Phebe ligt helemaal voorover en haar hoofd hangt scheef. Ze beweegt niet. Waar zijn papa en mama? Het is zo donker.



Vergelijkbare documenten
Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Voor Indigo en Nhimo Papahoorjeme_bw.indd :02

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Op bezoek. bij Sam op de Intensive Care

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

Verhaal: Jozef en Maria

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

BINNENSUIS Jehudi van Dijk

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: <Katelyne>

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Copyright Beertje Anders


R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

Lekker ding. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten.

Lotte is er erg blij mee. Ik wilde altijd al een huisdier voor mezelf, zegt ze tegen opa. En nu heb ik er opeens een heleboel.

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Niet eerlijk. Kyara Blaak

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Beertje Anders. Lief zijn voor elkaar. Afspraak 2

Pannenkoeken met stroop

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen, jongens en meisjes,

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.

Ze moet wel twee keer zo veel eten als Anne, en altijd weer die pillen vooraf.

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

Als papa of mama een bolletje in het hoofd heeft Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar over brughoektumor bij hun papa of mama

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? T VLAARDINGEN

Er vaart een boot op het grote meer

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Burny Bos. Knofje. Alle verhalen. Met illustraties van Harmen van Straaten. Leopold / Amsterdam

Rianne haalt haar hand door Jochems haar terwijl ze naar de kamer loopt. Kijk eens wie we daar hebben? roept ze als ze uit het raam kijkt.


Februari, de maand van Valentijnsdag. Daarom deze maand een lief bericht van de leerlingen van groep 6

Niet veel mensen krijgen deze ziekte en sommige volwassenen hebben er vaak nog nooit van gehoord of weten er weinig vanaf.

Werkblad 3: Gravenfeest China

ik? Houd je spreekbeurt over GGNet

Appeltje en Eitje Een postpakket uit Spanje

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

Rivka voelt tranen in haar ogen. Vader aait over haar wang. Hij zegt: Veel plezier, prinsesje. Vergeet je nooit wie je bent? Dan draait vader zich

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

Het leven van Max en z,n mama *week 11*

Ria Massy. De taart van Tamid

Muis heeft tikkertje gespeeld met Draak. Het is al donker als ze naar huis wil. Muis moet nog een heel eind door het bos.

Maar als zijn ouders uit bed komen, zijn ze vrolijk en gaan ze gezellig ontbijten. Daarna worden de taken verdeeld die op zaterdag gedaan moeten

HELP MIJN DOCHTER HEEFT KANKER INGE VAN LIMBERGEN

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

2. Het kistje. Joost weet niet wat hij hoort. Geadopteerd. Hij!

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Matteüs 25: Gezinsdienst: Wachten duurt lang!

Adam en Eva eten van de boom

Werkboek Het is mijn leven

Tips voor een goede spreekbeurt

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2

Ook je ouders krijgen een eigen folder zodat ze weten wat er met jou gaat gebeuren (Uw kind op de dagbehandeling).

Marjolein moet naar het ziekenhuis

Gevaarlijke liefde. Weet jij wie die jongen is? Zit hij ook bij ons op school? Mooi hè, Kim? Maar wel duur! Ik geloof dat hij Ramon heet!

Ik heb een nieuw horloge, zegt papa. Kijk.

Welkom op de intensive care

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Prentenboeken: Les 10: Hoe zeg ik nee. Lesoverzicht. Basis

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

Inleiding. Veel plezier!

Gedichten werkboekje. Naam: Groep:

De woonkamer. Er staan veel dozen in de woonkamer, er staat een bank en een kast die half in elkaar gezet is.

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Welkom op verpleegeenheid D2, de kinderafdeling van ons ziekenhuis. Ziek zijn is niet altijd even prettig, zeker niet als je in het ziekenhuis ligt.

Poekie is verdrietig. Want zijn papa en mama gaan scheiden. Geschreven door. Mariska van der Made. Illustraties van. Dick Rink

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Op reis naar Bethlehem

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

Mijn loverboy Verloren onschuld

Jan Klaassen en Katrijn in Afrika door Nellie de Kok. Samenvatting

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

Al heel snel hadden ze ruzie met elkaar. Het spelen was niet leuk meer.

