Rapport Een onderzoek naar een afwijzende beslissing op een verzoek om een hogere financiële vergoeding.

Vergelijkbare documenten
Een onderzoek naar de wijze van taxeren door Domeinen Roerende Zaken

Rapport. Datum: 12 juni Rapportnummer: 2014/058

Een onderzoek naar een klacht over vernietiging van geluidsapparatuur.

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Datum: 31 juli 2006 Rapportnummer: 2006/260

Rapport. Auto met een alcoholslot. Weg is pech! Een onderzoek naar de verkoop van een auto met een alcoholslot. Oordeel

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de inbeslagname van een scooter. Oordeel

Rapport WAT IS DE KLACHT? WAT GING ER AAN DE KLACHT VOORAF? Publicatiedatum 16 juli 2018 Rapportnummer 2018/056

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

Geachte XXXXX, (

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Datum: 9 november 2007 Rapportnummer: 2007/251

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Functioneel Parket. Publicatiedatum: 26 november Rapportnummer: 2014 /175

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/210

Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over beslag en het geen gevolg geven aan een last tot teruggave door het arrondissementsparket Limburg

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken te Apeldoorn. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2013/088

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Rapport. Rapport over een klacht over het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie. Datum: Rapportnummer: 2013/053

Geachte XXXXXXX. Strafvordering. 5 Op grond van een machtiging daartoe van het Openbaar Ministerie. 6 Het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep.

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/232

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 28 juli 2014

Rapport. Vergoeding griffierecht na bijna één jaar uitbetaald. Oordeel

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 7 februari 2002 Rapportnummer: 2002/043

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EH DEN HAAG. Geachte XXXXX,

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

ECLI:NL:RBAMS:2016:9239

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag.

Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het CJIB gegrond.

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag en over Domeinen Roerende Zaken te Apeldoorn.

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Rapport. Datum: 10 juni 1999 Rapportnummer: 1999/261

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau uit Leeuwarden. Datum: 18 oktober Rapportnummer: 2011/308

Rapport. Een onderzoek naar het niet terugstorten door de gemeente Doetinchem van op basis van een dertig jaar oude machtiging geïnde belasting

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

Beoordeling Bevindingen

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman mevrouw XXX Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Rapport. Datum: 23 februari 2007 Rapportnummer: 2007/038

xxxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxx Geachte xxxxxx

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 12 mei Rapportnummer: 2011/143

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 16 maart 1998 Rapportnummer: 1998/060

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Geachte heer Brenninkmeijer, d.d. 6 november 2007 bericht ik u als volgt. Nationale ombudsman rapport Op waarde geschat

Beoordeling Bevindingen

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Rapport over een klacht over de (hoofd)officier van justitie te Den Haag en de griffie van de rechtbank Den Haag. Datum: 12 december 2012

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Rapport. Datum: 26 maart 2007 Rapportnummer: 2007/051

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Management samenvatting

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Een onderzoek naar de toekenning van een sepotcode door het Openbaar Ministerie.

Rapport. Datum: 20 januari 2000 Rapportnummer: 2000/014

"Wat kan ik, wat zal ik, wat moet ik? Ik weet het dus echt niet meer."

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/112

Met name klaagt verzoeker erover dat de officier van justitie te Zutphen:

Rapport. Datum: 15 juli 2003 Rapportnummer: 2003/224

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Rapport. Datum: 18 december 2008 Rapportnummer: 2008/313

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

No.W /II 's-gravenhage, 2 maart 2012

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Postadres Bezoekadres Datum Uw berichten Onderwerp Uw klacht Onderzoek Wat speelt er?

