet direct het bevoegd gezag daarvan in kennis worden gesteld. 1.2 Registratie en onderzoeken 1.2.1 In de inrichting moet een centraal registratiesysteem aanwezig zijn waarin informatie omtrent onderhoud, metingen, keuringen, controles en gegevens van relevante milieuonderzoeken worden bijgehouden. In het registratiesysteem moet ten minste de volgende informatie zijn opgenomen: - De schriftelijke instructies voor het personeel; - De resultaten van in de inrichting uitgevoerde milieucontroles, keuringen, inspecties, metingen, registraties en onderzoeken; - Meldingen van ongewone voorvallen, die van invloed zijn op het milieu, met vermelding van datum, tijdstip en de genomen maatregelen; - Registratie van het energie- en waterverbruik; - Het bedrijfsenergieplan; - Het bedrijfsnoodplan; - Registratie van emissies; - Plan van aanpak reductie emissies; - De jaarlijkse voortgangsrapportages van de uitvoering van het plan van aanpak reductie emissies; - Metingen en storingen nageschakelde technieken; - De jaarlijkse voortgangsrapportages van de uitvoering van het energiebesparingsplan; - Registratie van klachten van derden omtrent milieu-aspecten en daarop ondernomen acties; - Een afschrift van de vigerende omgevingsvergunning(en) met bijbehorende voorschriften en meldingen; 1.2.2 De in het vorig voorschrift bedoelde informatie moet in ieder geval tot aan het beschikbaar zijn van de resultaten van de eerst volgende meting, keuring, controle of

analyse, maar ten minste gedurende 5 jaar in de inrichting worden bewaard en ter inzage gehouden voor de daartoe bevoegde ambtenaren. 1.3 Afvalstoffen van derden 1.3.1 De termijn van opslag van afvalstoffen mag maximaal één jaar bedragen. In afwijking hiervan mag de termijn van opslag van afvalstoffen maximaal drie jaar bedragen indien de vergunninghouder ten genoegen van het bevoegd gezag aantoont dat de opslag van afvalstoffen gevolgd wordt door nuttige toepassing van afvalstoffen. 2 AFVALSTOFFEN 2.1.1 Gebruikte poetsdoeken, absorptiematerialen en overige gevaarlijke afvalstoffen die vrijkomen bij onderhoudswerkzaamheden en bij het verwijderen van gemorste dieselolie, smeerolie en hydraulische olie, moeten worden bewaard in vloeistofdichte en afgesloten emballage die bestand is tegen inwerking van de betreffende afvalstoffen. 2.2 Opslag van afvalstoffen 2.2.1 De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen. 2.2.2 De verpakking van gevaarlijk afval moet zodanig zijn dat: niets van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen; het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; deze tegen normale behandeling bestand is; deze is voorzien van een etiket, waarop de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. 2.2.3 Afvalstoffen moeten zodanig gescheiden van elkaar worden opgeslagen dat de verschillende soorten afvalstoffen ten opzichte van elkaar geen reactiviteit kunnen veroorzaken. 2.3 Aanvullende voorschriften opslag van afvalstoffen 2.3.1 Vloeibare afvalstoffen in emballage moeten zijn geplaatst op een vloeistofdichte vloer of in een vloeistofdichte lekbak in het bebouwde deel van de inrichting. 2.3.2 Een vloeistofdichte lekbak moet, indien het (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft, de gehele inhoud van de totale hoeveelheid opgeslagen vloeistoffen kunnen bevatten. In de overige gevallen moet de bak een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakkingseenheid vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage.

