Skeletresten van de uitgestorven bosneushoorn (Stephanorhinus



Vergelijkbare documenten
Een bijzondere mammoetschedel uit Valburg

Docentenhandleiding Coldcase Evolutie van olifantachtigen

Korte samenvatting van deze bijdrage Introductie Vissen naar mammoeten

fossielen en evolutie

De linker achterpoot van de wolharige mammoet; een museumstuk

De Noordzeebodem tussen de Britse Eilanden en WETENSCHAP. Samenvatting. Summary

Klik hier om Het Natuurhistorisch nieuws in uw browser te openen. nummer 10, mei 2016

In 2005 werd begonnen met de ontgronding van de zandput. Mammoeten en neushoorns. stroomgebied van de oer-maas gecorreleerd. Samenvatting.

Wolharige neushoorn op zijn teentjes getrapt

Ontmoeting met de. is de wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet- steppe. Summary. Systematiek van de wolharige neushoorn

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

PALEONTOLOGISCHE RESTEN AFKOMSTIG UIT HET BELGISCHE DEEL VAN DE NOORDZEE OF AANGETROFFEN OP DE AANPALENDE STRANDEN

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Wat determinatiesessies aan nieuwe gegevens kunnen opleveren: nieuws van het strand van Maasvlakte 2

resten van Bos primigenius (= Oeros) en Bison priscus priscus). Deze wetenschap berust voornamelijk op (fig. 1). (=Steppewisent) Inleiding

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Museum. Pure veerkracht

De resten van zoogdieren uit de Noordzee

Het ijstijdlandschap van de zuidelijke Noordzee

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Zoogdieren uit het Pleistoceen. het verzamelen van IJstijdfossielen in Nederland. door Dick Mol. Inleiding

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

DE STEPPENEUSHOORN UIT MAASTRICHT BELVEDERE

Onder de noemer Eurogeulgebied worden de uitgediepte


Fossiele zoogdierresten afkomstig uit zuigputten te Bemmel

Teloceras Blagdeni (Sowerby) in het Pleistocene Maasgrind van Zuid Limburg (II)

LUF-Verslag: Expeditie Siberië

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op

Ontmoeting met de. is een 'echte' wolharige neushoorn, een bewoner van de mammoet-steppe. Dick Mol & John de Vas. Summary

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het landschap onder de. - Rivieren in de steentijd. Henk Weerts

Korren op de Oosterschelde; een zoogdier paleontoloog als visser en wat de fossielen van de Oosterschelde ons vertellen.

Nijlpaarden dobberden in de IJssel

Een aantal palen staat in het beschermde gezicht. Aantal onderdelen behorend tot het beschermde 6 monument

Meer grip op de vroege prehistorie

Argeologysk Wurkferbân.

HET LANDLEVEN-KIPPENHOK

Vissen op prehistorische botten

ADDENDUM 10. Werkput 5

Neushoorns in Woerden

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Afb. 1. De vindplaats van het muurwerk is aangegeven met de zwarte driehoek.

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Nieuwe vondsten van fossiele zoogdieren van het strand van Cadzand

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - HAVO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VWO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Achtergrond Oervondstchecker. Bedenkers: Onno van Tongeren Wil Borst

Een zoogdierfauna met twee (?) mammoetsoorten uit het Bavelien van de Noordzeebodem tussen Engeland en Nederland

Liepen er vroeger dino's van Engeland naar Nederland?

De Rijn als vindplaats van fossiele zoogdieren

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

DE NOORDZEEBODEM, OOIT EEN DICHTBEVOLKT RIVIERENLANDSCHAP

Mens en mammoet. Redactie: W. A, B, van der Sanden R. T. J. Cappers J. R. Beuker D. Mol

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015

Hoeveel euro moet Iris voor het skiën van haar kinderen betalen? Schrijf hieronder je antwoord op. ...