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie. en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Rapport. Datum: 25 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/336

Rapport. Datum: 24 juli 2003 Rapportnummer: 2003/239

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Transcriptie:

Rapport Een onderzoek naar een afwijzende beslissing op een verzoek om een hogere financiële vergoeding. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Zeeland - West-Brabant gegrond. Datum: 27 mei 2019 Rapportnummer: 2019/026

SAMENVATTING Verzoekers klagen over de afwijzende beslissing van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) op hun verzoek om een hogere financiële vergoeding dan de aangeboden - getaxeerde - executiewaarde. Verzoekers zijn van mening dat de inbeslaggenomen auto ten onrechte op grond van een door het OM afgegeven machtiging tot vervreemden is verkocht. De Nationale ombudsman is van oordeel dat bij het afgeven van een machtiging tot vervreemden er sprake kan zijn van niet behoorlijk handelen door het OM, namelijk als moet worden geoordeeld dat zij, na afweging van de belangen, in redelijkheid niet tot het afgeven van de desbetreffende machtiging kan komen. Daarvan is in dit bijzondere geval sprake. Door de machtiging tot vervreemden op de dag van de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak af te geven, heeft het OM onvoldoende het belang van verzoeker meegewogen bij de op korte termijn te verwachten uitspraak van de rechter, waardoor hij niet meer over de auto kan beschikken. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het OM in strijd met het redelijkheidsvereiste handelde. De Nationale ombudsman doet de aanbeveling het OM in overleg met verzoekers te laten treden om met een maatwerkoplossing tot vaststelling van de vervangingswaarde van de auto op het moment van het onherroepelijk worden van het vonnis te komen. WAT IS DE KLACHT? Verzoekers klagen erover dat de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Zeeland - West-Brabant niet aan het verzoek om een hogere financiële vergoeding voor de verkoop van de auto is tegemoetgekomen in verband met de naar de mening van verzoekers onterechte verkoop van de auto. WAT GING ER AAN DE KLACHT VOORAF? Het beslag Verzoeker werd op 22 februari 2017 door de politie aangehouden op verdenking van handel in verdovende middelen en witwassen. De politie nam onder hem een auto van het merk Opel, type Astra TwinTop - 1.8 Cosmo, van het bouwjaar 2006 met kilometerstand 213.100 in beslag 1. Daarnaast legde de politie (onder meer) beslag op geld van verzoeker. De auto stond op naam van de moeder van verzoeker (hierna: verzoekster). De auto werd op 14 maart 2017 bij Domeinen gedeponeerd. Domeinen taxeerde de auto op 21 maart 2017 voor dat moment op een waarde 2 van 4.100, voor maart 2018 op een waarde van 3.700 en voor maart 2019 op een waarde van 3.200. De advocaat van verzoeker verzocht de rechtbank op 20 maart 2017 met een klaagschrift om teruggave van de auto 3. De raadkamer van de rechtbank verklaarde op 20 juni 2017 het klaagschrift ongegrond, omdat zij van oordeel was dat het niet hoogst onwaarschijnlijk zou zijn dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring zou bevelen. 1 Op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). 2 Op grond van het tweede lid van artikel 119 Sv. 3 Op grond van artikel 552a e.v. Sv. WM 201824448 Pagina 2/8

