Onderzoek Leefsituatie en Participatie 2004



Vergelijkbare documenten
LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. De leefsituatie van Lelystedelingen in 2006

Gemeente Lelystad, team Onderzoek 1

Sportparticipatie Volwassenen

Samenvatting onderzoek cultuurparticipatie 2010

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. De leefsituatie van Lelystedelingen in 2008

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling 2007

De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. Leefbaarheid, Veiligheid en welzijn 2007

De mening van de inwoners gepeild. Cultuurpeiling gemeente. Onderzoek en Statistiek November 2011

Grafiek 23.1a Bezoek aan culturele voorstellingen en voorzieningen de afgelopen 12 maanden, % 26% 26% 26% 19% 17% 12% 10%

Sportparticipatie 2016 Volwassenen

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2016

Waardering van leefbaarheid en woonomgeving

WOONTEVREDENHEID 2011

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

3.5 Voorzieningen in de buurt

Onderzoek Metropoolregio

Waardering van voorzieningen, vervoer en werk

2014, peiling 1 maart 2014

PEILING 65-PLUSSERS. Gemeente Enkhuizen januari

Wijk- en buurtmonitor 2016 De Groote Wielen

Evenementen in Hoek van Holland

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Sportpeiling 2007

Weinig mensen sociaal aan de kant

Sociale samenhang in Groningen

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Hoofdstuk 21. Cultuur

LelyStadsGeluiden. De mening van de inwoners gepeild. Theaterbezoek van Lelystedelingen in 2006

Fit en Gezond in Overijssel 2016

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Sportparticipatie 2012 Volwassenen

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Waar staat je gemeente. Gemeente Enschede

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

Gebruik van kinderopvang

Hoofdstuk 9. Gemeentelijke website

Landelijke Leefsituatieindex

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Bureau Onderzoek en Statistiek. Sportmonitor Inzicht in het sportgedrag van Amsterdammers

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

Gezondheidsbeleid Onderzoek onder gemeentepanel Venlo

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Beleidskader Kunst & Cultuur Stadspanel Den Haag, ronde voorjaar 2011

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Burgerpanel Gorinchem. 1 e peiling: Sociale monitor. Juli 2014

Eerste resultaten cultuursurvey Maastricht 2017 versie mei 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. Uitgaan, sport en cultuur 2007

Betrokkenheid van buurtbewoners. Uitgevoerd door Dimensus in opdracht van gemeenten Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest Vergelijking gemeenten 2015

Rapport Beleidskader Kunst & Cultuur

Dordt sport! Inhoud 2014 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Sporten

Sociale contacten, vrijetijdsbesteding en praktische ondersteuning

Engelen. Wijk- en buurtmonitor 2018

Onderzoek Digipanel: Contacten met vrienden, familie en buren

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Wijk- en buurtmonitor 2018 De Groote Wielen

Cliëntervaringen Wmo s-hertogengbosch. Nulmeting 2016

8 Centraal Bureau voor de. Jonge e n e r g tevreden over vriendenkring Jong en gelukkig. Buitengewoon tevreden. Weinig eenzaamheid

Groningers positief over sociale contacten in de woonbuurt

Cultuurbeleving. Junipeiling Bewonerspanel. Utrecht.nl/onderzoek

Sportparticipatie 2008

Onderzoek. Kind en Opvoeding jaar

Hoofdstuk 22. Cultuur

Tabel 25.1b Percentage Leidenaren dat meer dan 12 x per jaar aan sport doet, in % van alle Leidenaren

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Cliëntervaringen Wmo Gemeente Boxtel

Bijlage bij hoofdstuk 12 Leefsituatie En kwaliteit van leven

Onderzoek Inwonerspanel: Cultuurbeleving

Vinkel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

box-tial Stuk ter kennisname Onderwerp Voorstel Samenvatting Vervolg Bijlagen meewerkend

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2018

Bijlage E: Aparte Overals analyses voor enkele sociale groepen

centrum voor onderzoek en statistiek

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

Welzijnsbezoek. Voorbeelden van aanpassingen aan het huis die nodig zijn:

Nuland. Wijk- en buurtmonitor 2016

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Dordt sport! Inhoud SPORTMONITOR 2018 DE BELANGRIJKSTE ONTWIKKELINGEN OP EEN RIJ. 1 Conclusies. 2 Sporten

Maatschappelijke participatie

Zorg verlenen en zorg ontvangen 2012

HET BURGERPANEL OVER CULTUUR

Begroting II. Digitaal Panel West, 5 e panelmeting. Projectnummer: In opdracht van: stadsdeel West

Binding met buurt en buurtgenoten

Onderzoek Inwonerspanel: Geinbeat (Cityplaza) Festival

HET BURGERPANEL OVER DE SOCIALE AGENDA

De slag om de vrije tijd

Jaarlijks onderzoek onder vrijwilligers 2016

Slachtoffers van woninginbraak

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Onderzoek woon-, welzijn- en zorgbehoeften in Sterksel en Gerwen WELKOM. Korte toelichting op project 1 e resultaten Discussie in kleine groepjes

Wijk- en buurtmonitor 2018 Vinkel

Inwoners van Leiden Opleiding en inkomen

Bijlagen hoofdstuk 12 Maatschappelijke participatie Jeroen Devilee en Joep de Hart

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Vrijwilligerswerk in s-hertogenbosch

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Cultuurparticipatie in Delft Een onderzoek naar deelname van Delftenaren aan cultuur in 2015

Transcriptie:

Onderzoek Leefsituatie en Participatie 2004

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 3 1. INLEIDING... 8 1.1 Burgerpeilingen... 8 1.2 Beleidsnota s... 9 1.3 Leefsituatie... 9 1.4 Participatie... 10 1.5 Leefstijlen... 10 1.6 Landelijke richtlijnen... 10 1.7 Leeswijzer... 11 2. HUISHOUDEN EN WOONSITUATIE... 12 3. DAGELIJKSE BEZIGHEDEN... 14 4. LEEFOMGEVING... 16 4.1 Woning... 16 4.2 Woonomgeving... 17 4.3 Veiligheid... 21 5. CONTACTEN... 23 5.1 Contactfrequentie... 23 5.2 Contactbeleving... 25 5.3 Sociaal isolement en gelukkig zijn... 25 6. VRIJWILLIGERS, BUURTHUISWERK EN VERENIGINGSLEVEN... 28 6.1 Vrijwilligerswerk... 28 6.1.1 Huidige vrijwilligers... 28 6.1.2 Potentiële vrijwilligers... 29 6.1.3 Pluspunt Vrijwilligers... 29 6.2 Buurthuis en activiteiten in de wijk... 30 6.3 Lidmaatschap verenigingen... 32 7. SPORT... 34 7.1 Inleiding... 34 7.2 Sportparticipatie... 34 7.3 Sportfrequentie... 36 7.4 Aantal sporten... 37 7.5 Populaire sporten... 38 7.6 Organisatorisch verband... 38 7.7 Trainingsverband/competitiesport... 40 7.8 Locatie van sportbeoefening... 41 7.9 Zelfbeeld als sporter... 42 7.10 Mening burger over de sportvoorzieningen in Lelystad... 43 8. CULTUUR... 45 8.1 Inleiding... 45 8.2 Podiumkunsten... 45 8.2.1 Bezoek aan podiumkunsten... 45 8.2.2 Bezoek aan podiumkunsten naar disciplines... 46 8.2.3 Lelystadse theateraccommodaties en podia... 47 Gemeente Lelystad, team Onderzoek 1

