BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN



Vergelijkbare documenten
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Dmat Newsletter nr. 3 Bescherming van de spaarders

Bijlage 1 HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Hoofdstuk 1: Inleiding. Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten

hierna elk afzonderlijk "de Autoriteit" en gezamenlijk "de Autoriteiten" genoemd,

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

JAARVERSLAG 2006 BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

1. Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds (gecoördineerde versie van 21 september 2009)


A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

1. Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Maatschappelijke zetel: Broekstraat Brussel BTW BE RPR Brussel S T E M M I N G PER B R I E F

Tegemoetkomingsmodaliteiten van het Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten (12 mei 2016) Voorafgaande mededeling

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

Naamloze vennootschap Havenlaan Brussel RPR BTW BE

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

CONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN

A. Gedematerialiseerde effecten van de overheidsschuld

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

PUNCH INTERNATIONAL NAAMLOZE VENNOOTSCHAP 9830 Sint-Martens-Latem, Koperstraat 1A RPR (Hierna, de Vennootschap )

ageas SA/NV Société Anonyme/Naamloze Vennootschap Markiesstraat Brussel RPR Brussel

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies Omrekening van kapitaal bij grensoverschrijdende fusies

Aftrek voor risicokapitaal

Leningen, kredieten en borgstellingen aan leiders, aandeelhouders en verbonden personen

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt

NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Maatschappelijke zetel: Broekstraat Brussel BTW BE RPR Brussel S T E M M I N G PER B R I E F

Commissie juridische zaken

ageas SA/NV Naamloze Vennootschap Markiesstraat Brussel RPR Brussel

COMMISSION DELEGATED REGULATION (EU) No /.. of

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD INZAKE BELEGGERSCOMPENSATIESTELSELS /* COM/94/585DEF - COD 94/0471 */

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

OPROEPING VOOR DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS TE HOUDEN OP 18 DECEMBER 2013 VANAF 17 UUR

Instelling. Onderwerp. Datum

Toelichting bij de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders van ageas SA/NV van 30 maart 2011

DECEUNINCK Naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het spaarwezen doet 8800 Roeselare, Brugsesteenweg

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE WERKNEMERS TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 302. Inhoudstafel Voorwerp Werking in de tijd...

VOLMACHT. De ondergetekende, (volledige naam en adres van de aandeelhouder; voor een rechtspersoon, volledige benaming, zetel en ondernemingsnummer)

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

OPROEPING TOT DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen van Gimvindus nv

STEMMING PER BRIEF. Algemene vergadering van Anheuser-Busch InBev NV (de Vennootschap ) van 26 april 2017 (om uur Belgische tijd)

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

VERSOEPELING VAN DE VOORWAARDEN VOOR HET AANHOUDEN VAN HET SOLVAC-AANDEEL

Instantie. Onderwerp. Datum

RECHTSBIJSTAND. Hoofdstuk 5. Art.21. Voorafgaandelijke bepaling

VERSOEPELING VAN DE VOORWAARDEN VOOR HET AANHOUDEN VAN HET SOLVAC-AANDEEL

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

TOELICHTING WIJZIGING VAN DE STATUTEN EN VAN HET

FNG NAAMLOZE VENOOTSCHAP Statutaire zetel: Zoetermeer, Nederland. Nederlandse Kamer van Koophandel: (de "Vennootschap")

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

Circulaire betreffende de procedure voor de overdracht van een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Oproepingen tot algemene vergaderingen van Belgische genoteerde vennootschappen : modaliteiten van publicatie

Deposito- en Consignatiekas

Wijk-werkorganisatie Leie en Schelde.

DE BEROEPSINSTANTIE - Afdeling openbaarheid van bestuur

De gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor overwerk

Aftrek voor risicokapitaal

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. houdende een waarborgregeling voor de ondernemingen die zijn getroffen door de dioxinecrisis in 1999

INDIVIDUELE RESERVE-OVERDRACHT VOOR AANVULLENDE PENSIOENEN TUSSEN VERZEKERINGSONDERNEMINGEN

ABLYNX NV. (de Vennootschap of Ablynx )

STAAT VAN HET VRIJ VERMOGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS

Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (BS )

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE GROENKRACHT CVBA IN VEREFFENING HEEFT INGESTEMD

"ECODIS" in vereffening Naamloze vennootschap. Brechtsebaan Schoten. RPR (Antwerpen) BTW BE (de "Vennootschap")

1. Hernieuwing van de machtiging van de Raad van Bestuur in het kader van het toegestaan kapitaal

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

Delhaize Groep N.V. Osseghemstraat Brussel - België Rechtspersonenregister:

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 23 april

VOLMACHTFORMULIER VOOR DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE BEDIENDEN TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 220. Inhoudstafel Voorwerp Werking in de tijd...

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X

Tax shelter voor startende ondernemingen

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

Circulaire aan de financiële instellingen over verwervingen, vergrotingen, verkleiningen of overdrachten van gekwalificeerde deelnemingen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Transcriptie:

JAARVERSLAG 1999 BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98) Activiteitenverslag & jaarrekening 1999 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 4 april 2000 de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel.: 02/221.38.92 Fax: 02/221.32.41 protectionfund@nbb.be 1

De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 25 februari 1999. 2

Voorwoord Inhoudstafel Krachtlijnen en voornaamste kenmerken van de beschermingsregeling blz. 1. Doelstellingen en algemene principes van de Europese richtlijnen inzake depositogarantiestelsels en beleggerscompensatiestelsels 7 1.1. Doelstellingen van de Europese richtlijnen 1.2. Algemene principes van de Europese richtlijnen 2. Instelling van een nieuwe Belgische beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten 9 2.1. Schets van de vorige regelingen 2.2. Omzetting in het Belgische recht van de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels 2.3. Oprichting van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten 3. Essentiële kenmerken van de nieuwe beschermingsregeling 12 3.1. Institutionele aspecten 3.2. Een ééngemaakte beschermingsregeling 3.3. Aanleiding tot een interventie 3.4. Bedrag van de tegemoetkomingen 3.5. Tegoeden gedekt door de beschermingsregeling 3.6. Indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds 3.7. Grenzen aan de tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds 3.8. Preventieve tegemoetkomingen 3.9. Regime van de in België gevestigde bijkantoren 3.10. Financiering 3.11. Vennootschappen voor vermogensbeheer 3.12. Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 3.13. Opheffing van het non-exportbeding Beheer van het Beschermingsfonds in 1999 4. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 1999 17 4.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds 4.2. Nieuwe interventie in 1999 4.3. Overname van de vorige depositobeschermingsregeling 4.4. Overname van het CIF 4.5. Inning van de bijdrage 1999 5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 23 6. Financieel beheer van de tegoeden van het Beschermingsfonds in 1999 26 6.1. Grondbeginselen 6.2. Beheer van de portefeuille 6.3. Samenstelling van de beleggingsportefeuille Jaarrekening 1999 29 7. Verslag van het college van revisoren 8. Balans en resultatenrekening 9. Toelichting Bijlagen 1. Wetgeving 41 2. Mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 25 februari 1999 45 3. Lijst van de deelnemers op 1 april 2000 51 3