De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken verleende op 14 november 2017 op verzoek van het OM 4 een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag 5 op onder meer de auto met een maximaal bedrag tot verhaal van 82.000. Het OM 6 gaf op 24 november 2017 de opdracht aan Domeinen tot het vervreemden 7 van de auto. De opdracht is dezelfde dag door Domeinen ontvangen. De behandeling ter terechtzitting van de strafzaak 8 tegen verzoeker vond ook op 24 november 2017 plaats. De officier van justitie vorderde (onder meer) een geldboete ter hoogte van het onder verzoeker in beslaggenomen geldbedrag. De officier vorderde niets over de auto. De rechtbank veroordeelde verzoeker bij vonnis van 8 december 2017 tot (onder meer) een geldboete ter hoogte van het geldbedrag dat onder hem in beslag was genomen. De rechtbank liet zich niet uit over de auto. Het vonnis is na veertien dagen onherroepelijk geworden. Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB) ontving op 8 januari 2018 van het OM de informatie van het vonnis. Domeinen bood de auto vanaf 8 januari 2018 aan op zijn openbare veiling en gunde de auto op 11 januari 2018 voor een bedrag van 3.209 (exclusief opgeld 9 ). 10 Het CJIB verzocht Domeinen op 17 januari 2018 om intrekking van de vervreemding van de auto. De Landelijke Beslag Autoriteit (hierna: LBA) bood in samenwerking met Domeinen verzoeker (onder meer) op grond van de wet 11 ter tegemoetkoming van de verkoop van de auto een bedrag van 3.766 aan. Dit is de door Domeinen vastgestelde taxatiewaarde van de auto op het moment van verkoop. Deze waarde werd uitgekeerd, omdat die hoger was dan de gunningswaarde inclusief het opgeld. Daarnaast ontving verzoeker een bedrag aan wettelijke rente. De klacht Verzoekers konden zich niet vinden in de hoogte van het aangeboden bedrag van de executiewaarde. Zij zijn van oordeel dat zij recht hebben op de vervangingswaarde (dagwaarde) van de auto 12. Volgens verzoekers had het OM ervoor moeten zorgen dat de verkoop door Domeinen werd gestopt. De auto is dan ook ten onrechte verkocht. Verzoekster liet weten dat zij de auto in juni 2014 voor een bedrag van 9.000 kocht. Daarnaast berichtte zij dat de auto op 1 februari 2018 op de website www.marktplaats.nl te koop stond voor een bedrag van 5.750. Dit is dan ook het bedrag dat verzoekers als vergoeding wensen te krijgen. Het OM liet in reactie op de klacht weten dat verzoekers niet in aanmerking kwamen voor een hogere vergoeding. Het OM berichtte dat zij zich kan voorstellen dat het voor verzoekers 4 Arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant. 5 Op grond van artikel 94a Sv. 6 De Landelijke Beslag Autoriteit, onderdeel van het OM dat belast is met het (beheer van) conservatoire beslag. 7 Op grond van artikel 117 Sv. 8 Meervoudige kamer. 9 Een bedrag van 15% van het gunningsbedrag dat Domeinen overeenkomstig zijn algemene voorwaarden aan de gegunde in rekening brengt voor - kort gezegd - (veiling)kosten van Domeinen. 10 Door de levering vond de koopovereenkomst plaats. 11 Op grond van het tweede lid van artikel 119 Sv. 12 Dat is het bedrag dat nodig is voor het verkrijgen van een naar soort, kwaliteit, staat en ouderdom gelijkwaardige auto. WM 201824448 Pagina 3/8

teleurstellend is dat de auto is verkocht. Het OM concludeerde echter dat er sprake is geweest van een voor verzoekers ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar niet van nalatigheid of fouten van de zijde van het OM. Zij acht de klacht dan ook niet gegrond. Ter onderbouwing hiervan liet het OM het volgende weten. Er is enige tijd nodig om het vonnis daadwerkelijk te (laten) executeren. In de periode na het onherroepelijk worden van het vonnis heeft de executie van het vonnis parallel gelopen aan de uitvoering van de vervreemding van de auto. Op 8 januari 2018 is het vonnis bij het CJIB terecht gekomen. Het CJIB heeft de verkoop van de auto op 17 januari 2018 bij Domeinen geannuleerd. De verkoop daarvan was niet meer nodig, nu het inbeslaggenomen geldbedrag voldoende was voor het innen van de opgelegde geldboete. Het OM was van oordeel dat de termijn waarbinnen het vonnis van de rechtbank is afgehandeld vanaf het moment dat dit onherroepelijk was, redelijk en acceptabel is. Dit geldt temeer nu dit zich rondom de feestdagen en vakantieperiode afspeelde. WAT HEEFT DE NATIONALE OMBUDSMAN ONDERZOCHT? De Nationale ombudsman heeft de beslissing van het OM op het verzoek om een aanvullende financiële tegemoetkoming getoetst aan de behoorlijkheidsvereisten. In dit kader stuurde de Nationale ombudsman een verslag van de vastgestelde feiten aan verzoekers en het College van procureurs-generaal. Verder heeft de Nationale ombudsman het College enkele specifieke vragen gesteld. HOE REAGEERDE HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL? Het College van procureurs-generaal liet in reactie op de klacht en de door de Nationale ombudsman gestelde vragen het volgende weten. De beslissing om de machtiging tot vervreemden af te geven was rechtmatig 13. Het is niet gebruikelijk om tijdens de behandeling van een strafzaak het traject van het conservatoir beslag, dat bij de LBA loopt, te schorsen. De executie van het vonnis en de verkoop van de auto hebben in tijd parallel gelopen. De termijn van de executie is niet onredelijk. Voor de beoordeling of sprake is van overschrijding van een redelijke termijn dienen de termijnen van de verschillende instanties niet bij elkaar worden opgeteld. De instanties hebben immers hun eigen bevoegd- en verantwoordelijkheden. Het samenlopen van de executie van het vonnis en de verkoop van auto is wellicht een voor verzoekers ongelukkige samenloop van omstandigheden, maar maakt de gang van zaken niet onrechtmatig. Er is sprake van een omissie die echter in het voordeel van verzoeker is geweest. Hij heeft immers de executie-opbrengst van de auto én een extra bedrag uitgekeerd gekregen. Het was de bedoeling om de opbrengst van de auto te betrekken in de te vorderen geldboete. Per abuis is alleen de hoogte van het inbeslaggenomen geld als geldboete gevorderd. Dit is een omissie geweest. Verzoekers wensen de vervangingswaarde van 5.750. De onderbouwing voor de hoogte ontbreekt en daarnaast is het ook niet vast te stellen of de auto bij verkoop ook werkelijk dat bedrag zou hebben opgebracht. In het algemeen bestaat de bereidheid om een conflictoplossende aanpak te verkennen als hiervoor (wettelijke) ruimte bestaat. In deze zaak bestaat die ruimte echter niet. Voor de vergoeding 13 Op grond van artikel 117 Sv. WM 201824448 Pagina 4/8

