Werkstuk Nederlands Constitutionele toetsing Werkstuk door een scholier 2313 woorden 13 jaar geleden 6,8 8 keer beoordeeld Vak Nederlands Welke Rechterlijke Instantie(s) dient/dienen tot toetsing bevoegd te zijn? 1. Inleiding De rechtspraak in Nederland is opgebouwd uit diverse instanties. Deze instanties zijn verspreid over allerlei locaties in Nederland. Er zijn negentien rechtbanken, vijf gerechtshoven en er is één Hoge Raad. In de rechtspraak bestaat de zittende en staande magistratuur. Het Openbaar Ministerie is de organisatie die strafbare feiten voor de rechter brengt. De leden van het Openbaar Ministerie behoren tot de staande magistratuur. De rechters behoren tot de zittende magistratuur. Naast de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad zijn er nog enkele andere rechterlijke instanties. Dat zijn de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. De eerste behandelt het hoger beroep in ambtenarenzaken en sociale zekerheidszaken. De tweede behandelt zaken op het terrein van het sociaal-economisch bestuursrecht. De Raad Voor De Rechtspraak vormt de schakel tussen de minister van Justitie en de gerechten. De Raad is tegelijkertijd het aanspreekpunt voor en de woordvoerder van de rechtspraak in het politieke en maatschappelijke debat. Al lange tijd wordt de discussie gevoerd of het constitutioneel toetsingsverbod moet worden opgeheven. Deze discussie is weer actueel door het iniatiefwetsvoorstel van Halsema (Groenlinks), zij is Tweede- Kamerlid. Hierin wordt voorgesteld om het toetsingsverbod van artikel 120 Gw gedeeltelijk op te heffen. Het voorgestelde toetsingsrecht omvat met name de klassieke grondrechten. Met dit voorstel krijgt de rechter de bevoegdheid formele wetten te toetsen aan een aantal grondrechten. Wettelijke bepalingen die de rechter strijdig acht met één van de vrijheidsrechten van burgers, bijvoorbeeld vrije meningsuiting of vrijheid van onderwijs, kunnen buiten werking worden gesteld. Een belangrijk punt in dit debat is de vraag aan welke rechterlijke organen de toetsing van wetten aan de Grondwet opgedragen zou moeten worden. In het wetsvoorstel is gekozen voor een systeem van gespreide toetsing, dat wil zeggen dat elk rechterlijk orgaan over deze bevoegdheid gaat beschikken. Voornaamste argument daarvoor is dat daarmee het bestaande rechtsstelsel, op grond waarvan iedere rechter thans reeds lagere regelgeving aan de Grondwet toetst en wetten aan verdragen toetst, in stand blijft. In dit verslag wordt stil gestaan bij de gevolgen,argumenten en rechterlijke instanties die worden opgenomen aan de instelling van een constitutioneel toetsingsrecht. Het hoofdpunt die uiteindelijk in dit verslag beantwoord is: Aan de hand van de argumenten en mogelijke gevolgen dienen welke rechterlijke instantie(s) tot de bevoegdheid voor https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-nederlands-constitutionele-toetsing Pagina 1 van 5
het toetsen aan de Grondwet? Om een keuze te maken hierin zal het moeilijker zijn dan het op het eerste oog lijkt. Deze vraag wordt aan de hand van een aantal belangrijke aspecten in dit verslag beantwoord. Allereerst zullen we kleinschalig en kort de gevolgen voor de rechterlijke macht en zijn instanties in acht nemen, vervolgens de argumenten met betrekking tot constitutionele toetsing door de rechterlijke macht. Zodoende zullen we hieruit proberen af te leiden welke rechterlijke instanties in aanmerking komen tot toetsing aan de Grondwet. De laatste paragraaf bevat de conclusie. 