Organen van het Beschermingsfonds Bestuurscomité Voorzitter William Fraeys Leden vertegenwoordigers van de overheid Hiliana Coessens Marcia De Wachter Marc Monbaliu Fernand Vanbéver Eddy Wymeersch plaatsvervangers Jean-Pierre Brisé Viviane Buydens vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen Willy Breesch (tot 24.01.2000) Dirk Bruneel Karel De Boeck (vanaf 25.01.2000) J.-P. de Buck van Overstraeten M. de Villenfagne de Vogelsanck Alain Philippson Guido Ravoet plaatsvervangers Georges Martin Yvan Peeters Eric Struye de Swielande Arnaud van Doosselaere Regeringscommissaris Jean-Pierre Arnoldi Secretaris-generaal Herman Debremaeker Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon 4

Voorwoord Op 17 december 1998 werd de wet "tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito's en financiële instrumenten" goedgekeurd. Het voornaamste doel van deze wet bestond erin de Europese richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels om te zetten in het Belgische recht 1. De wetgever vertrouwde de oprichting en het beheer van zowel de depositobeschermingsregeling als van de beschermingsregeling voor financiële instrumenten toe aan het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten (hierna: "het Beschermingsfonds") en liet het Beschermingsfonds toe deze beide beschermingsregelingen onder te brengen in één regeling. Hierdoor maakte de wetgever een grondige herziening mogelijk van de vorige depositobeschermingsregeling, beheerd door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), en van de vorige beschermingsregeling voor tegoeden bij beursvennootschappen, beheerd door het Interventiefonds van de Beursvennootschappen (CIF). Deze herziening heeft zijn beslag gekregen door de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 1999 van een mededeling van het Beschermingsfonds, die de deposanten en beleggers inlichtte over hun recht op vergoeding in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming. De nieuwe regeling komt tegemoet aan het geheel van de internationale verplichtingen die op België rusten inzake financiële beschermingsmechanismen voor de bancaire dienstensector, zoals deze voortvloeien uit de richtlijn inzake depositogarantiestelsels 2, en, voor de sector van de beleggingsdiensten, zoals deze voortvloeien uit de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels. De regeling verbetert, soms op gevoelige wijze, de bescherming van de deposanten en beleggers. De voornaamste kenmerken hiervan zijn, wat de cliënten van kredietinstellingen betreft, de uitbreiding van de dekking tot de financiële instrumenten en de wijziging van de subrogatieregels. Voor de cliënten van beleggingsondernemingen voorziet de nieuwe regeling evenwel in een vermindering van de tegemoetkoming per cliënt, maar niet langer in de plafonnering van het totaalbedrag van de tegemoetkomingen per deficiëntie. Daarnaast voert de regeling de solidariteit in tussen de kredietinstellingen en de beursvennootschappen. Deze solidariteit maakt het mogelijk dat de regeling over een stevige financieringsbasis beschikt en dat ze de deposanten en beleggers een geloofwaardige dekking biedt. Verder zorgt de Belgische regeling er voor dat, door de harmonisatie van de tegemoetkomingen en van de financiële bijdragen, de vrije concurrentie tussen de financiële tussenpersonen niet belemmerd wordt. * 1 Richtlijn Eur. Parl. en Raad E.G. nr. 97/9 van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels, PB. L. 26 maart 1997, afl. 84, 22. 2 Richtlijn Eur. Parl. en Raad E.G. nr. 94/19 van 30 mei 1994 inzake depositogarantiestelsels, PB. L. 31 mei 1994, afl. 135, 5. 5

Op 31 december 1999 waren 163 kredietinstellingen en beleggingsondernemingen aangesloten bij de beschermingsregeling. De middelen die zij in 1999 ter beschikking stelden van het Beschermingsfonds, bedroegen 35,8 miljoen (BEF 1.444 miljoen). Dit brengt het totaal van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt voor tegemoetkomingen aan deposanten en beleggers, die ten gevolge van een deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming benadeeld worden, op 446 miljoen (BEF 18 miljard). Tijdens het jaar 1999, voerde het secretariaat van het Beschermingsfonds de implementatie van de nieuwe beschermingsregeling uit en zorgde het voor de opvolging van vroegere interventiedossiers geopend door het HWI en het CIF. Tijdens zijn eerste werkingsjaar kende het Beschermingsfonds één schadegeval. Op 27 december 1999 werd de beursvennootschap Logé & Associés failliet verklaard door de Rechtbank van Koophandel van Brussel. Uit de faillietverklaring vloeit automatisch het recht voort voor de getroffen beleggers om schadevergoeding te bekomen, binnen de grenzen en de voorwaarden vastgelegd in de Mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 1999. Een voorziening van 4 miljoen (BEF 161 miljoen) werd aangelegd tot dekking van de kostprijs van de interventie van het Beschermingsfonds in dit faillissement. * Het eerste deel (hoofdstukken 1 tot 3) van dit jaarverslag is gewijd aan de beschrijving van de krachtlijnen en de voornaamste kenmerken van de nieuwe regeling, en, meer in het bijzonder, van de belangrijkste veranderingen voor de deposanten en de beleggers in vergelijking met de vorige regelingen. Het tweede deel van het jaarverslag (hoofdstukken 4 tot 6) handelt over het beheer van het Beschermingsfonds tijdens het jaar 1999. Het bevat een commentaar over het administratieve en financiële beheer van het Beschermingsfonds. Een derde deel bevat de jaarrekening 1999. Ten slotte worden enkele bijlagen opgenomen ter vervollediging van de informatie over de bescherming van deposanten en beleggers. * * * 6