Examen VMBO-BB. wiskunde CSE BB. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

AGENDA WETENSCHAP WPZ AGENDA TENTOONSTELLINGEN. Abstract: Samenvatting [8] CRANIUM MEI 2010 FRANCIEN DIELEMAN TEYLERS

Opdracht 1 De Tijdlijn

Pleistocene zoogdieren uit zuiggaten rond Arnhem

Naar een artikel van Fukada (1960), bewerkt door Hans van der Rijst

Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat)

Fossiele knaagdieren uit Zuidoost Europa Servië en Bosnië & Herzegovina

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Opiniepeiling tegenover luisteronderzoek

Fossiele resten van zoogdieren uit Laat-Pleistocene sedimenten in de regio Zwolle

Uitpakken 3: Een merovingische pottenbakkersoven uit Kessel-Hout

Mammoeten, vuursteen en amforen uit de Noordzee

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

Van harte welkom bij deze uitleg van de Protocol voor de baggerindustrie voor archeologische vondsten. Dit pakket legt uit:

Enkele kanttekeningen bij de bottenvondsten van de Noordzeebodem

Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte. De eenheid van lengte is de meter.

belangrijk ontwikkeling Inleiding verzameling hoofdzakelijk uit een paar mammoetkiezen. lange tijd zo geweest, al vanaf het moment dat de fossiele

NMR , ofwel de vondst van een perioticum van De Kaloot voegt een nieuwe tandwalvisfamilie aan onze Nederlandse fossiele zoogdierfauna s toe

Kustlijn van de Noordzee

Leni Duistermaat, Naturalis sectie Botanie, onderzoeker Nederlandse flora

De Wespendief. (Veldherkenning)

Faunaonderzoek met de fotoval op 11 kerkterreinen van de Stichting Oude Groninger Kerken

die dateren uit het Vroeg Saalien fossielen van in Afrika o.a. bekend is uit de Noordzee, de groeven bij Rhenen, uit vele zuiggaten langs de grote

dieren, dan door een grotere activiteit per cel. In hoofdstuk 5 wordt de invloed van phenobarbital en methylcholanthreen beschreven.

Notitie. Inleiding. S. Bek REA-ORO, gemeente Leiden. aan. G. Bakker & A. de Baerdemaeker. van. Quick scan Aalmarkt II en III.

Fossielen uit Cadzand

Maasvlakte 2 (Port of Rotterdam) - Hoe werkt Malta op zee? Een case study. Andrea Otte Senior Beleidsmedewerker Maritiem Erfgoed

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 2 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Rapportcode: Datum: 15 december 2010

OVERZICHT FORMULES: Eindexamen wiskunde vmbo gl/tl II. omtrek cirkel = π diameter. oppervlakte cirkel = π straal 2

Snijprocessen laser snijden proces varianten

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem

Archeo-rapport 44 De archeologische begeleiding aan het kruispunt N78 en Hoogbaan te Dilsen-Stokkem

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

Transcriptie:

Fossielen van bosneushoorn (Stephanorhinus kirchbergensis) en bosolifant (Elephas antiquus) uit het Eurogeulgebied Dick Mol Het Natuurhistorisch, Westzeedijk 345 (Museumpark), 3015 AA Rotterdam Klaas Post Het Natuurhistorisch, Westzeedijk 345 (Museumpark), 3015 AA Rotterdam Hans van der Plicht Centrum voor Isotopen Onderzoek, Rijksuniversiteit Groningen, Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen, alsmede Faculteit Archeologie, Universiteit Leiden, Postbus 9515, 2300 RA Leiden Samenvatting Overblijfselen van de bosneushoorn (Stephanorhinus kirchbergensis) en de bosolifant (Elephas antiquus) vanuit het Eurogeulgebied worden voor de eerste keer gemeld. De implicaties van deze vondsten op de stratigrafie en fauna s van dit deel van de Noordzee worden besproken. Summary Remains of Merck s rhino (Stephanorhinus kirchbergensis) and straight-tusked elephant (Elephas antiquus) are reported for the first time from the Eurogeul (North Sea, off the coast of the province of Zuid-Holland). Implications of these fossils for the stratigraphy and fossil fauna s of this part of the North Sea are discussed. Skeletresten van de uitgestorven bosneushoorn (Stephanorhinus kirchbergensis) en bosolifant (Elephas antiquus) uit de zuidelijke bocht van de Noordzee tussen de Britse Eilanden en het continentale deel van Europa kunnen als relatief zeldzame vondsten aangemerkt worden. De bosneushoorn is van de Noordzeebodem, voor zover wij hebben kunnen nagaan, slechts bekend door een linker metatarsale III die ten westen van de Bruine Bank werd opgevist (collectie van de eerste auteur - ongepubliceerd). S. kirchbergensis is in Noordwest-Europa hoofdzakelijk bekend als interglaciaal fauna-element (o.a. uit het laatste interglaciaal, het Eemien, ca. 120.000 jaar geleden). Uit Nederland is deze neushoornsoort o.a. bekend van Haerst bij Zwolle (Van Uum, 2003), Raalte en van de Noordzeebodem (van de ex situ vindplaats Hoek van Holland). de bosolifant in Noordwest-Europa en suggereren dat deze slurfdrager nog tot ver in het Weichselien in Noordwest-Europa voorkwam. Deze veronderstelling heeft stof tot nadenken opgeleverd. Dit artikel meldt beide diersoorten voor het eerst uit het Eurogeulgebied en de bosneushoorn van het strand van Hoek van Holland en voegt wellicht nieuwe invalshoeken toe aan de discussie over een mogelijk laatste voorkomen van deze diersoorten. Van de bosolifant zijn meerdere kenmerkende skeletelementen en een aantal gebitselementen uit de Noordzee herkend en deels gepubliceerd (Mol et al., 2007 en 2008). Daarnaast zijn een aantal 14 C dateringen gepubliceerd (Mol et al., 2007). De bosolifant wordt, evenals de bosneushoorn, gezien als een interglaciaal fauna element, maar de dateringen werpen een verrassend en verwarrend licht op het voorkomen van Fig. 1 De wijze waarop de maten genomen zijn van de metacarpale van de neushoorn, naar Guérin (1980). Afkortingen: 1 = L: maximale lengte, gemeten parallel aan de middellijn van de diaphyse 2 = DT prox.: transversale diameter van de proximale epiphyse 3 = DAP prox.: anterieur-posterieure diameter van de proximale epiphyse 4 = DT dia.: transversale diameter van de diaphyse, gemeten in het midden van de diaphyse 5 = DAP dia.: anterieur-posterieure diameter van de diaphyse, gemeten in het midden van de diaphyse 6 = DT max. dist.: maximale transversale diameter van de diaphyse, gemeten boven de distale epiphyse 7 = DT art. dist.: transversale diameter van de distale epiphyse 8 = DAP art. dist.: anterieur-posterieure diameter van de distale epiphyse [20]