8.3 Film... 49 8.4 Cultureel erfgoed... 50 8.4.1 Bezoek aan cultureel erfgoed... 50 8.4.2 Bezoek aan Lelystadse locaties... 50 8.4.3 Cultureel erfgoed naar achtergrondkenmerken... 51 8.5 Letteren en uitleencentra... 51 8.6 Beeldende kunst en vormgeving... 52 8.6.1 Bezoek aan galerie of atelier en artotheek... 52 8.6.2 Bezoek aan Lelystadse kunstlocaties en festivals... 52 8.7 Amateurkunst... 53 8.8 Kunst en cultuureducatie... 54 8.9 Festivals en evenementen... 55 8.10 Feesten met optredens... 56 8.11 Cultuur en media... 57 8.12 Mening burger over cultuurvoorzieningen in Lelystad... 58 9. PARTICIPATIE... 60 10. LEEFSTIJLEN... 64 10.1 Inleiding... 64 10.2 Huishoudentypen... 65 10.3 Leefstijlen in profiel... 67 10.4 Leefstijl en participatie... 70 10.5 Leefstijl en beleving... 73 11. ACHTERGRONDKENMERKEN... 76 11.1 Geslacht... 76 11.2 Leeftijd... 76 11.3 Stadsdeel... 77 11.4 Herkomst... 77 11.5 Opleiding... 78 11.6 Inkomen... 79 TECHNISCHE TOELICHTING... 80 Vragenlijst... 80 Steekproef... 80 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid... 80 Weging... 81 Wijkindeling... 82 BIJLAGE: ENQUÊTEFORMULIER EN FREQUENTIES... 83 2 Leefsituatie en Participatie 2004

SAMENVATTING Inleiding Voor het bepalen van het beleid van de gemeente willen de verschillende gemeentelijke beleidsafdelingen weten welke wensen en gevoelens er leven onder de bevolking en welke activi teiten zij ontplooien. Hiermee kan nieuw beleid meer vorm worden gegeven en bestaand beleid worden bijgestuurd. Om dit aan de weet te komen, houdt team Onderzoek eens per jaar een Burgerpeiling. In 2004 is het Leefsituatieonderzoek onder de inwoners van 18 jaar en ouder gehouden en de Lelystadse Jongerenenquête onder inwoners van 12 tot en met 23 jaar. In deze burgerpeiling stond welzijn en participatie centraal. De enquêtes zijn uitgevoerd in september 2004. In deze rapportage Leefsituatie en Participatie 2004 worden de uitkomsten op het gebied van leefsituatie en participatie van de Lelystedelingen van 18 jaar en ouder samengevat en gepresenteerd. Huishouden en woonsituatie Een groot deel (42%) van de respondenten maakt deel uit van een huishouden met meer dan één volwassene. Ook een grote groep (35%) respondenten maakt deel uit van een volledig gezin: twee ouders en/of verzorgers met één of meer kinderen jonger dan 18 jaar. Een tiende deel van alle respondenten woont alleen en eenzelfde deel maakt deel uit van een senioren huishouden: de respondent is 65 jaar of ouder. Enkele respondenten (3%) maken deel uit van een eenoudergezin. Ruim driekwart woont in een rijwoning of tweekapper, 12% verblijft in een vrijstaande eengezinswoning, 8% in een appartement en 4% in een ander woningtype. Van de respondenten geeft 78% aan zelf of één van de leden van het huishouden eigenaar te zijn van de woning waarin hij of zij woont. Van de respondenten bezit 86% een auto, driekwart een DVD-speler, tweederde een vaatwasser en 87% een pc. Van degenen die geen computer hebben, zegt de helft dat dit een financiële reden heeft. Een kwart van de respondenten heeft een abonnement voor het openbaar vervoer. In totaal is 22% van de Lelystedelingen het afgelopen jaar geen enkele keer op vakantie geweest, 40% één keer en 38% vaker. Van de respondenten die op vakantie zijn geweest is ruim viervijfde (ook) naar het buitenland voor vakantie gegaan. Dagelijkse bezigheden Voor een meerderheid (61%) van de respondenten is het verrichten van betaald werk de belangrijkste dagactiviteit. Daarnaast ziet 9% van de respondenten een andere vorm van werken voor zichzelf als hoofdtaak, zoals huishoudelijk of vrijwilligerswerk. Gemiddeld wordt door degenen die betaald werk verrichten 32 uur en door degenen die onbetaald werk verrichten 16 uur per week hieraan besteed. Ongeveer de helft van de respondenten die betaald werk verrichten doet dat in Lelystad. Bijna tweemaal zoveel mannen als vrouwen blijken hun werk buiten Lelystad te verrichten, vrouwen werken vooral in Lelystad. Gemeente Lelystad, team Onderzoek 3

Leefomgeving Lelystedelingen beoordelen de woning waarin zij wonen gemiddeld met een rapportcijfer: 7,9. Dit gemiddelde rapportcijfer is, vergeleken met eerdere metingen, gelijk gebleven. In bepaalde wijken waar relatief veel koopwoningen zijn en in nieuwbouwwijken waar uitsluitend koopwoningen gebouwd worden ligt het gemiddelde rapportcijfer hoger. Iets meer dan de helft van de Lelystedelingen is tevreden over de speelmogelijkheden (54%) en de kinderopvang (53%) in de buurt. Men is meer tevreden over de kinderopvang dan drie jaar geleden: toen was slechts 40% tevreden over deze buurtvoorziening. Slechts een minderheid van de Lelystedelingen is tevreden over de jongerenvoorzieningen (18%) en ouderenvoorzieningen (31%) in de buurt. Drie jaar geleden werd dit ook geconstateerd. Over het geheel genomen is de waardering voor buurtvoorzieningen sinds 2001 licht gedaald: van 6,4 in 2001 naar 6,2 in 2004. Respondenten hebben nog een drietal andere rapportcijfers gegeven voor de woonomgeving: een 7,2 voor de woonomgeving in het algemeen, 6,9 voor de leefbaarheid en een 6,9 voor de mensen in de buurt. Ten opzichte van eerdere metingen zijn de laatste twee licht gedaald. Ongeveer een kwart geeft aan het afgelopen jaar actief te zijn geweest om de buurt te verbeteren. Het aandeel dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in de buurt ligt aanzienlijk hoger: bijna 90% (in 2001: 78%). Bewoners zijn positiever over de rol van de gemeente geworden. In 2001 vond 43% dat de gemeente voldoende deed om de bewoners bij ve r- anderingen in de buurt te betrekken, nu is dat 65%. Een meerderheid (69%) van de bewoners geeft aan (zeer) gehecht te zijn aan de buurt. Ook dit is een behoorlijke stijging ten opzichte van 2001 (56%). Het percentage dat zich (zeer) gehecht voelt aan Lelystad is nauwelijks veranderd: 59%. Bewoners uit nieuwe wijken zijn minder gehecht dan bewoners uit bestaande wijken. Gemiddeld geven respondenten een 7,1 voor het wonen in Lelystad in het algemeen. Het stelen van een fiets is het meest voorgekomen misdrijf vanuit de optiek van de burgers: 17% is slachtoffer hiervan geworden in de afgelopen 12 maanden. Een op de zes Lelystedelingen voelt zich wel eens bedreigd. Een op de zeven respondenten geeft aan dat er is ingebroken in de auto. Contacten Het merendeel (95%) van de Lelystedelingen heeft minimaal eens per week contact met vrienden óf familie óf buren. De Lelystedeling heeft het meest frequente contact met familie, daarna met vrienden/kennissen en dan met buren. In het algemeen hebben mannen minder contact met familie dan vrouwen. In totaal heeft 71% van de Lelystedelingen met minstens twee van de drie groepen (buren, familie, vrienden/kennissen) wekelijks contact. Negen van elke tien personen in Lelystad is in enige mate tevreden over de hoeveelheid contacten die men heeft. In totaal beschouwt 78% van de Lelystedelingen zichzelf als een gelukkig mens. Vrijwilligers, buurthuiswerk en verenigingsleven Eind 2004 zegt 27% van de Lelystedelingen van 18 jaar en ouder vrijwilligerswerk te verrichten. Het percentage was in eerdere peilingen ongeveer 4 Leefsituatie en Participatie 2004

