ATEX-handleiding Bakkerij & Zoetwarenindustrie



Vergelijkbare documenten
ATEX-HANDLEIDING. Handel in granen, zaden en peulvruchten KONINKLIJKE VERENIGING HET COMITÉ VAN GRAANHANDELAREN

1. Weten dat er explosieveiligheid in normen beschreven staat en in Europa specifiek in de ATEX-richtlijn

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door gas en damp van binnen arbeidsplaatsen

ATEX. Wordt ATEX 137 de nieuwe standaard? Atmosphère. Explosible

Harsh & Hazardous. Dé richtlijnen voor extreme omstandigheden EXPLOSIES

OPSTELLEN ZONERINGSDOSSIER BATTERIJLAADPLAATS. Hannelore Vandenbussche 15/03/2018

KEUZE STOFZUIGERS VOOR DE BAKKERIJSECTOR

VEILIG WERKEN MET ACCU S

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door stof van installaties en arbeidsplaatsen

Praktijkrichtlijn ATEX toegepast in de metaalverwerking en metalelektro

Welkom ATEX: is het explosieveiligheidsdocument nog actueel? ATEX ATEX= Atmosphères Explosibles

OPSTELLEN ZONERINGSDOSSIER BATTERIJLAADPLAATS. Hannelore Vandenbussche 28/09/2017

VEILIG WERKEN MET ACCU S

ATEX ONTSTOFFINGSINSTALLATIES KLANT - LEVERANCIER. Anton Kemp Seminarie ATEX 5/10/2011

Implementatie ATEX richtlijnen 'branche gerichte aanpak'

ATEX REGELGEVING Regels en voorschriften voor apparaten, arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen in explosieve omgevingen

Datum laatste wijziging: 7 februari Doel 2. 2 Toepassingsgebied 2. 3 Definities 2. 5 Voorschrift Aanduiding gemarkeerd gebied 3

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat biogas bestaat uit de volgende componenten met de volgende bijbehorende variatie in volumepercentages:

Betrouwbaar, Technisch, Vriendelijk

ATEX Richtlijn 153 1

Omgang met compliancy. René Ubbink en Rolf van Dijk Hoger Veiligheidskundigen Tata Steel IJmuiden

Project tankopslag. Onderdeel 3: Dampverwerkingsinstallaties/ Explosieveiligheid. - Zone 0 beleid - Dampverwerking

Atex. ATmosphères EXplosives

ATEX voor beginners ; explosiegevaar in vogelvlucht

Mechanical. Rein Heezius. Process Safety Management Leader SABIC Innovative Plastics Bergen op Zoom

Explosieveiligheidsdocument

Veiligheid op een LPG-tankstation. Rinus Blankestijn Milieu Techn. Adviseur

Indien afgedrukt is de inhoud niet meer officieel geldig docx. 51A055 ATEX EXPLOSIEVEILIGHEID april

INHOUD INLEIDING. Hoofdstuk 1 EXPLOSIES FYSISCHE EXPLOSIES CHEMISCHE EXPLOSIES DEFLAGRATIE EN DETONATIE 4

Het herkennen van stofexplosiegevaarlijke. omgevingen. Jan Heijnen Fike Europe B.V.

Herziening NPR & NPR

ATEX inventarisatie GZP bedrijven

ARBOCATALOGUS EXPLOSIEGEVAAR

CAU-1 & CAU-1T NUL-EMISSIE AFZUIGUNIT VOOR ROETMETINGEN i.c.m. SSM 2000 en DSS-2

Uw ventilatiesysteem: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer

Resultaat Atex 137 toezicht in 2007

De adviseur als spil in ATEX land

ATEX Zoneringen ADINEX. Volgens NPR 7910 of een andere code? ADVIES IN EXPLOSIEVEILIGHEID

Stofexplosie: een verraderlijk risico!

Risico-analyse Explosieveiligheid. Houtverbrandingsinstallatie Snipperhout B.V. EurAtex B.V. Postbus AA, Vorden

Explosieveiligheidsdocument (EVD)

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 4. Ruimten met risico s voor een explosieve atmosfeer

Koninklijk besluit van 26 maart 2003 betreffende het welzijn van de werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (B.S

Stappenplan voor het explosieveiligheidsdocument. In een onderzoek kunnen de volgende stappen genomen worden:

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSWAARSCHUWING HAMACH URS 600 REGENEREER APPARAAT. Geachte klant, 15 november 2017

Voorkom kosten en risico s door juiste gaszonering. Paul van Norden Kiwa Gas Technology 30 juni 2010

DIRECTIE MAJOR HAZARD CONTROL. Toelichting op het toezichtsbeleid MHC Atex 137

(1999/C 55/06) Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 118 A,

De Nilfisk serie ATEX gecertificeerde stofzuigers

Uw ventilatiesysteem: Vraaggestuurde ventilatie met natuurlijke toevoer, mechanische afvoer;

Functie: Senior adviseur veiligheid en milieu Sinds 1997 werkzaam bij Energie Consult Holland BV

Stappenplan PGS 15: Richtlijn voor opslag verpakte gevaarlijke stoffen

ATEX 137. blad 1 van 5 ATEX 137

Basisinspectiemodule STOFEXPLOSIEGEVAAR

VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ HET 1431 SCHILDEREN IN BESLOTEN RUIMTEN 1 januari 1995

AFVOER-/AANZUIGAPPARAAT RQN 1071 GEBRUIKSAANWIJZING

Voorstellen. Stichting ATEX Gerdian Jansen (Consultant HSE bij ) learnshop SOLIDS2011

Ontstekingsbronnen van mechanische oorsprong. - Relatie onderhoudsplan en EVD - Inspectieschema's - Inspectie en onderhoud

Zie achterzijde voor bijkomende informatie HET GEBRUIK VAN EEN PORTABLE

Met IECEx 05 veiliger werken in explosiegevaarlijke zones. <NVVK congres 2013> 2012 Reed Business Opleidingen not for general distribution

De juiste dampkap op de juiste plaats

ATEX Workshop bij Dana Belgium nv, Brugge (28/09/2017) 1. Introductie en verenigingsnieuws (Chris De Vos)

Toekomstige wijzigingen NPR & NPR

EXPLOSIERISICO'S VOOR KMO'S. Patrick Hermans

Explosieveiligheid. Meer voor Minder. Roger Bours Fike Europe bvba. easyfairs Solids 2011 Learnshop 6/04/2011

Wijziging Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving

Het Explosieveiligheidsdocument

Explosieveiligheid. Meer voor Minder. Explosieveilig Werken Waarom? Jan Heijnen Fike Europe bvba easyfairs Solids 2011 Learnshop 5/10/2011

HANDLEIDING AES 60. t.b.v. OPUS en AREX 40/50

Wat is een explosie? Een explosie is een zeer snel verlopende brand met een vrijkomende (verwoestende) drukgolf.

Fiche 23 (Expertise): Artikels van het AREI aangaande het explosie gevaar

Arbeidsomstandighedenbesluit

Korte Checklist. 1. Organisatorische aspecten Zorg voor een brandveilige bedrijfsvoering!

MESTGASSEN. Wat is de gewenste situatie? Maatregelen. Sector Melkvee en graasdieren

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

Risico s in de bouwsector. Wat is volgens ondernemers in de bouw het grootste risico in de sector?

LET OP! LEES EERST DE ONDERSTAANDE TEKST.

