Financieel crisisplan Inleiding In Artikel 145 van de Pensioenwet wordt voorgeschreven dat de ABTN een financieel crisisplan moet bevatten. Artikel 29b van het besluit FTK geeft hier een nadere uitwerking van. Op grond van de wet dient het pensioenfondsbestuur in het financieel crisisplan een beschrijving te geven van maatregelen die ingezet kunnen worden in de situatie dat de financiële positie van het pensioenfonds niet aan de wettelijke vereisten voldoet (het vereist eigen vermogen en het minimaal vereist eigen vermogen). 1. Elementen van een crisisplan In een crisisplan moet worden ingegaan op de volgende elementen: Wanneer is er naar de mening van het pensioenfonds sprake van een crisis Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking ter voorkoming van een crisis Hoe realistisch is de inzet van deze maatregelen Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen Hoe is rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging Hoe wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven Hoe wordt het crisisplan jaarlijks getoetst 2. Crisisplan van het pensioenfonds Hierna wordt door het bestuur van het pensioenfonds ingegaan op de genoemde elementen van het crisisplan. 2.1 Wanneer is er sprake van een crisis Doel van het pensioenfonds is het opbouwen van pensioenaanspraken en het uitkeren van pensioenuitkeringen zoals vastgelegd in het pensioenreglement en de statuten van het pensioenfonds. De voornaamste financiële doelstellingen van het pensioenfonds zoals vastgelegd in de ABTN zijn: het waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken overeenkomstig de in het reglement vastgelegde bepalingen het minimaliseren van de kansen op een dekkings- en reservetekort, alsmede van de mate van dekkings- en reservetekort het maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagestreefde toeslagen te realiseren Ref.:SvW/657954/A170284 Pagina 1 van 5
Gegeven de doelstelling om de pensioenaanspraken te waarborgen meent het bestuur dat sprake is van een crisis is als de financiële situatie van het fonds dusdanig is dat de verwachting is dat een korting op de pensioenaanspraken en/of ingegane pensioenen zal worden doorgevoerd. Gegeven de wettelijke voorwaarden hiervoor zal hiervan sprake zijn als: o o Het fonds naar verwachting niet binnen de wettelijke hersteltermijn voldoet aan de vereisten voor het VEV Het fonds naar verwachting op zes achtereenvolgende jaarlijkse meetmomenten niet voldoet aan de vereisten voor het MVEV Bovenstaand crisis-criterium betekent dat een crisissituatie ontstaat als de dekkingsgraad dusdanig is gedaald dat het fonds naar verwachting niet kan herstellen zonder te korten. In principe kan een heel scala aan verschillende omstandigheden een dergelijk daling van de dekkingsgraad veroorzaken. Het belangrijkste risico wordt veroorzaakt door mogelijke ontwikkelingen op de financiële markten: een daling van de waarde van de beleggingen (bijvoorbeeld door een beurscrash) en/of een stijging van de waarde van de verplichtingen door een rentedaling. 2.2 Bij welke ondergrens qua dekkingsgraad kan het fonds nog herstellen zonder korten De minimaal vereiste nominale dekkingsgraad is eind 2017 gelijk aan 104,1%. Indien het fonds op zes achtereenvolgende evaluatiemomenten (de jaarlijkse herstelplannen) een beleidsdekkingsgraad heeft die lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1%, zal het pensioenfonds op basis van de wet maatregelen moeten doorvoeren die de dekkingsgraad op het vereiste niveau brengen. Gegeven het lopende dekkingstekort kan deze situatie zich eind 2020 voor het eerst voordoen. Onderstaande tabel geeft uitgaande van de herstelprojecties in het herstelplan per 31 december 2017 aan welk niveau van de dekkingsgraad benodigd is om naar verwachting tijdig te herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,1%. Ultimo Benodigde beleidsdekkingsgraad voor tijdig verwacht herstel naar MVEV 2018 95,8% 2019 99,9% 2020 104,1% Daarnaast wordt op basis van het wettelijke herstelplan jaarlijks getoetst op basis van de financiële positie per 31 december van het jaar of de dekkingsgraad voldoende hoog is om naar verwachting binnen de wettelijke termijn van 10 jaar te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad van ongeveer 123,4%. Uitgaande van de situatie eind 2017 is deze dekkingsgraad circa 89%. De benodigde dekkingsgraden om tijdig te herstellen die in deze paragraaf zijn genoemd zijn afhankelijk van de aannames in het herstelplan, waaronder de actuele rentestand. Als onderdeel van de herstelplanberekeningen worden deze cijfers jaarlijks geactualiseerd. 2.3 Welke maatregelen heeft het pensioenfonds ter beschikking ter voorkoming van een crisis Het pensioenfonds heeft in beginsel de volgende maatregelen ter beschikking om een crisissituatie zoals hierboven beschreven te voorkomen: A. Beperken of niet toekennen toeslagen B. Aanpassen beleggingsbeleid C. Verlagen van de toekomstige pensioenopbouw of verhoging van de premie voor pensioenopbouw Ref.:SvW/657954/A170284 Pagina 2 van 5