hetzelfde. Gemiddeld verricht deze groep per week 5,2 uur vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk in de vorm van informele hulp (mantelzorg), hulp op school en in sportverenigingsverband wordt het meest gedaan. Van de Lelystadse volwassenen geeft 23% aan in de afgelopen 12 maanden wel eens een buurthuis te hebben bezocht. Acht procent komt er maandelijks. Onder de buurthuisbezoekers zijn relatief veel 55-plussers, laaggeschoolden, lage- en middeninkomens en allocht onen. Van degenen die geen bezoek hieraan hebben gebracht, geeft driekwart aan dat tijd en/of behoefte ontbreekt. Tweevijfde van de Lelystedelingen zegt bepaalde activiteiten in de eigen wijk te missen. Het gaat vooral om activiteiten voor jongeren, speelvoorzieningen en een buurthuis. In totaal voelt 8% van de Lelystedelingen er iets voor om actief of actiever met het organiseren van activiteiten in de wijk bezig te zijn. Naast de groep niet-westerse allochtonen, zijn in 2004 inwoners uit de Zuiderzeewijk, Atolwijk en Lelystad-Haven hiertoe het meest bereid. In het afgelopen jaar is 23% actief geweest om de buurt te verbeteren. Naast het verrichten van vrijwilligerswerk, het verbeteren van de buurt en het bezoeken van buurthuizen drie vormen van maatschappelijke participatie is er gevraagd naar het lidmaatschap van een vereniging of organisatie. Ongeveer een derde van de Lelystedelingen participeert in verenigingsverband. Sport Lelystedelingen zijn sportief. Tweederde van de Lelystedelingen van 18 jaar en ouder heeft het afgelopen jaar minstens twaalf keer gesport. Dit ligt iets boven het landelijk gemiddelde. Meer mannen sporten dan vrouwen, meer jongeren sporten dan ouderen, meer autochtonen sporten dan allochtonen en meer mensen zonder handicap dan mensen met handicap sporten. Hoe hoger de Lelystedeling is opgeleid, hoe eerder hij of zij sport en hoe hoger het inkomen van de Lelystedeling, hoe eerder hij of zij sport. Gemiddeld beoefenen de Lelystadse volwassenen 3,4 sporten. De top drie van de meest populaire sporten onder de Lelystadse volwassenen, bestaat uit (1) fitness-conditietraining, (2) fietssport (wielrennen, mountainbiken, toerfietsen) en (3) fitnesskracht-training. In Lelystad wordt net als landelijk het geval is het meest gesport in ongeorganiseerd verband. Landelijk wordt er meer gesport in verenigingsverband dan in commercieel verband. In Lelystad is er geen verschil: een kwart sport in verenigingsverband en een kwart in commercieel verband. Een derde zegt lid te zijn van een sportvereniging. Ongeveer drie op de tien Lelystedelingen van 18 jaar en ouder neemt deel aan lessen, cursussen of trainingen in de sport en een op de zes neemt deel aan competitie, toernooien of sportevenementen. Van de volwassenen is 8% (zeer) ontevreden, 68% is (zeer) tevreden en 23% zegt noch tevreden noch ontevreden te zijn met het aanbod van sportvoorzieningen in Lelystad. Van alle volwassenen zegt een vijfde een voorziening te missen. Het merendeel mist een (openlucht) zwembad. Cultuur Drievijfde van de Lelystedelingen bezoekt minimaal één keer per jaar een culturele voorstelling (podiumkunst). Voorstellingen op het gebied van concert (pop- of wereldmuziek), cabaret of kleinkunst, musical en toneel worden Gemeente Lelystad, team Onderzoek 5

het meest bezocht. Het aandeel van de culturele voorstellingen dat bezocht wordt in Lelystad ligt op 45%. De helft van de Lelystedelingen is de afgelopen twaalf maanden naar een filmvoorstelling geweest. Bezoekers gaan gemiddeld vijf keer per jaar naar een bioscoop. Driekwart van de bezochte filmvoorstellingen wordt in Lelystad bekeken. Jongeren gaan vaker elders naar een bioscoop. Een derde van de Lelystedelingen heeft het afgelopen jaar een museum bezocht. Een op elke vijf museumbezoeken vonden plaats in een museum of tentoonstelling in Lelystad. Ongeveer 16% heeft het afgelopen jaar een keer een galerie of atelier bezocht. Bezienswaardige gebouwen, dorpen of stadsdelen zijn meer in trek: 43% bezoekt minstens één keer per jaar een dergelijke locatie. Ruim drievijfde van de Lelystedelingen komt minstens een keer per jaar in één van de uitleencentra: bibliotheek (42%), videotheek (37%), fonotheek (6%) en artotheek (5%). Bibliotheekbezoekers maken gemiddeld 15 keer per jaar gebruik van een bibliotheek. Een op de zes volwassenen heeft het afgelopen jaar een kunstinstelling in Lelystad bezocht. Naast deze kunstlocaties is er het afgelopen jaar ook een drietal festivals georganiseerd op het gebied van beeldende kunst en vormgeving, te weten: de Kunstmanifestatie in Lelystad-Haven, Winterwende en het Kunstfestijn. In totaal heeft een op de zes volwassenen één of meer kunstfestivals bezocht. Lelystadse volwassenen verschillen wat betreft hun creatieve activiteiten weinig van de Nederlandse bevolking. Tweevijfde heeft het afgelopen jaar aan amateurkunst gedaan. Tekenen, schilderen, grafisch werk en het bespelen van een muziekinstrument komt het meest voor. Van de volwassenen in Lelystad geeft 5% aan lid te zijn van een zang-, muziek- of toneelvereniging en 8% geeft aan lid te zijn van een hobbyvereniging. Jaarlijks worden er in Lelystad en omgeving diverse festivals en evenementen georganiseerd. Uitgast, de Kunstmanifestatie, Sunsation, het Pleinfestival, het Seabottom Jazzfestival zijn het meest bekend bij de Lelystedelingen en het Pleinfestival is veruit het meest bezocht door Lelystedelingen. Vijfenveertig procent kunnen we tot de zogenaamde festivalbezoekers rekenen: zij hebben minstens één festival bezocht in het afgelopen jaar. Daarnaast rekenen we tweevijfde van de Lelystedelingen tot de feestbezoekers: zij hebben minstens één keer een bezoek gebracht aan feesten met optredens (live muziek, dans, toneel, cabaret/stand-up-comedy of dj/vj). Van de volwassen Lelystedelingen is 40% (zeer) tevreden, 14% (zeer) ontevreden en 46% zegt noch tevreden, noch ontevreden te zijn met het aanbod van culturele voorzieningen in Lelystad. Een vijfde geeft aan één of meer voorzieningen te missen. Wat het meest gemist wordt, zijn de podiumvoorstellingen: klassieke concerten, popmuziek, musicals en cabaret. Horecagelegenheden met een muziekfunctie zoals discotheken, een muziek- of jazzcafé wordt ook regelmatig genoemd. Veelvuldig wordt met name door jongeren het gemis aan (centraal gelegen) uitgaansgelegenheden genoemd. Participatie Van de Lelystedelingen participeert 13% niet of zeer weinig: maximaal in één domein (sport, cultuur, maatschappij, arbeid of contacten) en nog eens 18% participeert matig: in twee domeinen. Meer vrouwen, ouderen, alloch- 6 Leefsituatie en Participatie 2004

tonen, lage inkomensgroepen, laaggeschoolden en mensen met een lichamelijke beperking behoren tot de groepen die niet tot heel weinig participeren in de samenleving. Mensen die in meer domeinen participeren, voelen zich minder geïsoleerd. Deelnemen aan de samenleving is dus heel belangrijk voor iemands welbevinden. Leefstijlen Op basis van enkele huishoudelijke kenmerken de aanwezigheid van jonge kinderen en van senioren, en van volwassenen met voltijds betaald werk hebben wij een vijftal huishoudentypen oftewel leefstijlen onderscheiden. Wij vermoeden dat de typologie veel kan verklaren over de sport-, cultuur- en maatschappelijke participatie van huishoudens. Wij hebben vooral de stelling onderzocht welke huishoudens eerder aan de buurt en stad zijn verbonden, en welke voor werk en vrije tijd meer op een wijdere omgeving zijn georiënteerd. De bevindingen leveren een verrassend beeld: bij huishoudens waarin men wegens schoolgaande kinderen eerder aan buurt en stad is gebonden, werkt men eerder buiten de stad; bij huishoudens zonder de buurtbinding van jonge kinderen vinden wij vooral langdurige en tevreden inwoners van de stad. Wij kunnen moeilijk een leefstijl aanwijzen die, wegens een minder hechte binding aan buurt en stad, eerder geneigd zou zijn Lelystad te verlaten. Gemeente Lelystad, team Onderzoek 7