Checklist: Gezondheidsklachten door fijnstof

Gebruikershandleiding

Uw ventilatiesysteem: Decentrale ventilatie

Toolbox-meeting Besloten ruimten

Arthur Groot Senior consultant. ATEX richtlijnen. DHV Milieu Veiligheid & Industrie Tel: +31 (0)

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 12 november 1999 (OR. en) 95/0235 (COD) C5-0221/1999 PE-CONS 3623/99 SOC 351 CODEC 579

Explosieveiligheid in PGS 15-opslagen voor verpakte gevaarlijke stoffen

Aluchemie Rotterdam. Module Besloten ruimten. Jacques van Es / Leo van der Elst 17 april 2013

Telescopische afzuigkap TEL06

Rolkachel infrarood Chauffage mobile infrarouge Gasheizung Mobil infrarot Mobile gasheater infrared. Model: GRT-508

Kwaliteit in de Explosieveiligheid

Bulkhandling Equipment

OPSTELLEN EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT VANUIT DE PRAKTIJK

Instructie Ventilatie

Applicatie zuurstofmonitor M1000

Transcriptie:

ATEX-handleiding Bakkerij & Zoetwarenindustrie Deze handleiding is in opdracht van de brancheorganisaties NBOV, VBZ en NBV ontwikkeld door het Productschap Akkerbouw in samenwerking met Royal Haskoning. NB: Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Productschap Akkerbouw. HASKONING NEDERLAND B.V. MILIEU Stadhoudersplantsoen 12 Boschveldweg 21 Postbus 29739 Postbus 525 2517 JL Den Haag 5201 AM s-hertogenbosch +31 (0)70 370 8532 +31 (0)73 687 41 11 Telefoon arbeid@hpa.agro.nl info@den-bosch.royalhaskoning.com E-mail www.productschapakkerbouw.nl www.royalhaskoning.com Internet J. J. E. Dijkers Msc Auteurs ir. ing. M. T.G. Emans ing. P. W. de Waard ir. R. Wentzel

IS DEZE HANDLEIDING VAN TOEPASSING OP UW BEDRIJF? Volg onderstaande checklist om te achterhalen of deze handleiding voor u bedoeld is. START Behoort uw bedrijf tot de Bakkerij & Zoetwarenindustrie? Nee Deze ATEX handleiding is niet voor u bestemd. Ja Worden in uw bedrijf stoffen gebruikt uit de explosieklasse St1 zoals bloem, meel, suiker of andere poedervormige grondstoffen? (*) Nee Worden er binnen uw bedrijf gasflessen met brandbaar gas opgeslagen en/of natte accu s opgeladen? Ja Ja Worden de poedervormige grondstoffen in bulk (silo) opgeslagen, waarbij de bulkopslag pneumatisch (met een luchtstroom) wordt gevuld of geleegd? Nee Stofexplosiegevaar is voor u niet van belang. U hoeft deze ATEX handleiding niet verder in te vullen en u hoeft geen explosieveiligheidsdocument op te stellen. Ja Heeft u al een explosieveiligheidsdocument (EVD) opgesteld? Nee Deze ATEX handleiding is voor u bedoeld. Vul de stroomschema s in en voer de maatregelen uit. Ja Vergelijk de bevindingen in uw EVD met deze ATEX handleiding en voer de noodzakelijke maatregelen uit. (*) De in deze handleiding toegepaste risico - analyse en de afwegingen voor het definiëren van maatregelen, zijn gebaseerd op de explosie eigenschappen van St1 stoffen. De normaliter in bulk opgeslagen stoffen zoals bloem, meel en suiker zijn namelijk stoffen uit deze categorie. Mochten er binnen uw bedrijf echter ook poedervormige stoffen aanwezig zijn die behoren tot een hogere explosieklasse, dan is deze handleiding voor die specifieke stoffen niet toereikend. In dat geval zult u de de aanvullende risico s van deze stoffen moeten (laten) onderzoeken. Tot welke explosieklasse een stof behoort kunt u vinden in de grondstoffendatabase van het Productschap Akkerbouw welke is te raadplegen via de website: www.productschapakkerbouw.nl ATEX handleiding - i -

INVULFORMULIER Als uit de checklist is gebleken dat deze handleiding voor u bedoeld is, vul dan onderstaand invulformulier in: Bedrijfsnaam: Inventarisatie uitgevoerd door: Datum 1 e inventarisatie: Inventarisatie herzien op (*): Datum: Oorsprong van de wijziging: Wijzigingen verwerkt in ATEX inventarisatie, zoneringstekening en in plan van aanpak? Aanpassingen doorgevoerd door (naam)? * Wanneer er wijzigingen worden doorgevoerd in de silo-installatie moet nagegaan worden of dit leidt tot andere zones en maatregelen. ATEX handleiding - ii -

INHOUDSOPGAVE Blz. 1 INLEIDING 1 INVENTARISATIE BEDRIJFSSITUATIE 3 2 INVENTARISATIE VAN ZONES EN MAATREGELEN 5 2.1 Doel van dit hoofdstuk 5 2.2 Hoe gebruikt u de stroomschema s? 5 2.3 Vulslangkoppeling 7 2.4 Vulleiding 11 2.5 Silo 15 2.6 Ontluchtingsleiding 19 2.7 Ontluchtingsfilter 23 2.8 Productleiding 27 2.9 Luchtleiding en luchtpomp 31 2.10 Weegbunker 35 2.11 Kuip 39 2.12 Gasflessen 43 2.13 Acculaders 47 2.14 Algemene maatregelen 50 3 OPSTELLEN ZONETEKENING EN PLAN VAN AANPAK 52 3.1 Doel van dit hoofdstuk 52 3.2 Van gevaren naar zoneringstekening 52 3.3 Plan van aanpak 53 4 BASISBEGINSELEN ATEX 57 4.1 Doel van dit hoofdstuk 57 4.2 Wet- en regelgeving 57 4.3 Hoe ontstaan explosies? 58 4.4 Werking ATEX 60 5 ATEX BINNEN DE BAKKERIJ EN ZOETWARENINDUSTRIE 65 5.1 Doel van dit hoofdstuk 65 5.2 Stoffen en explosieve luchtmengsels 65 5.3 Technische en organisatorische maatregelen 67 DEEL 3: BIJLAGEN 73 1 Voorbeeld zoneringstekening 2 Toelichting op typeplaatje apparatuur 3 Aanduiding gezoneerd gebied 4 Voorbeeld vulinstructie 5 Voorbeeld werkvergunning ATEX handleiding - iii -