Fig. 2 Metacarpale III sin. van S. kirchbergensis (links en rechts, aanzicht van caudale zijde, respectievelijk craniale zijde) in vergelijking met een metacarpale III sin van C. antiquitatis (midden links en rechts, aanzicht laterale, respectievelijk craniale zijde). De enorme verschillen in proporties vallen onmiddellijk op. Maatstreep: 10 cm Nummer Afkorting, zie Fig 1 Maten in millimeters 1 L 220 (206 250,5) 2 DT prox. 61 (58 71) 3 DAP prox. 60 (50 59) 4 DT dia. 59 (54 70,5) 5 DAP dia. 22 (22 26,5) 6 DT max. dist. 67 (64,5 83) 7 DT art. dist. 58 (52 64,5) 8 DAP dist. 50 (48 58,5) Tabel 1 Mc III sin., S. kirchbergensis, Eurogeulgebied, Noordzee, maten in mm. In de derde kolom, tussen haakjes, de minimale en maximale waarden van Mc III van S. kirchbergensis in Guérin, 1980: p. 704. Stephanorhinus kirchbergensis (JÄGER, 1839) - Bosneushoorn Metacarpale III Tijdens verzamelexpeditie # 32 (Mol & Post, 2010) met de Eurokotter OD7 van schipper Jaap Klijn, op 21 en 22 april 2011, werd naast een aantal skeletdelen die onmiddellijk aan de wolharige neushoorn Coelodonta antiquitatis kon worden toegeschreven, een derde middenhandsbeen (metacarpale III, afgekort Mc III) verzameld. Dit fossiel viel bemanningslid Albert Hoekman op vanwege de afwijkende afmetingen (Fig. 2). Tijdens de expeditie werd gekord op de noordgrens van het zandwingebied Maasvlakte 2 en de Euro/Maasgeul, ten westen van de boei Maascenter. De diepte van de Noordzee varieert hier van 23 tot ruim 35 meter en de oppervlakte van de Noordzeebodem is hier, door alle zuigactiviteiten, dus zeer onregelmatig. De metacarpale van de linkerzijde van het handskelet, een Mc III sin., is opvallend groot en lang en in vergelijking tot alle andere vondsten van de expeditie (die alle in het late Pleisto- ceen worden geplaatst), en zwaarder gefossiliseerd. Opvallend is ook dat het materia compacta van het middenhandsbeen een zeer ruwe structuur heeft. Het middenhandsbeen is compleet bewaard gebleven. De distale epiphyse is volledig vergroeid met de diaphyse en de proximale articulatiefacetten voor de verbindingen met de beenderen van de carpus zijn glad. Het fossiel is dus afkomstig van een volgroeid volwassen individu. Vergelijkend onderzoek van deze metacarpale met metacarpalia van de vroeg-pleistocene Etruskische neushoorn Stephanorhinus etruscus van de vindplaats Tegelen (collectie Teylers Museum, Haarlem, nummer 15490) en van de laatpleistocene wolharige neushoorn C. antiquitatis van de bodem van de Noordzee en van het Eurogeulgebied, toont aan dat we hier te maken hebben met een ander soort neushoorn. Enerzijds vanwege de robuustheid en de enorme lengte (220 mm), anderzijds door een aantal morfologische kenmerken. Het exemplaar in het Teylers Museum is weliswaar ook lang (189 mm), maar veel slanker, en dus van een slank gebouwde, hoogbenige neushoorn. De metacarpalia van de wolharige neushoorn zijn daarentegen zwaar gebouwd (kort en breed) en aanzienlijk korter qua maximale lengte dan die van de Etruskische neushoorn. Verder zijn de proximale articulatiefacetten van de Eurogeul metacarpale veel meer geprononceerd dan in de Etruskische neushoorn en ook meer geprononceerd dan die in de wolharige neushoorn. Dat wil zeggen dat deze facetten aanzienlijk kleiner in omvang zijn en dieper in de diaphyse liggen bij de metacarpale van het Eurogeulgebied. Ook na vergelijking met de maten van metacarpalia van de steppeneushoorn Stephanorhinus hemitoechus, gepubliceerd door Guérin (1980), moeten we concluderen dat ze opvallend verschillen van de Eurogeul metacarpale. Overeenkomstig de werkwijze van de Franse paleontoloog Guérin (1980) hebben wij de maten genomen van deze Mc III en weergegeven in tabel 1. Vergelijking met de data van Guérin van verschillende andere Europese pleistocene neushoorns zoals S. etruscus, S. kirchbergensis, S. hemitoechus en C. antiquitatis toont aan dat dit middenhandsbeen moet worden toegeschreven aan S. kirchbergensis, de bosneushoorn (ook wel Merck s neushoorn genoemd). CRANIUM november 2012 auteurs dick mol klaas post hans van der plicht