1. INLEIDING 1.1 Burgerpeilingen Voor het bepalen van het beleid van de gemeente willen de verschillende gemeentelijke beleidsafdelingen weten welke wensen en gevoelens er leven onder de bevolking en welke activiteiten zij ontplooien. Hiermee kan nieuw beleid meer vorm worden gegeven en bestaand beleid worden bijgestuurd. Om dit aan de weet te komen, houdt team Onderzoek eens per jaar een Burgerpeiling. Voorheen werd eens per twee jaar een Omnibusenquête gehouden. In 2004 is het Leefsituatieonderzoek onder de inwoners van 18 jaar en ouder gehouden en de Lelystadse Jongerenenquête onder inwoners van 12 tot en met 23 jaar. In deze burgerpeiling stond welzijn en participatie centraal. In beide enquêtes is onder meer ingegaan op sport, cultuur, vrijwilligerswerk en contacten. De enquêtes zijn uitgevoerd in september 2004. Er is gebruik gemaakt van een schriftelijke vragenlijst die per post is verstuurd naar de personen uit de steekproef (zie ook de bijlage). De ingevulde lijsten zijn door de respondenten teruggestuurd of afgegeven op het Stadhuis. Er is eenmaal schriftelijk gerappelleerd. De uiteindelijke respons was 41%. Inmiddels is de rapportage Sportpeiling 2004 afgerond en gepubliceerd en verschijnen op zeer korte termijn de rapportages Cultuurpeiling 2004 en Jongeren in beeld 2004. In dit rapport Leefsituatie en Participatie worden de uitkomsten op het gebied van leefsituatie en participatie van de Lelystedelingen van 18 jaar en ouder samengevat en gepresenteerd. Een aantal onderwerpen is eerder aan bod gekomen in de Omnibusenquêtes. Daar waar mogelijk zijn de uitkomsten van de burgerpeiling van 2004 vergeleken met de uitkomsten van de Omnibusenquêtes 2001 en 2003. Dit geldt met name voor de leefomgeving van mensen. De bevindingen die in dit rapport worden gepresenteerd, zijn representatief voor de inwoners van 18 tot en met 79 jaar. Overal waar in dit rapport wordt gesproken over Lelystedelingen wordt deze groep bedoeld. Daar waar in de respons bepaalde categorieën mensen onder- of oververtegenwoordigd zijn, is een wegingsfactor toegepast. Met behulp van deze wegingsfactor is de scheve verhouding gecompenseerd. Het betreft een gecombineerde wegingsfactor die drie onderdelen in zich bergt: leeftijdsgroep, geslacht en stadsdeel. Zie hiervoor ook de Technische toelichting. 8 Leefsituatie en Participatie 2004

1.2 Beleidsnota s Het is de eerste keer dat de gemeente Lelystad de sportparticipatie van Lelystedelingen uitgebreid peilt. Deze nulmeting heeft als basis gediend voor de onlangs verschenen Sportnota 2005 2008 en de daaraan gekoppelde Sportmonitor. Na een paar jaar zal er opnieuw een meting moeten plaatsvinden, om te evalueren welk effect het gevoerde sportbeleid heeft gehad en om tevens input te leveren voor de nieuw op te stellen Sportnota 2009 2012. In de Sportpeiling 2004 is hier reeds aandacht aan besteed. Wij beperken ons in deze rapportage tot een beschrijving van de sportparticipatie en -beleving van de inwoners van 18 jaar en ouder. Onlangs is de Cultuurnota 2005 2008 verschenen. Daarin zijn verschillende beleidsterreinen onderscheiden: amateurkunst, beeldende kunst en vormgeving, podiumkunsten, letteren, cultuureducatie, mediabeleid en cultureel erfgoed. Bij ieder beleidsveld zijn zogenaamde beoogde effecten genoemd. Voor verder vormgeven en bijsturen van het cultuurbeleid wil de betreffende beleidsafdeling weten hoe de cultuurparticipatie en -beleving van de Lelystedelingen is. Ook deze peiling betreft een nulmeting. Na een paar jaar zal er opnieuw een meting moeten plaatsvinden, om te evalueren welk effect het gevoerde cultuurbeleid heeft gehad en om tevens input te leveren voor de nieuw op te stellen Cultuurnota 2009 2012. Ook is hieraan reeds aandacht besteed in de Cultuurpeiling 2004. Wij beperken ons in deze rapportage dan ook tot een beschrijving van de cultuurparticipatie en -beleving van de inwoners van 18 jaar en ouder. Daarnaast is de beleidsnota Sociaal cultureel werk en buurthuiswerk in Lelystad kort geleden verschenen. Het is de tweede keer dat het vrijwilligerswerk (en mantelzorg) is gepeild en de eerste keer dat het bezoek aan buurthuizen uitgebreid aan de orde is gekomen. Met vervolgmetingen kan ook geëvalueerd worden of de beoogde beleidseffecten op het gebied van sociaal en cultureel werk, buurthuiswerk en vrijwilligerswerk gerealiseerd worden. Daarnaast bieden de cijfers inzicht in de beleving van buurtbewoners m.b.t. activiteiten en de behoefte daaraan. Dit is van belang bij de uitvoering van de nota sociaal cultureel werk en de inzet van professionele krachten. Tevens levert deze meting informatie op over de zogenaamde civil society : één van de issues voor de beleidsvorming van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). 1.3 Leefsituatie Zoals de titel van deze rapportage al aangeeft staat het onderwerp de Leefsituatie van Lelystedelingen centraal. De vragen die in de enquête zijn gesteld sluiten aan bij het landelijk onderzoek dat in het najaar van 2004 door het Sociaal Cultureel Planbureau gehouden is. Het SCP ontwikkelt momenteel op basis van dit onderzoek een leefsituatie-index. Wij kunnen binnenkort op basis van de uitkomsten van ons Leefsituatieonderzoek de Lelystedelingen ook langs deze landelijke meetlat leggen. De leefsituatie-index zal ge- Gemeente Lelystad, team Onderzoek 9

baseerd zijn op een aantal vragen over diverse onderwerpen (woonsituatie, dagelijkse bezigheden, contacten, vrijwilligerswerk, sport, cultuur, leefbaarheid, veiligheid etc.) die aan de inwoners zijn gesteld. Wij behandelen in deze rapportage één voor één de verschillende onderwerpen. In een later stadium als de uitkomsten van het landelijk onderzoek en de leefsituatieindex bekend zijn komen wij hierop terug en zullen wij de leefsituatie van Lelystedelingen vergelijken met die van de Nederlandse bevolking. 1.4 Participatie De leefsituatie van mensen wordt mede bepaald door de mate waarin men participeert in de samenleving. Verschillende vormen van participatie kunnen onderscheiden worden: arbeidsparticipatie, sportparticipatie, cultuurparticipatie, en maatschappelijke participatie. Naast deze vormen van participatie (objectieve participatie) is ook van belang welk deel van de bevolking in een sociaal isolement leeft (subjectieve beleving): vindt dat zij een klein sociaal netwerk (weinig contacten) heeft en zich daar niet tevreden (eenzaam of ongelukkig) bij voelt. In een slothoofdstuk (hoofdstuk 9) komt participatie uitgebreid aan de orde. 1.5 Leefstijlen Bijna 1.300 volwassenen hebben aan het onderzoek meegewerkt. Met de informatie die ze leverden over hun leefsituatie heeft de gemeente meer inzicht in de activiteiten en behoeftes van de individuele inwoners. Al die leefsituaties zijn in zekere zin verankerd in de huishoudelijke omstandigheden waarin men leeft. Woont men alleen of met een partner? Zorgt men voor jonge kinderen? Dragen één of meerdere mensen bij aan het huishoudelijk inkomen? Op basis van deze (min of meer objectieve) criteria hebben wij een vijftal leefstijlen onderscheiden die eerder aan hele huishoudens dan aan individuele inwoners zijn gerelateerd. In een tweede slothoofdstuk (hoofdstuk 10) verkennen wij de verschillen tussen deze vijf leefstijlen. Wij proberen vooral te achterhalen of bepaalde huishoudens in hun participatie en beleving meer verbonden zijn aan hun buurt en aan Lelystad. 1.6 Landelijke richtlijnen Zoals paragraaf 1.3 aangeeft is er, wat betreft de vragen over de leefsituatie van Lelystedelingen, zoveel mogelijk aangesloten bij de vragen die het SCP in haar leefsituatieonderzoek gesteld heeft aan de Nederlandse bevolking. Daarnaast had sector Samenleving de wens om, wat betreft de vragenset over sport, aan te sluiten bij de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO), en, wat betreft cultuur, aan te sluiten bij de Richtlijn Cultuurparticipatie On- 10 Leefsituatie en Participatie 2004

derzoek 1 (RCO). Toepassing van de RSO en RCO maakt vergelijking met de sport- en cultuurdeelname in andere gemeenten en op landelijk niveau mogelijk. Deze richtlijnen bevatten afspraken over de vraagstelling, het onderzoeksprotocol en de presentatie van onderzoeksgegevens. Daarnaast zijn enkele vragen uit de monitor Leefbaarheid en Veiligheid herhaald. Ook hier zijn in GSB-verband landelijke afspraken over gemaakt. 1.7 Leeswijzer De opbouw van deze rapportage is als volgt. In de hoofdstukken 2 tot en met 8 wordt ingegaan op de onderwerpen die in de burgerpeiling aan bod zijn gekomen: huishouden- en leefsituatie (2), dagelijkse bezigheden (3), leefomgeving (4), contacten (5), vrijwilligerswerk, buurthuiswerk en verenigingsleven (6), sport (7) en cultuur (8). In hoofdstuk 9 worden de verschillende soorten van Participatie, die mede de leefsituatie van Lelystedelingen bepaalt, besproken en gepresenteerd in een participatiemodel. Tevens komt hier aan de orde welk deel van de Lelystadse samenleving in een sociaal isolement leeft. Hoofdstuk 10 gaat in op het verschil in Leefstijlen van Lelystadse huishoudens. Ten slotte worden in hoofdstuk 11 diverse Achtergrondkenmerken van de respondenten besproken: geslacht, leeftijd, stadsdeel, herkomst, opleidingsniveau en inkomen. Aan het eind van dit rapport wordt in de Technische toelichting nader uitgelegd hoe bepaalde cijfers tot stand zijn gekomen en worden enkele begrippen toegelicht. In de Bijlage is tot slot de gehanteerde vragenlijst van het Leefsituatieonderzoek opgenomen. De vragenlijst van de Lelystadse Jongerenenquête is wat betreft dezelfde onderwerpen (o.a. contacten, sport, cultuur) identiek hieraan. 1 De RCO is opgesteld door het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) van de gemeente Rotterdam, in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO). Het COS werkte daarbij samen met de Universiteit van Tilburg (UvT) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Bij de samenstelling van de vragenlijst is rekening gehouden met verschillende lopende onderzoeken, waaronder het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) van het SCP en cultuurdeelnameonderzoek van UvT en COS. Gemeente Lelystad, team Onderzoek 11

2. HUISHOUDEN EN WOONSITUATIE In het Leefsituatieonderzoek zijn een aantal vragen gesteld over de huishouden- en woonsituatie van respondenten. Op basis van de vragen over de huishoudensamenstelling en de leeftijd van de respondent hebben we de respondenten in huishoudtypen ingedeeld. Het grootste deel (42%) van de respondenten maakt deel uit van een huishouden met meer dan één volwassene. Dit kunnen ook huishoudens zijn waar kinderen van 18 jaar en ouder verblijven. Ook een grote groep (35%) respondenten maakt deel uit van een volledig gezin: twee ouders en/of verzorgers met een of meer kinderen jonger dan 18 jaar. Een tiende deel van alle respondenten woont alleen en eenzelfde deel maakt deel uit van een senioren huishouden: de respondent is 65 jaar of ouder. Enkele respondenten (3%) maken deel uit van een eenoudergezin. Ruim driekwart van de respondenten geeft aan in een eengezinswoning (rijwoning of twee-onder-één-kapwoning) te wonen. Nog eens 12% verblijft in een vrijstaande eengezinswoning, 8% in een appartement, flat, boven- of benedenwoning, etage of portiek, 2% in een zelfstandige aanleunwoning, bejaardenwoning of serviceflat en 2% in een ander woningtype (bijv. studentenwoning, bedrijfswoning of woonboot). Volledige gezinnen, eenoudergezinnen en huishoudens met meer volwassenen bewonen meestal een eengezinswoning en alleenstaanden en seniorenhuishoudens bewonen relatief vaak een appartement. Van de respondenten geeft 78% aan zelf (of één van de leden van het huishouden) eigenaar te zijn van de woning waarin hij of zij woont. De overige 22% huurt de woning van een sociale of particuliere verhuurder. Iets minder dan de helft van de respondenten uit een eenoudergezin, eenpersoonshuishouden en seniorenhuishouden is huurder van de woning waarin men verblijft. Dit geldt voor slechts 10% van de respondenten uit een volledig gezin en voor 18% van de respondenten uit een huishouden met meer volwassenen. Verder is aan de respondenten gevraagd hoeveel slaap-, woon-, en studeer- of werkkamers er zijn in de woning. Ruimten die uitsluitend in gebruik zijn voor bedrijf of beroep zijn daarbij niet meegeteld. Van de respondenten woont 18% in een twee- of driekamerwoning, 34% in een vierkamerwoning, 31% in een vi jfkamerwoning en nog eens 17% in een woning met 6 kamers of meer. Gemiddeld heeft de woning van de respondenten 4,5 kamers. Tot slot is de respondent gevraagd hoeveel vierkante meter de oppervlakte van de woonkamer is. Gemiddeld komt dit neer op 38m². Een kwart van de respondenten heeft een woonkamer die kleiner is dan 30m², de helft heeft een woonkamer die tussen de 30m² en 50m² is en een kwart heeft een woonkamer die 50m² of groter is. 12 Leefsituatie en Participatie 2004

Naast de vragen over de woning is een aantal andere vragen gesteld over de materiële bezittingen binnen het huishouden. Gevraagd is of de respondent of iemand anders in het huishouden in het bezit is van een auto, DVDspeler, televisie, wasmachine, magnetron, vaatwasmachine en een personal computer. Indien het huishouden van de respondent niet beschikt over een van de genoemde bezittingen, kon worden aangegeven of dit om financiële redenen was of niet. In de tabel 2.1.1 zijn de resultaten verwerkt. Tabel 2.1.1 Percentage respondenten waarvan het huishouden in het bezit is van.. Bezit Zo nee: om financiële redenen? ja nee ja nee Auto 86 14 59 41 DVD-speler 74 26 20 80 Televisie 99 1 - - Wasmachine 98 2 - - Magnetron 90 10 13 87 Vaatwasmachine 69 31 25 75 PC 87 13 47 53 Uit deze tabel kan bijvoorbeeld worden afgelezen dat 86% van de respondenten een auto bezit (of binnen het huishouden iemand een auto heeft). Van de 14% die geen auto heeft, is dit in zes van de tien gevallen vanwege financiële redenen. Ruim een kwart van de huishoudens heeft geen DVDspeler. Bijna een derde heeft geen vaatwasser. In de meeste gevallen is daar geen financiële reden voor. Opvallend is dat het thuis niet beschikken over een personal computer in bijna de helft van de gevallen wel te maken heeft met financiële beperkingen. Naast het autobezit is gevraagd of men in het bezit is van een abonnement voor het openbaar vervoer. Een kwart van de respondenten geeft aan over zo n abonnement te beschikken: 24% heeft een abonnement van de Nederlandse Spoorwegen en 2% heeft (ook) een bus-, tram- of metroabonnement. Kort is ingegaan op het onderwerp vakantie. De respondent is gevraagd hoe vaak hij of zij in de 12 maanden voorafgaand aan de enquête met vakantie is geweest. Een vakantie is omschreven als een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met tenminste vier opeenvolgende overnachtingen. In totaal is 22% van de Lelystedelingen geen enkele keer op vakantie geweest, 40% is een keer op vakantie geweest en 38% is vaker dan een keer op vakantie geweest. Van de respondenten die wel op vakantie zijn geweest is ruim viervijfde voor vakantie naar het buitenland gegaan. Landelijke cijfers komen hiermee ongeveer overeen (CBS, 2003). Gemeente Lelystad, team Onderzoek 13

