Samenvatting Biologie H5: Regeling en waarneming

Vergelijkbare documenten
3 keer beoordeeld 15 maart Regelkring van de lichaamstemperatuur is homeostase. Homeostase is een voorbeeld van zelfregulatie.

Normwaarde = is een waarde die je af leest, zoals bij de thermostaat, zie je 19 graden staan dan is dat de normwaarde. Zo warm moet het zijn.

Samenvatting Biologie Thema 6

Samenvatting Biologie Regeling (thema 5)

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest.

6.6. Boekverslag door D woorden 26 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie thema 5, Homeostase

Thema 5 Regeling en waarneming Doelstelling 1 Homeostase bij de mens Homeostase Dynamisch evenwicht Homeostatische regelkringen

Samenvatting Biologie Regeling en waarneming

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel

DOCENT: A. SEWSAHAI Havo HENRY N. HASSANKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Thema: Regeling

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

6,4. Samenvatting door N woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie H5 Homeostase

Samenvatting Biologie Thema 6

Samenvatting Biologie Zintuigelijke waarneming

Samenvatting Biologie Regeling

Samenvatting Biologie hoofdstuk 14 - zenuwstelsel

Zenuwcellen. Samenvatting door een scholier 2435 woorden 24 juni keer beoordeeld

V5 Begrippenlijst Hormonen

Samenvatting NLT Hersenen en Leren

Samenvatting Biologie Hoofdstuk Homeostase

Samenvattingen. Samenvatting Thema 6: Regeling. Basisstof 1. Zenuwstelsel regelt processen:

Samenvatting Biologie Thema 6 regeling en waarneming

DOCENT: A. SEWSAHAI VWO KLASSE 6

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam.

Regeling. Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: Zenuwstelsel.

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel Centraal zenuwstelsel

H.6 regeling. Samenvatting

Samenwerking van bepaalde stelsels vb. zintuigstelsel, hormoonstelsel om de omstandigheden van je lichaam constant te houden.

Anatomie / fysiologie. Zenuwstelsel overzicht. Perifeer zenuwstelsel AFI1. Zenuwstelsel 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14

Examen Voorbereiding Waarneming Regeling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 18 brainwave

Samenvatting Biologie Regeling

4 keer beoordeeld 30 mei 2017

Thema 5 Regeling en waarneming

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 Hormonen

Samenvatting Biologie H14 Reageren

Samenvatting Biologie Thema 4:

Samenvatting NLT Hersenen en leren H2 en H3

Samenvatting Biologie Zenuwstelsel

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming

Biologie SE4. Hoofdstuk 13 Paragraaf 1 Begrippenlijst:

Samenvatting Biologie Homeostase bij de mens en gedrag

Lens plat of lens bol?

7,3. Het zenuwstelsel. Zenuwcellen en zenuwen. Samenvatting door een scholier 1716 woorden 24 februari keer beoordeeld

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14

Les 18 Zenuwstelsel 1

Zintuigelijke waarneming

Samenvatting Biologie voor Jou 2A Thema 4 Waarnemen en regeling

- Is een centrale hormoonklier die zich net onder de grote hersenen bevindt en een doorsnee van ongeveer één centimeter heeft.

Samenvatting Biologie Havo 5. Nectar. Hoofdstuk 14 Reageren

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren

vwo zintuigen, zenuwen en spieren 2010

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld

Samenspel. Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes

Samenvatting Biologie voor Jou 1B Thema 6 Waarnemen, regeling en gedrag. Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

2. Van welke van de onderstaande factoren is de hartslagfrequentie NIET afhankelijk? a. de wil b. lichamelijke activiteiten c.

Module: Pacemaker in het brein - h45. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

REGELING. 1 G o e d g e r e g e l d. 2 Z e n u w s t e l s e l

Samenvatting Biologie Basisstof 1 tot 10

Uit waarnemingen en voorbeelden de relatie prikkel-reactie vaststellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 11, Regeling door hormonen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9, Besturing

Werkstuk Biologie Regeling en Gedrag.