ATEX handleiding - iv -

1 INLEIDING Waarom deze ATEX handleiding? Bedrijven moeten voldoen aan de Arbo-regelgeving. Eén van de onderdelen daarvan is het beschermen van medewerkers tegen explosiegevaar. Op basis van de ATEXrichtlijnen moeten bedrijven waar explosiegevaar bestaat, dit gevaar beoordelen en de bevindingen vastleggen in een explosieveiligheidsdocument (EVD). In bedrijven waar bloem/meel en bijvoorbeeld suiker in bulk wordt opgeslagen en met lucht (pneumatisch) wordt getransporteerd, bestaat de kans op een stofexplosie. Als u in het invulformulier op pagina ii heeft aangegeven dat dit het geval is bij uw bedrijf, dan zult u de explosierisico s moeten beoordelen en eventueel maatregelen moeten treffen om tot een voldoende veilige situatie te komen. De risico s zijn in de bakkerij & zoetwarenindustrie beoordeeld en uitgewerkt in deze handleiding. Daarbij zijn op brancheniveau keuzes en interpretaties gemaakt. Hierdoor zal het invullen van uw bedrijfssituatie direct leiden tot het aanwijzen van de plaatsen met explosiegevaar en de benodigde maatregelen. U blijft uiteraard zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van die maatregelen. U bent overigens niet verplicht om deze handleiding te gebruiken. U kunt er ook voor kiezen om individueel een explosieveilgheidsdocument op te (laten) stellen en daarmee invulling te geven aan uw verplichtingen. Hoe gebruikt u deze handleiding? De handleiding begint in het eerste deel met een inventarisatie van uw bedrijfssituatie. Daaruit volgt direct waar zich explosieve mengsels kunnen vormen en welke maatregelen u moet treffen. Als u al enige kennis van ATEX heeft, kunt u direct beginnen. In het tweede deel vindt u veel achtergrond informatie. Deze heeft u nodig als u tijdens het invullen van de inventarisatie vragen heeft. Ook zijn hier de maatregelen verder uitgewerkt. Als u nog geen kennis van ATEX heeft, kunt u voor de beeldvorming het beste bij deel 2 beginnen. In het derde deel vindt u een aantal bijlagen waar vanuit deel 1 en 2 naar verwezen wordt. Als u deze handleiding toepast, dan: heeft u een overzicht van de (mogelijk) aanwezige gevarenzones; heeft u een plan van aanpak met (indien nodig) een overzicht van te treffen maatregelen; voldoet u aan de wettelijke verplichtingen. De hoofdlijn van deze handleiding In de praktijk blijken explosieve omstandigheden vooral in het inwendige van siloinstallaties voor te komen. Normaliter zijn daar geen ontstekingsbronnen aanwezig en hoeven er daarom geen speciale maatregelen getroffen te worden. Aarding is wel in alle gevallen noodzakelijk. Op sommige plaatsen kan er een zodanige hoeveelheid stof uit de silo-installatie vrijkomen, dat zich explosieve mengsels kunnen vormen buiten de silo-installatie. Dat kan bijvoorbeeld rondom de uitblaas van een filter of rondom een flexibele slang in een leiding. Die plaatsen worden in deze handleiding in kaart gebracht. Relatief veel aandacht richt zich op het voorkómen van dergelijke situaties en de maatregelen die nodig zijn. Tot slot is er aandacht voor de risico s tijdens het reinigen en het onderhoud en als gevolg van wijzigingen in de installaties. ATEX handleiding - 1 -

ATEX handleiding - 2 -

DEEL 1: INVENTARISATIE BEDRIJFSSITUATIE ATEX handleiding - 3 -

ATEX handleiding - 4 -

2 INVENTARISATIE VAN ZONES EN MAATREGELEN 2.1 Doel van dit hoofdstuk Met behulp van de stroomschema s in dit hoofdstuk gaat u uw silo-installatie(s) stap voor stap in kaart brengen. U gaat inventariseren waar binnen uw bedrijf explosieve zones aanwezig zijn, hoe groot deze zones zijn, welke ontstekingsbronnen een gevaar kunnen opleveren en welke maatregelen u al getroffen heeft of nog zult moeten treffen. De inventarisatie is ingedeeld in een aantal logische processtappen. De verschillende stappen staan in het onderstaande processchema weergegeven. Het figuur geeft zowel de situatie bij zuig-, blaas- als schroeftransport (gecombineerd) weer. 2.2 Hoe gebruikt u de stroomschema s? In de stroomschema s geeft u aan welke situatie voor u van toepassing is. Dat doet u door de antwoorden op de gestelde keuzes aan te kruisen. Uit de gemaakte keuzes blijken vervolgens de zones en de noodzakelijke maatregelen. De maatregelen worden toegelicht in hoofdstuk 5. In veel gevallen kunt u een keuze maken uit verschillende maatregelen. U kruist dan zelf de voor u relevante maatregelen aan. Andere maatregelen zijn zondermeer verplicht. Deze maatregelen zijn in de stroomschema s al voor u aangekruist. Van alle maatregelen dient u aan te gegeven of ze al zijn uitgevoerd of nog uitgevoerd moeten worden. De zones tekent u in op een zoneringstekening (hoofdstuk 3.2). Maatregelen die (nog) niet zijn uitgevoerd moeten worden opgenomen in het plan van aanpak (hoofdstuk 3.3). ATEX handleiding - 5 -

Voor iedere silo-installatie dienen de verschillende stroomschema s uit dit hoofdstuk ingevuld te worden. Wanneer de verschillende silo-installaties technisch gelijk zijn, dan hoeft u de stroomschema s maar één keer in te vullen. Maar heeft u bijvoorbeeld twee verschillende silo s dan vult u twee keer het schema voor de silo in. Op de internetsite van het Productschap Akkerbouw kunt u lege invulformulieren downloaden: www.productschapakkerbouw.nl Wanneer er wijzigingen worden doorgevoerd in de silo-installatie moet nagegaan worden of dit leidt tot een andere invulling van de stroomschema s en dus tot andere zones en maatregelen. Dit wordt management of change genoemd. ATEX handleiding - 6 -

2.3 Vulslangkoppeling Het product dat in een silo-installatie wordt opgeslagen, wordt met een bulkwagen aangevoerd. De vulslang van de bulkauto wordt door middel van een vulslangkoppeling aan de vaste vulleiding van de silo gekoppeld. Er dient geborgd te worden dat tijdens het lossen van de bulkwagen de vulslang goed is aangesloten en dat niet de verkeerde silo wordt gevuld. Soms bevindt de vulslangkoppeling zich samen met andere koppelingen in een vulkast. Vanaf dit punt wordt het product door middel van pneumatisch transport in de productleiding geblazen. Wanneer de vulslang niet goed is aangekoppeld, dan kan er een stofwolk vrijkomen rondom de vulslangkoppeling. De directe omgeving van een vulslangkoppeling is daarom gezoneerd gebied. De grootte van de zone is afhankelijk van de plaats waar de vulslangkoppeling zich bevindt. Bevindt de vulslangkoppeling zich buiten, dan zal de zone kleiner zijn dan wanneer de vulslangkoppeling zich binnen bevindt. De stof zal buiten namelijk sneller verwaaien. Binnen gezoneerd gebied kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden zoals lampen, kachels, ventilatoren, schakelkasten, motoren etc. Vulslangkoppelingen in vulkast Aanduiding aarding Aarding Productlabels aan vulslangkoppeling ATEX handleiding - 7 -

START Stroomschema 2.3: Vulslangkoppeling Maatregelen rondom de vulslangkoppeling: Maatregel 1: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 3 meter zone rondom de vulslangkoppeling; Maatregel 2: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 3 meter zone rondom de vulslangkoppeling bevinden uit in klasse 3D; Waar bevinden de vulslangkoppelingen zich? Binnen (inpandig) ZONERING: Tot 3 meter rond de vulslangkoppeling: zone 22 Maatregel 3: Breng productlabels aan op de vulslangkoppeling waaruit blijkt welke vulslangkoppeling voor welke silo is bestemd; Maatregel 4: Zorg voor een goede aardingsmogelijkheid tijdens het laden van silo (bijvoorbeeld door een ijzeren pen en een haspel); Maatregel 5: Zorg dat er een volmelder aanwezig is waarvan het signaal hoorbaar/zichtbaar is op de plaats waar de chauffeur aan het lossen is; Buiten (uitpandig) Maatregel 6: Stel een vulinstructie (zie voorbeeld in bijlage) op en communiceer deze met werknemers en chauffeurs. Hang de instructie op een zichtbare plaats op. Geef tenminste aandacht aan a) het aanbrengen van aarding, b) het functioneren van de volmelder, c) het stoppen met vullen bij afgaan van de volmelder. Maatregelen rondom de vulslangkoppeling: Maatregel 1: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 1 meter zone rondom de vulslangkoppeling; Maatregel 2: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 1 meter zone rondom de vulslangkoppeling bevinden uit in klasse 3D; ZONERING: Tot 1 meter rond de vulslangkoppeling: zone 22 Maatregel 3: Sluit de de vulslangkoppelingen / vulkast af voor onbevoegden en voorkom hiermee dat onbevoegden vervuilingen en/ of potentiële ontstekingsbronnen in de vulleiding en de silo kunnen introduceren; Maatregel 4: Breng productlabels aan op de vulslangkoppeling waaruit blijkt welke vulslangkoppeling voor welke silo is bestemd; Maatregel 5: Zorg voor een goede aardingsmogelijkheid tijdens het laden van silo (bijvoorbeeld door een ijzeren pen en een haspel); Maatregel 6: Zorg dat er een volmelder aanwezig is waarvan het signaal hoorbaar/zichtbaar is op de plaats waar de chauffeur aan het lossen is; Maatregel 7: Stel een vulinstructie (zie voorbeeld in bijlage) op en communiceer deze met werknemers en chauffeurs. Hang de instructie op een zichtbare plaats op. Geef tenminste aandacht aan a) het aanbrengen van aarding, b) het functioneren van de volmelder, c) het stoppen met vullen bij afgaan van de volmelder. ATEX handleiding - 8 -