van een inbeslaggenomen voorwerp dat reeds is verkocht en niet kan worden teruggegeven, is niet de vervangingswaarde van toepassing. 14 Verzoeker kan slechts aanspraak maken op de executie-opbrengst, tenzij die onredelijk laag zou zijn 15. Daarnaast blijkt uit jurisprudentie dat in een andere zaak het Gerechtshof Den Haag 16 de overweging van de rechtbank bevestigde dat de wet 17 niet verplicht de beslagene in de toestand te brengen waarin hij zou hebben verkeerd als de inbeslagname niet was doorgegaan. Hiermee geeft het Gerechtshof expliciet aan dat de Staat niet verplicht is de vervangingswaarde toe te kennen. In het rapport van de Nationale ombudsman met nummer 2018/056 18 heeft hij gepleit voor - kort gezegd - het aanbieden van de vervangingswaarde voor een verkochte auto als het om de auto van een onschuldige derde zou gaan. In dat geval zou er sprake zijn van een bijzondere situatie of van een onschuldige derde die is benadeeld. Verzoeker is tevens veroordeeld voor het hem tenlastegelegde. In die zin betreft het hier een andere situatie dan die in het genoemde rapport. REACTIE VERZOEKERS OP HET STANDPUNT VAN HET COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL Verzoekers lieten weten dat zij blijven bij hun verzoek om uitkering van de vervangingswaarde. Zij zijn het er niet mee eens dat de auto is verkocht door het afgeven van de machtiging tot vervreemden door het OM. 14 Op grond van het tweede lid van artikel 119 Sv. 15 HR 20 december 1940, NJ 1941,365. 16 ECLI: NLGHDHA: 2018:1157. 17 Idem voetnoot 14. 18 Zie www.nationaleombudsman.nl. WM 201824448 Pagina 5/8