Anatomie / fysiologie

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 3. Zintuigen

Uit waarnemingen en voorbeelden de relatie prikkel- reactie vaststellen

2 Hoe zal bij het onderzoek naar een geschikte medicatie tegen bepaalde hersenaandoeningen hiermee rekening gehouden moeten worden?

Algemeen. Het hormoonstelsel. Soorten. Soorten. Hormoonklieren: hypofyse. Soorten Hebben invloed op:

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Fysiologie / zenuwstelsel

De samenstelling van het interne milieu wordt ook constant gehouden d.m.v. stoffen opslaan, uitscheiden of opnemen.

WERKING VAN HET ZENUWSTELSEL

Fysiologie / Hormonen Endocriene stelsel


de productieplaats van groeihormoon 8 2. oorzaken van een groeihormoontekort 18 gemeten 24 symptomen van een tekort 30

Samenvatting Biologie Biologie samenvatting H17 + H18

Zenuwstelsel a3. Wat kun je hier intekenen wat goed weergeeft waar dit hoofdstuk over gaat?

Extra paragraaf. Hormonen

Profielwerkstuk Biologie Invloed van kou op het concentratievermogen

GEZONDHEIDSKUNDE-AFP LES 1. Het zenuwstelsel

4,2. Samenvatting door Een scholier 2780 woorden 29 januari keer beoordeeld. Samenvatting biologie hoofdstuk 7 t/m 11:

5,9. Samenvatting door een scholier 1581 woorden 10 april keer beoordeeld. Hypofyse. Tekening van de hypofyse:

Waarneming en regeling. Basisstof 6

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Hoorcollege 1: De bouwstenen van het brein en communicatie

Samenvatting Biologie homeostase, gedrag, bescherming

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb barstende hoofdpijn ISBN Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis

Het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel. Figuur 3.7 boek p. 68.

1. Vegetatieve functies zorgen voor het in stand houden van het lichaam / samenstelling milieu interieur

Zenuwcellen met Nissl-substantie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 t/m 8

HORMONALE EN NEURALE REGULATIE ZICHTBAAR MAKEN IN DE KLAS

Transcriptie:

Samenvatt Biologie H5: Regel en waarnem Samenvatt door L. 1365 woorden 1 juli 2016 8,2 10 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie thema 5 regel en waarnem 2 Hormonen Cellen communiceren via signaalmoleculen. Deze binden zich aan receptoren en doelwitcellen Signaalmoleculen uit hormoonklieren = hormonen Klieren met afvoerbuis = endocriene klieren (vb hormoonklieren) Klieren zonder afvoerbuis = exocriene klieren (vb zweet- of speekselklieren) Bloed transporteert hormonen naar organen. Hormonen werkzaam in cellen met hormoonreceptoren -> doelwitorganen. Werk hormonen Sommige hormonen beïnvloeden cellen door genregulatie via hormoon-receptor complex (hormoon aan receptoreiwit in cytoplasma). Deze komt via kernporie kernplasma binnen. Andere hormonen binden aan receptoreiwit op celmembraan. Aan binnenzijde wordt second messenger gevormd of geactiveerd. Hormoonklieren: Hypofyse: onder hersenen. Boven hypofyse ligt hypothalamus (deel van de hersenen). Hypofyse bestaat uit twee gedeelten: hypofysevoorkwab (adenohypofyse) en hypofyse achterkwab (neurohypofyse). Binas 89 C Zenuwstelsel en hormoonstelsel verbonden via neuronen in hypothalamus. Neuronen in hypothalamus produceren hormonen: neurosecretie (neurohormonen vormen). Deze gaan naar neurohypofyse. Hypothalamus beïnvloedt adenohypofyse via inhibit hormonen (remmen) en releas hormonen (stimuleren). Soorten hormonen: Binas 89C Pagina 1 van 8