3. DAGELIJKSE BEZIGHEDEN In de enquête is gevraagd naar de meest van toepassing zijnde manier waarop men de dag doorbrengt. Hierbij is een aantal soorten activiteiten onderscheiden. In grafiek 3.1.1 zijn de hoofdgroepen weergegeven. Voor een meerderheid (61%) van de respondenten is het verrichten van betaald werk de belangrijkste dagactiviteit. Daarnaast ziet 9% van de respondenten een andere vorm van werken voor zichzelf als hoofdtaak, zoals huishoudelijk of vrijwilligerswerk. Eerdere enquêtes wezen op ongeveer eenzelfde verdeling van respondenten die betaald en onbetaald werk als hoofdactiviteit aangeven. Grafiek 3.1.1 Meest van toepassing zijnde situatie dagelijkse bezigheden respondenten 5% 12% 5% 8% betaald werk ander werk volgt opleiding werkzoekend gepensioneerd arbeidsongeschikt 61% 9% Tabel 3.1.1 Tijdsbesteding Lelystedelingen in uren per week In tabel 3.1.1 is weergegeven hoeveel uur per week de respondenten gemiddeld besteden aan betaald werk en ander, onbetaald werk. Dit is voor de genoemde bezigheden niet gerekend over de gehele bevolking, maar uitsluitend voor diegenen die deze bezigheid daadwerkelijk hebben opgegeven. Gemiddeld uren per respondent met werk totaal mannen vrouwen Betaald werk 32 36 27 Onbetaald werk 16 20 11 Er is een duidelijk verschil tussen mannen en vrouwen te zien. Gemiddeld wordt door degenen die betaald werk verrichten 32 uur en door degenen die onbetaald werk verrichten 16 uur per week hieraan besteed. Betaald werk vormt voor 61% van de respondent de belangrijkste dagelijkse bezigheid: zij besteden hieraan minstens 15 uur per week. Deze groep kun- 14 Leefsituatie en Participatie 2004

nen we rekenen tot de zogenaamde arbeidsparticipanten. We komen daar in hoofdstuk 9 (Participatie) op terug. Er wordt dus veel tijd aan betaald werk besteed. Maar waar verricht men dat werk zoal? Is dat in de eigen buurt, elders in de stad of zelfs daarbuiten? Grafiek 3.1.2 geeft hierop een antwoord. De antwoorden van respondenten komen grotendeels overeen met die van de respondenten uit een eerdere enquête (Omnibusenquête 2003): ongeveer de helft van de respondenten die betaald werk verricht doet dat in Lelystad. Grafiek 3.1.2 Locatie buitenshuis waar de arbeid wordt verricht 8% 12% In de buurt waar ik woon 26% Elders in Lelystad Buiten Lelystad, in Flevoland Buiten Flevoland Geen vast werkadres 40% 14% Tabel 3.1.2 Locatie arbeid buitenshuis naar geslacht In tabel 3.1.2 wordt hierbij nog een nadere uitsplitsing gegeven naar geslacht, omdat tussen mannen en vrouwen duidelijke verschillen blijken te bestaan. Bijna tweemaal zoveel mannen als vrouwen blijken hun werk buiten Lelystad te verrichten, vrouwen werken vooral in Lelystad. mannen vrouwen In de buurt waar ik woon 7 18 Elders in Lelystad 33 49 Buiten Lelystad, in Flevoland 16 13 Buiten Flevoland 34 17 Geen vast werkadres 11 4 Gemeente Lelystad, team Onderzoek 15

4. LEEFOMGEVING Hoe ervaren Lelystedelingen hun leefomgeving; hoe kijken zij tegen hun woning, de woonomgeving, de voorzieningen, de leefbaarheid en de veiligheid in hun leefomgeving aan? Ook de leefomgeving is bepalend voor de leefsituatie van mensen. In dit hoofdstuk bespreken we deze onderwerpen. 4.1 Woning In hoofdstuk 2 is de huishouden- en woonsituatie reeds besproken. We hebben daarnaast gevraagd aan respondenten hoe zij de woning waarin zij ve r- blijven waarderen. Lelystedelingen beoordelen de woning waarin zij wonen gemiddeld met een rapportcijfer: 7,9. Dit gemiddelde rapportcijfer is, vergeleken met eerdere metingen in 2001 en 2003, min of meer gelijk gebleven. We zien wel enkele kleine verschillen tussen de wijken (grafiek 4.1.1). rapportcijfer 8,4 8,2 Grafiek 4.1.1 Beoordeling directe leefomgeving: de woning 8,2 8,3 8,0 7,8 7,8 7,8 7,9 7,7 7,9 7,8 7,9 7,6 7,5 7,4 7,2 7,0 Zuiderzee Atol Bos Water KKGS Kust Botter Haven Overig Totaal 2001 2003 2004 wijk Bewoners uit de Waterwijk en Kust zijn nu iets meer tevreden met hun woning dan drie jaar geleden. De verklaring ligt voornamelijk in het feit dat er de afgelopen jaren veel nieuwe woningen in de Landerijen en aan de Kust zijn gebouwd, waarover vooral de nieuwe bewoners erg tevreden zijn. Bewoners uit de Schepenwijk-Midden (KKGS) zijn iets minder tevreden met hun woning dan drie jaar geleden. Gaan we kijken naar de waardering van bewoners die in bestaande wijken wonen en bewoners die in nieuwbouwwijken (Landstrekenwijk, Landerijen, Hollandse Hout, Kuststrook) wonen, dan zijn de verschillen groter: in 2004 ligt het gemiddelde rapportcijfer voor de woning in nieuwbouwwijken op een 8,7 en in bestaande wijken op een 7,7. Verder blijkt al jaren (eerdere Omnibusenquêtes) dat eigenaarbewoners 16 Leefsituatie en Participatie 2004

meer waardering (8,2) voor hun woning hebben dan huurders (6,8). Dit is een belangrijke verklaring waarom in bepaalde wijken waar relatief veel koopwoningen zijn en in nieuwbouwwijken waar uitsluitend koopwoningen gebouwd worden het gemiddelde rapportcijfer hoger ligt. 4.2 Woonomgeving In het Leefsituatieonderzoek zijn enkele vragen aan respondenten voorgelegd, die op de leefbaarheid van de woonomgeving betrekking hebben. In deze paragraaf worden drie aspecten uitgelicht. Ten eerste kijken we naar het oordeel van bewoners over een aantal voorzieningen in hun buurt. Vervolgens worden diverse meer algemene oordelen over hun buurten besproken. Ten slotte komt een aantal vragen aan de orde waarin de bewoners hun binding met de buurt en stad hebben aangegeven. Hiertoe wordt Lelystad meestal in vier gebieden verdeeld: de stadsdelen Noordoost (Zuiderzee- en Atolwijk), Zuidoost (Bos- en Waterwijk), Noordwest (Kustwijk en KKGS: Schepenwijk-Midden) en Zuidwest (Botter en Lelystad-Haven). Oordelen van respondenten woonachtig in het Stadshart en in buitengebieden worden hier niet besproken, vooral wegens het relatief klein aantal respondenten, maar ook omdat deze gebieden geen echte stadsbuurten zijn. Ze wijken sterk af wat betreft het aanbod aan voorzieningen en de mogelijkheden om contacten met buren te onderhouden. Wel zijn de oordelen over deze gebieden meegenomen bij de resultaten voor Lelystad Totaal. De meeste vragen die gesteld zijn, komen uit de landelijke leefbaarheids- en veiligheidsmonitor. Deze vragenreeksen worden in vele Nederlandse steden op dezelfde wijze aan bewoners voorgelegd en de resultaten geanalyseerd. In 2001 en 2003 zijn de vragen uit de desbetreffende monitor ook aan Lelystedelingen voorgelegd (Omnibusenquêtes). Hierdoor geven bevi n- dingen aan of de waardering voor de woonomgeving leefbaarheidsbeleving in belangrijke mate is gewijzigd. Over een viertal voorzieningen is de mate van tevredenheid onder respondenten gepeild. De meningen zijn in tabel 4.2.1 samengevat. In de tabel wordt het percentage bewoners per stadsdeel weergegeven dat tevreden of zeer tevreden met de voorziening is. Gemeente Lelystad, team Onderzoek 17