WAT IS HET OORDEEL VAN DE NATIONALE OMBUDSMAN? Het redelijkheidsvereiste Het redelijkheidsvereiste houdt in dat de overheid de verschillende belangen tegen elkaar afweegt voordat zij een beslissing neemt. De uitkomst daarvan mag niet onredelijk zijn. Rapport "Waar is mijn auto?" De Nationale ombudsman heeft in zijn rapport met nummer 2016/075 van 24 augustus 2016 "Waar is mijn auto?" Een rapport over de uitvoeringspraktijk van de inbeslagname van voorwerpen, knelpunten in het beslagproces gesignaleerd. In dit rapport overwoog de Nationale ombudsman dat beslag een ingewikkeld proces is dat kan leiden tot vergaande consequenties voor de burger, namelijk het verlies van bezit en mogelijk zelfs het verlies van eigendom 19. De Nationale ombudsman signaleerde in zijn rapport een aantal knelpunten, zoals dat de betrokken instanties - waaronder het OM - teveel gericht zijn op het interne proces en de burger vergeten. De Nationale ombudsman overwoog op dit punt dat hij de indruk heeft dat de focus teveel ligt op onder meer efficiëntie, kostenbesparing, beperking van de doorlooptijden, terwijl er nauwelijks aandacht is voor de rol en de positie van de burger in het geheel 20. De machtiging tot vervreemden in het algemeen Het strafvorderlijk beslag kan worden gelegd ten behoeve van de waarheidsvinding, ten behoeve van het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel en ter voorbereiding van de verbeurdverklaring dan wel de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp 21. Er kan ook beslag worden gelegd tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of voor een ontnemingsmaatregel 22. Het tweede lid van artikel 117 Sv. bepaalt door middel van het aangeven van categorieën dat het OM een machtiging kan afgeven tot vervreemden van een inbeslaggenomen voorwerp indien het voorwerp niet geschikt is voor opslag, indien de kosten van bewaring niet opwegen tegen de waarde van het inbeslaggenomen voorwerp of indien het gaat om voorwerpen die vervangbaar zijn en waarvan de waarde op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Een en ander is nader uitgewerkt in artikel 10 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen (hierna: Biv) door een concrete opsomming van de voorwerpen te geven die in elk geval onder de in het bepaalde in het tweede lid van artikel 117 Sv. genoemde categorieën vallen, waarvoor het OM de machtiging kan afgeven. Volgens de wetgever zijn auto's met een geringe waarde op zichzelf wel voor opslag geschikt, maar de kosten ervan zouden te hoog kunnen oplopen en op den duur niet meer in een redelijke verhouding staan tot de waarde van de auto. Dit heeft niet alleen een efficiënt beheer van de depots met inbeslaggenomen voorwerpen ten doel, maar ook de bescherming van degene die rechten op het voorwerp kan doen gelden. Immers door tijdsverloop daalt in de regel de waarde van inbeslaggenomen voorwerpen. Aan de beslissing tot vervreemden van het OM gaat binnen het strafvorderlijk kader sinds 1996 geen rechterlijke toets meer vooraf. 23 De wetgever heeft zoals hiervoor aangegeven op grond van de artikelen in het Sv. en het Biv het OM een ruime beleidsvrijheid gegeven voor de afgifte van een machtiging tot vervreemden. Dat betekent voor de Nationale ombudsman dat slechts onder bijzondere omstandigheden sprake kan zijn van schending van de behoorlijkheid van de zijde van het OM, namelijk als moet worden 19 Pagina 24. 20 Pagina 41. 21 Op grond van artikel 94 Sv. 22 Op grond van artikel 94a Sv. 23 Kamerstukken II, 1993/94, 23.692, 3, p. 9. WM 201824448 Pagina 6/8