De Eurogeul metacarpale is opgenomen in de collectie van Dick Mol te Hoofddorp en is geregistreerd onder nummer CMDM 140-1. Calcaneum Een zwaar hielbeen met forse afmetingen werd op 6 oktober 2011 opgevist aan de zuidkant van de Eurogeul door de bemanning van de Eurokotter OD7. Bij het uitsorteren van de vondsten gedaan door de OD7 in het Eurogeulgebied viel het hielbeen op (Fig. 4 en 6). Het betreft een rechter calcaneum van een volwassen neushoorn, maar de afmetingen en de afwijkende fossilisatie wijken af van de van deze vindplaats algemeen voorkomende fossielen van wolharige neushoorn C. antiquitatis. Het bijna complete hielbeen is tot in de kleinste details bewaard gebleven. Het is bruin van kleur en er is sediment aangekoekt zoals we dat ook kennen van andere beenderen. Er is echter een verschil. Dit fijne sediment is zeer moeilijk van het hielbeen te verwijderen. In alle andere gevallen is het na het drogen makkelijk te verwijderen. Afmetingen Vergelijking met een reeks hielbeenderen van de wolharige neushoorn (Fig. 4) onderstreept onze twijfel over de toeschrijving van deze vondst aan deze neushoornsoort. Het hielbeen hebben we opgemeten in analogie van Guérin (1980) (Fig. 5). De resultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 2. Vergelijking met de maten van andere neushoornsoorten uit het Pleistoceen toont aan dat het hielbeen moet worden toegeschreven aan de bosneushoorn, S. kirchbergensis (zie tabel 2). S. kirchbergensis wordt beschouwd als de grootste soort neushoorn die vooral in het Midden en vroege Laat-Pleistoceen West-Europa bewoond heeft. In tegenstelling tot de wolharige neushoorn is de bosneushoorn een browser en geen grazer. Gewicht Voor wat betreft de zware fossilisatie van het hielbeen hebben wij een vergelijkend onderzoek gedaan naar het gewicht in vergelijking met een representatief monster van hielbeenderen van volwassen wolharige neushoorns, eveneens verzameld uit sedimenten van de Noordzee bodem. Het gewicht van het hielbeen van de Eurogeul bedraagt 876,2 gram. Twee grote hielbeenderen van C. antiquitatis wegen 394,8 respectievelijk 394,7 gram. Het hielbeen van S. kirchbergensis is dus ruim twee maal zo zwaar, dat zal deels veroorzaakt zijn door de forsere afmetingen van de bosneushoorn, maar het zou ook een indicatie kunnen zijn voor een hogere geologische ouderdom en/of van een volledig afwijkend fossilisatieproces (in vergelijking tot beenderen van wolharige neushoorn uit de Noordzee). C datering 14 Om een mogelijk inzicht te verkrijgen over de absolute ouderdom werd besloten een monster te nemen van het calcaneum voor een 14C datering. Vanwege de hoge graad van fossilisatie was het afzagen van een monster zeer moeilijk. Opvallend was dat bij het afzagen de karakteristieke geur van verbrand collageen door wrijving van de zaag en het been niet waarneembaar was. Inderdaad kon in het 14C laboratorium in Groningen geen collageen worden geëxtraheerd uit dit materiaal met behulp van het daarvoor geldende recept (Longin, 1971). Dit betekent dat het monster niet absoluut kan worden gedateerd met de 14C methode. Het calcaneum dext. (Fig. 6) is opgenomen in de collectie van Dick Mol te Hoofddorp en is geregistreerd onder nummer CM-DM 144. Molaarfragment Van de bosneushoorn is ook een molaarfragment (van een linker bovenkaakmolaar M2 sin., kroonhoogte 61 mm., maximale breedte 64 mm. en een email dikte van 2 mm.) bekend van het strand van Hoek van Holland. Dit fragment (Fig. 7) werd door Donny Chrispijn verzameld op 21 juni 2009 in sediment dat is opgebaggerd van een wingebied in de Noordzee voor de kust van Zuid-Holland dat gelegen is ten noorden van het Eurogeulgebied. Het fragment bevindt zich in de collectie van de vinder. Fig. 3 Mc III sin. S. kirchbergensis, Eurogeulgebied Noordzee. Maatstreep: 10 cm [22]