Adenohypofyse produceert: TSH -> schildklier (ontstaat door TRF) FSH en LH -> ovaria en testes ACTH -> stress Groeihormoon (GH) Prolactine -> vergroten melkklieren Neurohypofyse produceert Oxytocine -> weeën Antidiuretisch hormoon (ADH) -> resorptie water en vorm urine bij nieren. Regelt osmotische waarde bloed. Schildklier: Ligt in hals voor strottenhoofd Produceert Thyroxine -> stofwissel + remt TSH Jood noodzakelijk voor vorm thyroxine Eilandjes van Langerhans Endocrien: α cellen: glucagon. β-cellen: insuline Deze hormonen beïnvloeden bloedsuikerspiegel. Nieren en bijnieren Bij onvoldoende zuurstof produceren nieren epo -> bloedcellen rode beenmerg Bijniermerg produceert adrenaline bij stress -> bevordert dissimilatie, hart sneller kloppen, sneller ademen, verwijden bloedvaten. Niet belangrijke organen remmen. 3 zenuwstelsel Centrale zenuwstelsel: grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam, ruggenmerg Perifere zenuwstelsel: zenuwen Ook in te delen op functie: Animale zenuwstelsel: Bewuste reacties Autonome/vegetatieve zenuwstelsel: werk inwendige organen. Niet onder invloed wil Prikkel: invloed uit het milieu Zintuigcellen = receptoren: ontvangen prikkels Pagina 2 van 8

Neuronen = conductoren: geleiden impulsen Spiercellen en kliercellen = effectoren: uitvoeren Neuronen (Binas 88A) Zenuwstelsel bestaat uit neuronen en gliacellen. Gliacellen: kunnen delen, zorgen voor stevigheid zenuwweefsel, beschermen neuronen. Signaalmoleculen: neurotransmitters Cellichamen (centrale zenuwstelsel) en uitlopers. Uitloper die impulsen ontvangt en naar cellichaam geleidt = dendriet. Uitloper die impulsen van lichaam af geleidt = axon Axonen omgeven door myelineschede (bestaan uit cellen van schwann) Vertakken axon eindigen in synapsen. Impuls wordt doorgegeven van ene cel naar andere. (Cell Junction). Blaasjes neurotransmitter versmelten met celmembraan. Inhoud in synaptische spleet. Neurotransmitters binden aan doelwitcel. Binas 88G Drie typen neuronen: Sensorische neuronen (gevoelszenuwcellen): Geleiden impulsen naar CZ(centraalzenuwcentrum). Cellichamen vlak bij centrale zenuwstelsel. 1 lange dendriet en 1 korte axon. Schakelneuronen (schakelcellen): Geleiden impulsen binnen CZ. Liggen geheel binnen CZ Motorische neuronen (bewegszenuwcellen): geleiden impulsen van CZ naar spieren en klieren. Cellichamen in CZ. Meerdere korte dendrieten en 1 lange axon. Zenuwen Uitlopers sensorische en motorische cellen liggen bij elkaar in zenuwen. Drie typen: Gevoelszenuw: uitlopers sensorische neuronen Bewegszenuw: uitlopers motorische neuronen Gemengde zenuw: beide Innervatie = alle organen voorzien van uiteinden zenuwcellen Pagina 3 van 8

De hersenen 12 hersenzenuwen verbinden hersenen met receptoren en effectoren. 3 hersenvliezen. In de schors (buitenste) ligt grijze stof: Hierin liggen cellichamen schakelneuronen. In merg (binnenste) ligt witte stof: uitlopers schakelneuronen Hersenstam geleidt impulsen tussen grote en kleine hersenen Verlengde merg: hier kruisen impulsen (linkerhelft lichaam -> rechter hersenhelft) Middenhersenen: impulsen uit hoofd en hals naar en van grote en kleine hersenen geleiden Thalamus (hypothalamus): constant houden temperatuur, waterbalans. Grote hersenen: bewuste processen -> denken en herinneren. Impulsen bewust maken Hersencentra: in hersenschors, cellichamen neuronen Gevoelscentra: in hersenshors achter centrale groeve. Primair GC: bewust van prikkels. Secundair GC (associatiecentra) verband leggen tussen waarnemen Bewegscentra: voor centrale groeve. Primaire BC: impulsen ontstaan Secundaire BC: impulsen op elkaar afstemmen Kleine hersenen: Coördineren alle bewegen lichaam. Ruggenmerg Midden merg = centrale kanaal: vocht in verbind met hersenvocht 31 paar ruggenmergszenuwen: gemengde zenuwen. Ruggenmergszenuwknopen: uitlopers sensorische neuronen. bij elkaar in gevoelszenuwen Buitenste gedeelte = witte stof: uitlopers schakelneuronen Binnenste gedeelten = grijze stof: cellichamen schakelneuronen Buikzijde motorische neuronen Rugzijde sensorische neuronen Pagina 4 van 8