ATEX handleiding - 9 -

ATEX handleiding - 10 -

2.4 Vulleiding Vanaf de vulslangkoppeling wordt het product door middel van blaastransport door een vulleiding naar de silo getransporteerd. Vanwege de aanwezige stofconcentratie is het inwendige van de vulleiding gezoneerd gebied. In het inwendige van een vulleiding bevinden zich echter geen mogelijke ontstekingsbronnen. In een vulleiding kunnen zich koppelingen bevinden. Zowel vaste koppelingen (gelaste of vastgeschroefde verbindingen) als flexibele koppelingen (kunststof slang of rubber manchet) zijn mogelijk. Vaste koppelingen veroorzaken geen zone, flexibele koppelingen daarentegen wel. Indien een flexibele koppeling niet goed afsluit of zelfs bezwijkt, kan er namelijk een stofwolk vrijkomen rondom dit deel. De directe omgeving van een flexibel deel is daarom gezoneerd gebied. De grootte van de zone is afhankelijk van de plaats waar de vulleiding, en daarmee het flexibele deel, zich bevindt. Een flexibele zone die zich binnen bevindt veroorzaakt een grotere zone. In de directe omgeving van een flexibel deel kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden, waarmee dan rekening moet worden gehouden. Vaste koppeling Flexibele koppeling Flexibele koppeling ATEX handleiding - 11 -

ATEX handleiding - 12 -

ATEX handleiding - 13 -

ATEX handleiding - 14 -

2.5 Silo Het product komt met de transportlucht in de silo waarin het wordt opgeslagen. Silo s worden uitgevoerd in verschillende materialen, zoals staal, polyester, nylon doek en aluminium. Ze kunnen zowel buiten als binnen (in een silohuis) staan opgesteld en kunnen met of zonder rok zijn uitgevoerd. In de silo bevindt zich product dat als gevolg van opwerveling een explosief mengsel kan vormen. Het inwendige van een silo is daarom gezoneerd gebied. In of aan een silo kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden. Van een aantal apparaten is vastgesteld dat deze geen directe ontstekingsbronnen vormen. Dit zijn: Vol/leeg melder, Indirecte luchtdroger (droger waarbij de lucht niet direct in contact komt met een verwarmingselement of spiraal); Trilmotoren (aan buitenzijde bevestigt); Bodembeluchting; Uitdraagbeluchting; Schroef, indien uitdraag schroefsnelheid < 1 m/s. Aan de uitdraag van de silo, daar waar het product uitgevoerd wordt, kan zich een flexibel deel bevinden. Dit wordt ook wel een manchet genoemd. De directe omgeving van dit flexibel deel is gezoneerd gebied. Wanneer het flexibele deel zich in de rok van een silo bevindt, dan is de hele rok van de silo gezoneerd gebied. Binnen dit gebied kunnen ontstekingsbronnen aanwezig zijn, waarmee dan rekening moet worden gehouden. Ook het gebied rondom het mangat is gezoneerd vanwege de mogelijkheid tot openen van de silo en vanwege het risico op slecht sluiten van het mangat. Silo zonder rok Flexibele deel productuitdraag ( manchet ) Vol/leegmelder Principe van een indirecte luchtdroger ATEX handleiding - 15 -

START Stroomschema 2.5: Silo Maatregelen aan silo: In de toelichting ( 2.5) worden verschillende apparaten besproken die zich op of aan de silo kunnen bevinden en waarvan bekend is dat deze geen ontstekingsbron vormen. Andere aanwezige apparatuur moet wel als mogelijke ontstekingsbron worden beschouwd. Voorbeelden hiervan zijn: directe luchtdroger, stoeltjeslift en verlichting. Alleen wanneer zich ontstekingsbronnen in de silo bevinden, dan zijn de onderstaande 2 maatregelen van toepassing. Vraag: bevinden zich ontstekingsbronnnen in de silo (zie toelichting)? Zo ja welke? Nee > ga direct naar: Maatregelen rondom flexibele delen Ja.... ZONERING: Inwendige van de silo: zone 21 Maatregel 1: Haal/houdt de ontstekingsbronnen weg uit silo en zorg er voor dat ze niet in open verbinding staan met de silo; Maatregel 2: Voer alle aanwezige ontstekingsbronnen voldoende veilig uit (2D); Maatregel 3: Voorzie de silo van een explosieluik en voorzie in een explosieveilige ontkoppeling met andere silo s. Dit laatste kan op 3 verschillende manieren: a. automatische blusinstallatie; b. aanbrengen van een klep; c. aanbrengen diverter met minimale afstand van 5 meter tot de silo. Maatregelen rondom de flexibele delen: Maatregel 1: Neem de zone rondom het flexibele deel weg door het te vervangen door een vaste verbinding; Maatregel 2: Neem de zone rondom het flexibele deel weg door dit deel op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en deze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; Maatregel 3: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 3 meter zone rondom het flexibele deel; Maatregel 4: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 3 meter zone rondom het flexibele deel bevinden uit in klasse 3D. Maatregelen rondom mangat: Maatregel 1: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 3 meter zone rondom het mangat; Maatregel 2: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 3 meter zone rondom het mangat bevinden uit in klasse 3D; Waar bevindt de silo zich? Binnen (in een silohuis) Bevinden zich flexibele delen / koppelingen in de productuitdraag? ( manchet ) Ja & Tot 3 meter rond de flexibele delen: ZONE 22 (*) & Tot 3 meter rondom het mangat: ZONE 22 Buiten (uitpandig) Nee Maatregelen aan silo: In de toelichting ( 2.5) worden verschillende apparaten besproken die zich op of aan de silo kunnen bevinden en waarvan bekend is dat deze geen ontstekingsbron vormen. Andere aanwezige apparatuur moet wel als mogelijke ontstekingsbron worden beschouwd. Voorbeelden hiervan zijn: directe luchtdroger, stoeltjeslift en verlichting. Alleen wanneer zich ontstekingsbronnen in de silo bevinden, dan zijn de onderstaande 2 maatregelen van toepassing. Vraag: bevinden zich ontstekingsbronnnen in de silo (zie toelichting)? Zo ja welke? ZONERING: Inwendige van de silo: zone 21 Nee > ga direct naar: Maatregelen rondom mangat Ja.... Maatregel 1: Haal/houdt de ontstekingsbronnen weg uit silo en zorg er voor dat ze niet in open verbinding staan met de silo; Maatregel 2: Voer alle aanwezige ontstekingsbronnen voldoende veilig uit (2D); Maatregel 3: Voorzie de silo van een explosieluik en voorzie in een explosieveilige ontkoppeling met andere silo s. Dit laatste kan op 3 verschillende manieren: a. automatische blusinstallatie; b. aanbrengen van een klep; c. aanbrengen diverter met minimale afstand van 5 meter tot de silo. Maatregelen rondom mangat: Maatregel 1: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 3 meter zone rondom het mangat; Maatregel 2: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 3 meter zone rondom het mangat bevinden uit in klasse 3D; & Tot 3 meter rondom het mangat : ZONE 22 Maatregelen aan silo: In de toelichting ( 2.5) worden verschillende apparaten besproken die zich op of aan de silo kunnen bevinden en waarvan bekend is dat deze geen ontstekingsbron vormen. Andere aanwezige apparatuur moet wel als mogelijke ontstekingsbron worden beschouwd. Voorbeelden hiervan zijn: directe luchtdroger, stoeltjeslift en verlichting. Alleen wanneer zich ontstekingsbronnen in de silo bevinden, dan zijn de onderstaande 2 maatregelen van toepassing. Vraag: bevinden zich ontstekingsbronnnen in de silo (zie toelichting)? Zo ja welke? Nee > ga direct naar: Maatregelen rondom flexibele delen Ja.... Nee ZONERING: Inwendige van de silo: zone 21 Maatregel 1: Haal/houdt de ontstekingsbronnen weg uit silo en zorg er voor dat ze niet in open verbinding staan met de silo; Maatregel 2: Voer alle aanwezige ontstekingsbronnen voldoende veilig uit (2D); Maatregel 3: Voorzie de silo van een explosieluik en voorzie in een explosieveilige ontkoppeling met andere silo s. Dit laatste kan op 3 verschillende manieren: a. automatische blusinstallatie; b. aanbrengen van een klep; c. aanbrengen diverter met minimale afstand van 5 meter tot de silo. Maatregelen rondom de flexibele delen: Maatregel 1: Neem de zone rondom het flexibele deel weg door het te vervangen door een vaste verbinding; Maatregel 2: Neem de zone rondom het flexibele deel weg door dit deel op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en deze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; Maatregel 3: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 1 meter zone rondom het flexibele deel; Maatregel 4: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 1 meter zone rondom het flexibele deel bevinden uit in klasse 3D. Maatregelen rondom mangat: Maatregel 1: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 1 meter zone rondom het mangat; Maatregel 2: Voer alle onstekingsbronnen die zich binnen de 1 meter zone rondom het mangat bevinden uit in klasse 3D. * Indien de silo is uitgevoerd met een rok, dan wordt de gehele rok gezoneerd Bevinden zich flexibele delen / koppelingen in de productuitdraag? ( manchet ) Ja & Tot 1 meter rond de flexibele delen: ZONE 22 (*) & Tot 1 meter rondom het mangat: ZONE 22 ATEX handleiding - 16 -