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT

Jij krijgt een operatie van de KNO-arts. Hieronder lees je het verhaal van Jaap, hij krijgt ongeveer dezelfde operatie.

klasniveau Het verhaal Tekening 1 Tekening 4 Tekening 5 Tekening 2 Tekening 6 Tekening 3

Een gelukkige huisvrouw

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

Tornado. Maartje gaat voor het eerst logeren. s Nachts belandt ze met haar vriendinnetje Eva in een tornado en beleven ze een heel spannend avontuur.

WANNEER EEN SPECIAAL IEMAND ALS HEEFT

Johannes 6, We danken God, want Jezus zorgt voor ons

Transcriptie:

Zondag 13 december We rennen al een uur achter de jonge poesjes aan. Phebe is er helemaal weg van en wil ze steeds knuffelen en op schoot houden. Leon doet niet mee; hij is vandaag zeventien geworden en dan ben je natuurlijk te groot. We hebben cola en chips op, en volgens mij ruik ik saucijzenbroodjes in de oven maar we gaan al naar huis omdat papa griep heeft gehad. Nou ja, de poesjes springen net door hun luikje de garage in en mama komt eraan. Mijn moeder is de liefste van de wereld; ze heeft gouden haar en grote ogen. Ze staat nog lang met tante Lauri te praten en papa wacht boos in de auto. Dan rijden we de weg op. Het is al donker. Volgende week is het de kortste dag van het jaar best gezellig. Ik doe altijd vroeg de lampen aan en de gordijnen dicht. Dan vraag ik of we warme chocolademelk gaan drinken. En ik krijg een kruik in bed. Het is stil op de weg en stil in de auto. Net of we allemaal heel moe zijn. We kijken gewoon voor ons uit. Morgen weer naar school. Niks aan. Maar donderdag hebben we kerstfeest. Ik ga in het koor zingen, op het toneel! En Phebe is engel. Ik zit achter mama, maar ik leun altijd op de voorbank, om lekker te duimen en op de weg te kijken, om álles te zien. Soms zie ik meer dan papa, omdat ik niet hoef te sturen en zo. Soms kijkt hij naar mij in z n spiegeltje. Dan geven we elkaar een knipoog. Het is nu wel saai buiten en papa begint grapjes te maken. 5

Dat kan hij goed, maar mama wordt kwaad, want Hé, wat doet hij nou? Kijk vóór je, pap! Er is een bocht in de weg maar hij stuurt niet mee we rijden gewoon rechtdoor Wat doe je, kijk uit! We raken een stoep of zoiets en we worden door elkaar geschud. Het doet zeer in mijn buik, ik word er misselijk van. Nu stuurt papa hard, een beetje wild, de andere kant op. Wéét hij wel wat hij doet? Ik wil helpen, schreeuwen, wegkruipen, maar ik lijk van steen, ik kan helemaal niets! Dan zie ik ook niets meer, de wereld valt over me heen, ik ben mezelf kwijt. Het is zwart en stil. Er is een klap geweest, dwars door me heen, nog steeds. Waar ben ik? Pijn. Donker. Zo stil. Alles gaat in mij bonzen. Waar zijn we? Nog steeds in de auto. Ik wil eruit maar ik zit vast. Niemand beweegt. Alles is vast en doodstil. Ik heb zo n pijn. Hoelang duurt het? Er komt iemand aan. Dat heeft met die klap te maken. We zijn hard gebotst. Een mevrouw kijkt naar binnen en vraagt: Hoe heet je? Rozemarijn. En je zusje? Phebe. Er komt zo iemand helpen. Ze houdt mijn hand vast. Mijn arm doet pijn, zeg ik. Is het echt gebeurd? 6

Phebe ligt helemaal voorover en haar hoofd hangt scheef. Ze beweegt niet. Waar zijn papa en mama? Het is zo donker. De mevrouw legt Phebes hoofdje recht. Daarna geeft ze over. Maar ze zegt niets en haar ogen zijn dicht. Ik hoor sirenes. Er zijn overal mensen. Ze praten door elkaar en lopen heen en weer. Ze halen een raam weg. Koud. Ik word losgemaakt en naar buiten gehesen. Mijn arm doet nog zo n pijn. Nu zit ik bij een meneer op schoot. Hij vraagt: Hoe oud ben jij? Negen. Wanneer word je tien? In augustus. En hoe oud is je zusje? Zes. Hij zegt: Ik heb ook twee dochtertjes. Niet naar het ziekenhuis, zeg ik. Niet naar het ziekenhuis. De sirenes zijn overal. Van ziekenauto s? Ik wil geen prik. Wat doen ze? Wie zijn dat? Wel honderd mensen. Ze rennen. Er gaat een ontzettend grote lamp aan. Ik houd mijn ogen dicht. Is het echt gebeurd? Iemand legt me neer. Dan ga ik in een grote auto. Niet naar het ziekenhuis. Nee! Hoe heet je? vraagt een andere meneer. Waar woon je? Hoe heet jouw school? Maar ik zie bloed. 7