Krachtlijnen en voornaamste kenmerken van de beschermingsregeling 1. Doelstellingen en algemene principes van de Europese richtlijnen inzake depositogarantiestelsels en beleggerscompensatiestelsels. 1.1. Doelstellingen van de Europese richtlijnen De richtlijnen inzake depositogarantiestelsels en inzake beleggerscompensatiestelsels beogen, elk op hun gebied, eenzelfde doel, met name het instellen van financiële beschermingsmechanismen in alle lidstaten. Deze mechanismen worden doorgaans beschouwd als het tweede beschermingsniveau van het spaargeld gehouden bij kredietinstellingen en beleggingsondernemingen; het eerste beschermingsniveau wordt gevormd door de regelgeving en de overheidscontrole waaraan deze tussenpersonen onderworpen zijn. De financiële beschermingsmechanismen spelen vanouds een dubbele rol. Ze hebben, ten eerste, een preventieve rol. Door de spaargelden in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming minstens gedeeltelijk terug te betalen, vermijden deze beschermingsmechanismen dat er een klimaat van wantrouwen ontstaat ten opzichte van de gehele financiële sector. Dit is nodig omdat verontruste spaarders of beleggers anders massaal hun tegoeden zouden terugtrekken wat op zijn beurt tot deficiënties van andere instellingen zou kunnen leiden. Ten tweede vervullen de financiële beschermingsmechanismen ook een sociale rol door de ontreddering te verzachten van de spaarders die door dergelijke deficiënties hun spaargelden, of een deel ervan, verloren zien gaan. De richtlijnen geven een nieuwe dimensie aan de financiële beschermingsmechanismen, meer bepaald in het licht van de ontwikkeling van de interne eenheidsmarkt. Door de harmonisatie van de financiële beschermingsmechanismen wordt immers vermeden dat een lidstaat zich gemachtigd zou achten de dienstverlening op zijn grondgebied door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen van andere lidstaten, afhankelijk te stellen van de voorafgaandelijke aansluiting bij zijn beschermingsregeling wanneer deze regeling een betere bescherming zou bieden dan de regelingen opgericht in de andere lidstaten. 7

Daarnaast betrachten de richtlijnen, door het instellen van een geharmoniseerd beschermingsniveau, het vertrouwen te versterken van de deposanten en beleggers ten opzichte van de bancaire of beleggingsdiensten van de bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die afkomstig zijn van een andere lidstaat, of ten opzichte van diensten verstrekt in het kader van de grensoverschrijdende dienstverlening. 1.2. Algemene principes van de Europese richtlijnen Hoewel ze verschillend zijn wat betreft hun toepassingsgebied op het vlak van personen en gedekte tegoeden, zijn de richtlijnen toch sterk gelijkaardig qua structuur en inhoud. Ze steunen, in hoofdzaak, op de volgende vier principes: 1 Verplichte aansluiting door kredietinstellingen en beursvennootschappen bij één of meerdere beschermingsregelingen, hetgeen een voorafgaande voorwaarde is om deposito's te mogen ontvangen of om beleggingsdiensten te mogen verstrekken. 2 Schadeloosstelling van de cliënten van een bijkantoor dat gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap door de regeling van de lidstaat van herkomst van het bijkantoor. 3 Minimale voorwaarden waaraan de in te stellen regelingen moeten voldoen, voornamelijk in verband met de wijze van vaststelling van een geval van deficiëntie, met het minimumbedrag van de dekking, met het soort schuldvorderingen die moeten of kunnen uitgesloten worden van de dekking, met de berekening van de tegemoetkomingen en met de informatieverplichtingen ten opzichte van de deposanten en beleggers. 4 Bepaling door de lidstaten zelf van de financieringswijze, mits naleving van bepaalde leidende beginselen (de financieringslast wordt gedragen door de kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en moet in verhouding zijn met de verbintenissen van de beschermingsregeling). 8

2. Instelling van een nieuwe Belgische beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten 2.1. Schets van de vorige regelingen Tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe regeling bestonden er twee financiële beschermingsmechanismen naast elkaar: één voor de deposito's bij kredietinstellingen en één voor de tegoeden bij beursvennootschappen. De depositobeschermingsregeling werd ingesteld in 1975 door het HWI. Ze werd meerdere keren herzien. De laatste keer dateert van januari 1995, toen de richtlijn inzake depositogarantiestelsels diende omgezet te worden in het Belgische recht. Deze regeling dekte, ten belope van maximum 15.000 ECU (ofwel ongeveer 600.000 BEF), de deposito's en de schuldbewijzen uitgegeven door kredietinstellingen, uitgedrukt in Belgische franken, in ECU of in een andere munt van de Europese Economische Ruimte. De beschermingsregeling voor de tegoeden bij beursvennootschappen bestond sinds 1 januari 1991 en werd beheerd door het CIF, dat, op dezelfde datum, de Waarborgkas van de wisselagenten had opgevolgd. Het CIF dekte de schuldvorderingen in speciën en in financiële instrumenten ten belope van maximaal BEF 2.500.000 (waarvan maximum BEF 500.000 voor de speciën) per cliënt en met een maximum van BEF 200 miljoen per geval van deficiëntie. Bovendien mochten de betalingen ten laste van het CIF tijdens een boekjaar niet meer bedragen dan BEF 250 miljoen. 2.2. Omzetting in het Belgische recht van de richtlijn inzake beleggerscompensatiestelsels De Belgische autoriteiten opteerden voor de samensmelting van de vorige regelingen in een nieuwe beschermingsregeling. Deze keuze berustte op de drie volgende motieven. Eerst en vooral wenste men een regeling met een afdoende financieringsbasis, zonder evenwel de soliditeit van de ondernemingen die dienen bij te dragen, in het gedrang te brengen. Tevens diende het mechanisme er op toe te zien dat, de despecialisatie van de financiële tussenpersonen indachtig, de mededinging gevrijwaard werd. 9

Ten slotte leek het aangewezen de beheersstructuren te vereenvoudigen en met name te vermijden dat de deposanten en beleggers, in geval van deficiëntie van hun financiële tussenpersoon, zich tot verschillende interventie-instellingen zouden moeten richten naargelang de aard van hun schuldvordering (speciën of financiële instrumenten). 2.3. Oprichting van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten De oprichting van de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten vloeit voort uit de combinatie van meerdere juridische teksten: 1 de artikels 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 en de artikels 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 die respectievelijk de verplichting bevatten voor kredietinstellingen om aan te sluiten bij een collectieve depositobeschermingsregeling, en voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen de verplichting om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling voor financiële instrumenten; deze wetsbepalingen leggen bovendien de minimumvereisten vast waaraan deze regelingen moeten voldoen (zie bijlage 1, pagina 41); 2 de wet van 17 december 1998; deze wet bevat de organieke regels van het Beschermingsfonds (zie bijlage 1, pagina 43); 3 het protocol tussen, enerzijds, het Beschermingsfonds, en, anderzijds, de representatieve beroepsorganisaties van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die gehouden zijn deel te nemen aan de regeling. Dit protocol bepaalt de tegemoetkomingscriteria en de door de financiële tussenpersonen aanvaarde financieringsregels; 4 de verbintenis van het Beschermingsfonds, in de vorm van een eenzijdige wilsverklaring, gepubliceerd als Mededeling in het Belgisch Staatsblad. In deze Mededeling verbindt het Beschermingsfonds er zich toe om financieel tussen te komen voor deposanten en beleggers in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming, die aangesloten is bij het onder 3 vermelde protocol. Uit deze verbintenis vloeit, in voorkomend geval, het subjectief recht voort van de deposanten en beleggers op terugbetaling of schadevergoeding. Deze verbintenis bevat tevens alle voorwaarden voor en modaliteiten van een tegemoetkoming (zie bijlage 2, pagina 45). 10