U kiest: Uitgevoerd? Wat moet u nu doen? Check: Of 1) Geef aan of er zich ontstekingsbronnen in de silo bevinden; (Uitgevoerd) Of 2) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) 3) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) U kiest: Of Uitgevoerd? 4) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 3 meter rondom de manchet en 3 meter rondom het mangat een zone 22 is*. De interne zone in de silo hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) Of Of * Indien u maatregel 1 of 2 (vervangen flexibel deel of opnemen in onderhoudsprogramma) toepast, verdwijnt de zone rondom het flexibele deel en hoeft u die niet meer op de tekening aan te geven. U kiest: Uitgevoerd? Of U kiest: Uitgevoerd? Wat moet u nu doen? Check: 1) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) Of Of 2) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) 3) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 3 meter rondom het mangat een zone 22 is*. De interne zone in de silo hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) U kiest: Uitgevoerd? Of U kiest: Uitgevoerd? Wat moet u nu doen? Check: Of 1) Geef aan of er zich ontstekingsbronnen in de silo bevinden; (Uitgevoerd) Of 2) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) 3) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) U kiest: Of Uitgevoerd? 4) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 1 meter rondom de manchet en 1 meter rondom het mangat een zone 22 is*. De interne zone in de silo hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) Of Of * Indien u maatregel 1 of 2 (vervangen flexibel deel of opnemen in onderhoudsprogramma) toepast, verdwijnt de zone rondom het flexibele deel en hoeft u die niet meer op de tekening aan te geven. U kiest: Uitgevoerd? Of ATEX handleiding - 17 -

ATEX handleiding - 18 -

2.6 Ontluchtingsleiding Wanneer het product vanuit de vulleiding in de silo wordt geblazen valt het grootste deel in de silo. De transportlucht wordt met resten van het product via een ontluchtingsfilter afgeblazen. Wanneer het filter niet direct op de silo zit, maar centraal is opgesteld, gaat de lucht via een ontluchtingsleiding naar het filter. Door deze ontluchtingsleiding wordt tijdens het vullen van de silo de transportlucht naar buiten geleid. Omdat zich tijdens het vullen van de silo in de ontluchtingsleiding (een lage concentratie) stof bevindt, is het inwendige van de ontluchtingsleiding gezoneerd gebied. De stofconcentratie in de ontluchtingsleiding is beduidend lager dan in de vul- of productleiding. In het inwendige van een ontluchtingsleiding bevinden zich geen mogelijke ontstekingsbronnen. Net zoals bij de vulleiding kunnen zich in de ontluchtingsleiding koppelingen bevinden. Ook hier zijn zowel vaste koppelingen (gelaste of vastgeschroefde verbindingen) als flexibele koppelingen (kunststof slang of rubber manchet) mogelijk. Vaste koppelingen veroorzaken geen zone, flexibele koppelingen daarentegen wel. Indien een flexibele koppeling niet goed afsluit of zelfs bezwijkt, kan er namelijk een stofwolk vrijkomen rondom dit deel. Omdat de concentratie van deze wolk beperkt is, is de directe omgeving van het flexibele deel alleen gezoneerd gebied wanneer dit deel van de leiding zich binnen bevindt (inpandig, bijvoorbeeld in een silohuis). In de buitenlucht verdunt de stofwolk snel en leidt zodoende niet tot een zone. Ontluchtingsleiding naar centraal filter. ATEX handleiding - 19 -

START Stroomschema 2.6: Ontluchtingsleiding Heeft de silo een ontluchtingsleiding? * Nee Ja Waar bevindt de ontluchtingsleiding zich? Buiten (uitpandig) ZONERING: Het inwendige van de ontluchtingsleiding: zone 21 Maatregelen in ontluchtingsleiding: In het inwendige deel van een ontluchtingsleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Binnen (inpandig) Bevinden zich flexibele delen / koppelingen in de leiding? Nee Maatregelen in ontluchtingsleiding: In het inwendige deel van een ontluchtingsleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Ja ZONERING: Het inwendige van de ontluchtingsleiding: zone 21 Maatregelen rondom flexibele delen: Maatregel 1: Neem de zone weg door de flexibele delen in de ontluchtingsleiding te vervangen door vaste verbindingen; & Tot 1 meter rond de flexibele delen: zone 22 Maatregel 2: Neem de zone weg door de flexibele delen in de ontluchtingsleiding op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en ze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; Maatregel 3: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 1 meter zone rondom de flexibele delen; * Indien de silo is uitgevoerd met een direct filter (direct op silo geplaatst) of met een stofzak direct verbonden aan de silo dan is er geen ontluchtingsleiding Maatregel 4: Voer alle ontstekingsbronnen die zich binnen de 1 meter zone rondom de flexibele bevinden uit in klasse 3D. ATEX handleiding - 20 -