Tabel 4.2.1 Percentage bewoners (zeer) tevreden over voorzieningen in de woonomgeving (vet = significant verschil tussen 2001-2004) Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal 01 03 04 01 03 04 01 03 04 01 03 04 01 03 04 Speelmogelijkheden 57 51 64 51 51 56 49 49 48 51 51 51 52 50 54 Jongerenvoorzieningen 21 14 24 24 18 19 21 21 15 16 14 17 21 17 18 Kinderopvang 40 33 58 51 39 54 44 39 49 36 43 49 43 39 53 Ouderenvoorzieningen 39 31 46 40 28 33 27 24 23 19 25 25 32 28 31 De tabel laat zien dat in 2004 iets meer dan de helft van de Lelystedelingen tevreden is over de speelmogelijkheden (54%) en de kinderopvang (53%) in de buurt. Men is meer tevreden over de kinderopvang dan drie jaar geleden: toen was slechts 40% tevreden over deze buurtvoorziening. In alle stadsdelen lijkt de kinderopvang te zijn verbeterd, het sterkst in de stadsdelen Noordoost en Zuidwest. Slechts een minderheid van de Lelystedelingen is tevreden over de jongerenvoorzieningen (18%) en ouderenvoorzieningen (31%) in de buurt. Drie jaar geleden werd dit ook geconstateerd. In de westelijke stadsdelen is men minder tevreden over de ouderenvoorzieningen dan in de oostelijke stadsdelen. Dit geldt weliswaar in mindere mate ook voor de andere drie voorzieningen. Bewoners uit het stadsdeel Noordoost zijn over alle vier de buurtvoorzieningen het meest tevreden. Over het geheel genomen is de waardering voor buurtvoorzieningen sinds 2001 licht gedaald: van 6,4 in 2001 en 2003 naar 6,2 in 2004. Wel valt in grafiek 4.2.1 op dat de waardering voor de buurtvoorzieningen in Lelystad- Haven, die in 2001 en 2003 nog een magere voldoende kregen, nu gezakt is tot een onvoldoende: 5,4. Bewoners uit de Botter hebben de meeste waardering voor hun buurtvoorzieningen met een gemiddeld rapportcijfer van 6,7 in 2004. 18 Leefsituatie en Participatie 2004

rapportcijfer 7,0 6,8 Grafiek 4.2.1 Beoordeling buurtvoorzieningen 6,7 6,6 6,4 6,5 6,4 6,2 6,0 6,1 6,0 6,2 6,0 6,2 5,8 5,6 5,4 5,4 5,2 5,0 Zuiderzee Atol Bos Water KKGS Kust Botter Haven Totaal 2001 2003 2004 wijk De respondenten is verzocht nog een drietal rapportcijfers te geven voor de woonomgeving. De gemiddelde cijfers naar kenmerk en stadsdeel worden in grafiek 4.2.2 samengevat. Bewoners uit het stadsdeel Zuidwest beoordelen de woonomgeving, de leefbaarheid en de mensen in de buurt het meest positief. Over het algemeen verschillen de rapportcijfers van de verschillende stadsdelen weinig. rapportcijfer 7,5 7,4 7,3 7,2 7,1 7,0 6,9 6,8 6,7 6,6 6,5 Grafiek 4.2.2 Beoordeling woonomgeving in 2004 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Totaal woonomgeving leefbaarheid mensen stadsdeel We hebben de scores uit 2001 en 2003 niet vermeld; er zijn namelijk geen grote veranderingen in drie jaar tijd opgetreden. Het gemiddelde rapportcijfer voor de woonomgeving is gelijk gebleven: 7,2 en de gemiddelde rapportcijfers voor de leefbaarheid en de mensen in de buurt zijn beide licht gedaald van 7,1 in 2001 naar 6,9 in 2004. Gemeente Lelystad, team Onderzoek 19

In welke mate voelen bewoners zich verbonden aan hun buurt, en hoe vi n- den ze dat de gemeente bewoners betrekt bij veranderingen in de buurt? Hierover zijn enkele vragen aan respondenten voorgelegd; hun antwoorden zijn in grafiek 4.2.3 samengevat. 2001 2003 2004 (Zeer) gehecht aan de buurt Grafiek 4.2.3 Binding met de buurt (in%) 56 69 Vindt dat gemeente burger voldoende bij veranderingen betrekt 43 65 Voelt zich medeverantwoordelijk voor leefbaarheid 78 88 Is afgelopen jaar actief om de buurt te verbeteren 17 24 0 20 40 60 80 100 Ongeveer een kwart van de respondenten geeft aan het afgelopen jaar actief te zijn geweest om de eigen buurt te verbeteren. Het aandeel dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid in de buurt ligt aanzienlijk hoger: bijna 90% in 2004. In 2001 lag dit percentage nog op 78. De percentages actieve en betrokken buurtbewoners lopen in de verschillende stadsdelen weinig uiteen. Opvallend is wel dat het percentage actieve bewoners in de stadsdelen Noordoost en Zuidoost in 2001 het laagst waren: respectievelijk 16% en 15% en in 2004 het hoogst: respectievelijk 29% en 25%. Vergeleken met 2001 zijn meer bewoners positief over de rol van de gemeente. Waar toen slechts 43% vond dat de gemeente voldoende deed om de bewoners bij veranderingen in de buurt te betrekken, ligt dit percentage in 2004 op 65%. Een grote meerderheid (69%) van de bewoners geeft aan (zeer) gehecht te zijn aan de buurt. Ook dit is een behoorlijke stijging ten opzichte van 2001 (56%). Bewoners uit bestaande wijken zijn meer gehecht aan hun buurt dan bewoners uit nieuwe wijken. Behalve met hun buurt hebben respondenten ook hun band met Lelystad kunnen aanduiden. Het percentage dat (zeer) gehecht is aan Lelystad, is nauwelijks veranderd ten opzichte van 2001 (van 60% naar 59%). Rondom dit gemiddelde is er relatief meer binding met de stad onder bewoners van stadsdeel Noordoost (63% gehecht) en relatief weinig in Zuidoost (54%). Dit wordt deels verklaard door het feit dat in dit stadsdeel relatief veel nieuwe inwoners in de wijk de Landerijen zijn gevestigd die relatief (nog) weinig 20 Leefsituatie en Participatie 2004

