In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.



Vergelijkbare documenten
Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:

Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?

Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Augustus geel Chemie Vraag 1

ßCalciumChloride oplossing

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl


1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Verbetering Chemie 1997 juli

Wet van Behoud van Massa

Scheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D>

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.


toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

De waterconstante en de ph

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007

Chemie: oefeningen zuren, hydroxiden en zouten

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Vlaamse Chemie Olympiade 34ste editie Eerste ronde

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

5 Water, het begrip ph

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Oplossingen oefeningenreeks 1

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

Deel 2. Basiskennis chemie

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

Vlaamse Chemie Olympiade 36ste editie Eerste ronde

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties

33 ste Vlaamse Chemie Olympiade

34 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Samenvatting Pulsar Chemie (Scheikunde): boek 1

Rekenen aan reacties (de mol)

32 ste Vlaamse Chemie Olympiade

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

Oplossingen Scheikunde van 2001

CCVS-tentamen 16 mei Uitwerking

Cursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN Relatieve Atoommassa (A r)

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

2 Concentratie in oplossingen

1 De bouw van stoffen

5-1 Moleculen en atomen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen


IM4--14 ONDERWIJS IN 1 MAV04. Maandag 17 mei, uur. NATUUR- EN SCHEIKUNDE H (Scheikunde) OPEN VRAGEN

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3

Eindexamen scheikunde havo 2004-I

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3

Het spel: Rad van Fortuin

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het VWO. versie mei 2013

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

Transcriptie:

Chemie Vraag 1 In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor. Nuclide Nuclidemassa (u) 63 Cu 62,93 65 Cu 64,93 35 Cl 34,97 37 Cl 36,95 Wat is de verhouding (X) van het aantal protonen tot het aantal neutronen in 1 g CuCl 2 waarin voor elk element enkel het meest in de natuur voorkomend isotoop aanwezig is? X aantal protonen aantal neutronen <A> X = 1 <B> X = 9/10 <C> X = 5/6 <D> X = 3/4 Chemie: vraag 1

Chemie Vraag 2 Welk energiediagram komt overeen met dat van de snelst aflopende endotherme reactie voor eenzelfde temperatuur, concentratie en verdelingsgraad van de reagentia? <A> <B> <C> <D> Chemie: vraag 2

Chemie Vraag 3 Men bereidt 1,0 liter NaOH-oplossing en 1,0 liter KOH-oplossing en gebruikt hiervoor evenveel gram van beide stoffen. Wat geldt voor de phwaarde van de NaOH-oplossing? <A> Die is kleiner dan die van de KOH-oplossing en kleiner dan 7. <B> Die is kleiner dan die van de KOH-oplossing en groter dan 7. <C Die is gelijk aan die van de KOH-oplossing. <D> Die is groter dan die van de KOH-oplossing. Chemie: vraag 3

Chemie Vraag 4 In een verzadigde oplossing van Cu(OH) 2 is vast Cu(OH) 2 in evenwicht met zijn ionen. Waardoor neemt bij constante temperatuur de Cu 2+ - ionenconcentratie in de oplossing toe? <A> Door toevoegen van vast NaOH <B> Door toevoegen van HNO 3 -oplossing <C> Door toevoegen van vast Cu(OH) 2 <D> Door langzaam indampen Chemie: vraag 4

Chemie Vraag 5 Het totaal aantal p-elektronen in een Al 3+ -ion verschilt van het totaal aantal <A> s-elektronen in een Mg-atoom <B> p-elektronen in een Cl-atoom <C> p-elektronen in een Ne-atoom <D> d-elektronen in een Fe-atoom Chemie: vraag 5

Chemie Vraag 6 Voor welke molecule, waarin alle atomen de edelgasconfiguratie bezitten, zijn respectievelijk het aantal bindende elektronenparen en het aantal vrije elektronenparen correct vermeld? <A> C 2 H 4 : 5 en 0 <B> NH 3 : 3 en 0 <C> N 2 : 2 en 2 <D> SO 2 : 3 en 6 Chemie: vraag 6

Chemie Vraag 7 Een oplossing die gelijke molhoeveelheden opgelost NiCl 2 en SnBr 2 bevat, wordt geëlektrolyseerd met behulp van een 9 V-batterij en inerte grafietelektroden. Neem aan dat de concentratie van beide zouten voldoende hoog is, zodat er geen elektrolyse van water plaatsvindt. Gegeven zijn de onderstaande halfreacties met hun E o -waarden: Ni 2+ (opl) + 2 e - Ni (v) E = - 0,236 V Sn 2+ (opl) + 2 e - Sn (v) E = - 0,141 V Br 2(vl) + 2 e - 2 Br - (opl) E = + 1,077 V Cl 2(g) + 2 e - 2 Cl - (opl) E = + 1,360 V Welke stoffen worden gevormd? <A> Sn (v) aan de kathode en Br 2(vl) aan de anode <B> Ni (v) aan de kathode en Br 2(vl) aan de anode <C> Sn (v) aan de kathode en Cl 2(g) aan de anode <D> Ni (v) aan de kathode en Cl 2(g) aan de anode Chemie: vraag 7