ATEX handleiding - 21 -

ATEX handleiding - 22 -

2.7 Ontluchtingsfilter Het ontluchtingsfilter zorgt er voor dat bij het laden van de silo schone (transport)lucht wordt uitgeblazen. Het filter kan direct op de silo zijn geplaatst, maar het is ook mogelijk dat er een centraal opgesteld filter is. Rondom de uitblaasopening van het filter bevindt zich een zone. Bij bezwijken van het filter kan er namelijk stof uitgeblazen worden. Vermengt met lucht vormt dit een explosief mengsel. In de directe omgeving van de uitblaas van het filter kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden. Omdat de concentratie beperkt is, is de zonering rondom de uitblaas van het filter alleen van toepassing wanneer de uitblaas zich inpandig bevindt. Bevindt de uitblaas zich buiten dan verdunt de stofwolk snel en leidt zodoende niet tot een zone. Vanwege de aanwezige concentratie van stof is het inwendige van de stoffilter gezoneerd gebied. Of zich in het inwendige van het filter ontstekingsbronnen bevinden is afhankelijk van het type filter. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen twee type filters: Type filter Zuigend filter Drukloos filter Ontstekingsbron in filter - Ventilator (altijd aanwezig); - Elektrische schakelingen in het filter (mogelijk aanwezig). - Elektrische schakelingen in het filter (mogelijk aanwezig). Een externe ventilator, dus met voldoende afstand tot het filter en een eventuele vonkenrichting van het filter afgekeerd, wordt niet als ontstekingsbron gezien. Een retourleiding vanuit het filter naar een silo is zonder explosieveilige ontkoppeling alleen toegestaan als het filter geen ontstekingsbronnen bevat. Ontluchtingsfilter op silo (zuigend) Centraal ontluchtingsfilter (zuigend) Kousfilter (drukloos) ATEX handleiding - 23 -

ATEX handleiding - 24 -

U kiest: Uitgevoerd? Wat moet u nu doen? Check: Of 1) Geef aan of er zich ontstekingsbronnen in het stoffilter bevinden; (Uitgevoerd) Of 2) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; 3) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; 4) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 3 meter rondom de uitblaasopening een zone 22 is*. De interne zone in het filter hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) (Uitgevoerd) (Uitgevoerd) U kiest: Uitgevoerd? * Indien u maatregel 1 (verplaatsen uitblaas) of maatregel 2 (filter in onderhoudsprogramma) toepast, verdwijnt de zone rondom de uitblaas en hoeft u die niet meer op de tekening aan te geven. Of Of Of Wat moet u nu doen? Check: U kiest: Uitgevoerd? 1) Geef aan of er zich ontstekingsbronnen in het stoffilter bevinden; 2) Maak, indien er zich ontstekingsbronnen in het filter bevinden, een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) (Uitgevoerd) Of 3) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) Of 4) De interne zone in het filter hoeft u niet in te tekenen op de zoneneringstekening. (Uitgevoerd) ATEX handleiding - 25 -

ATEX handleiding - 26 -

2.8 Productleiding Het product wordt door middel van een productleiding vanuit de silo naar de weegbunker geleid. Het transport kan op drie verschillende manieren plaatsvinden: door middel van blaastransport, door middel van zuigtransport of door middel van schroeftransport. Wanneer het product door middel van zuig- of blaastransport wordt verplaatst dan is de productleiding inwendig gezoneerd. Er ontstaat dan namelijk een lucht/stof mengsel dat bij ontsteking kan exploderen. In het inwendige van een productleiding bevinden zich echter geen mogelijke ontstekingsbronnen. Bij schroeftransport ontstaat er geen explosief mengsel in de productleiding waardoor deze dan ook niet inwendig gezoneerd hoeft te worden. Bij blaastransport ontstaat er een overdruk in de transportleiding. Net zoals bij de vulleiding en de ontluchtingsleiding kunnen zich in de productleiding koppelingen bevinden. Zowel vaste koppelingen (gelaste of vastgeschroefde verbindingen) als flexibele koppelingen (kunststof slang of rubber manchet) zijn mogelijk. Vaste koppelingen veroorzaken geen zone buiten de productleiding, flexibele koppelingen daarentegen wel. Indien een flexibele koppeling niet goed afsluit of zelfs bezwijkt, kan er namelijk een stofwolk vrijkomen rondom dit deel. In de directe omgeving van een flexibel deel kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden, waarmee dan rekening moet worden gehouden. De grootte van de zone is afhankelijk van de plaats waar het flexibele deel zicht bevindt. Buiten zal de stofwolk sneller verdunnen en is de zone dus kleiner. Bij zuigtransport leiden flexibele delen niet tot een zone omdat bij lekkage valse lucht wordt aangezogen. Flexibele koppeling Flexibele koppeling Flexibele koppeling (aansluiting weegbunker) ATEX handleiding - 27 -

START Stroomschema 2.8: Productleiding Hoe wordt het product getransporteerd? ZONERING: Het inwendige van de productleiding is niet gezoneerd (NGG) Zuigtransport Blaastransport Schroeftransport ZONERING: Het inwendige van de productleiding: zone 20 Maatregelen in de productleiding: In het inwendige deel van een productleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Bevinden zich flexibele delen / koppelingen in de leiding? * Ja Nee Maatregelen in de productleiding: In het inwendige deel van een productleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. ZONERING: Maatregelen rondom flexibele delen: Waar bevinden de flexibele delen zich? Binnen (inpandig) Buiten (uitpandig) Het inwendige van de productleiding: zone 20 & Tot 1 meter rond de flexibele delen: zone 22 Maatregel 1: Neem de zone weg door de flexibele delen in de productleiding te vervangen door vaste verbindingen; Maatregel 2: Neem de zone weg door de flexibele delen in de productleiding op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en ze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; Maatregel 3: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 1 meter zone rondom de flexibele delen; ** Maatregel 4: Voer alle ontstekingsbronnen die zich binnen de 1 meter zone rondom de flexibele bevinden uit in klasse 3D. Maatregelen in de productleiding: * ** Incl. koppeling naar weegbunker Dit is niet mogelijk bij de flexibele koppeling met de weegbunker ZONERING: Het inwendige van de productleiding: zone 20 & Tot 3 meter rond de flexibele delen: zone 22 In het inwendige deel van een productleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Maatregelen rondom flexibele delen: Maatregel 1: Neem de zone weg door de flexibele delen in de productleiding te vervangen door vaste verbindingen; Maatregel 2: Neem de zone weg door de flexibele delen in de productleiding op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en ze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; Maatregel 3: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 3 meter zone rondom de flexibele delen; Maatregel 4: Voer alle ontstekingsbronnen die zich binnen de 3 meter zone rondom de flexibele bevinden uit in klasse 3D. ** ATEX handleiding - 28 -

Wat moet u nu doen? Voor dit installatiedeel hoeft u geen verdere actie te ondernemen. Er zijn geen zones die u hoeft in te tekenen op de zoneringstekening. Wat moet u nu doen? Voor dit installatiedeel hoeft u geen verdere actie te ondernemen. De interne zone van de productleiding hoeft u niet in te tekenen op een zoneringstekening. Wat moet u nu doen? Check: U kiest: Uitgevoerd? 1) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) Of 2) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) Of 3) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 1 meter rondom de flexibele delen een zone 22 is*. De interne zone in de productleiding hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) Of * Indien u maatregel 1 of 2 uitvoert verdwijnt de zone en hoeft u die niet meer op de tekening aan te geven. Wat moet u nu doen? Check: U kiest: Uitgevoerd? 1) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) Of 2) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) Of 3) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 3 meter rondom de flexibele delen een zone 22 is*. De interne zone in de productleiding hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) Of * Indien u maatregel 1 of 2 uitvoert verdwijnt de zone en hoeft u die niet meer op de tekening aan te geven. ATEX handleiding - 29 -