Niet over praten, zeg ik. Zo naar. Ik geef je even een prik, zegt de meneer. Maar het doet al zo n pijn. Alles komt in orde, zegt hij. We gaan goed voor je zorgen. Hij blijft naast me zitten als de auto rijdt. Ik ben moe. Het is een ziekenauto en ik ben nog nooit zo moe geweest. Bloed op de grond. Niet meer over praten. Waarom duurt het zo lang? Waar zijn papa en mama, en Phebe? Ik ben in het ziekenhuis, helemaal in Deventer. Mama is hier ook, maar ik mag niet naar haar toe. Ze is te ziek. Zwaargewond, zeggen ze. We hebben een ongeluk gehad. Er komen steeds dokters en zusters om mij te onderzoeken. Ze vertellen ook wat er gebeurd is: we zijn tegen een boom gebotst. Het was een ernstig ongeluk. Er zit allemaal glas in mijn gezicht; het wordt eruit gehaald. Het doet wel pijn maar dat voel ik niet. Er worden foto s gemaakt waarop ze alles kunnen zien: röntgenfoto s. Mijn arm is gebroken, op een moeilijke plek, vlak bij mijn schouder. Een zuster blijft al die tijd bij me en van haar krijg ik een zacht, wit hondje. Gelukkig kan ik wel duimen. Ze hangen mijn ándere arm in een doek. Waar wachten we nu op? Opa en oma komen binnen. Waarom zijn die in het ziekenhuis? Hoi, we zijn gebotst! Ik zei nog: Kijk uit! Ze weten het al. Daarom zijn ze juist gekomen. Omdat mama zo gewond is. Het komt natuurlijk wel goed. Daarvoor heb je een ziekenhuis. Maar waarom gaan we nog 8

steeds niet naar mama toe? En wanneer gaan we dan naar huis? Opa en oma praten met de dokters. Oom Jan en tante Lauri zijn er ook, en tante Judy. Ik kijk ze nog eens aan en dan weet ik niet meer of het goed komt. Een dokter zegt dat ik naar het ziekenhuis in Zutphen ga, naar papa en Phebe. En mama? In een rolstoel mag ik mee naar de auto van oom Jan. Op de achterbank leun ik tegen tante Lauri aan. Voorzichtig rijden hoor, zeg ik. We hebben net een ongeluk gehad. Dat is altijd zo hè, dat je bang bent na een botsing. Toch lijkt het of hij nog heel hard rijdt. Wat heeft mama? Ze is vooral gewond in haar hoofd en in haar buik. Waarom gaat ze niet mee? We kunnen toch in een ziekenauto? Ik durf het niet te vragen. En Phebe? Die heeft een soort hersenschudding. En papa? Een gebroken been. En iets in zijn borst. Wat ik heb is het ergst hè? Waarom vraag ik dat nou wel? Ik hóóp maar dat ik het ergste heb. Nou begint tante Lauri. Gauw zeg ik: Het is wel papa s schuld. Want hij is gebotst. Maar niet expres hoor. Zoiets doe je nooit expres. Ik probeer niet meer te denken. Maar denken gaat altijd vanzelf. Bijvoorbeeld dat het papa s schuld is en dat mama 9