Chemie Vraag 9 Hemoglobine in de rode bloedcellen zorgt in het lichaam voor het binden en transporteren van dizuurstof van de longen naar de weefsels. Koolstofmonoxide kan zich eveneens aan het hemoglobine binden om zo carboxyhemoglobine te vormen. De reactiesnelheid wordt gemeten voor de reactie tussen hemoglobine (Hb) en koolstofmonoxide waarbij carboxyhemoglobine (COHb) wordt gevormd. Hieronder staan de meetresultaten van drie metingen: De binding tussen koolstofmonoxide en hemoglobine is echter 250 keer sterker dan de binding tussen dizuurstof en hemoglobine. Eens hemoglobine zich gebonden heeft aan koolstofmonoxide is het niet langer beschikbaar om dizuurstof te vervoeren en komt het lichaam in zuurstofnood. Vandaar de giftige werking van koolstofmonoxide. Meting [Hb] (mol.l -1 ) [CO] (mol.l -1 ) Beginsnelheid waarmee Hb verdwijnt (mol.l -1.s -1 ) 1 1,50.10-6 1,00.10-6 9,20.10-7 2 3,00.10-6 1,00.10-6 1,84.10-6 3 3,00.10-6 3,00.10-6 5,52.10-6 Met welke vergelijking kan de snelheid v van deze reactie worden berekend? <A> v = k.[hb].[co] <B> v = k.[hb].[co] 2 <C> v = k.[hb] 2.[CO] <D> v = k.[hb].[co] 3 Chemie: vraag 9

Chemie Vraag 10 Een zuuroplossing met een concentratie van 12,0 mol.l -1 heeft een massapercentage van 75,0 % en een dichtheid van 1,57 g.ml -1. Welk zuur is aanwezig in de oplossing? <A> CH 3 COOH (M = 60,1 g/mol) <B> H 3 PO 4 (M = 98,1 g/mol) <C> HCl (M = 36,5 g/mol) <D> HBr (M = 80,9 g/mol) Chemie: vraag 10

Chemie Vraag 11 Hoeveel mol bariumfosfaat kan er maximaal neerslaan als een oplossing met 0,20 mol bariumnitraat en een oplossing met 0,10 mol natriumfosfaat worden samengevoegd en tevens opgelost natriumnitraat wordt gevormd? <A> 0,20 mol <B> 0,10 mol <C> 0,066 mol <D> 0,050 mol Chemie: vraag 11

Chemie Vraag 12 Hieronder staan de formules van drie veel gebruikte synthetische pijnstillers en het natuurlijk voorkomend vitamine C (ascorbinezuur) dat wordt gevonden in fruit en groenten. Welke molecule is een ester en kan nog een estergroep vormen met een alcohol? <A> Ibuprofen <B> Paracetamol <C> Ascorbinezuur <D> Aspirine Chemie: vraag 12

Chemie Vraag 13 LPG (Liquefied Petroleum Gas) is een mengsel van propaan en butaan. Bij de volledige verbranding van zowel propaan als butaan ontstaan koolstofdioxide en water. Hoeveel mol zuurstofgas is er nodig om een mengsel van 0,40 mol propaan en 0,60 mol butaan volledig te verbranden? <A> 9,8 mol <B> 5,9 mol <C> 5,6 mol <D> 3,6 mol Chemie: vraag 13

Chemie Vraag 14 1 liter van een oplossing waarin 1 mol KI is opgelost wordt toegevoegd aan 1 liter van een oplossing waarin 1 mol Pb(NO 3 ) 2 is opgelost. Er ontstaat een neerslag die we affiltreren. We verdelen het filtraat in 2 gelijke volumes. Aan filtraat A voegen we 1 mol KI toe en aan filtraat B 1 mol Pb(NO 3 ) 2. We gaan voor beide mengsels na of er neerslag gevormd is. Gegeven is dat nitraten goed oplosbaar zijn in water. Welke van volgende uitspraken in verband met de mengsels is correct? <A> Er is enkel in B een neerslag gevormd. <B> Er is noch in A noch in B een neerslag gevormd. <C> B heeft meer ionen in de oplossing dan A. <D> A en B hebben evenveel ionen in de oplossing. Chemie: vraag 14

Chemie Vraag 15 Beschouw de vier onderstaande rijen moleculen. In welke rij zijn PH 3, CS 2, BCl 3 en SiH 4 van links naar rechts gerangschikt volgens afnemende bindingshoek, gevormd door de bindingen tussen het vetgedrukte centrale atoom en zijn bindingspartners? <A> BCl 3 PH 3 CS 2 SiH 4 <B CS 2 BCl 3 SiH 4 PH 3 <C> SiH 4 PH 3 BCl 3 CS 2 <D> CS 2 SiH 4 PH 3 BCl 3 Chemie: vraag 15