ATEX handleiding - 30 -

2.9 Luchtleiding en luchtpomp De luchtleiding is de leiding met transportlucht voor het product. Bij blaastransport wordt het product door middel van schone lucht, welke afkomstig is uit de groene luchtleiding (zie figuur in 2.1), door de productleiding naar de weegbunker geblazen. Omdat er bij blaastransport geen product in de luchtleiding en in de blower kan komen (de leiding zit immers vóór de silo), zijn beide niet inwendig gezoneerd. Bij zuigtransport daarentegen wordt er lucht aangezogen door de paarse luchtleiding (zie figuur in 2.1). Er ontstaat hierdoor een onderdruk in zowel de weegbunker als de productleiding. Hierdoor wordt het product vanuit de silo naar de weegbunker gezogen. Het filter op de weegbunker moet voorkomen dat er product in de paarse luchtleiding wordt meegezogen. Als dit filter stuk gaat, kan er een stof/lucht mengsel in de luchtleiding komen. Om die reden is de luchtleiding bij zuigtransport inwendig gezoneerd. Bij schroeftransport is er geen luchtleiding en geen pomp. Bij zuigtransport kan gebruik worden gemaakt van ofwel een vacuümpomp ofwel een ringblower of rootsblower. Indien het filter op de weegbunker doorslaat en het product onverhoopt tóch in de vacuümpomp zou komen, dan loopt deze daarop direct vast (overigens heeft de pomp vaak ook nog een extra filter). Een vacuümpomp is daarom niet inwendig gezoneerd. Ook is er geen zone rondom de uitblaas. Indien er bij zuigtransport gebruik wordt gemaakt van een blower, dan is het inwendige van de blower en de ruimte rondom de uitblaas van de blower wél gezoneerd. Er kan namelijk product in het inwendige van de blower komen en door de uitblaasopening worden uitgeblazen. In het inwendige van een luchtleiding bevinden zich geen mogelijke ontstekingsbronnen. In de directe omgeving van de uitblaas van de blower kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden. Als de blower gebruikt wordt voor blaastransport, dan kan de blower beschouwd worden als een potentiële ontstekingsbron. Wanneer er stof wordt aangezogen dan kan de werking van de ventilator namelijk verstoord raken waardoor er vonken in de productleiding worden geblazen. Bij zuigtransport kan het inwendige van de blower in aanraking komen met product. Deze situatie treedt op wanneer het filter van de weegbunker doorslaat en er product wordt aangezogen in de blower. Hierbij kan het product tot ontsteking komen. Blower Vacuümpomp ATEX handleiding - 31 -

START Stroomschema 2.9: Luchtleiding en luchtpomp ZONERING: Hoe wordt het product getransporteerd? Schroeftransport Er is geen zonering van toepassing (NGG) Zuigtransport Blaastransport (d.m.v. blower) ZONERING: Er is geen zonering van toepassing (NGG) Maatregelen in en aan de blower: Maatregel 1: Voor de blower uit in 3D (dit geldt voor blowers geplaatst na 1-1-2009); Maatregel 2: Voorzie de blower van een filter dat voorkomt dat er stof wordt aangezogen (dit geldt voor blowers die vóór 1-1-2009 zijn geplaatst). ZONERING: Maatregelen in de productleiding: Is er een vacuümpomp of een blower? Vacuümpomp Het inwendige van de luchtleiding zone 22 In het inwendige deel van een luchttleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Blower Maatregelen in de luchtleiding: In het inwendige deel van een luchtleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Maatregelen in en aan de blower: ZONERING: Het inwendige van de luchtleiding: zone 22 & Maatregel 1: Voer de blower uit in 3D (dit geldt voor blowers geplaatst na 1-1-2009); Maatregel 2: Neem het stoffilter van de weegbunker (waardoor de lucht wordt aangezogen in de luchtleiding) op in een periodiek onderhoudsprogramma en controleer deze jaarlijks aantoonbaar (of laat deze controleren); Waar bevindt de uitblaas van de blower zich Binnen (inpandig) Het inwendige van de blower: zone 22 & Maatregelen rondom de uitblaas van de blower: Maatregel 1: Neem de zone weg door de uitblaas van de blower naar buiten te verplaatsen; Buiten Tot 3 meter rond de uitblaasopening van de blower: zone 22 Maatregel 2: Neem de zone weg door het stoffilter van de weegbunker (waardoor de lucht wordt aangezogen in de luchtleiding) op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en deze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; Maatregel 3: Breng/houdt de in de omgeving aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 3 meter zone rondom de uitblaas van de blower; Maatregel 4: Voer alle ontstekingsbronnen die zich binnen de 3 meter zone rondom de uitblaas van de blower bevinden uit in klasse 3D. Maatregelen in de luchtleiding: ZONERING: Het inwendige van de luchtleiding: zone 22 In het inwendige deel van een luchtleiding bevinden zich geen ontstekingsbronnen. Er zijn daarom geen (aanvullende) maatregelen nodig voor dit deel van de installatie. Maatregelen in en aan de blower: & Het inwendige van de blower: zone 22 Maatregel 1: Voor de blower uit in 3D (dit geldt voor blowers geplaatst na 1-1-2009); Maatregel 2: Neem de zone weg door het stoffilter van de weegbunker (waardoor de lucht wordt aangezogen in de luchtleiding) op te nemen in een periodiek onderhoudsprogramma en deze jaarlijks aantoonbaar te (laten) controleren; ATEX handleiding - 32 -

ATEX handleiding - 33 -

ATEX handleiding - 34 -

2.10 Weegbunker Vanuit de productleiding wordt het product in de weegbunker gebracht. Dit is de bunker waarin het product terecht komt en gewogen wordt voordat het wordt gelost in de kuip. Het inwendige van de weegbunker is gezoneerd gebied. Hier kan namelijk een explosief mengsel ontstaan. In het inwendige van een weegbunker bevinden zich echter geen mogelijke ontstekingsbronnen. Afhankelijk van het type transport is de weegbunker voorzien van verschillende type filters. Bij blaastransport voorkomt het filter dat er product in de ruimte wordt geblazen wanneer het vanuit de productleiding in de weegbunker wordt geblazen. De ruimte rondom de uitblaas is gezoneerd gebied. In dit gebied kunnen zich ontstekingsbronnen bevinden. Bij zuigtransport voorkomt het filter juist dat er product in de paarse luchtleiding (zie figuur in 2.1) wordt meegezogen en zo bij de vacuümpomp of blower kan komen. Bij doorslaan van dit filter geeft dit geen stofwolk in de ruimte. Als het product getransporteerd wordt door middel van schroeftransport, dan is de weegbunker vaak voorzien van een of twee kleine drukarme filters en is er dus ook geen sprake van een stofwolk bij doorslaan van dit filter. Weegbunker ATEX handleiding - 35 -

ATEX handleiding - 36 -

Wat moet u nu doen? Voor dit installatiedeel hoeft u geen verdere actie te ondernemen. De interne zone in de weegbunker hoeft u niet in te tekenen op een zoneringstekeing. Wat moet u nu doen? Check: U kiest: Uitgevoerd? 1) Maak een keuze uit de genoemde maatregelen. Geef aan of de maatregel al is uitgevoerd; (Uitgevoerd) Of 2) Als de gekozen maatregel(en) nog niet zijn uitgevoerd, neem ze dan op in het plan van aanpak in hoofdstuk 3; (Uitgevoerd) Of 3) Teken de zonering in op een zoneringstekening. Geef hier op aan dat er 3 meter rondom de uitblaas van de weegbunker een zone 22 is*. De interne zone in de weegbunker hoeft u niet in te tekenen. (Uitgevoerd) Of * Indien u maatregel 1 of 2 uitvoert verdwijnt de zone en hoeft u die niet meer op de tekening aan te geven. ATEX handleiding - 37 -