2. De gevolgen voor de rechterlijke macht en zijn instanties Door invoering van een constitutioneel toetsingsrecht vormt de toetsing van wetten in formele zin niet langer het enige terrein van de wetgever, maar is de rechter eveneens bevoegd te oordelen over de grondwettigheid van wetten in formele zin. Op het eerste gezicht lijkt het erop dat een constitutioneel toetsingsrecht de positie van de rechter binnen de drie-eenheid van wetgever, bestuur en rechter, aanzienlijk versterkt ten koste van de wetgever. Gezien de bestaande mogelijkheden en onmogelijkheden van het toetsen van wetten op de rechtmatigheid, is het de vraag of de positie van de rechter werkelijk wordt versterkt door de invoering van een constitutioneel toetsingsrecht. Controle op de naleving van grondrechten in ons land is op dit moment voorbehouden aan de politiek, namelijk aan de vertegenwoordigende organen. In de discussie die al lang loopt over de voordelen en nadelen van een constitutioneel toetsingsrecht wordt dan ook veelvuldig gewaarschuwd voor het gevaar van politisering van de rechter. De meningen zijn hierover erg verdeeld. Critici die menen dat er gevaar voor politisering bestaat wijzen in het ergste geval op een zware aantasting van de rechterlijke onafhankelijkheid en anders op een politiek gemotiveerd benoemingenbeleid van rechters. Anderen denken dat het wel mee zal vallen. Halsema geeft te kennen dat politisering van de rechterlijke macht nauwelijks is te voorkomen in landen met een constitutioneel hof, al was het maar in het benoemingenbeleid, maar ze wijst er tegelijkertijd op dat het voorstel juist voorziet in een model van gespreide toetsing. De Hoge Raad heeft ook een model van gespreide toetsing geadviseerd. Doordat in het voorgestelde model alle rechters aan de Grondwet mogen toetsen, is deze belangrijke taak, niet alleen neergelegd bij één instantie. De rechterlijke onafhankelijkheid is dan ook beter gewaarborgd. De gevolgen voor de rechtseenheid zijn ook beperkt. Zoals uiteen is gezet voorziet het initiatiefwetsvoorstel van Halsema in gespreide toetsing en ziet het af van de instelling van een constitutioneel hof. Volgens Halsema is de rechtseenheid hedendaags met betrekking tot de interpretatie van grondrechten soms ver te zoeken. Zij vindt dat door de verheffing van het constitutioneel toetsingsverbod weinig verandert aan de rechtseenheid, mogelijke gevolgen hiervoor blijven beperkt. Diverse geleerden wijzen op de gevolgen die de instelling van een constitutioneel toetsingsrecht in Nederland kan hebben. Er wordt vaak op gewezen dat een constitutioneel toetsingsrecht een versterkte positie van de rechter ten opzichte van de wetgever met zich meebrengt. Als je volgens Halsema naar de feiten kijkt zie je dat bijvoorbeeld delegatie en verdragstoetsing ook vandaag de dag in ons land al tot veel rechterlijke controle leiden, hierdoor zal toetsing aan de Grondwet door de rechterlijke macht weinig uitmaken. Aldus, zij vindt dat grote gevolgen voor de rechterlijke macht en zijn instanties al met al tot een https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-nederlands-constitutionele-toetsing Pagina 2 van 5
beperkt aspect blijven. 3. Argumenten constitutionele toetsing Artikel 50 van de Grondwet draagt de Staten-Generaal op het gehele volk te vertegenwoordigen. Dit noemen we dus ook wel de volksvertegenwoordiging. Hier doelt het democratisch argument op. De Staten-Generaal wordt hier het meest geschikt geacht om de Nederlandse staatsinrichting te bepalen. De volksvertegenwoordiging is meer dan wie ook dus bevoorrecht om de allerhoogste regeling vast te stellen. Constitutionele toetsing draait allemaal om de vraag of iets nu wel of niet in strijd is met deze allerhoogste regeling. Voordat een wetsvoorstel wordt aangenomen en wet wordt hebben de regering, het parlement en vaak de Raad van State zich ermee bemoeid. Zij vragen zich dan alle drie af of het voorstel wellicht in strijd kan komen met de Grondwet. Het komt in de praktijk dan ook nooit voor dat er wetten aangenomen worden die overduidelijk in strijd zijn met de Grondwet. De Hoge Raad heeft gesteld dat geschillen met betrekking tot de Grondwet in te delen zijn in twee aspecten: Ofwel de wetgever gaat uit van een bepaalde interpretatie van de Grondwet, die vervolgens door de rechter onjuist wordt gevonden, ofwel de toepassing van een algemeen luidend voorschrift leidt in een bepaald door de wetgever niet gezien geval tot resultaat dat met de