nu alleen blijft. In een veel te groot ziekenhuis en veel te ver weg. We komen bij Het Spittaal, ons eigen ziekenhuis. Bij Opname moet iets met mijn arm gebeuren en de zuster zegt: Dat doet wel even pijn. Dan gaan ze een speciaal bed halen, omdat mijn arm in een of ander apparaat moet hangen: een tractie. Oom Jan helpt daarmee. Hij kan alles! Wat een stom apparaat. Ik kan me haast niet bewegen en dat mag ook niet. Anders wordt mijn arm niet beter. Als mama maar beter wordt. Ze keken allemaal zo raar in dat andere ziekenhuis. Eigenlijk durfde ik ze niet aan te kijken. Mama zag er weer zo mooi uit vanavond, met haar nieuwe vest, van Sinterklaas, en die lieve laarsjes. Als ze die maar bewaren. Ik zou ze nog even willen aanraken. Ik wil mijn mama weer voelen. Een zuster komt zeggen dat papa geopereerd is. Hij ligt op een andere verdieping bewusteloos. Opa en oma mogen naar hem toe. En Phebe? Ze ligt ook op die afdeling en is ook bewusteloos. Intensive Care heet het daar, voor als je vreselijk ziek bent. Gelukkig kunnen ze in een ziekenhuis alles. Wel jammer dat papa en Phebe zo ver weg zijn. Waar moet ik nou slapen? Ze brengen me naar 6 oost. Dat is de kinderafdeling, op de zesde verdieping. Het is nog donker. Hoe laat is het? 10

Elf uur, zegt opa. Hoe is het met Phebe? Ze heeft een hersenkneuzing. O ja. Dat is wel iets erger dan een hersenschúdding, zegt tante Lauri. Hoezo? Haar hersens werken een poosje niet goed, dus gewone dingen als eten en lopen zal ze niet meteen kunnen. Moet ze huilen? Nee, als je bewusteloos bent, kun je niet huilen. Dan voel je niets. Ook niet vanbinnen? Nou, zegt oma, misschien diep vanbinnen. Ga je nu slapen? En jullie dan? Wij gaan ook slapen. Is Leon nog jarig? vraag ik. Ja, nog net. Slapen Michal en Roos al? Nee lieverd, daarom moeten we naar huis. Roos is pas twaalf hè. Ze zijn natuurlijk ook geschrokken. We gaan ze gauw troosten. En ik? Bij jou zijn de liefste zusters. Jeanet bijvoorbeeld. Zij blijven de hele nacht wakker. Dus je kunt gerust gaan slapen. Nee, dat durf ik niet. Dan droom ik over het ongeluk. En over mama, wil ik zeggen, maar dat doe ik niet. Probeer maar, zegt oma. Je bent zo moe. En als er iets is, kun je op de bel drukken; dan komt de zuster. Lig je goed? Ze geeft me voorzichtig een knuffel. 11

Ik lig op mijn rug, omdat mijn arm zo hoog hangt. Ik bén trouwens niet moe. Ze moeten allemaal hier blijven, de hele nacht, maar ze hebben hun jas al aan. Welterusten, zegt tante Lauri. Ik hou van je. En morgen zijn we er weer. Welterusten. Wat een stomme verjaardag hè. Doe je de groeten aan Leon en Roos en Michal? Ik ga niet huilen, maar zodra ze weg zijn, druk ik op de bel. Tegen Jeanet zeg ik ook dat ik niet ga slapen. En dat ik een broer van zeventien heb. Want dat wil ik zo graag. Ik krijg een pilletje en val toch in slaap. Maar steeds word ik wakker. Is het nóg nacht? Mijn gezicht doet pijn. Daar willen ze ook een pilletje voor geven, maar ik wil niet meer. Kan mama op een bel drukken? Ik durf niet aan haar te denken. Ik denk dat bij haar de nacht nog langer duurt, omdat ze nog allener is. Kon ik maar iets tegen haar zeggen, of fluisteren. Dat zou ik wel durven. Lieve mama Jeanet geeft me bandjes met muziek en daar ben ik hartstikke blij mee. Nu hoef ik tenminste niet te denken. 12

Maandag 14 december Het wordt toch zo langzaam ochtend Hoe laat is het? vraag ik weer. En: Wanneer komt Phebe bij mij op de kamer? Er zijn andere zusters en die vragen ook van alles, over school en zo. Als ze maar niets over het ongeluk willen weten. Straks gaat iedereen naar school. Hoe komen ze nou te weten dat ik hier ben? Wanneer mogen we naar huis? Is Phebe al wakker? Ik denk het niet, zegt de zuster. Waarom niet? Omdat ze echt bewusteloos is. Mag ik haar zien? Nee, daar is ze nog te ziek voor. En papa? Die moet ook nog bijkomen. Dan komt ineens Hans op bezoek, terwijl het nog donker is: acht uur! Hans en Truus zijn vrienden van papa en mama en ze wonen vlak naast ons. Hoi, we hebben een ongeluk gehad! Ja, zegt Hans, daarom kom ik bij jou. Om voor te lezen. Moet je niet naar je werk? Jawel. Maar dit is belangrijker. Hij komt bij me zitten, met een dik boek, en begint op bladzij één. Voorlezen vind ik het fijnste wat er bestaat. Mama heeft wel honderd boeken voorgelezen. 13