2.3.3 Boven een vloeistofdichte lekbak met vloeibare afvalstoffen in emballage moet, indien deze buiten het bebouwde deel van de inrichting ligt, een afdak aanwezig zijn. Het afdak moet zo groot zijn dat regenwater niet binnen de vloeistofdichte lekbak kan komen. 2.3.4 Vloeibare afvalstoffen in emballage moeten worden bewaard op een vloeistofdichte vloer. De vloer moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling, een gotensysteem of een gelijkwaardige constructie van een zodanige capaciteit, dat ten minste de gemiddelde neerslaghoeveelheid van twee maanden binnen deze constructie kan worden opgevangen. Het verzamelde water moet tijdig worden afgevoerd. 2.3.5 Als afvalstof te beschouwen straalmiddel moet in gesloten verpakking in het bebouwde deel van de inrichting worden bewaard en regelmatig uit de inrichting worden afgevoerd. 2.3.6 Papierresten en huishoudelijk afval moeten worden opgeslagen in een gesloten (pers)container. 2.3.7 Verontreinigde emballage moet worden behandeld als gevulde emballage. Voor de bepaling van de opvangcapaciteit van een vloeistofdichte bak hoeft de opslagcapaciteit van de verontreinigde emballage niet meegerekend te worden. 3 AGRARISCHE ACTIVITEITEN 3.1 Dieraantallen en stalsystemen 3.1.1 De volgende dieren mogen aanwezig zijn binnen de inrichting: Stal nr RAV code Diercategorie, Aantal huisvestigingssysteem dieren 1 D 1.3.12.4 Guste/dragende 735 zeugen 1 D 2.4.4 dekberen 2 1 D 3.2.15.4.2 vleesvarkens 250 2 D 1.2.13 kraamzeugen 160 2 D 1.2.6 kraamzeugen 80 3 D 1.1.15.4.2 Gespeende biggen 4224 4 AFVALWATER 4.1 Algemeen 4.1.1 Bedrijfsafvalwater mag uitsluitend in een openbaar vuilwaterriool worden gebracht, als door de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid ervan: a. de doelmatige werking niet wordt belemmerd van een openbaar vuilwaterriool of de

bij een zodanig openbaar vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk behorende apparatuur; b. de verwerking niet wordt belemmerd van slib, verwijderd uit een openbaar vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk; c. de nadelige gevolgen voor de kwaliteit van een oppervlaktewaterlichaam zoveel mogelijk worden beperkt. 4.1.2 Alle te lozen bedrijfsafvalwaterstromen moeten aan de volgende eisen voldoen: a. de temperatuur in enig steekmonster mag niet hoger zijn dan 30 C, bepaald volgens NEN 6414 (2008); b. de zuurgraad, uitgedrukt in ph-eenheden, mag niet lager dan 6,5 en niet hoger dan 8,5 zijn in een etmaalmonster en niet hoger dan 10 in een steekmonster, bepaald volgens NEN-ISO 10523 (2008); c. het sulfaatgehalte in enig steekmonster mag niet meer dan 300 mg/l bedragen, bepaald volgens NEN 6487 (1997), NEN-ISO 22743:2006 of NEN-ISO 22743:2006/C1:2007. Als de vergunninghouder gebruik wil maken van een ander analyse of -methode, moet deze geaccrediteerd te zijn door de Raad van Accreditatie, of moet door de vergunninghouder worden aangetoond dat verkregen analyseresultaten vergelijkbaar zijn met de analyse volgens de NEN-norm. 5 BODEM 5.1 Aanvullende voorschriften voorzieningen 5.1.1 Een vloeistofdichte lekbak moet, indien het (licht) ontvlambare vloeistoffen betreft, de gehele inhoud van de totale hoeveelheid opgeslagen vloeistoffen kunnen bevatten. In de overige gevallen moet de bak een inhoud hebben van ten minste de grootste verpakkingseenheid vermeerderd met 10% van de inhoud van de overige emballage. 5.1.2 Boven een vloeistofdichte lekbak met vloeibare (afval)stoffen in emballage moet, indien deze buiten het bebouwde deel van de inrichting ligt, een afdak aanwezig zijn. Het afdak moet zo groot zijn dat regenwater niet binnen de vloeistofdichte lekbak kan komen. 5.1.3 Vloeibare (afval)stoffen in emballage moeten worden bewaard op een vloeistofdichte vloer. De vloer moet zijn omgeven door een vloeistofdichte omwalling, een gotensysteem of een gelijkwaardige constructie van een zodanige capaciteit, dat ten minste de gemiddelde neerslaghoeveelheid van twee maanden binnen deze constructie kan worden opgevangen. Het verzamelde water moet tijdig worden afgevoerd. 5.1.4 Een gemorste of gelekte vloeibare bodembedreigende vloeistof moet zodanig effectief worden opgevangen of opgeruimd dat deze kan worden afgevoerd via een daartoe bedoeld afvoersysteem of naar een daartoe erkend verwerker. 5.1.5 Hemelwater dat op of in een bodembeschermende voorziening terecht kan komen, moet regelmatig van of uit de voorziening wordt verwijderd of worden afgevoerd via