ATEX handleiding - 38 -

2.11 Kuip Vanuit de weegbunker wordt het product in de kuip (of ketel) gestort. Bij het storten van het product kan er door werveling een explosieve atmosfeer in de kuip ontstaan. Het inwendige van de kuip is daarom gezoneerd gebied. In het inwendige van de kuip bevinden zich echter geen mogelijke ontstekingsbronnen. In de kuip kan (gerichte) kuipafzuiging toegepast worden. Hierbij kan het kuipafzuigingsfilter geïntegreerd kan zijn in het centrale ontluchtingsfilter van de silo ( 2.6 en 2.7) of apart zijn opgesteld. Bij een goede afstelling van de puntafzuiging, bevat de luchtstroom onvoldoende stof (<LEL) om als explosieve atmosfeer aangemerkt te worden (dit is uit berekeningen gebleken). Hierdoor worden het filter, de aanvoerleiding en de uitblaas niet gezoneerd. Kuip zonder afzuiging Kuip met afzuiging ATEX handleiding - 39 -

ATEX handleiding - 40 -

ATEX handleiding - 41 -

ATEX handleiding - 42 -

2.12 Gasflessen Ten behoeve van bijvoorbeeld onderhoudswerkzaamheden kunnen gasflessen met een brandbaar gas (vaak acetyleen) aanwezig zijn. Als er brandbaar gas uit de gasflessen lekt kan er in de ruimte waar de gasflessen staan opgesteld een explosief mengsel met lucht ontstaan. Tijdens het gebruik van de gasflessen (bijvoorbeeld het lassen) hoeven geen maatregelen in het kader van ATEX getroffen te worden. Bij voorkeur worden de gasflessen na de werkzaamheden in de buitenlucht opgeslagen en wel op een zodanige wijze dat er geen ophoping van gas dat ontsnapt, mogelijk is. Als de gasflessen zo worden opgeslagen is er alleen in de directe omgeving van de gasfleskoppeling een zone met explosiegevaar. Daar mogen dan geen ontstekingbronnen aanwezig zijn. Als de gasflessen met brandbaar gas binnen worden opgeslagen, dan kan door lekkage in principe een explosief mengsel ontstaan in de gehele ruimte. Daarom wordt de gehele ruimte gezoneerd. Het gebied met een explosief mengsel wordt echter sterk beperkt als de gasflessen in een grote ruimte staan. Van een grote ruimte is sprake als de ruimte minimaal 8 meter hoog is, een oppervlak heeft van 1.000 m 2 en de lucht onder het plafond vrij kan stromen en dus niet wordt tegengehouden door schotten, balken etc. Ook als de ruimte voldoende is geventileerd wordt het gebied met explosief mengsel beperkt. Van goede ventilatie is sprake als de ruimte minimaal 4 maal per uur wordt geventileerd. Er moet dus minimaal 4 maal de inhoud van de ruimte worden afgevoerd. Dit kan mechanisch door middel van een ventilator met voldoende capaciteit. Bij kleinere ruimten kan ook natuurlijke ventilatie worden toegepast. In dat geval moet op een hoog gelegen punt een afvoer op de buitenlucht aanwezig zijn met voldoende trek en met een opening van minimaal 0,125 m 2 ofwel een diameter van 20 cm. Naast de afvoer moet er voldoende lucht toevoer naar de ruimte zijn. Hiervan is al sprake bij een luchtrooster of luchttoevoer via open ramen en klapdeuren. De ruimte mag dus niet helemaal afgesloten zijn. Gasflessen (opslag binnen) Opslag gasflessen ATEX handleiding - 43 -

START Stroomschema 2.12: Gasflessen Slaat u gasflessen met brandbare gassen op? Nee Ja Technische maatregelen rondom gasflessen Maatregel 1: Sla de gasflessen buiten op, zodat de zonering van de ruimte wordt opgeheven; Waar worden de gasflessen opgeslagen? Binnen Is de ruimte groot genoeg of voldoende geventileerd? (zie toelichting 2.12) Nee ZONERING: Gehele ruimte: ZONE 2 Maatregel 2: Zorg voor voldoende ventilatie van de ruimte zodat de zonering beperkt wordt tot 1 meter rondom de koppeling; Maatregel 3: Breng/houdt de in de ruimte aanwezige ontstekingsbronnen buiten de gezoneerde ruimte; Buiten Ja Maatregel 4: Voer alle ontstekingsbronnen die zich in de ruimte bevinden uit in klasse 3G. ZONERING: 1 meter rond koppeling: ZONE 2 Technische maatregelen rondom gasflessen Maatregel 1: Breng/houdt de in aanwezige ontstekingsbronnen buiten de 1 meter zone rondom de gasfleskoppeling; Maatregel 2: Voer alle ontstekingsbronnen die zich binnen de 1 meter zone rondom de koppeling bevinden uit in klasse 3G. ATEX handleiding - 44 -

ATEX handleiding - 45 -

ATEX handleiding - 46 -

2.13 Acculaders Bij het opladen van natte accu s kan waterstofgas vrijkomen dat met zuurstof een explosief mengsel kan vormen (knalgas). Deze accu s zijn dan ook relevant in het kader van ATEX. Bij gesloten ofwel onderhoudsvrije accu s kan tijdens het laden geen gas ontsnappen. Dergelijke accu s zitten vaak in kleinere apparaten, zoals een schrobmachine. Voor deze accu s hoeven geen maatregelen getroffen te worden. Als de natte accu s binnen worden opgeladen kan door het vrijkomen van gas een explosief mengsel ontstaan in de gehele ruimte. Daarom wordt de gehele ruimte gezoneerd. Het gebied met een explosief mengsel wordt echter sterk beperkt als de accu in een grote ruimte staat, of de ruimte voldoende is geventileerd. In die gevallen is er alleen in de directe omgeving van de accu een zone met explosiegevaar. Van een grote ruimte is hier spraken als de ruimte minimaal 8 meter hoog is, een oppervlak heeft van 1.000 m 2 en de lucht onder het plafond vrij kan stromen en dus niet wordt tegengehouden door schotten, balken etc. Van goede ventilatie is sprake als de ruimte minimaal 4 maal per uur wordt geventileerd. Er moet dus minimaal 4 maal de inhoud van de ruimte worden afgevoerd. Dit kan mechanisch door middel van een ventilator met voldoende capaciteit. Bij kleinere ruimten kan ook natuurlijke ventilatie worden toegepast. In dat geval moet op een hoog gelegen punt een afvoer op de buitenlucht aanwezig zijn met voldoende trek en met een opening van minimaal 0,125 m 2 ofwel een diameter van 20 cm. Als de ventilatieopening niet op het hoogste punt zit, is de ruimte boven de ventilatieopening gezoneerd en mogen daar geen ontstekingsbronnen aanwezig zijn. Als er meer dan 5 accu s gelijktijdig worden geladen, dient mechanische ventilatie toegepast te worden. De ventilator moet in werking zijn als er accu s worden geladen en de capaciteit van de ventilator moet minimaal 15 m 3 /h maal het aantal accu s zijn. Naast de aanwezigheid van de ventilatieopening mogen de vrijgekomen gassen zich niet kunnen ophopen onder een deel van het plafond dat niet wordt geventileerd. Tot slot moet er voldoende lucht toevoer naar de ruimte zijn. Hiervan is al sprake bij een luchtrooster of luchttoevoer via open ramen en klapdeuren. De ruimte mag dus niet helemaal afgesloten zijn. In plaats van boven genoemde aanpak mag de ventilatie ook worden berekend volgens de NPR 3299 Veilig werken bij het laden van tractiebatterijen. Accu s Accu oplaadstation ATEX handleiding - 47 -