Grondwet onverenigbaar is. Hier gaat het dus eerder om Grondwetsinterpretatie dan om de toepassing van overduidelijke regels. Het democratisch argument leidt nu dus tot de vraag wie en of de rechter of een ander orgaan in zijn eentje mag bepalen dat de formele wetgever (regering en parlement) ongelijk heeft. Een ander argument met betrekking tot constitutionele toetsing is het machtenscheidingsargument. Volgens Halsema haar visie heeft het parlement toch al steeds minder macht in het wetgevingsproces. Dit aannemende is het logisch te veronderstellen dat het democratisch argument steeds minder ter zake doet. Met betrekking tot de grondrechten ligt het iets ingewikkelder. Die moeten ons beschermen tegen machtsmisbruik door de overheid.hoezeer het parlement ook democratisch gelegitimeerd is, als het zelf mag bepalen dat zij haar macht niet misbruikt, is dat zeer omstreden uitgaande van het machtenscheidingsargument. Kijk maar bijvoorbeeld in de VS, waar dit wel geldt. Centraal staat dus de vraag of het raar is om de wetgever zelf te laten besluiten of hij dan wel of niet machtsmisbruik pleegt. Daar tegenover staat dat ook of de rechter of de verschillende rechterlijke organen de bevoegdheid zal krijgen om heel veel macht uit te oefenen. Wetten moeten eigenlijk zo duidelijk zijn dat interpretatie daarvan volstrekt overbodig is. Dit geldt ook voor de grondwet. Dit is er om het rechtzekerheidsargument te waarborgen. Het idee dat verschillende rechters er verschillende interpretaties op na kunnen houden blijkt ook in de praktijk niet handig. Men vreest dat als grondwetsinterpretatie voor iedere rechter openstaat, dat dan iedere rechter zijn eigen interpretatie toepast, waardoor er totale onzekerheid ontstaat over de inhoud van de Grondwet. Halsema geeft hiervoor als tegenargument dat dit toepassend is aan rechterlijke arbeid. Wat zij hierover zegt is waar. Zoals eerder in dit verslag is verteld concludeert Halsema dat de rechter toch al midden in de maatschappelijke discussie zou staan en al die zaken die de wetgever aan de rechter overlaat, zoals het stakingsrecht en het euthanasievraagstuk, toch al door de rechter worden beslecht. Tegelijkertijd ziet Halsema wel dat politisering van de rechterlijke macht in landen die een constitutioneel hof kennen, https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-nederlands-constitutionele-toetsing Pagina 3 van 5
nauwelijks te voorkomen is. Al was het maar in het benoemingenbeleid. Om dit gevaar vervolgens tegen te gaan stelt zij vervolgens een systeem van gespreide toetsing voor: als alle rechters het recht krijgen om strijdigheid van wetgeving met de grondwet vast te stellen, dan zou een onafhankelijk rechterlijk oordeel toch gewaarborgd blijven. Helaas voert zij hier geen verdere redenen voor aan. Een grondwettelijke bepaling is niet zo eenvoudig te wijzigen, zelfs al zou men het snel eens kunnen worden over een bepaling. Om dit tegen te kunnen gaan zou men een constitutioneel hof moeten instellen die preventief zou moeten toetsen. Door preventief te toetsen vermijd je verheffing boven de wetgeving. Bovendien voorkom je dat er evenveel interpretaties van de Grondwet ontstaan als dat er rechters in Nederland zijn. Dit zou een prima oplossing zijn. Het is wel zo dat een constitutioneel toetsingshof zich altijd begeeft in het politieke krachtsveld. Er worden onvermijdelijke politieke keuzes gemaakt. Engels verdedigt een systeem van geconcentreerde constitutionele toetsing, maar vindt het gevaar geenszins bedreigend. Hiervoor voert hij aan dat een met buitenland vergelijkbaar benoemingenbeleid in Nederland nauwelijks te verwachten zal zijn. Dit heeft er alles mee te maken dat hij constitutionele toetsing bij de Hoge Raad wil concentreren. Deze vorm van geconcentreerde constitutionele rechtspraak is nodig om de rechtseenheid te behouden, en omdat de Hoge Raad deskundigheid en ervaring geniet. Een gepolitiseerde rechterlijke macht lijkt mij op zich niet heel nadelig, maar daarbij