binding met de stad hebben. Bewoners uit nieuwe wijken zijn duidelijke minder gehecht (46%) dan bewoners uit bestaande wijken (62%). Ten slotte is aan de respondenten gevraagd een rapportcijfer te geven voor het wonen in Lelystad in het algemeen. Gemiddeld geven zij een 7,1. Deze vraag is eerder gesteld in de Omnibusenquêtes van 2001 (7,3) en 2003 (7,1). Tussen de wijken zijn de verschillen niet groot: bewoners van de Boswijk en Botter geven het hoogste rapportcijfer: 7,3 en bewoners van de Zuiderzeewijk het laagste rapportcijfer: een 6,9. Naarmate men ouder wordt lijkt men positiever te zijn over het wonen in Lelystad. De groep jongeren van 18-23 jaar geven slechts een 6,6; de 55-plussers een 7,3. 4.3 Veiligheid De woning en de woonomgeving zijn belangrijke aspecten van de leefomgeving van mensen. Daarnaast heeft de mate van veiligheid ook invloed op de leefsituatie van mensen. Om de twee jaar wordt de landelijke monitor leefbaarheid en veiligheid aan respondenten uit Lelystad voorgelegd. Dit is in 2001 en 2003 gebeurd en zal wederom in 2005 plaatsvinden. Wij zijn daarom niet diep ingegaan op de veiligheidsgevoelens in het Leefsituatieonderzoek van 2004. Wel is er een vraag over slachtofferschap een onderdeel van veiligheid gesteld. Dit betreft een vraag die overgenomen is van het landelijke leefsituatieonderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau dat in het najaar van 2004 is uitgevoerd en mogelijk onderdeel zal uitmaken van de leefsituatie-index. Dit is ook de reden geweest deze vraag in het Leefsituatieonderzoek in Lelystad op te nemen. De respondenten is verzocht aan te geven voor een vijftal misdrijven of zij daarvan slachtoffer zijn geweest 1) in de afgelopen vijf jaar en 2) in de afgelopen twaalf maanden. In de tabel 4.3.1 zijn de resultaten verwerkt. Tabel 4.3.1 Percentage respondenten dat slachtoffer is geworden van een misdrijf in de afgelopen 5 jaar in de afgelopen 12 maanden Is er wel eens bij u ingebroken of is er wel eens iemand uw huis binnengedrongen? 10 7 Heeft iemand u wel eens bedreigd met slaan, schoppen, een pistool, mes o.i.d.? 16 16 Is er wel eens een fiets van u gestolen? 29 17 Is er wel eens ingebroken in uw auto? 19 14 Is er wel eens een auto van u gestolen? 1 0 Kijken we naar de afgelopen vijf jaar, dan is van bovengenoemde misdrijven het stelen van een fiets het meest voorgekomen vanuit de optiek van de burgers. Drie van de tien Lelystedelingen is hiervan slachtoffer geworden. De afgelopen 12 maanden voelde een op de zes Lelystedelingen zich wel Gemeente Lelystad, team Onderzoek 21

eens bedreigd en was van 17% van de respondenten een fiets gestolen. In 2001 en 2003 gaf respectievelijk 13% en 12% aan dat er een fiets gestolen was van een van de leden van het huishouden. De woninginbraakgegevens/poging tot inbraak van 2004 (7%) zijn ook vergelijkbaar met de gegevens uit de Omnibusenquêtes van 2001 en 2003 (6%). Een op de zeven respondenten geeft in 2004 aan dat er de afgelopen 12 maanden ingebroken was in hun auto. Van bijna niemand is de auto daadwerkelijk gestolen. In 2001 en 2003 kwam dit ook weinig voor. 22 Leefsituatie en Participatie 2004

5. CONTACTEN In dit hoofdstuk geven we een beschrijving van de sociale contacten die Lelystedelingen onderhouden met familie, vrienden/kennissen en buren. Met contact wordt elke vorm van contact bedoeld: telefonisch contact, ontmoetingen en schriftelijk contact. Het gaat om contacten met mensen die niet bij de respondent in huis wonen. Allereerst bespreken we hoe vaak de Lelystedeling contact heeft met familie, vrienden en buren. Daarna kijken we naar de beleving die men heeft over de contactfrequentie en in hoeverre de beleving en de feitelijke contactfrequentie met elkaar samenhangen. Als laatste komen sociaal isolement en de mate waarin men gelukkig is aan bod. 5.1 Contactfrequentie De respondenten is gevraagd aan te geven hoe vaak zij contact hebben met familieleden, vrienden en buren. Er kon uit verschillende antwoordcategorieen gekozen worden: (wekelijks, twee keer per maand, maandelijks, minder dan een keer per maand, zelden of nooit). Het merendeel van de Lelystedelingen heeft minimaal eens per week contact met vrienden óf familie óf buren (95%). De Lelystedeling heeft het meest frequente contact met familie, daarna met vrienden/kennissen en dan met buren. Viervijfde van de Lelystedelingen heeft intensief (minimaal eens per week) contact met familie, tweederde heeft dat met vrienden en drievijfde heeft intensief contact met buren. In tabel 5.1.1 is de frequentieverdeling van de contacten met familie, vrienden en buren verwerkt. Er zijn ook gegevens over de sociale contacten van de Nederlandse bevolking beschikbaar (SCP, 2002). Deze gegevens zijn ook in de tabel opgenomen. Tabel 5.1.1 Frequentieverdeling sociale contacten van Lelystedelingen familie vrienden buren Lelystad Nederland Lelystad Nederland Lelystad Nederland Minstens een keer per week 78 86 64 76 60 76 Twee keer per maand 10 7 18 12 14 9 Een keer per maand 5 4 8 7 Minder dan een keer per maand 4 2 5 3 11 10 Zelden of nooit 3 2 5 2 15 5 Uit deze analyse blijkt dat de Lelystadse bevolking minder frequent contact heeft met anderen (familie, vrienden en buren) dan de Nederlandse bevolking 2. In het algemeen hebben mannen minder contact met familie dan vrouwen. Dit blijkt zowel uit de cijfers over de Nederlandse als de Lelystadse bevolking. 2 De onderzoeksmethode wijkt iets af: het POLS onderzoek waar de gegevens van het CBS op zijn gebaseerd maakt gebruik van interviews. Dit zou kunnen betekenen dat respondenten meer geneigd zijn om sociaalwenselijke antwoorden te geven. In dit geval leidt het tot rooskleurigere voorstelling van het sociale netwerk. Gemeente Lelystad, team Onderzoek 23

We hebben de Lelystedelingen ook gevraagd waar de familieleden en vrienden wonen, waar ze het meeste contact mee hebben. Vervolgens hebben we gekeken of er een relatie is tussen de intensiteit van contacten en de woonafstand tussen de respondent en haar of zijn contacten. Uit deze analyse blijkt dat hoe dichterbij de familie woont, hoe intensiever er contact met de familie is. Dit gaat niet op voor vrienden. De woonafstand tussen de Lelystedeling en zijn/haar vrienden heeft geen invloed op de contactfrequentie met vrienden. In het algemeen kan wel worden gesteld dat Lelystedelingen die vooral contact hebben in de lokale omgeving, intensiever contact hebben met anderen dan Lelystedelingen die in hun contacten voornamelijk buiten Lelystad gericht zijn. Verder blijkt ook dat Lelystedelingen die gehecht zijn aan de stad en de buurt, meer lokale contacten hebben met anderen dan Lelystedelingen die minder gehecht zijn aan de buurt en stad. Naast te kijken naar de contactfrequentie met de afzonderlijke contactgroepen (familie, vrienden, buren) hebben we meer algemeen gekeken naar het sociale netwerk van Lelystedelingen. Grafiek 5.1.1 geeft de verdeling weer van Lelystedelingen die wekelijks met 1) alle drie de groepen (buren, vrienden en familie) contact heeft; 2) twee van de drie groepen contact heeft; 3) één van de drie groepen contact heeft, en 4) geen van deze groepen contact heeft. Grafiek 5.1.1 Wekelijkse contacten met familie, vrienden en/ of buren 5% 34% 24% met geen van de drie groepen eens per week met één van de drie groepen eens per week met twee van de drie groepen eens per week met alle drie de groepen eens per week 37% Het komt er op neer dat 71% van de Lelystedelingen met minstens twee van de drie groepen (buren, familie, vrienden/kennissen) wekelijks contact heeft. Deze groep noemen we de contactparticipanten. We komen hier ook op terug in hoofdstuk 9 (Participatie). Tot de zogenaamde noncontactparticipanten behoren relatief veel mannen, 40-54 jarigen, laaggeschoolden, en (westerse) allochtonen. 24 Leefsituatie en Participatie 2004