Elephas antiquus FALCONER & CAUTLEY, 1847 Bosolifant In de nacht van 2 op 3 juni 2011 viste de OD9 een bijna complete kies van een bosolifant E. antiquus op in de Eurogeul (Fig. 8). Enkele dagen later werd deze molaar opgenomen in de collectie van de eerste auteur en geregistreerd onder nummer CM-DM 140 2. Het betreft een bijna complete laatste linker onderkaakmolaar (m3 sin.) met de lamellenformule x19- (voor verklaringen van de lamellenformule verwijzen wij hier naar Mol & Van Essen, 1992). De (vermoedelijk) achterste talon is afgebroken. De molaar is opvallend slank en heeft een maximale breedte van 7,8 cm en een maximale lengte van 30,6 cm. Twaalf lamellen zijn in gebruik geweest en vormen het concave kauwvlak. Op het kauwvlak zijn duidelijk de sterke plooiingen van het email, met een maximale dikte van 3 mm. en de voor E. antiquus karakteristieke verbreding in het midden van de dwarsdoorsnede van de lamellen, de enigszins ruitvormige structuur, waar te nemen. De molaar is sterk gekromd, dat wil zeggen sterk holrond aan de wangzijde en bolrond aan de tongzijde. De achterste lamellen laten zowel aan de wangzijde als de tongzijde de sterke s-vormige kromming zien die doorgaans met de laatste onderkaakmolaar (m3) in verband wordt gebracht. De lamellen zijn aan beide zijden met een laagje tandcement afgedekt dat naar de achterste lamellen afneemt. De onderkaakmolaar is opvallend goed bewaard gebleven. De achterzijde is enigszins beschadigd door mechanisch geweld (mogelijk baggeractiviteiten), maar er zijn geen sporen van verspoeling of verplaatsing over grotere afstanden waar te nemen. De langgerekte vorm en de sterke kromming van de molaar gecombineerd met de structuur van de dwarsdoorsnede van de lamellen en het email, laten geen twijfel over dat deze laatste linker onderkaakmolaar moet worden toegeschreven aan de bosolifant, E. antiquus. We hebben getracht de individuele ouderdom van de bosolifant, waartoe deze laatste onderkaakmolaar heeft toebehoord, vast te stellen aan de hand van het afslijtingpercentage van de molaar, in vergelijking met recente Afrikaanse olifanten. Daartoe hebben we de methode van Laws (1966) toegepast. Die methode wordt in de zoogdierpaleontologie algemeen aangewend voor een schatting van de individuele leeftijd van fossiele slurfdragers die molaren hebben gehad die opgebouwd zijn zoals die van Afrikaanse olifanten. Het afslijtingpercentage van onze molaar valt in de leeftijdsgroepen van Afrikaanse olifanten XXII (die staat voor 39 ± 2 jaar) en XXIII (43 ± 2 jaar). Dit betekent dat de onderkaakmolaar heeft toebehoort aan een bosolifant met een minimale individuele leeftijd van 37 en een maximale leeftijd van 45 Afrikaanse Olifant Jaren, doorgaans aangeduid als AEY, African Elephant Years. Van dit fossiel werd een monster voor een 14C datering genomen. Bij het doorzagen van de voorste wortel van de kies, die opgebouwd is uit tandbeen, kwam een typische geur van verbrand collageen vrij. Onderzoek in Groningen wees uit dat deze kies Fig. 5 De wijze waarop de maten genomen zijn van het calcaneum van de neushoorn, naar Guérin (1980). Afkortingen: 1 = H: hoogte of lengte, gemeten parallel aan de middellijn van het hielbeen 2 = DAP prox.: anterieur-posterieure diameter van de proximale epiphyse 3 = DAP dist.: anterieur-posterieure diameter van de distale epiphyse 4 = DT dist.: maximale transversale diameter van de distale epiphyse 5 = DT prox.: maximale transversale diameter van de proximale epiphyse 6 = DT min.: minimale transversale diameter van de diaphyse, gemeten in het midden van de diaphyse CRANIUM november 2012 Fig. 4 Calcaneum dext. van S. kirchbergensis (links en rechts, aanzicht laterale zijde, respectievelijk craniale zijde) in vergelijking met een calcaneum dext. van C. antiquitatis (midden links en rechts, aanzicht laterale, respectievelijk craniale zijde). De enorme verschillen in proporties vallen onmiddellijk op. Maatstreep: 5 cm