Nu wordt het vlug licht. De zusters komen van alles meten en voelen. Ik moet eten en drinken moeilijk en liggend plassen nog moeilijker. En Hans leest telkens verder, de hele ochtend, tot opa en oma er weer zijn. Met oom Ernst en tante Nicoline. Helemaal uit Rotterdam? Voor mij? Of We knuffelen lastig, met één arm. Het lijkt wel feest, maar ja Weer durf ik ze niet goed aan te kijken. Ik word altijd zo verlegen als iemand tranen in z n ogen heeft. Opa en oma hebben mijn poppen bij zich. Hoe komen jullie daaraan? Opgehaald. Thuis? Hans en Truus hebben een sleutel. Is het nou leeg en koud in ons huis? Ja. Vooral erg leeg. Gaan jullie ook naar mama? Ja, maar eerst naar papa en Phebe. Wie is er dan bij mama? Opa en oma Van der Haar, en tante Judy een paar keer per dag. Voor mama wordt extra goed gezorgd. Er is altijd een zuster in de buurt. Maar ze mag niet veel bezoek hebben. Waarom niet? Ze is zo ziek dat het stil om haar heen moet zijn. Kan ze al praten? vraag ik. Ik wéét dat het een stomme vraag is en toch Mama is vannacht geopereerd, zegt opa. Vannacht? Omdat ze zwaargewond was. En nu zal ze lang bewusteloos blijven. 14

Waarom? Om goed tot rust te komen. En om beter te worden? wil ik vragen, maar dat doe ik niet. Kun je beter worden als je zo lang bewusteloos bent? Tante Nicoline blijft bij mij. Ze gaat verder met voorlezen, terwijl de anderen naar papa en Phebe gaan. Al liggen wij nu in één ziekenhuis, we kunnen niet eens naar elkaar toe. Wel komt er iemand om de wonden in mijn gezicht te verzorgen en om te zeggen dat ik moet drinken, maar ik wil niets drinken. Aan Annet vraag ik een paar keer of ik zaterdag naar huis mag. Annet is de spelleidster. Zij weet dus helemaal niet wanneer ik naar huis mag. Er is natuurlijk niemand thuis, maar dan komen opa en oma wel logeren. Of ik ga bij Karin en Rianne slapen. Dat zijn onze buurmeisjes, die al groot zijn. Dan gaan we alles gezellig maken als mama thuiskomt: opruimen, schoonmaken, bloemen neerzetten, een héél mooie tekening maken, boodschappen doen, iets lekkers kopen, koffiezetten Dan ga ik nooit meer zeuren en troep maken. Als ik naar mama toe kon, zou ik dat tegen haar zeggen. Ook al kan ze niets terugzeggen. Ze zou me heus wel horen. Stom dat ze helemaal in Deventer ligt. Ze mag best bij mij op de kamer komen. Ik kan heel zachtjes doen, en voorzichtig, en dan zorg ik dat het bezoek ook zachtjes doet. Papa was even wakker, zegt oma als ze terugkomen. Wat heeft-ie gezegd? Hij kan nog niet praten, zegt opa. Hij wordt beademd. Beademd? 15