Autonome zenuwstelsel: Orthosympatische deel: beïnvloedt organen zo dat lichaam activiteiten kan verrichten waar energie voor nodig is. Dissimilatie wordt bevorderd. Verhog hartslag, verwijden bloedvaten, lever glycogeen -> glucose. Remt vertersstelsel en nieren Parasympatische deel: beïnvloedt organen tot toestand van rust. Bevordert assimilatie 4 Neurale regulatie Impulsgeleid Geen impuls: Cytoplasma negatieve lad t.o.v. buitenkant neuron. Verschil -0.70 mv: rustpotentiaal Verschil ontstaat door ongelijke ionconcentratie: buitenkant meer Na+, in cytoplasma meer K+ en negatieve ionen. Verschil door actief transport door eiwitten, natrium-kaliumpomp. Energie uit ATP. Transport niet even snel. Drie Na+ uit = twee K+ in. Sommige ionen lekken (diffunderen) terug. Door binden neurotransmitters of door prikkel neemt rustpotentiaal af: depolarisatie. Porie-eiwitten openen: Eerst Na+ kanalen, Na+ ionen cel in. Elektrische lad cytoplasma verandert. Als het verschil afneemt tot drempelwaard -50mV kan er een impuls of actiepotentiaal ontstaan. Hierbij ontstaat 1 milliseconde een positieve lad aan de binnenkant van +30m V t.o.v. buitenkant. Na actiepotentiaal sluiten de Na+ kanalen en openen de K+ kanalen zich. Hierdoor wordt binnenkant weer negatief t.o.v. buitenkant, repolarisatie. Doordat de K+ kanalen vertraagd sluiten treedt er zelfs hyperpolarisatie op. Tijdens herstel geen impulsen. NaKpomp herstelt ionverdel. Als een deel celmembraan normale ion verdel nog niet heeft kan hij niet of minder goed impulsen geleiden, de refractaire periode, duurt 1 miliseconde Alles-of-niets-principe = alleen bij prikkeldrempel impuls. De grootte van verander elek. Lad = impulssterkte Aantal impulsen per tijd = impulsfrequentie. Hoe hoger de IF hoe sterker de prikkel In ongemyeliniseerde neuronuitloper wordt impuls voortgeleid doordat er stroom gaat lopen van de plek naast het actiepotentiaal, hierdoor krijgt die plek ook weer een actiepotentiaal. Zie afb 51. Pagina 5 van 8

In een uitloper die wel is omgeven door een myelineschede kan alleen bij insnoeren ionentransport plaatsvinden. Het impuls sprt hierdoor over. Dit is saltatoire of sprongsgewijze impulsgeleid. Dit gaat 50x zo snel als impulsgeleid zonder myelineschede Impulsoverdracht Een synaps = presynaptisch en postsynaptisch membraan. Tussen deze twee membranen bevindt zich de synaptische spleet. Geen impulsen is aan beide kanten rustpotentiaal. Wel een impuls -> neurotransmitters in de synaptische spleet. De neurotransmitters binden aan de receptoreiwitten op de porie-eiwitten in het postsynaptisch membraan. Hierdoor verandert de structuur van het eiwit en kunnen ionen worden doorgelaten. Neurotransmitters heel kort in synaptische spleet -> Ionenpermeabiliteit (doorlat) heel kort (enkele milisec). Combinatie type neurotransmitters rn type receptor eiwitten bepaalt welke porie-eiwitten opengaan. Als de Na+ en K+ kanalen opengaan zorgt dit voor een kleine depolarisatie van het postsynaptisch memb. = exciterende (opwekkende) postsynaptische potentiaal = EPSP Ook kunnen de eiwitten voor Ka+ en Cl- opengaan, maar Na+ niet. Dit zorgt voor kleine hyperpolarisatie postsyn. Memb. = inhiberende (remmend) postsynaptisch potentiaal = IPSP Een EPSP is niet genoeg voor drempelwaarde actiepotentiaal. Bij meerdere axonuiteinde met neurotr. = optell = summatie. Hierbij kunnen ze wel de drempelwaarde overschreiden -> actiepotentiaal -> impuls wordt doorgegeven Motorisch neuron is op groot aantal schakelneuronen aangesloten = veel axonuiteinden op cellichaam en dendrieten. Morfine verhindert impulsoverdracht -> minder pijn Alcohol verminder impulsoverdracht in bepaalde synapsen -> remmende werk hersengebieden Nicotine stimuleert impulsoverdracht 5 Het zintuigstelsel Proprioreceptoren: registreren verander spann spier of stand lichaamsdeel Pagina 6 van 8