Fig. 6 Calcaneum dext. S. kirchbergensis, Eurogeulgebied, Noordzee. Maatstreep: 5 cm Nummer Afkorting, zie onderschrift fig. 5 Maten in millimeters 1 H 160,3 (131,5 152,5) 2 DAP prox. 85 (69 86,5) 3 DAP dist. 79 (65 79) 4 DT dist. Min. 85 (72 94) 5 DT prox. 66 (51 61) 6 DT min. 50 (40 51) Tabel 2 Calcaneum dext. S. kirchbergensis, Eurogeulgebied, Noordzee, maten in mm. In de derde kolom, tussen haakjes, de minimale en maximale waarden van calcanea van S. kirchbergensis in Guérin, 1980: p. 727 inderdaad nog collageen bevatte van redelijke kwaliteit voor wat betreft de 14C methode. De datering van dit monster met de deeltjesversneller leverde >45.000 BP (GrA-52410) op. Dat betekent dat het monster ouder is dan het meetbereik van de 14C methode. Hoeveel ouder, dat is niet na te gaan. Discussie De vondsten van de bosneushoorn en bosolifant verdienen onze aandacht. Voor het eerst worden deze twee soorten in het Eurogeulgebied gemeld. Daarnaast leveren ze stof tot discussie op, want tot dusver zijn er binnen het Eurogeulgebied voor zover het pleistocene resten van landzoogdieren betreft alleen resten van de mammoetsteppe fauna aangetroffen en over het algemeen worden de bosolifant en bosneushoorn niet als fauna elementen van de mammoetsteppe gezien. Wel zijn recentelijk enkele dateringen van de bosolifant gepubliceerd die impliceren dat deze olifant veel langer in het Laat-Pleistoceen geleefd zou kunnen hebben dan tot voor kort werd aangenomen (Mol et al., 2007). De datering van het hielbeen van de bosneushoorn valt buiten het 14C meetbereik. Dit bevestigt dat deze diersoort inderdaad geen deel uitgemaakt heeft van de in de Eurogeul zo algemene mammoetfauna. Beide vondsten van bosneushoorn bevestigen dat de recente zuigactiviteiten voor Maasvlakte 2 diepere lagen aangesneden moeten hebben. Of dat de door Hyma et al. genoemde oudere laag S5 (175-150kA) is, of dat Fig. 7 Fragment van een linker bovenkaakmolaar M2 sin., van S. kirchbergensis van het strand van Hoek van Holland. Maatstreep: 5 cm [24]