Voorgeschiedenis van de beschermingsregeling ingevoerd in 1999 depositobescherming beleggersvergoeding 1935-1974 Interventies door het HWI ten voordele van kredietinstellingen in moeilijkheden (verlening van liquiditeiten en bijstand bij hun vereffening, herstructurering of overdracht) of ten voordele van deposanten 1975-1984 Buitengewone interventiereserve aangelegd bij het HWI en de kredietinstellingen, bestemd voor tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van in gebreke gebleven kredietinstellingen en voor preventieve hulpverlening. 1985-1994 Twee beschermingsfondsen voor deposito s (één voor de banken, één voor de spaarbanken) beheerd door het HWI; gefinancierd met jaarlijkse bijdragen en bestemd voor het verlenen van preventieve hulp of het vergoeden van de deposanten. 1986-1990 Waarborgkas van de wisselagenten met als opdracht het beheer van een waarborgregeling uitgewerkt door de beursautoriteiten (alsook het invoeren van een controleregeling van het beroep van wisselagent). 1995-1998 Depositobeschermingsregeling bij de kredietinstellingen die zijn oorsprong vindt in de Europese richtlijn 94/19 en beheerd werd door het HWI. 1991-1998 Interventiefonds van de beursvennootschappen met als doel geheel of gedeeltelijk de goede afloop te verzekeren van de verbintenissen van de beursvennootschappen; tot eind 1995 oefende het CIF eveneens de controle op deze vennootschappen uit. vanaf 1999 Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 11

3. Essentiële kenmerken van de nieuwe beschermingsregeling 3.1. Institutionele aspecten De wet van 17 december 1998 richtte de openbare instelling "Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten" op, en belastte haar met de uitwerking van een beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten. Het Beschermingsfonds wordt geleid door een Bestuurscomité, dat samengesteld is uit een voorzitter, vijf leden die de overheid vertegenwoordigen, vier vertegenwoordigers van de sector van de kredietinstellingen en twee vertegenwoordigers van de sector van de beleggingsondernemingen. Het Bestuurscomité is het beslissingsorgaan van het Beschermingsfonds. Een Regeringscommissaris waakt over de regelmatigheid van de werkzaamheden van het Beschermingsfonds ten aanzien van de wet en van de staatsbelangen. De bevoegdheid van de Regeringscommissaris slaat eveneens op de beslissingen van het Bestuurscomité, met uitzondering van deze die verband houden met een preventieve tegemoetkoming. Het dagelijks beheer is toevertrouwd aan de Nationale Bank van België middels een overeenkomst van dagelijks beheer. Een Secretaris-generaal ziet toe op de volbrenging van de administratieve taken nodig voor het dagelijks beheer van het Beschermingsfonds. Een persoon, aangeduid door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, woont met raadgevende stem de vergaderingen van het Bestuurscomité bij. Deze persoon verzekert aldus de band tussen het controleorgaan en de beschermingsregeling. 3.2. Een ééngemaakte beschermingsregeling Het voornaamste kenmerk van de Belgische regeling is dat het om een ééngemaakte regeling gaat die dekking verleent zowel voor speciën als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden worden gehouden bij een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer. De regeling functioneert, naargelang van de gedekte tegoeden, nu eens als depositobeschermingsregeling, dan eens als beschermingsregeling voor financiële instrumenten, telkens volgens regels eigen aan de betrokken tegoeden. 12

3.3. Aanleiding tot een interventie De regeling komt tussen in geval van deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer, wanneer zo'n kredietinstelling of vennootschap: - failliet verklaard werd, of - een verzoek heeft ingediend tot gerechtelijk akkoord, of - gedagvaard werd voor een gerechtelijk akkoord, of - wanneer zij, gezien haar financiële positie, niet in staat is de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven en zij dit ook niet zal kunnen binnen afzienbare termijn; deze vaststelling wordt gedaan door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die dit ter kennis brengt van het Beschermingsfonds. 3.4. Bedrag van de tegemoetkomingen De tegemoetkoming van het Beschermingsfonds bedraagt per cliënt maximaal 20.000 (BEF 806.798) voor deposito's en gelijkgestelde tegoeden, en maximaal 20.000 (BEF 806.798) voor financiële instrumenten. Deze tegemoetkomingen zijn cumuleerbaar, zodat het maximumbedrag van de dekking tot 40.000 (BEF 1.613.596) kan oplopen, al naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die een cliënt aan eenzelfde instelling heeft toevertrouwd. Tot 31 december 1999 waren de bedragen van 20.000 beperkt tot 15.000 (BEF 605.099). 3.5. Tegoeden gedekt door de beschermingsregeling De regeling dekt, in het kader van de depositobescherming, (a) de terugbetaalbare deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen, die dergelijke deposito's vertegenwoordigen (obligaties, kasbons, depositocertificaten,...), wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte; alleen bancaire schuldvorderingsbewijzen die op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling vallen onder de dekking; (b) deposito's bij kredietinstellingen en beursvennootschappen die bestemd zijn voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen, om het even in welke munt ze zijn uitgedrukt. De regeling dekt, in het kader van de bescherming van de financiële instrumenten, de financiële instrumenten die een kredietinstelling of een beursvennootschap, wegens haar deficiëntie, niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaar. 13