een daartoe bedoeld afvoersysteem. 5.1.6 Een lekbak waarin vloeibare bodembedreigende stoffen in verpakking of in een opslagtank wordt opgeslagen, heeft een opvangcapaciteit van ten minste 110% van de inhoud van de grootste verpakkingseenheid of opslagtank, met dien verstande dat de opvangcapaciteit ten minste 10% is van de inhoud van alle opgeslagen stoffen. 5.1.7 Een lekbak die toegepast wordt voor het opvangen van lek- of morsvloeistoffen moet op de volgende punten gecontroleerd worden: de lekbak correct is gepositioneerd zodat lekkende of wegspattende stoffen opgevangen kunnen worden; de materiaalkeuze van de lekbak afgestemd is op de aard van de stof die kan vrijkomen. 5.1.8 Het is verboden vloeistoffen definitief op of in de bodem te brengen. Toelichting: Oppervlaktewater, hemelwater of drinkwater zijn hiervan uitgezonderd, indien daaraan geen verontreinigende stoffen zijn toegevoegd, de concentratie verontreinigende stoffen niet door een bewerking van water is toegenomen en indien daaraan geen warmte is toegevoegd. 5.1.9 Een riolering voor de afvoer van afvalwater of verontreinigend hemelwater moet vloeistofdicht en bestand zijn tegen de daarvoor afgevoerde (vloei)stoffen. De vloeistofdichtheid van de riolering moet aangetoond worden overeenkomstig het daartoe krachtens het Besluit bodemkwaliteit aangewezen normdocument door een bedrijf dat daartoe beschikt over een erkenning op grond van dat besluit. 6 ENERGIE 6.1.1 Jaarlijks moet onderhoud worden uitgevoerd aan de stook- en verwarmingsinstallatie. Ten minste eenmaal per jaar moet, met het oog op een optimale verbranding in de installatie, een beoordeling worden uitgevoerd van de noodzakelijke afstelling en staat van onderhoud. Beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moet geschieden door een bedrijf dat is gecertificeerd volgens de certificatieregeling voor het uitvoeren van onderhoud en inspecties aan stookinstallaties, of over gelijkwaardige deskundigheid beschikt. Meetrapporten en verdere rapportage van het onderhoud moeten worden opgenomen in het logboek van de installatie, en moeten 5 jaar ter inzage voor het bevoegd gezag worden gehouden. 7 GELUID EN TRILLINGEN 7.1 Algemeen 7.1.1 Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, uitgave 1999.

7.2 Representatieve bedrijfssituatie 7.2.1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau L Ar,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Beoordelingspunt LAr,LT) [in db(a)] Dag 07.00-19.00 LAr,LT) [in db(a)] Avond 19.00-23.00 Bosmansweg 4 40 34 28 Grolseweg 21 40 31 30 Bosmansweg 3a 29 21 26 Bosmansweg 2 31 26 28 LAr,LT) [in db(a)] Nacht 23.00-07.00 7.3 Twaalfdagenregeling 7.3.1 Van bovenstaande normen mag maximaal 12 maal per jaar afgeweken worden. Elke keer als gebruik gemaakt wordt van deze 12 dagen regeling moet dit vooraf (minimaal 3 dagen van te voren) gemeld worden bij de handhavers van de gemeente Berkelland 7.3.2 In afwijking van wat is gesteld in voorschrift 7.2.1 mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau L Ar,LT veroorzaakt door de ventilatie en het lossen van bulkvoer en het laden van varkens in de nacht, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Beoord. punt LAr,LT [in db(a)] Dag 07.00-19.00 LAr,LT [in db(a)] Avond 19.00-23.00 Bosmansweg 4 40 35 30 Grolseweg 21 41 38 36 Bosmansweg 3a 40 42 39 Bosmansweg 2 42 43 40 LAr,LT [in db(a)] Nacht 23.00-07.00 7.3.3 Het maximale beoordelingsniveau L Amax veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Beoordelingspunt LAr,LT) [in db(a)] Dag 07.00-19.00 LAr,LT) [in db(a)] Avond 19.00-23.00 Bosmansweg 4 54 56 Grolseweg 21 57 60 Bosmansweg 3a 54 56 Bosmansweg 2 57 60 7.4 Twaalfdagenregeling LAr,LT) [in db(a)] Nacht 23.00-07.00