moeten we ons dan wel afvragen hoe onafhankelijk die dan nog is. Hierbij komen we dan ook bij onze hoofdvraag: welke rechterlijke instantie(s) dienen bevoegheid te zijn tot het toetsen aan de Grondwet? Halsema voert aan dat spreiding van de bevoegdheid tot constitutionele toetsing ons moet beschermen tegen de politisering. Ik kan echter niet inzien dat dat de remedie is. Vooral omdat nadere argumenten van Halsema ontbreken. Ik snap dat verschillende rechterlijke instanties elkaar misschien in balans zouden kunnen houden, maar de kans op succes is hierin zeer klein. De oplossing ligt in de preventieve toetsing aan de gehele grondwet, door een niet-rechterlijke instantie. Daarmee is de rechtszekerheid het beste gediend omdat iedereen bij de afkondiging van een wet zeker weet dat die ook verbindend is. Bovendien wordt daarmee ook de machtenscheiding gehandhaafd omdat zowel de rechter als de wetgever niet de volledige macht kunnen krijgen over de grondwet. Omdat het preventieve toetsing betreft is deze sowieso geconcentreerd in mijn ogen. Als ik toch moet kiezen uit een rechterlijke instantie die hier bevoegd toe zou kunnen zijn, dan zou dit de Hoge Raad zijn. De Hoge Raad als instelling van een geconcentreerde toetsing zou het beste zijn. Ten eerste omdat de Hoge Raad een grote deskundigheid en ervaring geniet. Ten tweede omdat de Hoge Raad er op deze manier voor zorgt dat er een rechtseenheid blijft voortbestaan, zoals Engels eerder vermeldde. 4. Conclusie Centraal in dit verslag stond de probleemkwestie welke rechterlijke instantie(s) tot toetsing bevoegd dienden te zijn. Zoals ik in mijn inleiding al vertelde blijkt het maken van een keuze hierin moeilijker te zijn dan het op het eerste oog lijkt. In mijn bespreking van de verschillende argumenten heb ik die keuzes slechts zijdelings naar voren laten komen omdat ik mij wilde beperken tot de hoofdvraag. Aldus op grond van welke argumenten en gevolgen, welke rechterlijke instantie(s) het beste tot constitutionele toetsing bevoegd bleek te zijn. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-nederlands-constitutionele-toetsing Pagina 4 van 5
In mijn zoektocht welke instantie mij voldoende overtuigingskracht gaf om de deur open te zetten naar constitutionele toetsing, kwam ik in een ingewikkelde kwestie terecht. Wat mij vooral opvalt was de kracht van de verschillende argumenten en hoe de motivatie behorende bij voorstel Halsema daarmee omgaat. Het allereerste wat daarbij opvalt is dat de motivatie nogal zwak is. Er worden hier en daar aannames gedaan, die, wat mij betreft, niet zo voor de hand liggend zijn. Het voorstel Halsema verdedigt het systeem van gespreide, repressieve constitionele toetsing. Iedere rechter krijgt hierbij dus het recht om achteraf vast te stellen dat de wet buiten toepassing moet blijven. Zodoende veel grondwetsinterpretaties en geen rechtseenheid. Hierdoor ben ik het er niet mee eens. Ik kwam tot de conclusie dat een preventieve toetsing aan de grondwet noodzakelijk is, wil je überhaupt een constitutionele toetsing mogelijk maken. Ik ben ook van mening om dit over te laten aan een niet-rechterlijke instantie. Daarmee is zo ook de rechtszekerheid het beste gediend en de machtenscheiding gehandhaafd. De grondwet is niet iets waarmee je wil gokken: Je wilt echt wel zeker weten dat de interpretatie daarvan in goede handen is. Omdat het preventieve toetsing betreft is deze natuurlijk geconcentreerd. Ook heb ik te kennen gegeven dat als ik absoluut een keuze zou moeten maken uit een instantie, welke rechterlijke instantie dit zou moeten zijn. Ik zou kiezen voor de Hoge Raad als instantie die tot constitutionele toetsing bevoegd zou kunnen zijn. Dit simpelweg omdat deze de meeste deskundigheid en ervaring geniet en een rechtseenheid weet te behouden. Zo heb ik ook antwoord gegeven welke rechterlijke instantie tot toetsing bevoegd dient te zijn. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-nederlands-constitutionele-toetsing Pagina 5 van 5