geoordeeld dat zij, na afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet tot het afgeven van de desbetreffende machtiging kan komen. Dit kan bijvoorbeeld spelen als in het kader van de behoorlijkheid bescherming van de beslagene van belang is tegen de beslissing tot vervreemden die tot gevolg kan hebben dat inbeslaggenomen voorwerpen voor goed uit het zicht raken. Daarnaast speelt op de achtergrond de bescherming van de eigendom in artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De in deze zaak door het OM afgegeven machtiging tot vervreemden Het OM 24 heeft besloten tot afgifte van de machtiging tot vervreemden en daarmee kon Domeinen overgaan tot openbare verkoop van de auto. Volgens het OM was de bedoeling van de afgifte van de machtiging de opbrengst van de verkoop van de auto te betrekken in de te vorderen geldboete. Op de dag dat het OM de machtiging afgaf, vond ook de (inhoudelijke) behandeling van de strafzaak ter terechtzitting tegen verzoeker plaats. De officier van justitie liet zich op de zitting niet uit over het beslag op de auto. De rechtbank sloot het onderzoek en deed twee weken later uitspraak. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het OM door de machtiging tot vervreemden af te geven op de dag van de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting onvoldoende oog heeft gehad voor het belang van verzoeker bij het op korte termijn later uit te spreken vonnis van de rechtbank. Immers twee weken later zou het vonnis uitwijzen of de auto daadwerkelijk nodig zou zijn als verhaalsobject voor de op te leggen geldboete. Dit klemt te meer daar de officier van justitie de auto niet in zijn vordering had meegenomen. Verzoeker mocht dan ook in redelijkheid de verwachting kunnen hebben dat hij de auto terug zou krijgen. Verwacht had mogen worden dat het OM in elk geval de uitvoering van de machtiging had opgeschort tot het moment van het onherroepelijk worden van het vonnis. Het OM was in dit geval te veel gericht op haar interne proces het door de LBA zo snel mogelijk na het omzetten in conservatoir beslag vervreemden van de auto zonder daarbij voldoende rekening te houden met het belang van verzoeker bij de beslissing van de rechter die op korte termijn zou volgen. Dat het volgens het OM niet gebruikelijk is om tijdens de behandeling van een strafzaak het traject van conservatoir beslag te schorsen, doet hier in dit geval niet aan af. Door zo te handelen heeft het OM onvoldoende oog gehad voor het risico dat de uitvoering van de machtiging door Domeinen niet meer (tijdig) te stoppen zou zijn in het geval de uitspraak van de rechter mee zou brengen dat de auto alsnog naar verzoeker terug zou mogen. Dat laatste is in dit geval ook daadwerkelijk gebeurd. Verzoeker kan daardoor niet meer over zijn auto beschikken. De Nationale ombudsman begrijpt dat dat een wrang gevoel bij verzoeker geeft. De Nationale ombudsman is het dan ook niet met het OM eens dat het hier om een ongelukkige samenloop van omstandigheden gaat. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat van het OM mag worden verwacht dat deze in het kader van de behoorlijkheid de bereidheid toont te zoeken naar een oplossing die kan leiden tot herstel naar die situatie als ware de auto niet verkocht. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door het in overleg met verzoekers door een deskundige laten vaststellen van het bedrag dat nodig is voor het verkrijgen van een naar soort, kwaliteit en ouderdom gelijkwaardige auto te bepalen naar het moment van het onherroepelijk worden van het vonnis. Dat is de vervangingswaarde (dagwaarde). De enkele mogelijkheid dat het al aangeboden bedrag hoger kan zijn dan de vast te stellen vervangingswaarde, doet aan dit uitgangspunt niet af. De Nationale ombudsman volgt het OM niet in haar standpunt dat in dit geval het tweede lid van artikel 119 Sv. van toepassing is, op basis waarvan verzoeker recht zou hebben op de opbrengst 24 Het onderdeel LBA. WM 201824448 Pagina 7/8

van de executie. Immers de Nationale ombudsman concludeert dat er sprake is van schending van de behoorlijkheid door het OM dat een ruimhartige vergoeding kan rechtvaardigen. De Nationale ombudsman doet gelet op deze omstandigheden de Minister van Justitie en Veiligheid de aanbeveling het OM met verzoekers in overleg te laten treden om tot vaststelling en uitbetaling van de vervangingswaarde te komen. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk wegens schending van het redelijkheidsvereiste. Dit oordeel leidt dan ook tot een aanbeveling om tot een heroverweging van de afwijzende beslissing op een nadere financiële tegemoetkoming te komen. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Zeeland - West-Brabant, welke wordt toegerekend aan de Minister van Justitie en Veiligheid is gegrond, wegens schending van het redelijkheidsvereiste. AANBEVELING De Nationale ombudsman geeft de Minister van Justitie en Veiligheid in overweging om het Openbaar Ministerie met verzoekers in overleg te laten treden om tot vaststelling en - als van toepassing - uitbetaling van de vervangingswaarde te komen. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen WM 201824448 Pagina 8/8