Ad A) De pensioenregeling is een voorwaardelijke middelloonregeling: Het beperken of niet toekennen van toeslagen is een besluit van het bestuur. In het herstelplan is dan ook opgenomen dat er geen toeslagverlening plaatsvindt als dit zou leiden tot het niet bereiken van het VEV binnen de termijn van 10 jaar. In een crisissituatie is het toeslagenbeleid geen extra sturingsmiddel omdat er dan al geen toeslag verleend wordt (een crisissituatie zal zich niet voordoen bij een dekkingsgraad > 110%). Ad B) Eind 2016 heeft het bestuur besloten tot het gaan voeren van een zogenoemd zacht dynamisch beleggingsbeleid. Binnen dit beleid wordt een expliciete afweging gemaakt tussen enerzijds het voeren van een beleggingsbeleid gericht op de lange termijn en anderzijds het afwegen welke risico s acceptabel zijn op de korte termijn, gegeven de actuele dekkingsgraad van het pensioenfonds. Periodiek en afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad wordt door het bestuur opnieuw bezien hoe het beleggingsbeleid wordt vormgegeven. Doordat het beleggingsbeleid binnen dit beleid wordt aangepast afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad, vormt het beleggingsbeleid een sturingsmiddel om een crisissituatie te voorkomen. Ad C) Als de premie onvoldoende is om in enig jaar de beoogde ouderdomspensioenopbouw te financieren, zal het pensioenfonds cao-partijen hierover informeren. Cao-partijen overleggen vervolgens over de hoogte van de pensioenopbouw en de hoogte van de premie om een toereikende premie voor de pensioenopbouw te bereiken. Cao-partijen kunnen daarbij kiezen om de pensioenpremie te verhogen of het opbouwpercentage in het betreffende jaar te verlagen. Dat leidt er dan in ieder geval toe dat de financiële positie niet nog verder verslechtert. De premie-afspraken met de werkgever liggen vast in de uitvoeringsovereenkomst. Onder andere is met de werkgever een premiesystematiek afgesproken zonder herstelcomponent in de premie en zonder bijstortingsmogelijkheid en bovendien is per cao afgesproken dat deze systematiek niet ter discussie zal worden gesteld. Op basis van de geldende afspraken met de werkgever zijn door het pensioenfonds wat betreft de premie geen maatregelen mogelijk om een crisissituatie te vookomen. Andere mogelijke maatregelen die overwogen zouden kunnen worden, zijn het verhogen van de pensioenleeftijd, het structureel verlagen van de pensioenopbouw e.d.. Deze mogelijke maatregelen betreffen echter zaken waartoe niet door het pensioenfonds, maar door sociale partners zou moeten worden besloten. Deze mogelijke maatregelen blijven in dit crisisplan daarom verder buiten beschouwing. Overigens zijn deze mogelijke maatregelen wegens de lage kracht van het premiestuur slechts in beperkte mate effectieve sturingsmiddelen van de dekkingsgraad. Mocht het pensioenfonds ondanks deze maatregelen om een crisis te voorkomen toch in een crisis terechtkomen, rest het bestuur niets anders dan de al opgebouwde pensioenaanspraken en rechten te korten. 2.4 Hoe realistisch is de inzet van deze middelen Ad A) Het toekennen van toeslagen is voorwaardelijk en afhankelijk van de financiële positie van het fonds, zoals vastgelegd in de ABTN van het pensioenfonds. Het besluit tot beperken of niet toekennen van toeslagen is dus zeer goed mogelijk. Ad B) Het wijzigen van het beleggingsbeleid valt onder de verantwoordelijk van het bestuur en is daarom realistisch. Vanuit de toezichthouder zijn er wel grenzen opgelegd wat betreft de mogelijkheden tot het vergroten van het risicoprofiel van de beleggingen. Ad C) Het verlagen van het opbouwpercentage als de premie onvoldoende is om in enig jaar de beoogde ouderdomspensioenopbouw te financieren is vastgelegd in het fondsbeleid en is daarom een realistische maatregel. De eventuele maatregel tot korten van de opgebouwde rechten en aanspraken is een noodmaatregel die beschreven staat in de ABTN en dus mogelijk is. Uit het in maart 2018 ingediende actualisatie van het herstelplan blijkt dat kijkend naar de financiële omstandigheden eind 2017 het fonds met het inzetten van deze middelen tijdig de vereiste dekkingsgraad bereikt. Ref.:SvW/657954/A170284 Pagina 3 van 5