Bepaalde categorieën van schuldvorderingen komen niet in aanmerking voor tegemoetkoming door het Beschermingsfonds. Deze uitsluitingen betreffen, in hoofdzaak, de openbare, institutionele en professionele beleggers, de grote bedrijven, alsook bepaalde beleggers die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte onderneming (bestuurders, aandeelhouders, commissaris-revisoren, verbonden vennootschappen,...), of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. Voor meer informatie over de aard van de terugbetaalbare deposito's en de vergoedbare financiële instrumenten en over de modaliteiten van terugbetaling of vergoeding, wordt verwezen naar de Mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 1999 (bijlage 2, pagina 45). 3.6. Indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds De betalingen die het Beschermingsfonds uitkeert uit hoofde van de depositobescherming of uit hoofde van de bescherming van de financiële instrumenten, brengen de indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds met zich mee in de vorderings- en revindicatierechten van de persoon die de tegemoetkoming genoten heeft. Deze indeplaatsstelling is wettelijk geregeld. In geval van gedeeltelijke schadeloosstelling oefent het Beschermingsfonds, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek, zijn rechten uit in gelijke rang met de oorspronkelijke schuldeiser. 3.7. Grenzen aan de tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds Er bestaat geen absolute grens voor het totale bedrag van de uitbetalingen per deficiëntie van een instelling of vennootschap. De cliënten van deze instellingen en vennootschappen hebben dan ook, voorzover ze voldoen aan alle vereisten, een onvoorwaardelijk recht op een uitbetaling of een vergoeding. De mogelijkheid bestaat evenwel om de betaling van de tegemoetkomingen in de tijd te spreiden, in de uitzonderlijke hypothese dat het totaalbedrag van de uit te keren betalingen de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds zou overschrijden. De tegemoetkomingen of het resterend bedrag ervan worden dan, in zo'n geval, uitbetaald naarmate dat de financiële middelen van de regeling terug aangevuld worden. 3.8. Preventieve interventies De nieuwe regeling kan, zoals de voorgaande regelingen, preventief tussenkomen binnen de grenzen van haar beschikbare middelen ten einde de vereffening, de sanering of de overname te bewerkstelligen van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een vennootschap voor vermogensbeheer. Een preventieve tegemoetkoming kan verleend worden wanneer het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds van oordeel is 14

dat een dergelijke tegemoetkoming minder duur uitvalt dan een tegemoetkoming ingevolge faillissement of dat het, in het algemeen belang van het munt- en kredietwezen of van de financiële markten, aangewezen is om het risico van een deficiëntie te voorkomen. Een dergelijke beslissing moet genomen worden door het Bestuurscomité bij stemming met bijzondere meerderheid. 3.9. Regime van de in België gevestigde bijkantoren De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, kunnen zich aansluiten bij de Belgische beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten ten einde de dekking van de beschermingsregelingen van hun lidstaat van herkomst aan te vullen als deze lager is dan de dekking van de Belgische regeling. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een staat die geen lidstaat is van de Europese Gemeenschap, hebben de verplichting zich aan te sluiten bij de Belgische regeling wanneer de regelingen van hun land van herkomst geen dekking bieden die evenwaardig is aan de Belgische regeling. 3.10. Financiering De betaling van de tegemoetkomingen veroorzaakt door de deficiëntie van de kredietinstellingen en de beursvennootschappen valt ten laste van een interventiereserve die de middelen overnam van de vorige depositobeschermingsregelingen en aangevuld werd met een inbreng van 12,4 miljoen (BEF 500 miljoen) afkomstig van de vorige beleggersbeschermingsregeling. De interventiereserve wordt gespijsd door de jaarlijkse bijdragen van de kredietinstellingen en van de beursvennootschappen. Deze jaarlijkse bijdragen worden deels berekend op het zakencijfer, zonder renteresultaat, van de betrokken instellingen en vennootschappen, en deels op het bedrag van hun verbintenissen (deposito's en financiële instrumenten). 3.11. Vennootschappen voor vermogensbeheer De regeling dekt de verbintenissen van de vennootschappen voor vermogensbeheer, zonder evenwel hun cliënten iedere verantwoordelijkheid te ontnemen. Vandaar dat de dekking beperkt is tot de tegoeden die cliënten te goeder trouw aan deze vennootschappen toevertrouwden, zonder weet te hebben van het verbod voor deze vennootschappen om deposito's te ontvangen of om financiële instrumenten voor rekening van hun cliënten aan te houden. 15

De vennootschappen voor vermogensbeheer dragen niet bij tot de financiering van de interventiereserve omwille van de bijzondere aard van het risico waardoor dekking verleend wordt. De betaling van de eventuele financiële tegemoetkomingen veroorzaakt door de deficiëntie van een dergelijke vennootschap wordt voorgeschoten door het Beschermingsfonds. De tegemoetkomingen die aldus effectief gedragen werden door het Beschermingsfonds worden terugbetaald aan het Beschermingsfonds door de vennootschappen voor vermogensbeheer door middel van jaarlijkse bijdragen. 3.12. Vennootschappen voor de plaatsing van orders in financiële instrumenten De wet van 10 maart 1999 voerde een nieuwe categorie van beleggingsondernemingen in. De vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten zullen zich moeten aansluiten bij de beschermingsregeling van zodra deze verplichting ingesteld zal zijn door een koninklijk besluit, dat thans in voorbereiding is. De wijze van hun deelname aan het Beschermingsfonds zal overeenstemmen met deze van de vennootschappen voor vermogensbeheer (zie vorig punt) met wie deze vennootschappen een afzonderlijke en solidaire categorie zullen vormen op het gebied van de financiering van eventuele schadegevallen. De schadedekking zal dus eveneens beperkt zijn tot tegoeden die cliënten hen te goeder trouw hebben toevertrouwd zonder weet te hebben van het verbod dat voor deze vennootschappen geldt om deposito's te ontvangen, of om financiële instrumenten voor rekening van hun cliënten aan te houden. 3.13. Opheffing van het non-exportbeding De Europese richtlijnen stellen dat de verbintenissen van bijkantoren gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap gedekt zijn door de beschermingsregeling van het land van herkomst. De verscheidenheid van de regelingen in de landen van de Europese Gemeenschap die mogelijk is door het feit dat de richtlijnen voorzien in een minimale harmonisering, kunnen evenwel leiden tot concurrentieverstoring. Ter vermijding hiervan werd een tijdelijke afwijking ingelast, genaamd het non-exportbeding, waarbij de dekking die een lidstaat verleent aan genoemde bijkantoren niet hoger of uitgebreider mag zijn dan de maximale dekking die geboden wordt in het land van vestiging. De Commissie van de Europese Gemeenschap heeft het niet nodig geacht een voorstel van richtlijn voor te leggen aan het Europees Parlement en de Raad met het oog op de verlenging van de geldigheidsduur van het non-exportbeding dat bijgevolg vanaf 1 januari 2000 is opgeheven. 16