Ja, zijn longen zijn dichtgeklapt, zodat hij zelf niet kan ademen. Daar zijn speciale machines voor. Knap hè, zegt oom Ernst. Er zit gewoon een slangetje in zijn mond, waar de zuurstof doorheen gaat. We hebben even met hem gepraat, zegt oma. We hebben verteld dat jij op zo n mooie kamer ligt en dat zulke lieve mensen bij je komen. Ik hield zijn hand vast en zei: Knijp maar als je me hoort, en hij kneep aardig hard. Wat heeft hij nog meer? vraag ik. Een gebroken been, gebroken ribben en een hersenschudding. Maar weet je wat zo gek is, hij ziet er wel sterk uit. Sterk? Ja, raar hè. Hij ligt op zijn rug, met zijn ogen dicht, en toch gaat er kracht van hem uit. Dat viel de broeder ook op. Papa wordt gauw beter. En Phebe? Oma slikt. Dat zie ik best. Ik zie álles. Er gaat wat licht uit haar ogen. Oma heeft van die grote ogen met veel licht erin, dus dat kun je goed zien. Ze zegt: Met Phebe gaat het ook goed, maar zij ziet er klein en zwak uit. Zielig? vraag ik. Ja, zij heeft het wel moeilijk. Heb je ook met haar gepraat? We zeggen dat papa en jij vlakbij zijn, dat soort dingen, en ik denk dat ze ons hoort. Heeft ze ook in je hand geknepen? Nee, dat kan ze niet. Ze gaan weer. Ik wil nog iets over mama en over school vragen, maar ze hebben een afspraak met de politie, om over 16

het ongeluk te praten, en thuis hebben ze het ook druk, want iedereen belt hen op om te vragen hoe het met ons gaat en of ze iets kunnen doen. Ik moet eten. Bezoek is fijn, maar ze gaan altijd weg. Na het eten moet ik slapen. Dan is het hier vreselijk stil. Per ongeluk val ik echt in slaap. Daarna komen er weer veel mensen, die soms ook naar papa en Phebe gaan. Tegen juf Els en juf Mieke zeg ik: Papa maakte grapjes en toen keek hij over zijn schouder. Mama zei nog: Dat moet je nooit meer doen. Zoiets gebeurt vaak in een auto, zegt juf Els. Maar een ongeluk niet. Over mama hoor ik geen nieuws. Ze ligt in coma en dat kan lang duren. Dan ben je bijna dood. Maar je kúnt beter worden. In een ziekenhuis kunnen ze bijna alles. Er gaan wel mensen dood. Door kanker en zo. Of door een ongeluk. Vooral zo n ernstig ongeluk. Over Phebe hoor ik ook weinig nieuws. Er zitten slangetjes aan haar vast, voor eten en zuurstof en medicijnen. Over papa praat iedereen wel blij: Hij kan schrijven! Eerst met zijn vinger, letter voor letter op zijn borst, daarna met pen en papier, maar schots en scheef door elkaar. Zo stelt hij allerlei vragen, over mama, Phebe en mij, en zelfs over onze konijnen! O, wat stom; geen moment aan gedacht! Wie zorgt er voor Peter en Geerten? Ze hebben elke dag vers water nodig en twee keer per dag voer. Ze mogen altijd bij ons in de kamer, om lekker te rennen, en hun hokken moeten 17

verschoond worden dat is rotwerk. Gelukkig, Karin en Rianne zorgen voor ze, met Cor en Ans, hun vader en moeder. Karin durft ze niet goed op te pakken, maar ze doet het wel. Met alle bezoek gaat het brood eten een beetje vanzelf. Maar hoe meer bezoek, hoe meer mensen weer vertrekken, ook ná het eten, als het donker is. Wat moet ik nu doen? In mijn hoofd is het rommelig, het verband om mijn arm zit strak, mijn benen willen lopen. Ik wil naar mama en Phebe. Ik wil zien hoe diep ze slapen en waarom iedereen bange ogen krijgt als ze over hen praten. Net als ik weer eens op de bel wil drukken, komt Hans binnen, met zijn dikke boek. Bij bedtijd hoort voorlezen. Weet hij dat mama dat altijd doet? Mam wordt weleens gek van mij in de bieb. Uit veel boeken kan ik nooit kiezen. Dan wil mam voor mij kiezen, wat het juist erger maakt. Als zij zonder mij gaat, komt ze altijd met de mooiste boeken terug. Truus brengt nu Brice naar bed, en dan Doan en Meriel. Als ik weer thuis ben, ga ik de hele dag met ze spelen. Zijn ze geschrokken? vraag ik aan Hans. Natuurlijk, dat weet ik best. Net of ik zelf niet geloof dat we zo n ongeluk hebben gehad. Dat mama in coma ligt. Niemand brengt mij naar bed. Ik wóón op bed. Ik hoef me niet eens uit te kleden. Wel tandenpoetsen. Even praten. Dan gaat het licht uit. Dan moet ik wel denken, voor een hele dag tegelijk. 18