2.5 Wat is het verwachte financiële effect van de inzet van deze maatregelen Ad A) Het niet toekennen van toeslagen is een mogelijk sturingsmiddel zolang de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110%. Als de beleidsdekkingsgraad lager is, zal deze maatregel niet leiden tot herstel omdat op basis van het pensioenreglement en de ABTN in dat geval sowieso geen sprake van toeslagverlening is. Ad B) Het voeren van een zacht dynamisch beleggingsbeleid is een effectieve wijze om vooraf risico s in te schatten en de kans op een crisissituatie op het gewenste niveau te brengen. Het beleggingsbeleid leidt uiteraard echter niet tot een financieel effect in de zin van een directe verhoging van de dekkingsgraad. Ad C) Het verlagen van het opbouwpercentage in enig jaar, en dus de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken, zal niet leiden tot herstel, maar voorkomt een verdere verslechtering van de dekkingsgraad. In een crisissituatie is alleen de inzet van de kortingsmaatregel in grote mate effectief bij het verbeteren van de financiële positie van het fonds. Hoe is rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging Het bestuur houdt bij het bepalen van het fondsbeleid op evenwichtige wijze rekening met de belangen van alle betrokken partijen ((gewezen) deelnemers, gepensioneerden sponsor e.d.). Dat geldt in het bijzonder bij het nemen van maatregelen in het kader van (het voorkomen van) een crisissituatie. Bij deze evenwichtige belangenafweging spelen de volgende criteria een rol: effectiviteit, proportionaliteit, solidariteit en continuïteit. Effectiviteit: De maatregel moet een substantieel effect op het herstel van de financiële positie hebben. Proportionaliteit: De maatregel moet in evenwicht zijn tussen de impact op de verschillende doelgroepen en de herstelkracht van de maatregel. Solidariteit: De lasten moeten evenwichtig worden verdeeld, ook in combinatie met eerder genomen besluiten/wijzigingen e.d.. Continuïteit: de maatregel moet gerechtvaardigd zijn in het licht van de toekomstige ontwikkelingen van de financiële positie. Als het fonds in een crisissituatie is beland, heeft het bestuur gezien de opzet van het pensioenfonds slechts één effectief middel in handen, namelijk de kortingsmaatregel. In beginsel is het bestuur van mening dat in die situatie invulling wordt gegeven aan een evenwichtige belangenafweging door een korting door te voeren van opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten die voor alle groepen hetzelfde is (voor iedereen een gelijk percentage van de opgebouwde pensioenaanspraak, danwel het pensioenrecht). 2.7 Hoe wordt er met belanghebbenden gecommuniceerd en wanneer Belanghebbenden moeten weten dat er een crisisplan is en waarvoor dit precies dient (welke maatregelen genomen kunnen worden in welke situaties). Dit komt de betrouwbaarheid en transparantie van het pensioenfonds ten goede. Het crisisplan zal worden gepubliceerd op de website van het pensioenfonds. In geval van een crisissituatie, zal steeds tijdige en uitgebreide communicatie en toelichting gegeven worden aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden via de website en brieven (per post). In het geval het bestuur een kortingsbesluit neemt, zal dit direct aan betrokkenen gecommuniceerd worden inclusief inhoud, toelichting en gevolgen van het besluit. Ref.:SvW/657954/A170284 Pagina 4 van 5
2.8 Hoe is het besluitvormingsproces vormgegeven Het dagelijks beleid van het pensioenfonds wordt intensief gevoerd door twee bestuursleden van het pensioenfonds. Bestuursbesluiten worden echter genomen door het gehele bestuur. In het geval er bij besluiten sprake is van tijdsdruk mag het dagelijks bestuur net als onder normale omstandigheden besluiten voorbereiden, om deze vervolgens toe te lichten aan de op dat moment beschikbare leden van het gehele bestuur. De op dat moment beschikbare leden van het gehele bestuur kunnen vervolgens een besluit nemen. 2.9 Hoe wordt het crisisplan jaarlijks getoetst Het crisisplan van het pensioenfonds is opgenomen in de ABTN. Deze ABTN wordt periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast. Ref.:SvW/657954/A170284 Pagina 5 van 5