7.4.1 Van bovenstaande normen mag maximaal 12 maal per jaar afgeweken worden. Elke keer als gebruik gemaakt wordt van deze 12 dagen regeling moet dit vooraf (minimaal 3 dagen van te voren) gemeld worden bij de handhavers van de gemeente Berkelland 7.4.2 In afwijking van wat is gesteld in voorschrift 7.3.3. mag het maximale beoordelingsniveau L Amax veroorzaakt door de ventilatie en het lossen van bulkvoer en het laden van varkens in de nacht, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, op de onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Beoord. punt LAr,LT [in db(a)] Dag 07.00-19.00 LAr,LT [in db(a)] Avond 19.00-23.00 Bosmansweg 4 54 56 56 Grolseweg 21 57 55 60 Bosmansweg 3a 54 56 56 Bosmansweg 2 57 60 60 LAr,LT [in db(a)] Nacht 23.00-07.00 7.5 Aanvullende voorschriften transport, laden en lossen 7.5.1 Het in deze vergunning met betrekking tot het maximale geluidniveau gestelde is niet van toepassing op het laden of het lossen ten behoeve van de inrichting voor zover dit plaatsvindt tussen 07.00 uur en 19.00 uur. Toelichting: Onder laad- en losactiviteiten worden ook aanverwante activiteiten verstaan zoals het op en van het terrein van de inrichting rijden, het slaan van autoportieren, het starten en wegrijden van de voertuigen. Het rijden van interne transportmiddelen, zoals vorkheftrucks, met als doel op- en overslag van goederen wordt niet gerekend onder laad- en losactiviteiten. 7.5.2 Het laden en lossen van goederen mag uitsluitend plaatsvinden op het terrein van de inrichting. 8 GECOMBINEERD LUCHTWASSYSTEEM BWL 2009.12 8.1 Algemeen 8.1.1 Stal 1 en 3 moet met het gecombineerd luchtwassysteem 85 procent ammoniakemissiereductie met watergordijn en biologische wasser zijn uitgevoerd (nummer BWL 2009.12). De stal moet overeenkomstig de bij de vergunning behorende tekening(en) en bijlage(n) worden uitgevoerd, tenzij anders in de voorschriften staat aangegeven. 8.2 Uitvoering en gebruik 8.2.1 Alle maatregelen en voorzieningen die een doelmatige werking van het

luchtwassysteem waarborgen moeten worden getroffen. Het gaat hier tenminste om de maatregelen en voorzieningen die zijn genoemd in de bij dit luchtwassysteem behorende systeembeschrijving. Dit betreft de beschrijving met het nummer BWL 2009.12 van oktober 2009. Toelichting: De maatregelen en voorzieningen zijn ook opgenomen in de beoordelingstabel van deze luchtwasser die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. 8.2.2 De uitvoering en gebruik van het ventilatiesysteem voor de aanvoer van de ventilatielucht naar het luchtwassysteem moet voldoen aan de eisen van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'. Deze eisen zijn opgenomen in de checklist ventilatie bij luchtwassysteem die deel uit maakt van dit technisch informatiedocument. Toelichting: De checklist is ook opgenomen bij de beoordelingstabel van deze luchtwasser die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. 8.2.3 Het luchtwassysteem met de daarbij behorende onderdelen en leidingen moet zodanig zijn gedimensioneerd, zijn geïnstalleerd en worden onderhouden dat altijd een goede werking is gewaarborgd. 8.2.4 Na het installeren of opleveren van het luchtwassysteem moet een kopie van de opleveringsverklaring worden getoond aan het bevoegd gezag. In dit certificaat moeten de belangrijkste gegevens (zoals controleparameters) en dimensioneringsgrondslagen staan (zie de bijlage model opleveringsverklaring luchtwassysteem bij het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'). 8.2.5 Binnen een half jaar nadat de luchtwasser in gebruik is genomen, moet de luchtwasinstallatie zijn ingeregeld. 8.2.6 Bij het reinigen van het filterpakket mag de luchtwasser voor maximaal 36 uur buiten werking zijn. De luchtwasser wordt niet eerder buiten werking gezet dan bij de aanvang van de reiniging en na reiniging moet de luchtwasser direct weer in gebruik worden genomen. 8.2.7 Het wasmedium van de wasser moet zijn voorzien van een debietmeting en laagdebietalarmering die terstond in werking treedt als het debiet van het wasmedium te laag is voor een optimaal wassende werking. 8.3 Controle en inspectie 8.3.1 De controle en inspectie van de luchtwasinstallatie met alle bijkomende voorzieningen moet worden uitgevoerd volgens de bepalingen die zijn opgenomen in de: - bij dit luchtwassysteem behorende systeembeschrijving, de beschrijving met het nummer BWL 2009.12 van oktober 2009; - checklist controle werking biologisch luchtwassysteem die deel uit maakt van het

technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'; - checklist onderhoud biologisch luchtwassysteem die deel uit maakt van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'. Indien de resultaten van de controles afwijken van het resultaat dat is vermeld in de bijlage monsternameprotocol biologisch luchtwassysteem en de bijlage controlepunten wekelijkse controle biologisch luchtwassysteem bij het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij' moeten de bijbehorende acties, die in de betreffende tabel zijn weergegeven, worden genomen. Toelichting: Deze bepalingen zijn ook opgenomen in de beoordelingstabel van deze luchtwasser die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. De genoemde checklisten zijn ook opgenomen bij de beoordelingstabel van deze luchtwasser die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. 8.4 Rendementsmeting 8.4.1 Na ingebruikname van de stal moet de vergunninghouder aan het bevoegd gezag rapporteren over de werkelijke emissie van ammoniak en geur en het reinigingsrendement van de luchtwasser voor beide stoffen. 8.4.2 De tijdstippen waarop de in het vorige voorschrift aangegeven rendementsmeting moet worden uitgevoerd zijn opgenomen in de bij dit luchtwassysteem behorende systeembeschrijving, de beschrijving met het nummer BWL 2009.12 van oktober 2009. 8.4.3 Indien de in het logboek opgenomen gegevens daartoe aanleiding geven, of indien niet wordt voldaan aan enig voorschrift met betrekking tot een goede werking van het luchtwassysteem, wordt op aangeven van het bevoegd gezag de rendementsmeting op een door het bevoegd gezag te bepalen tijdstip uitgevoerd of herhaald. Toelichting: Wanneer het bevoegd gezag op goede gronden twijfelt aan de goede werking van het luchtwassysteem, kan het bevoegd gezag het uitvoeren van een rendementsmeting eisen. 8.4.4 De rendementsmeting moet worden uitgevoerd volgens de beschrijving in de checklist rendementsmeting luchtwassysteem die deel uit maakt van het technisch informatiedocument 'Luchtwassystemen voor de veehouderij'. De meting moet plaatsvinden onder representatieve bedrijfscondities. Toelichting: De checklist is ook opgenomen bij de beoordelingstabel van deze luchtwasser die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. 8.4.5 Een afschrift van de rendementsmeting met vermelding van de bedrijfscondities (ventilatiedebiet en aantallen aanwezige dieren) moet binnen een maand na de meting aan het bevoegd gezag worden getoond. 8.5 Melding ongewone voorvallen

8.5.1 Indien door wat voor oorzaak c.q. storing dan ook gedurende meer dan 24 uren ongezuiverde stallucht in de buitenlucht terecht komt, dan wel is gekomen, moet het bevoegd gezag onmiddellijk hiervan in kennis worden gesteld. 9 BWL 2006.08 9.1 Algemeen 9.1.1 Stal 3 moet met het systeem mestpan onder kraamhok zijn uitgevoerd (nummer BWL 2006.08). De stal moet overeenkomstig de bij de vergunning behorende tekening(en) en bijlage(n) worden uitgevoerd, tenzij anders in de voorschriften staat aangegeven. 9.2 Uitvoering en gebruik 9.2.1 Alle maatregelen en voorzieningen die een doelmatige werking van het huisvestingssysteem waarborgen moeten worden getroffen. Het gaat hier tenminste om de maatregelen en voorzieningen die zijn genoemd in de bij dit huisvestingssysteem behorende systeembeschrijving. Dit betreft de beschrijving met het nummer BWL 2006.08 van oktober 2006. Toelichting: De maatregelen en voorzieningen zijn ook opgenomen in de beoordelingstabel van deze stal die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit. 9.2.2 De mestpan en het mestafvoersysteem, met de daarbij behorende onderdelen en leidingen, moeten zodanig worden gedimensioneerd en onderhouden dat altijd een goede werking is gewaarborgd. 9.2.3 De overloop voor de waarborging van het emitterend oppervlak in het mestkanaal moet voldoen aan de eisen van het hoofdstuk overloop in mestkanalen uit het technisch informatiedocument 'Afvoersystemen voor de varkenshouderij'. Deze eisen zijn opgenomen in de checklist overloop in mestkanaal bij huisvestingssysteem die deel uit maakt van dit technisch informatiedocument. Toelichting: De checklist is ook opgenomen bij de beoordelingstabel van deze stal die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit.