Mechanische receptoren: reageren op vormen van mechanische energie (aanrak, druk, beweg en geluid). Impuls bij buigen of uitrekken celmembraan. Chemische receptoren: binden bepaalde moleculen. Bijv smaak en reuk receptoren. Termperatuurreceptroren: reageren op warmte of kou Pijnreceptoren: extreme waarden Lichtreceptoren: impuls door zichtbaar licht Ontstaan impulsen in zintuigcellen Zintuigcellen = gespecialiseerde neuronen. Adequate prikkel = prikkel met laagste drempelwaarde Hoe sterker prikkel, hoe hoger impulsfrequentie. Na tijdje neemt impulsfrequentie af = gewenn 6 De bouw en werk van het oog De bouw van het oog: zie Binas 87c Netvlies: ontstaan prikkels door licht, de impulsen worden via oogzenuw naar hersenen geleid. Op plaats waar oogzenuw oog verlaat + in/uitgang bloedvaten is blinde vlek. Centrum is gele vlek. Met deze receptoren scherpst zien. Pigmentcellen absorberen licht. Dit beschermt tegen te sterke lichtprikkels. Lichtreceptoren: Staafjes: niet in blinde en gele vlek. Lage prikkeldrempel. Alleen contrasten in zwart wit. Kegeltjes: hogere prikkeldrempel. Liggen vooral in gele vlek. Hiermee scherpst zien. 3 typen: rood blauw en groen. Staafjes en kegeltjes bevatten lichtgevoelige pigmenten. In een staafje rodopsine: rodopsine wordt afgebroken onder invloed van licht waaruit een impuls ontstaat in neuronen. Door vitamine A wordt het weer terug gevormd. In kegeltjes vergelijkbaar maar dan met 3 verschillende pigmenten. Cellichamen neuronen liggen in netvlies. Staafjes en kegeltjes zitten hiermee met synapsen in contact. Kegeltje geeft impuls door aan 1 neuron -> scherp en gedetailleerd. 100 tot 150 staafjes geven impulsen af aan 1 neuron -> minder scherp en gedetailleerd. Pagina 7 van 8

Diepte zien: Uitlopers oogzenuwen kruisen elkaar = optisch chiasma. Verschil tussen beelden beide ogen = afstand. Hiermee kan je diepte zien: stereoscopie. Gedrag en beweg Etholoog bestudeert milieu (input) en gedrag (output). Objectieve beschrijv via ethogram. Protocol = lijst handelen 3 Spieren en beweg 3 typen spierweefsel: Binas 80E Glad spierweefsel: langwerpige spiercellen. In huid en wand buisvormige en holle organen. Langzaam maar niet snel vermoeid. Dwarsgestreept spierweefsel: spiervezels (versmolten spiercellen). Zitten aan skelet of huid. Snel maar ook snel vermoeid. Hartspierweefsel. Bijna zelfde als spierweefsel, maar niet animaal en niet snel vermoeid. Skeletspieren Spieren omgeven door schede. Aan beide uiteinden pezen, collagene (niet-elastische) vezels. Via motorische eindplaatjes impuls overgebracht op spier. Pagina 8 van 8