Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 102704/29 Betreft zaak: geschil WBR - ENECO 102704 Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet. I Verloop van de procedure 1. Op 14 maart 2007 ontving de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een aanvraag geschilbeslechting energie 1 van Woningbedrijf Rotterdam (hierna: WBR). Het betreft een geschil met Eneco Netbeheer B.V. (hierna: Eneco). 2. Op 2 april 2007 is WBR door de Raad geïnformeerd dat hij voornemens was de aanvraag van WBR niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de Raad viel de aanvraag buiten de grenzen van zijn bevoegdheid. WBR werd in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken nader te motiveren waarom de aanvraag wel ontvankelijk zou zijn. 3. Op 23 april 2007 ontving de Raad een nadere motivering van de aanvraag van WBR. Op grond daarvan is de aanvraag alsnog in behandeling genomen. 4. Op 5 juni 2007 heeft de Raad een reactieformulier van Eneco ontvangen. 5. Op 12 juni 2007 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. In de hoorzitting hebben WBR en Eneco hun standpunten toegelicht. II Wettelijk kader 6. Ingevolge artikel 51 E-wet kan een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet 1 Aanvraag als bedoeld in artikel 51 Elektriciteitswet 1998 1
uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, een klacht bij de Raad indienen. 7. Een aansluiting wordt op grond van artikel 23 E-wet gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer de gevraagde aansluiting niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om een aansluiting bij de netbeheerder is ingediend. 8. In artikel 1.1.2 NetCode wordt onder aangeslotene mede verstaan degene die om een aansluiting heeft verzocht. 9. Artikel 2.1.2.1 NetCode schept voor de aangeslotene de verplichting te zorgen dat de aansluiting goed bereikbaar blijft 10. De toegang tot de ruimte waarin zich [...] de tot de aansluiting behorende apparatuur bevinden, mag op grond van artikel 2.1.2.2. NetCode niet op een naar het oordeel van de netbeheerder ontoelaatbare wijze worden belemmerd. III Het geschil 11. Door WBR wordt in Rotterdam het renovatieproject Grote Woningen (hierna: Grote Woningen) uitgevoerd. In het kader van dit project worden meerdere kleinere woningen gerenoveerd en samengevoegd tot een kleiner aantal grotere woningen. In verband daarmee dienen de bestaande gas- en elektriciteitsaansluitingen te worden vervangen. Het geschil ziet op het deelproject Aster- en Egelantierstraat van Grote Woningen. Naar de mening van WBR heeft Eneco niet binnen de in artikel 23 E-wet genoemde redelijke termijn de voor dit deelproject gevraagde aansluitingen gerealiseerd. Standpunt WBR 12. WBR stelt dat Eneco de gevraagde aansluitingen voor het deelproject Aster- en Egelantierstraat niet tijdig, althans niet binnen de redelijke termijn die artikel 23 E-wet voorschrijft, heeft gerealiseerd. WBR heeft daardoor schade geleden en zij heeft terzake een claim ingediend bij Eneco. WBR klaagt er daarnaast over dat de functionarissen van Eneco moeilijk bereikbaar zijn. Zij kan bij Eneco niet behoorlijk terecht met haar klachten over de gang van zaken. 13. Naar aanleiding van vragen van de hoorcommissie heeft WBR een overzicht overgelegd van de aansluitingen op welke het geschil betrekking heeft. Het gaat om 2
de aansluitingen op de Egelantierstraat 6A, 16A, 16B, 18A, 18B, 22B, 30A, 32A, 32B en op Asterstraat 23A-l, 23A-r, 27A, 27B, 31A, 31B, 43A, 43B, 47, 53, 57, 59 en 69. 2 Voorts staat vast dat op 12 juni 2007 op drie na alle woningen in het project Aster- Egelantierstraat door Eneco van nieuwe aansluitingen voorzien waren. Standpunt Eneco 14. Eneco heeft gesteld dat haar (onder)aannemers verscheidene keren de werkzaamheden niet hebben kunnen uitvoeren door aan WBR toe te rekenen omstandigheden. Bouwmaterialen, containers en steigers versperden meermaals de toegang tot plekken waar de (onder)aannemer van Eneco werkzaamheden moest verrichten. De meterkasten voldeden op het moment dat met de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwe aansluitingen kon worden begonnen niet steeds aan de eisen. In een aantal gevallen was reeds begonnen met sloopwerkzaamheden voordat de oude aansluitingen waren verwijderd, hetgeen tot gevaarlijke situaties kon leiden. In deze situaties zag de (onder)aannemer van Enenco zich gedwongen onverrichter zake terug te keren en de werkzaamheden opnieuw in te plannen. 15. Eneco heeft voorts aangegeven dat WBR niet volledig is geweest bij het aanvragen van de aansluitingen. Aanvankelijk heeft WBR niet voor alle woningen offerte voor een nieuwe aansluiting aangevraagd. Desondanks heeft Eneco op een gegeven moment besloten over te gaan tot het verwijderen van oude en het aanleggen van nieuwe aansluitingen bij alle woningen van het project Aster- Egelantierstraat, ook voor die woningen voor welke geen offerteaanvraag gedaan was. Deze offerte aanvragen zijn na de realisatie van de nieuwe aansluitingen alsnog door WBR ingediend, hetgeen ook blijkt uit de reactie van Eneco op het in randnummer 13 vermelde overzicht van WBR. IV Beoordeling Niet-ontvankelijkheid schadevordering van WBR 16. De Raad stelt voorop dat hij in het kader van artikel 51 E-wet niet bevoegd is te oordelen over de schadevergoeding die WBR wegens wanprestatie vordert van Eneco. Voor zover de geschilaanvraag van WBR daar betrekking op verklaart de Raad zich niet bevoegd. Aansluitplicht en redelijke termijn voor aansluiten 2 O.g.v. overzichten die Eneco en WBR na afloop van de hoorzitting hebben ingediend 3