9.2.4 Het mestafvoersysteem voor de afvoer van de mest uit de mestkanalen moet voldoen aan de eisen van het hoofdstuk rioolsysteem uit het technisch informatiedocument 'Afvoersystemen voor de varkenshouderij'. Deze eisen zijn opgenomen in de checklist rioolsysteem bij huisvestingssysteem die deel uit maakt van dit technisch informatiedocument. Toelichting: De checklist is ook opgenomen bij de beoordelingstabel van deze stal die deel uitmaakt van de overwegingen bij het besluit.

C. OVERWEGINGEN Om het besluit te kunnen nemen hebben wij het volgende overwogen: Voor de activiteit het gebruiken van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan Bestemmingsplan Het perceel waarop u wilt bouwen ligt in het bestemmingsplan Buitengebied (Eibergen). Volgens het bestemmingsplan heeft uw perceel de bestemming Agrarisch gebied met een agrarisch bouwperceel. Door de realisatie van uw bouwplan wordt er buiten het bouwperceel gebouwd. Uw bouwplan is daardoor voor dit deel van het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan. Een aanvraag die in strijd is met het bestemmingsplan geldt tevens als verzoek om het bouwwerk te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.11, lid 2 Wabo). Afwijking bestemmingsplan Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a Wabo, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 van de Wabo). Aan uw bouwplan voor het oprichten van een zeugenstal, biggenstal en een kraamzeugenschuur kunnen wij alleen meewerken door het toepassen van een afwijking van het geldende bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 o van de Wabo. De gemeenteraad van Berkelland nam op 14 september 2010 een besluit over het aanwijzen van categorieën van gevallen waarvoor het college van burgemeester en wethouders kunnen afwijken van een bestemmingsplan zonder een afzonderlijke verklaring van geen bedenkingen. Uw bouwplan voldoet aan de voorwaarden die in dit besluit zijn benoemd. Daarmee is ons college bevoegd om te beslissen op uw aanvraag zonder dat de gemeenteraad eerst moet worden gevraagd om een verklaring van geen bedenkingen af te geven. Ruimtelijke onderbouwing Voor uw bouwplan waarvoor een buitenplanse afwijking wordt gevraagd is een goede ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Uit deze ruimtelijke onderbouwing blijkt dat er geen ruimtelijke belemmeringen zijn voor het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning. Tijdens de termijn van ter inzage legging van het ontwerpbesluit hebben wij wel reacties ontvangen. Daardoor is er wel aanleiding voor een aanpassing of aanvulling van de ruimtelijke onderbouwing. De notitie Buitengebied Grolseweg 19 in Beltrum, 2011 van 31 juli 2012 is als bijlage aan dit besluit toegevoegd en maakt als zodanig onderdeel uit van de motivering van dit besluit. Exploitatie In artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening is onder meer bepaald dat bij de toepassing van een buitenplanse afwijking kan worden besloten om geen exploitatieplan vast te stellen. Wij zijn met u een overeenkomst aangegaan waardoor het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in de buitenplanse afwijking begrepen gronden op een andere manier is verzekerd, zodat daarvoor geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Bodem U heeft een bodemonderzoek aangeleverd. Wij hebben het onderzoeksrapport beoordeeld. Er blijken geen milieuhygiënische belemmeringen te zijn die de uitvoering van uw bouwplan verhinderen.

10 Het veranderen en in werking hebben van een inrichting 10.1 Vergunde situatie Voor de veehouderij is op 3 september 2001 een revisievergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend. Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden en deze vergunning van rechtswege een omgevingsvergunning op basis van de Wabo geworden. 10.2 Aangevraagde situatie De aanvraag betreft een revisievergunning in verband met het veranderen, uitbreiden en in werking hebben van een varkenshouderij waarvoor al eerder een omgevingsvergunning werd verleend. Een korte opsomming van de activiteiten binnen het bedrijf: Het houden van varkens Het opslaan van: - vloeibare mest in mestkelders - vloeibare mest in een mestbassin - vaste mest op een mestplaat - ruwvoer - mengvoer - granen - dieselolie in een daarvoor bestemde tank in een lekbak - smeerolie in vaten in een lekbak - melk in een koeltank - medicijnen ten behoeve van de diergezondheid - reinigingsmiddelen ter preventie van dierziekten - bestrijdingsmiddelen voor de bestrijding van onkruid en ongedierte - zaagsel, hooi en stro Het in gebruik hebben van: - een bedrijfswoning - varkensstallen - een werkplaats - een (werktuigen)berging - een kantine - wasplaats Binnen de veehouderij wordt voornamelijk het volgende veranderd: Er blijft een klein stukje kraamstal staan alle overige gebouwen worden gesloopt; Er worden twee nieuwe stallen gebouwd. 10.3 Overzicht aantal en soort dieren In tabel 1 staan het aantal en soort dieren dat volgens de verleende omgevingsvergunning aanwezig mogen zijn binnen de het bedrijf. In tabel 2 staan het aantal en soort aangevraagde dieren.