Fig. 8 E. antiquus, linker onderkaakmolaar m3, Eurogeulgebied, Noordzee. Links: aanzicht op (occlusaal) kauwvlak. Rechts boven: aanzicht (linguaal) tongzijde en rechtsonder: aanzicht (buccaal) wangzijde. Maatstreep: 10 cm we hier toch misschien te maken hebben met (al dan niet verspoelde hoewel de conservatie daar geen aanwijzingen voor geeft) Eemfossielen zal door verder onderzoek uitgemaakt moeten worden. Als dat eerste het geval is dan is dat een unicum, want nimmer werden er in de afgelopen 20 jaar in de Eurogeul fossielen van deze fauna aangetroffen. De datering van de kies van de bosolifant is ook duidelijk ouder dan de in de Eurogeul zo algemene mammoetfauna waarvan alle fossielen met de 14C methode gedateerd kunnen worden. Daarnaast blijft het opmerkelijk dat er van bosolifant van de Noordzee oudere en jongere dateringen bekend zijn. Doorgaans wordt voor afwijkende dateringen verontreiniging met jongere koolstof als oorzaak verondersteld. Maar ook van landvondsten zijn jongere dateringen bekend (Bosscha Erdbrink et al., 2001). Ook op vasteland gevonden botten kunnen verontreinigd zijn met bijvoorbeeld humeuze componenten die het bot zijn ingedrongen tijdens degradatie processen. Het laatste woord over de ouderdom van de bosolifanten van de Noordzee en Eurogeul is kennelijk nog niet gezegd. Dankwoord Onze dank gaat uit naar Schipper Jaap Klijn en zijn bemanning. Hun gastvrijheid en motivatie gecombineerd met hun kennis van het Eurogeulgebied blijft zorgen voor talrijke bijzondere vondsten. Speciale dank aan Albert Hoekman, Urk, die de vondsten van bosneushoorn en bosolifant onder onze aandacht bracht. Donny Chrispijn zijn wij dankbaar voor de toegang tot zijn collectie fossielen van het strand van Hoek van Holland en voor het ter beschikking stellen van zijn fossielen voor onderzoek. Dank zijn wij ook verschuldigd aan de heer Bert Sliggers van het Teylers Museum, Haarlem, die ons toegang verschafte tot de collectie van Tegelen om een goede vergelijking te maken van het middenhandsbeen van de bosneushoorn met eenzelfde skeletdeel van de Etruskische neushoorn uit de klei van Tegelen. Tot slot spreken wij onze dank uit aan Hans Wildschut, Hoofddorp, voor het maken van de foto s die bij dit artikel geplaatst zijn en Vangelis Vlachos, Aristotle University, Thessaloniki, Griekenland, voor het bewerken van de foto s tot de platen bij dit artikel. Literatuur Bosscha Erdbrink, D.P., J.G. Brewer, D. Mol (2001) Some remarkable Weichselian elephant remains. Deinsea 8, 21 26. Guérin, C. (1980) Les Rhinoceros (Mammalia, Perissodactyla) du Miocene supèreur au Pleistocène terminal en Europe occiden tale; Comparaison avec les espèces actuelles. Thèse Doctorat d Etat et Sciences Université Lyon I, Documents des Laboratoire de Géologie, Lyon 79 (1-3), 1-1185. Laws, R.M. (1966) Age criteria for the African elephant, Loxodonta a. africana. East African Wildlife Journal 4, 1-37. Longin, R. (1971) New method of collagen extraction for radiocarbon dating. Nature 230, 241-242. Mol, D., H. van Essen (1992) De mammoet; sporen uit de ijstijd. BZZTOH, Den Haag. Mol, D., K. Post (2010) Gericht korren op de Noordzee voor de zoogdierpaleontologie: een historisch overzicht van de uitgevoerde expedities. Cranium 27-2, 14-28. Mol, D., J. de Vos, J. van der Plicht (2007) The presence and extinction of Elephas antiquus Falconer & Cautley, 1847, in Europe. Quaternary International 169-170, 149-153. Mol, D., J. de Vos, R. Bakker, B. van Geel, J. Glimmerveen, H. van der Plicht, K. Post (2008) Kleine encyclopedie van het leven in het Pleistoceen: mammoeten, neushoorns en andere dieren van de Noordzeebodem. Veen Magazines, Diemen. Uum, R. van (2003) Zandwinning Haerst bij Zwolle,vreemde eend in het rivierengebied. Grondboor & Hamer 6, 101-112. CRANIUM november 2012