17. WBR heeft gesteld dat zij zich actief heeft ingespannen om met Eneco in overleg te treden om de ontstane situatie te bespreken. Het bleek echter bijzonder moeilijk om de juiste functionarissen van Eneco te spreken te krijgen. De Raad vindt dat Eneco deze stelling onvoldoende heeft weersproken. 18. Ten aanzien van WBR wijst de Raad er op dat ook de aangeslotene, waaronder tevens moet worden verstaan degene die om een aansluiting heeft verzocht, 3 ingevolge de Netcode Elektriciteit verplichtingen heeft. Zo dient de aangeslotene er voor te zorgen dat de aansluiting goed bereikbaar blijft en mag hij niet de toegang tot de ruimte waarin zich de tot de aansluiting behorende apparatuur bevindt op een naar het oordeel van de netbeheerder ontoelaatbare wijze belemmeren. 4 Eneco heeft aangevoerd en met foto s onderbouwd dat WBR dan wel haar aannemer de plaatsen waar Eneco werkzaamheden zou moeten verrichten in verband met het aanleggen van de aansluitingen niet steeds bereikbaar heeft gehouden. Voorts heeft Eneco aangetoond dat WBR dan wel haar aannemer tegen de afspraken in reeds was begonnen met sloopwerkzaamheden alvorens de aansluitingen waren verwijderd. 19. De Raad stelt vast dat tussen Eneco en haar (onder)aannemers enerzijds en WBR en haar aannemer anderzijds sprake is geweest van miscommunicatie. Op grond van artikel 23 E-wet is Eneco als netbeheerder evenwel verplicht om op verzoek binnen een redelijke termijn een aansluiting te realiseren. Bedoelde redelijke termijn wordt geacht te zijn verstreken na 18 weken. Op deze tot de netbeheerder gerichte verplichting is geen uitzondering geformuleerd. 20. Uit het hiervoor in randnummer 13 genoemde overzicht van WBR en de reactie daarop van Eneco heeft de Raad afgeleid dat ten aanzien van de daar genoemde adressen, met uitzondering van de Asterstraat 43A, 43B, 47 en 57, de aansluitingen zijn gerealiseerd nadat de termijn van 18 weken is verstreken. Hiermee is komen vast te staan dat Eneco in 18 gevallen de niet binnen een redelijke termijn de aansluitingen heeft gerealiseerd, hetgeen schending van artikel 23 E-wet oplevert. 21. De Raad hecht er evenwel aan op te merken dat hij zich bewust is van de omstandigheden waaronder deze schending van artikel 23 E-wet heeft plaatsgevonden. Zo is de Raad van oordeel dat een en ander gezien de miscommunicatie tussen de partijen niet alleen aan Eneco, maar ook aan WBR te verwijten is. Dit kan echter niet afdoen aan de vaststelling dat artikel 23 E-wet is 3 Artikel 1.1.2 NetCode. 4 Artikel 2.1.2.1 en 2.1.2.2 NetCode. 4
geschonden. In het kader van dit geschil kan in het midden blijven in welke mate precies de ontstane situatie aan Eneco dan wel aan WBR te verwijten is. Conclusie 22. Op grond van de door partijen overgelegde overzichten, welke over en weer niet zijn betwist, stelt de Raad vast dat op de adressen Egelantierstraat 6A, 16A, 16B, 18A, 18B, 22B, 30A, 32A, 32B en op Asterstraat 23A-l, 23A-r, 27A, 27B, 31A, 31B, 53, 59 en 69 de aansluitingen zijn gerealiseerd meer dan 18 weken na het verzoek daartoe. Mitsdien moet worden vastgesteld dat Eneco de desbetreffende aansluitingen niet binnen een redelijke termijn heeft gerealiseerd en aldus artikel 23 E-wet heeft geschonden. 23. De eis van WBR met betrekking tot de schadevergoeding wordt niet-ontvankelijk verklaard. De klacht van WBR dient gegrond te worden verklaard voor zover deze ziet op schending van artikel 23 E-wet door Eneco. 5
V Besluit De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit - verklaart zich niet bevoegd met betrekking tot de eis tot schadevergoeding van WBR; - besluit tot gegrond verklaring van de klacht van Woningbedrijf Rotterdam B.V. houdende dat Eneco Netbeheer B.V. terzake van de verzoeken tot het aanleggen van aansluitingen op de adressen Egelantierstraat 6A, 16A, 16B, 18A, 18B, 22B, 30A, 32A, 32B en op Asterstraat 23A-l, 23A-r, 27A, 27B, 31A, 31B, 53, 59 en 69, artikel 23 van de Elektriciteitswet 1998 heeft geschonden. Datum: 26 november 2007 De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit namens deze: W.g. P.J. Plug Directeur Directie Toezicht Energie Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. In dit bezwaarschrift kan een belanghebbende op basis van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter. 6