Tabel 1 diercategorie stalsysteem Groen Label/BWL biggenopfok (gespeende biggen) overige huisvestingssystemen; hokoppervlak maximaal 0,35 m2 RAV code aantal dieren OU per dier NH3 per dier max. emiss ie aantal OU/ seconde ammoni ak in kg/jaar max. emissie D 1.1.100.1 1078 7,8 0,6 0,23 8408,4 646,8 247,94 biggenopfok (gespeende biggen) overige huisvestingssystemen; hokoppervlak groter dan 0,35 m2 D 1.1.100.2 75 7,8 0,75 0,23 585 56,25 17,25 kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) guste en dragende zeugen guste en dragende zeugen dekberen, 7 maanden en ouder vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking, zie eindnoot 5 ondiepe mestkelders met mest- en waterkanaal voormalig BB 95.12.032, zie eindnoot 4 D 1.2.6 80 27,9 4 2,9 2232 320 232 overige huisvestingssystemen D 1.2.100 10 27,9 8,3 2,9 279 83 29 rondloopstal met zeugenvoerstation en strobed overige huisvestingssystemen, groepshuisvesting BWL 2010.09.V1 (voorheen BB 00. 06.086) D 1.3.10 260 18,7 2,6 2,6 4862 676 676 D 1.3.100 25 18,7 4,2 2,6 467,5 105 65 overige huisvestingssystemen D 2.100 1 18,7 5,5 5,5 18,7 5,5 5,5 overige huisvestingssystemen; hokoppervlak groter dan 0,8 m2 Tabel 2 diercategorie stalsysteem Groen Label/BWL biggenopfok (gespeende biggen) luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch; gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser; hokoppervlakte groter dan 0,35 m2 (zie eindnoot 3) BWL 2007.02.V1; BWL 2010.02 D 3.100.2 12 23,0 3,5 1,4 276 42 16,8 Totaal: RAV code aantal dieren OU per dier NH3 per dier max. emiss ie 17128,6 1934,55 1289,49 aantal OU/ seconde ammoni ak in kg/jaar max. emissie D 1.1.15.4.2 4224 2,0 0,11 0,23 8448 464,64 971,52 kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) guste en dragende zeugen ondiepe mestkelders met mest- en waterkanaal voormalig BB 95.12.032, zie eindnoot 4 D 1.2.6 80 27,9 4 2,9 2232 320 232 mestpan onder kraamhok BWL 2006.08 D 1.2.13 160 27,9 2,9 2,9 4464 464 464 luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch; gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (zie eindnoot 3) BWL 2009.12 D 1.3.12.4 735 2,8 0,63 2,6 2058 463,05 1911