Beheer van het Beschermingsfonds in 1999 4. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 1999 4.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen en op bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen aangeduid bij koninklijk besluit, t.w. de beursvennootschappen en de vennootschappen voor vermogensbeheer. Alle kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer naar Belgisch recht nemen verplicht deel aan de beschermingsregeling. In toepassing van de Europese richtlijnen, moeten bijkantoren in België van kredietinstellingen en van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de Europese Gemeenschap deelnemen aan de beschermingsregeling van het land van herkomst. Deze bijkantoren kunnen evenwel de waarborgen van de regeling van het land van herkomst aanvullen, indien de regeling van het land van vestiging gunstiger is. Het protocol van 12 februari 1999 voorziet eveneens de toetreding tot de Belgische regeling van deze bijkantoren, wanneer zij in het land van herkomst niet over een voldoende dekking kunnen beschikken omdat de Europese richtlijn nog niet werd omgezet in hun nationaal recht. Wat de bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen betreft die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, zijn alle in België gevestigde bijkantoren toegetreden tot de regeling. Hierna volgt een overzicht van de aangesloten instellingen op 31 december 1999, vergeleken met de toestand einde vorig jaar bij het HWI en het CIF. Een volledige lijst met deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag (blz. 50). 17

Aantal deelnemers aan de beschermingsregeling Kredietinstellingen 88 95 Instellingen naar Belgisch recht 74 81 banken 45 50 spaarbanken 26 29 effectenbanken 3 2 Bijkantoren van een lidstaat Bijkantoren van een niet-lidstaat 14 14 1 deelnemers aan de depositobeschermingsregeling georganiseerd door het HWI 2 deelnemers aan de beleggersbeschermingsregeling georganiseerd door het CIF op 31.12.99 op 31.12.98 Beursvennootschappen 50 57 Vennootschappen naar Belgisch recht 49 56 Bijkantoren van een lidstaat 1 1 Vennootschappen voor vermogensbeheer 25 Totaal aantal deelnemers 163 152 1 2 4.2. Nieuwe interventie in 1999 Ingevolge de bekentenis van de staking van betaling gedaan bij de Griffie van de Rechtbank van Koophandel van Brussel, werd de beursvennootschap Logé & Associés failliet verklaard op 27 december 1999. Voorheen had het Beschermingsfonds een aanvraag om preventieve tegemoetkoming onderzocht die zou leiden tot de geordende vereffening van de beursvennootschap waar fraude ten nadele van de cliënten was vastgesteld. Het Beschermingsfonds was bereid een preventieve interventie te verlenen binnen bepaalde grenzen en gekoppeld aan bepaalde voorwaarden. Het vereffeningsplan, waarvan het voorstel tot preventieve interventie deel uitmaakte, kon evenwel niet gerealiseerd worden. De faillietverklaring van de beursvennootschap vormde bijgevolg het feit dat automatisch de tegemoetkomingsprocedure van het Beschermingsfonds in werking stelde. Het Beschermingsfonds voldeed vervolgens aan zijn verplichting om de termijnen voor de indiening van de tegemoetkomingsaanvragen en de vooropgestelde termijnen voor de uitbetalingen van de tegemoetkomingen bekend te maken in het Belgisch Staatsblad. Daarnaast heeft het Beschermingsfonds ook iedere cliënt van de failliete beursvennootschap over zijn mogelijke tussenkomst ingelicht en hem de nodige formulieren opgezonden, alsook de tekst van de Mededeling (B.S. van 25 februari 1999) die de tegemoetkomingsmodaliteiten bevat. De termijn voor de indiening van tegemoetkomingsaanvragen loopt tot 29 februari 2000 voor wat de deposito's van gelden betreft die gehouden werden bij de beursvennootschap en bestemd waren voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen en tot 31 mei 2000 voor de financiële instrumenten die de gefailleerde vennootschap niet zal kunnen leveren of teruggeven. 18

Gezien de aanleiding tot de tegemoetkoming zich situeert op 27 december 1999, zijn de maximumbedragen van de vergoedingen van het Beschermingsfonds beperkt tot 15.000 (zie hiervoor 3.4). 4.3. Overname van de vorige depositobeschermingsregeling In het raam van de overname van de rechten en verbintenissen van de vorige depositobeschermingsregeling, zette het Beschermingsfonds de opvolging voort van het dossier van de Bank Max Fischer, failliet verklaard begin 1997. In de jaren 1997 en 1998 werden 657 tegemoetkomingsaanvragen gunstig beantwoord voor een totaalbedrag van ongeveer 5 miljoen (BEF 203 miljoen). Meer dan 100 aanvragen werden geweigerd, omdat deze betrekking hadden op tegoeden uitgedrukt in een munt die niet door de beschermingsregeling is gedekt. Sommige van deze deposanten hebben een geding ingespannen, dat hangende is voor de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel. Het beheer in 1999 betrof enerzijds de opvolging van dit rechtsgeding, en anderzijds de recuperatie van een faillissementsdividend bij de curatele op grond van de indeplaatsstelling van het Beschermingsfonds in de rechten van terugbetaalde deposanten. 4.4. Overname van het CIF In het raam van de overname van de rechten en de verbintenissen van de vorige regeling voor beleggersbescherming, zette het Beschermingsfonds het beheer van de interventiedossiers van het CIF verder. Dit beheer bestaat uit 3 luiken : - de schadeloosstelling van beleggers De tegemoetkomingsprocedure die in 1998 gestart werd n.a.v. het faillissement van de beursvennootschap G.C.V. Goethals & C werd verdergezet in 1999. In totaal werden 188 tegemoetkomingsaanvragen ingediend. Aan 113 aanvragen werd een gunstig gevolg gegeven voor een totaalbedrag van 1.352.586,77 (BEF 54,6 miljoen). Verscheidene aanvragen werden geweigerd, voornamelijk omdat deze betrekking hadden op een vennootschap waarmee de gefailleerde beursvennootschap banden had, maar waarvan de verbintenissen niet onder de dekking van de beschermingsregeling vielen. Voor andere dossiers is het onderzoek van het Beschermingsfonds opgeschort in afwachting van de aanvaarding van de schuldvordering in het passief van het faillissement, wat een voorafgaandelijke vereiste is voor het recht op tegemoetkoming. Het Beschermingsfonds ging tevens over tot uitbetalingen voor een bedrag van 204.258,16 (BEF 8,2 miljoen) in enkele andere tegemoetkomingsdossiers die het overnam van het CIF. De uitbetalingen volgden op de aanvaarding van de betrokken schuldvordering in het passief van het faillissement. 19

- de terugwinning van schuldvorderingen Tijdens het jaar 1996 werd vanwege het CIF een preventieve interventie gevraagd door het college van vereffenaars van een beursvennootschap wiens vergunning was ingetrokken. Deze preventieve tussenkomst moest de geordende vereffening van de verbintenissen van deze vennootschap mogelijk maken. Er werd besloten preventief tussen te komen binnen de perken en voorwaarden die golden in geval van tegemoetkoming na faillissement of gerechtelijk akkoord. Dankzij een nauwe samenwerking met het college van de vereffenaars, werden bijna alle dossiers afgesloten tijdens het jaar 1997. Een totaalbedrag van 742.471,42 (BEF 30 miljoen) werd uitbetaald als schadevergoeding. Het Beschermingsfonds, dat in de rechten van de schadeloosgestelde schuldeisers treedt, ontving vanwege het college van de vereffenaars een vereffeningsdividend waarvan het bedrag overeenstemde met dit van zijn uitbetaalde vergoedingen. Het saldo van zijn tussenkomst werd hierdoor tot nul herleid. - het beheer van de geschillen Het Beschermingsfonds nam eveneens het beheer over van de rechtszaken die ingespannen werden tegen het CIF, met inbegrip van de rechtszaken die het CIF destijds zelf overgenomen had van de Waarborgkas van de Wisselagenten (CGW). Een twintigtal van deze hangende rechtszaken houdt verband met het faillissement van wisselagent D. Bernaerts, uitgesproken in 1989. Het CIF weigerde een tegemoetkoming te verlenen voor de speciën die geen band met de normale beroepsactiviteit van wisselagent vertoonden o.m. gezien de abnormale lange duur dat deze speciën op rekening stonden zonder dat er regelmatige verrichtingen met roerende waarden mee werden uitgevoerd. Bovendien werd aan deze speciën een vergoeding toegekend berekend tegen een rentevoet hoger dan de marktrente. Meerdere cliënten klaagden de ongegrondheid van deze weigering aan en sommige betwistingen mondden uit in een rechtsgeding. De vooruitgang gedurende het jaar 1999 in deze rechtszaken is gering. Negen zaken zijn nog hangende voor de Rechtbank van Eerste Aanleg; er werd geen enkel vonnis geveld in 1999. Negen andere zaken bevinden zich op het niveau van het Hof van Beroep; voor één zaak wordt een arrest verwacht; de acht andere zaken werden op een wachtlijst geplaatst en zullen automatisch vastgesteld worden van zodra de door de wet opgelegde reorganisatie van de zittingsrollen beëindigd zal zijn (in toepassing van de wet van 9 juli 1997 houdende maatregelen ten einde de gerechtelijke achterstand weg te werken bij de Hoven van Beroep). 20

De afloop van deze geschillen heeft een belangrijke impact op de uiteindelijke tegemoetkoming ten gunste van de cliënten-schuldeisers van genoemd faillissement. De toenmalige reglementering van de CGW voorzag in de volledige schadeloosstelling van de beleggers voor zover de middelen die volgens de statutaire bepalingen hieraan besteed konden worden volstonden. Wanneer het vergoedbare passief deze beschikbare middelen overschreed, diende een evenredige vermindering te gebeuren. De middelen die het CIF kon besteden aan de vergoeding van cliënten die schuldeiser waren van dit faillissement bedroegen BEF 379 miljoen en stelden het in staat een schadeloosstelling toe te kennen van 50 % (met een minimum van BEF 250.000) aan de cliënten met een onbetwiste vordering. De eventuele toekenning van een bijkomende vergoedingschijf aan deze cliënten, is afhankelijk van het saldo van de middelen dat slechts definitief bepaald zal kunnen worden nadat de Rechtbanken zich zullen hebben uitgesproken over de hangende geschillen. Een zelfde situatie doet zich voor in de twee daaropvolgende faillissementen die nog onder de reglementering van de CGW vallen, zijnde de faillissementen J. Bogers & Cie en L. Binard - D. Liénart & Cie, beiden uitgesproken in 1990. De cliënten van deze wisselagenten ontvingen eveneens een gereduceerde vergoeding daar het totaal van hun vorderingen hoger lag dan het bedrag van de middelen die volgens de statuten aan de schadeloosstelling kon besteed worden. Ook in het kader van deze faillissementen zijn er rechtsgedingen hangende waarvan de afloop bepalend is voor het toekennen van een bijkomende vergoeding. Het Beschermingsfonds is zich bewust van de onzekere toestand waarin de niet volledig vergoede cliënten van de hierboven vermelde faillissementen zich, sinds een ruim aantal jaren, bevinden. Het Beschermingsfonds zal in 2000 bijzondere aandacht schenken aan deze kwestie en zal onderzoeken of hieraan verholpen kan worden. Volledigheidshalve wordt vermeld dat er andere rechtszaken hangende zijn tegen het Beschermingsfonds (als rechtsopvolger van het CIF, dat zelf rechtsopvolger was van de CGW) met name in de faillissementen G. Meekels (uitgesproken in 1988), Defever Securities (uitgesproken in 1995) en Goethals & C (uitgesproken in 1997). 21

4.5. Inning van de bijdrage 1999 De deelnemers aan de beschermingsregeling werden in de loop van de maand september uitgenodigd hun bijdrage te storten voor het jaar 1999. Elke kredietinstelling en elke beursvennootschap is een bijdrage verschuldigd die opgesplitst wordt in drie luiken: - een bijdrage voor het algemeen risico die 0,7% bedraagt van het bankproduct zonder het renteresultaat; - een bijdrage die 0,175 bedraagt van de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; - een bijdrage die 0,1 o bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. De totale bijdrage van de kredietinstellingen voor het jaar 1999 bedraagt 34,6 miljoen (BEF 1.396 miljoen). Er weze aan herinnerd dat de totale bijdrage betaald aan de voormalige beschermingsregeling voor het jaar 1998 (0,20 van de vergoedbare deposito's) 31,8 miljoen (BEF 1.283 miljoen) bedroeg. De totale bijdrage van de kredietinstellingen is daarmee gestegen met ongeveer 9% in vergelijking met 1998: de verlaging van 0,20 naar 0,175 van het bijdragepercentage toepasselijk op de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming (waarvan het bedrag quasi onveranderd gebleven is over de twee jaren) wordt ruimschoots gecompenseerd door de impact van de uitbreiding van de dekking van de beschermingsregeling tot de financiële instrumenten. De totale bijdrage van de beursvennootschappen voor het jaar 1999 bedraagt 1,2 miljoen (BEF 50 miljoen), daar waar de totale bijdrage betaald aan de vorige beschermingsregeling voor het jaar 1998 (0,75 % van het zakencijfer van de eerste drie trimesters) 2 miljoen (BEF 80 miljoen) bedroeg. De vermindering van de totale bijdrage van de beursvennootschappen is het resultaat van verschillende factoren waaronder de terugloop van het aantal beursvennootschappen nadat sommigen het statuut van bank of effectenbank hebben aangenomen. De bijdragen voor het jaar 1999 die aan het Beschermingsfonds gestort werden, bedroegen in totaal 35,8 miljoen (BEF 1.444 miljoen) en werden bijgeschreven in de Interventiereserve, die bestemd is om eventuele toekomstige interventies te dekken ten voordele van deficiënte kredietinstellingen en beursvennootschappen. De vennootschappen voor vermogensbeheer tenslotte storten jaarlijks ieder 123,95 (BEF 5.000) als bijdrage in de kosten voor het beheer van de beschermingsregeling. In 1999 werd een totaalbedrag van 2.850,85 (BEF 115.000) gestort door deze vennootschappen. 22

5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds Wat de financiële middelen van de beschermingsregeling betreft, zal het solidariteitsprincipe tussen de verschillende betrokken sectoren slechts spelen voor de fondsen ingebracht vanaf het jaar 1999. De vroegere reserves van elke sector werden weliswaar overgedragen naar het Beschermingsfonds, maar blijven er uitsluitend ter beschikking voor tussenkomsten in de eigen sector. Daarentegen zal de gemeenschappelijke reserve, die vanaf 1999 gevormd wordt door de bijdragen van zowel de kredietinstellingen als de beursvennootschappen, aangewend kunnen worden (na eerst de reserves te hebben gebruikt die ingebracht zijn door de betrokken sectoren vóór 1999) welke ook de aard is van de instelling waarvoor een tussenkomst vereist is. De Interventiereserve van het Beschermingsfonds wordt bijgevolg opgesplitst in verschillende compartimenten (zie tabel hierna). Interventiereserve (op 31 december 1999) in miljoenen in miljoenen BEF Reserve Banken 1985-1994 180,8 7.295 liquiditeiten 10,2 412 standby-lijnen 170,6 6.883 Reserve Spaarbanken 1985-1994 14,2 572 standby-lijnen 14,2 572 Reserve Kredietinstellingen 1995-1998 128, 5.162 Speciale Staatswaarborg 74,4 3.000 Reserve Inbreng van de beursvennootschappen 8,4 339 Gemeenschappelijke Reserve (vanaf 1999) 40,4 1.631 Totale Interventiereserve 446,2 17.999 De Reserve "Banken 1985-1994" is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1985 en 1994 en wordt in hoofdzaak gevormd door de bijdragen die de kredietinstellingen gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds ("standby-lijnen"). Deze bedragen zullen in eerste instantie gebruikt worden wanneer een bank in gebreke blijft. Op dezelfde wijze is de Reserve "Spaarbanken 1985-1994" afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1985 en 1994 en gevormd wordt door de bijdragen die de deelnemende spaarbanken gestort hebben op gelijkaardige zichtrekeningen. Deze bedragen zullen in eerste instantie gebruikt worden wanneer een spaarbank in gebreke blijft. 23

De middelen die gedurende bovenstaande beschermingsregelingen werden ingebracht zullen aan iedere instelling teruggestort worden op het moment dat de totale bijdrage van die instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen (na eventuele aftrek in geval van interventie) het plafond overschreden zal hebben dat overeenstemt met het zevenvoud van de bijdragen van de laatste drie jaar. De Reserve "Kredietinstellingen 1995-1998" is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1995 en 1998 en wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen die deze instellingen aan het HWI gestort hebben. Deze reserve zal pas aangesproken worden wanneer een bank of een spaarbank in gebreke blijft én nadat de overeenkomstige reserves (van ofwel bank, ofwel spaarbank) voortkomend van de voorgaande beschermingsregelingen (van kracht tussen 1985 en 1994), volledig opgebruikt zijn. Er wordt aan herinnerd dat vóór 1995 de passiva van openbare kredietinstellingen (OKI) en van vroegere openbare kredietinstellingen die geprivatiseerd werden, een algemene Staatswaarborg genoten middels betaling van een premie aan de Schatkist. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Ten einde het ontbreken van een inbreng door deze instellingen met middelen van een vroegere regeling op te vangen - wat wel het geval was voor de privé-kredietinstellingen - werd een tijdelijke speciale Staatswaarborg van 74,4 miljoen (BEF 3 miljard) toegekend. Deze speciale waarborg zal worden aangewend in het geval dat een tussenkomst vanwege de depositobeschermingsregeling nodig zou zijn ingevolge de deficiëntie van één van de betrokken openbare kredietinstellingen. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de nieuwe beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. Na eventuele uitputting van deze waarborg, zal er een beroep gedaan worden op de middelen gevormd vanaf 1995 door de sector van de kredietinstellingen. De Staatswaarborg zal een einde nemen onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen voorzien zijn voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1985 tot 1994. De Reserve "Inbreng van de beursvennootschappen" wordt gevormd door een inbreng van een bedrag van 12,4 miljoen (BEF 500 miljoen) en wordt in eerste instantie aangewend in geval van deficiëntie van een beursvennootschap. In 1999 werd een bedrag uit deze reserve gelicht om een specifieke voorziening aan te leggen die bestemd is om de kostprijs van de tussenkomst van het Beschermingsfonds te dekken, jegens de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés, failliet verklaard op 27 december 1999. Op basis van een voorzichtige raming en rekening houdend met de beschikbare informatie werd dit bedrag vastgelegd op 4 miljoen (BEF 161 miljoen). 24

Op grond van het principe van eenmaking van de beschermingsregelingen voor deposanten en beleggers, ongeacht de aard van de tegoeden en ongeacht het statuut van de instelling aan wie de tegoeden werden toevertrouwd, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 gestort in een Gemeenschappelijke Reserve. Deze reserve zal aangewend worden, of het nu gaat om een deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap, na volledige uitputting van de reserves die hierboven besproken werden en die toebehoren aan de sector waarin het geval van deficiëntie zich voordoet. De volgorde van aanwending van de Interventiereserve wordt op overzichtelijke wijze weergegeven in de hiernavolgende tabel : Aanwending van de Interventiereserve in geval van deficiëntie van een kredietinstelling van een OKI van een beursvennootschap Middelen afkomstig van de beschermingsregelingen van kracht tussen 1985 en 1994 Speciale en tijdelijke Staatswaarborg Inbreng afkomstig van de vorige beschermingsregeling voor de beleggers Middelen afkomstig van de beschermingsregeling van kracht tussen 1995 en 1998 Gemeenschappelijke reserve gevormd door de financiële opbrengsten van de Interventiereserve en door de bijdragen gestort vanaf 1999 25