dekberen, 7 maanden en ouder vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking, zie eindnoot 5 luchtwassysteem anders dan biologisch of chemisch; gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (zie eindnoot 3) luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch; gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser; hokoppervlak groter dan 0,8 m2 (zie eindnoot 3) BWL 2009.12 D 2.4.4 2 2,8 0,83 5,5 5,6 1,66 11 BWL 2009.12 D 3.2.15.4.2 250 3,5 0,53 1,4 875 132,5 350 Totaal: 18082,6 1845,85 3939,52 10.4 Ligging bedrijf De veehouderij ligt in het buitengebied van de gemeente Berkelland (Beltrum). De in de aanvraag genoemde activiteiten passen binnen het geldende bestemmingsplan buitengebied Eibergen, goedgekeurd op 27 juni 1995. Op basis van de kaart die hoort bij het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers, bekend gemaakt op 30 mei 2005 ligt de veehouderij in een landbouwontwikkelingsgebied. De veehouderij ligt niet in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied of een stiltegebied. 10.5 Nationale regelgeving 10.5.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet milieubeheer (Wm) In artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wabo staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: a. het oprichten b. het veranderen of veranderen van de werking of c. het in werking hebben van een inrichting (veehouderij). In artikel 1.1, lid 1 van de Wabo staat dat met een inrichting wordt bedoeld een inrichting die behoort tot een categorie die is aangewezen op basis van artikel 1.1, lid 3 van de Wabo. In artikel 1.1 lid 3 van de Wabo staat dat op basis van een algemene maatregel van bestuur categorieën inrichtingen aangewezen worden als bedoeld in artikel 1.1, lid 4 van de Wet milieubeheer (Wm), waarvan het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing, gezien de aard en de omvang van de nadelige gevolgen die de inrichtingen voor het milieu kunnen veroorzaken. Bij de maatregel worden als categorie in ieder geval aangewezen de inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort. In artikel 1.1, lid 4 van de Wm staat dat onder een inrichting wordt verstaan, een inrichting behorende tot een categorie die op basis van artikel 1.1, lid 3 van de Wm is aangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. In artikel 1.1, lid 3 van de Wm staat dat bij algemene maatregel van bestuur categorieën van inrichtingen worden aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. In artikel 2.1, lid 1 van het BOR staat dat als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, lid 3 van de Wm, die nadelige gevolgen voor het milieu kunne veroorzaken, worden aangewezen de categorieën van richtingen, die in bijlage 1 van het BOR zijn genoemd. De aanvraag betreft activiteiten die zijn omschreven in de volgende categorieën van bijlage I van het Ivb:

categorie 1.1.a. en b.(gezamenlijk motorisch vermogen van meer dan 1,5 kw, verbrandingsmotoren met een gezamenlijk vermogen van meer dan 1,5 kw); categorie 5.1. (opslaan en/of overslaan van brandbare vloeistoffen); categorie 7.1.a. (opslaan en/of overslaan van meer dan 10 m3 dierlijke meststoffen); inrichting voor het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of overige organische meststoffen; categorie 8.a. (het fokken, mesten en houden van dieren); categorie 9.e. (het opslaan van voedingsmiddelen voor dieren). De aanvraag heeft dus betrekking op een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wabo. De aanvraag betreft geen inrichting waarbinnen een gpbv-installatie aanwezig is. Onder een gpbvinstallatie wordt een installatie verstaan als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn). De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing van deze aspecten heeft plaatsgevonden. Een uitwerking hiervan wordt verderop in dit document weergegeven. 10.5.1.1 Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen In artikel 10.37 van de Wet milieubeheer is aangegeven hoe men zich moet ontdoen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. In artikel 10.38 van de Wm is vastgelegd dat degene die bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen afgeeft dit dient te registreren. In het artikel is tevens vastgelegd wat moet worden geregistreerd en hoe lang deze gegevens moeten worden bewaard. Daarom zijn met betrekking tot het ontdoen van afvalstoffen in deze vergunning geen voorschriften opgenomen. 10.5.2 Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) In AMvB s worden direct werkende voorschriften gesteld. Deze voorschriften mogen niet in het voorschriftenpakket bij de beschikking worden opgenomen. 10.5.2.1 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) In algemene maatregelen van bestuur (AMvB s) worden voor bepaalde activiteiten direct werkende eisen gesteld. Deze eisen mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In de omgevingsvergunning kan alleen van de AMvB worden afgeweken voor zover dat in de AMvB is aangegeven. Uit artikel 2.1, eerste en tweede lid van de Wabo, juncto artikel 2.1, tweede lid van het Bor juncto bijlage 1 onder B en C van het Bor volgt dat op inrichtingen waar een installatie aanwezig is als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gpbv-installatie), het Activiteitenbesluit niet van toepassing is. Bij onderhavige inrichting is een dergelijke installatie aanwezig, zodat het Activiteitenbesluit niet van toepassing is. 10.6 Milieuhygiënische toetsing Gelet op artikel 2.14, lid 1 onder a van de Wabo hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de beslissing op de aanvraag: de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting of het mijnbouwwerk daarvoor gevolgen kan veroorzaken; de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan; de met betrekking tot de inrichting of het mijnbouwwerk en het gebied waar de inrichting of het mijnbouwwerk zal zijn of is gelegen, redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu; de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de inrichting of het mijnbouwwerk kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen; het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting of het mijnbouwwerk voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene