Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Vergelijkbare documenten
Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

kortlopende kredieten langlopende kredieten buitenlandse banken1

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (bijwerking van 17 februari 2010)

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (bijwerking van 18 november 2009)

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (trimestriële bijwerking van 2 mei 2012) Executive summary

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN (bijwerking van 26 mei 2009)

Bijdrage van het departement Studiën aan het Observatorium voor krediet aan vennootschappen VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (trimestriële bijwerking van 20 mei 2011) Executive summary

Het ondernemersvertrouwen stabiliseert in november

Het ondernemersvertrouwen neemt in november verder toe

Bijdrage van het departement Studiën aan het Observatorium voor krediet aan vennootschappen VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN

Ondernemersvertrouwen stabiliseert in februari

Afbrokkeling van het ondernemersvertrouwen in augustus

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Het ondernemersvertrouwen herstelt zich in november

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

PERSBERICHT. Eerste publicatie van MFI-rentestatistieken voor het eurogebied 1

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

Kredietverlening in tijden van financiële crisis Cijfermatig overzicht in het kader van de rondetafel: Banken en Bedrijven

Het bankkrediet aan de particuliere

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

Banken verlenen recordaantal kredieten aan ondernemingen

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

Lage rentevoeten ondersteunen stijgende vraag naar hypothecaire kredietovereenkomsten in derde trimester

Record aan hypothecair krediet in 2017

Financiële rekeningen van de particulieren, de bedrijven en de overheid

WERKGROEP "KREDIETEN AAN DE ONDERNEMINGEN" Syntheseverslag

Gedurende de financiële crisis speelde het Eurosysteem een cruciale rol in het op peil houden van de liquiditeit van het banksysteem.

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

sector 5. Financiële situatie van de private 5.1 Particulieren

Hypothecaire kredietverlening blijft op peil, ondanks afwachtende houding van de Vlaamse koper

Driemaandelijkse beslissing van de Nationale Bank van België inzake het contracyclische bufferpercentage (1 januari 2016): 0 %

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010

Economische vooruitzichten en uitdagingen voor de Belgische economie

Groene kredieten stuwen hypotheekmarkt in 2011 naar ongekende hoogte

Recente ontwikkelingen in de Belgische bancaire kredietverlening aan niet-financiële ondernemingen

Belgische kredietmarkt is niet getekend door kredietschaarste

Grafiek 1: Korte-termijn MFI-depositorentetarieven en een vergelijkbaar marktrentetarief (procenten per jaar; tarieven voor nieuwe contracten)

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Monetaire beleidsinstrumenten van de ECB

Wie mag lenen of ontlenen? De kredietgever moet een natuurlijke persoon zijn die woont in het Vlaams Gewest. Bovendien is vereist dat die persoon:

Centrale voor kredieten aan ondernemingen

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

Inleiding. 1. methodologie en beschrijving van de bestudeerde populatie. Xavier Deville

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

HALFJAARBERICHT 2015 BNG VERMOGENSBEHEER B.V.

ECONOMISCHE INDICATOREN VOOR BELGIE

van de recente economische en financiële crisis

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

PERSBERICHT. DE GECONSOLIDEERDE WEEKSTAAT VAN HET EUROSYSTEEM per 4 januari 2002

Financiële rekeningen en financiële markten

Kenniscentrum voor Financiering van KMO Centre de Connaissances du Financement des PME VZW. KeFiK-rapport

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Kredietomloop aan ondernemingen bereikt nieuw record

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

MARKTANALYSE: BELGIË

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen

BIJLAGE. bij de DISCUSSIENOTA OVER DE VERDIEPING VAN DE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE

Test Europese Hypotheekrentes

Driemaandelijkse beslissing van de Nationale Bank van België inzake het contracyclische Bufferpercentage voor 2019K2: 0%

Evolutie hypothecair krediet 3de trimester 2018

Belgische hypothecaire kredietmarkt keert terug naar normaal niveau

Transcriptie:

Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel Tel. +32 2 221 26 99 Fax +32 2 221 31 97 BTW BE 0203.201.340 RPM Brussel 2017-09-01 Links: kredietobservatorium Executive summary In het tweede kwartaal van 2017 vertoonde de groei van de kredietverlening aan niet-financiële ondernemingen door de ingezeten banken in België een aanzienlijke toename. Eind juni bedroeg het jaar-op-jaar veranderingspercentage van die kredieten 6,0 %, tegen 5,2 % in maart. Die versnelling deed zich voor bij de kredieten op korte en middellange termijn. Het groeitempo van de kortlopende kredieten (minder dan een jaar) kwam eind juni uit op 3,6 %, tegen 1,1 % aan het einde van het voorgaande kwartaal. Dat van de kredieten op middellange termijn (tussen een en vijf jaar) nam opnieuw sterk toe tot 9,2 %, tegen 6,6 % in maart. De groei van de kredieten op lange termijn (meer dan vijf jaar), ten slotte, bleef krachtig, ondanks een gematigde daling tot 6,3 % in het tweede kwartaal van 2017, tegen 6,7 % in het voorgaande kwartaal. De kredietgroei werd over het algemeen ondersteund door het lage rentepeil voor nieuwe bankkredieten. De tarieven van de nieuwe kredieten op lange termijn gingen in het tweede kwartaal van 2017 enigszins omhoog, terwijl de rentevoeten voor kredieten op middellange termijn licht daalden. De rentetarieven op kortlopende kredieten bleven dan weer vrijwel onveranderd en in de buurt van hun historisch minimum. Deze tarieven, die gewoonlijk dezelfde tendens vertonen als de geldmarktrente, namen met 1 basispunt toe, tot 1,68 %, voor de leningen van minder dan 1 miljoen, terwijl ze met 2 basispunten terugliepen, tot 1,40 %, voor de leningen van meer dan 1 miljoen. De rentetarieven op middellange termijn (tussen een en vijf jaar) zijn tussen eind maart en eind juni 2017 met 4 basispunten gedaald, tot 1,41 %. De gemiddelde rente op langlopende kredieten (meer dan vijf jaar), ten slotte, steeg tot 1,80 % (+5 basispunten). De door de banken gehanteerde kredietvoorwaarden werden in het tweede kwartaal van 2017 over het algemeen versoepeld. Volgens de gegevens die de vier grote Belgische banken verstrekken in het kader van de enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening, zouden de concurrentie tussen de kredietinstellingen en de neerwaartse herzieningen van de risicoperceptie daartoe hebben geleid. Bovendien maakten de banken gewag van een nieuwe toename van de kredietvraag ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Deze vraag zou aan verscheidene factoren toe te schrijven zijn, vooral aan het lage rentepeil, alsook aan de toegenomen financieringsbehoeften in verband met investeringen en met fusies en overnames. Voor het derde kwartaal van 2017 verwachten de Belgische banken een handhaving van hun kredietverleningscriteria en rekenen ze op een toename van de vraag naar leningen van de ondernemingen. Deze laatste, van hun kant, beschouwen de algemene kredietvoorwaarden nog steeds als gunstig. Voor het eurogebied als geheel liep de kredietverlening aan ondernemingen in het tweede kwartaal van 2017 terug tot 2,0 %, tegen 2,4 % in het voorgaande kwartaal. Het kredietverloop blijft echter enigszins verschillen tussen de lidstaten. Daarnaast maakten de banken uit de monetaire unie gewag van een lichte versoepeling van hun voorwaarden voor bedrijfskredieten tijdens deze periode, alsook van een toename van de vraag naar krediet. Ze verwachten dat die tendensen zullen aanhouden in het derde kwartaal van 2017. 1

VERLOOP VAN DE KREDIETVERLENING AAN ONDERNEMINGEN IN HET TWEEDE KWARTAAL VAN 2017 1. Kredietvolume Het jaar-op-jaar veranderingspercentage van de kredietverlening door ingezeten banken aan Belgische ondernemingen lag in het tweede kwartaal van 2017 1 hoger dan in het eerste kwartaal. Het bedroeg eind juni 6,0 %, tegen 5,2 % eind maart. Deze ontwikkeling weerspiegelt een aanzienlijke stijging van de nettokredietstroom tijdens het tweede kwartaal ten opzichte van dezelfde periode in 2016. In seizoengezuiverde cijfers lag de kredietverlening tussen april en juni op een hoog peil, namelijk 1,1 miljard. De kredietgroei bleek krachtig voor alle looptijden: hij versnelde aanzienlijk voor de leningen op korte en middellange termijn en bleef hoog voor de langlopende kredieten, hoewel hij lager uitviel dan in het voorgaande kwartaal. Het groeitempo van de kortlopende kredieten (minder dan één jaar) nam toe tot 3,6 % in het tweede kwartaal, tegen 1,1 % in het eerste kwartaal van het jaar. Dat van de kredieten op middellange termijn (tussen een en vijf jaar) beliep 9,2 % (tegen 6,6 % in het voorgaande kwartaal). Het veranderingstempo van de kredieten op lange termijn (meer dan vijf 1 De gegevens met betrekking tot het verloop van de kredietverlening door ingezeten banken aan nietfinanciële vennootschappen in België worden nu opgesteld volgens de methodologie van het ESR 2010. Deze wijziging heeft geleid tot veranderingen in de kredietgegevens en tot een breuk in de gegevensreeks over de tussen november en december 2014 uitstaande bedragen. 2

jaar), ten slotte, nam licht af, maar bleef krachtig: het liep terug van 6,7 % in het voorgaande kwartaal tot 6,3 % in het tweede kwartaal van 2017. Voor hun financiering kunnen de Belgische ondernemingen eveneens een beroep doen op buitenlandse banken 2. De kredietstromen vanuit de niet-ingezeten banken kunnen worden geanalyseerd aan de hand van de financiële rekeningen die de Bank opstelt op basis van de statistieken van de betalingsbalans 3. Ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar is de kredietverlening door de buitenlandse banken in het eerste kwartaal van 2017 al met al toegenomen: jaar-op-jaar beliepen de nettotransacties vanuit de banken van het eurogebied (uitgezonderd België) -2,5 miljard (voor een uitstaand bedrag van in totaal 5,7 miljard eind maart 2017), terwijl de nettostromen van de door overige buitenlandse banken verstrekte kredieten over dezelfde periode positief waren ( 5,4 miljard, voor een uitstaand bedrag van 12,1 miljard). Bijgevolg kwam het jaar-op-jaar veranderingspercentage van de bancaire kredietverlening, waarbij rekening wordt gehouden met alle verstrekte bancaire kredieten aan Belgische ondernemingen, in het eerste kwartaal van 2017 uit op 6,2 %, of een verdere stijging ten opzichte van het cijfer van het vierde kwartaal van 2016 (5,8 %). Het grootste deel van die transacties komt voor rekening van een onderneming uit de verwerkende nijverheid. 2 3 Het begrip buitenlandse (of niet-ingezeten) bank berust op het concept van territorialiteit. Dochterondernemingen en bijkantoren van buitenlandse banken die over een vestiging in België beschikken, worden beschouwd als ingezeten banken. De kredietverlening door buitenlandse banken omvat dus alleen de kredietverstrekking door in het buitenland gevestigde instellingen. Deze gegevens zijn later beschikbaar dan die over de kredietverlening door de ingezeten banken. Ze bestrijken momenteel een periode tot het eerste kwartaal van 2017. 3

In het eurogebied is de kredietverlening aan ondernemingen tijdens het tweede kwartaal van 2017 licht gedaald. Het jaar-op-jaar veranderingspercentage beliep 2,0 %, tegen 2,4 % aan het einde van het voorgaande kwartaal. Dat gemiddelde veranderingspercentage voor het eurogebied verhult echter nog steeds enige heterogeniteit: terwijl de meeste landen, waaronder Finland (5,3 %), Frankrijk (4,0 %), Oostenrijk (3,7 %) en Duitsland (3,5 %) een positieve jaar-op-jaar groei van het bankkrediet aan ondernemingen vertoonden, bleef die groei in andere landen negatief. Dat geldt onder meer voor Portugal (-2,9 %), Ierland (-2,5 %), Nederland (-1,2 %), Griekenland (-0,7 %) en Spanje (-0,4 %). De statistieken van de Kredietcentrale voor ondernemingen 4, die zowel betrekking hebben op de toegestane kredietlijnen als op de opgenomen kredieten bij de ingezeten banken, geven een beeld van het verloop van het krediet op basis van de grootte van de kredietnemende ondernemingen, maar ook volgens de bedrijfstak en het gewest waartoe ze behoren. 4 De deelnemende instellingen leveren continu data aan de Centrale voor kredieten aan ondernemingen. De reeksen kunnen worden herzien, en dat over een periode van een jaar. In de grafieken die in deze toelichting worden gebruikt, worden enkel de gegevens vóór juni 2016 als definitief beschouwd. Deze gegevens zijn in overeenstemming met de methodologie van het ESR 2010 vanaf december 2014. 4

Volgens de statistieken van de Kredietcentrale bedroegen de door de ingezeten kredietinstellingen aan niet-financiële vennootschappen toegestane kredietlijnen eind juni 2017 in totaal 178,9 miljard. Het effectief door de ondernemingen aangewende kredietvolume beliep 130,3 miljard. Die leningen werden overwegend verstrekt aan kleine ondernemingen 5 die, eind juni, goed waren voor 75,3 miljard toegestane en 63,0 miljard opgenomen kredieten. Daarnaast werden aan middelgrote ondernemingen kredieten toegestaan voor een bedrag van 35,1 miljard, waarvan 25,5 miljard aan kredieten werd opgenomen. Ten slotte telden de grote ondernemingen voor 54,2 miljard toegestane kredieten en voor 30,0 miljard opgenomen kredieten. 6 Het gemiddeld opgenomen kredietbedrag berekend voor de bedrijven die effectief leningen aangingen beliep 14,8 miljoen voor de grote ondernemingen, 2,3 miljoen voor de middelgrote ondernemingen en 0,2 miljoen voor de kleine ondernemingen. 5 6 Sinds eind 2016 zijn de gegevens van de Kredietcentrale aangepast voor de uitsplitsing naar ondernemingsgrootte. Deze uitsplitsing is voortaan verfijnd door er een categorie micro-ondernemingen aan toe te voegen. Dit zijn ondernemingen die geen dochter- of moederonderneming zijn en maximaal 10 werknemers in dienst hebben. Bovendien mag hun jaaromzet niet hoger zijn dan 700 000 en hun balanstotaal niet hoger dan 350 000. De momenteel beschikbare reeks is te beperkt om in deze toelichting aan te wenden. De microbedrijven werden dus samengevoegd met de kleine ondernemingen. De som van de aan de kleine, middelgrote en grote ondernemingen verstrekte leningen is kleiner dan het totaal van de opgetekende toegestane of opgenomen kredieten. Een bepaald aantal ervan wordt immers verleend aan ondernemingen waarvoor geen informatie over de grootte beschikbaar is (omdat ze hun balans nog niet hebben neergelegd of die niet moeten neerleggen). De aan deze ondernemingen verstrekte kredieten bedroegen in juni 2017 in totaal 14,2 miljard voor de toegestane kredieten en 11,8 miljard voor de opgenomen kredieten. 5

De aanwendingsgraad van de kredieten, die het bedrag van de opgenomen kredieten relateert aan dat van de toegestane kredieten, geeft weer hoe intens de ondernemingen gebruik maken van hun kredietlijnen. Algemeen beschouwd is de aanwendingsgraad omgekeerd evenredig met de bedrijfsgrootte. Dat zou kunnen worden verklaard door het feit dat er voor kleine ondernemingen nauwelijks alternatieve financieringsvormen bestaan; het kan echter ook wijzen op een negatief verband tussen de omvang van het kredietnemende bedrijf en de beoordeling van het risico door de kredietinstellingen. Eind juni 2017 beliep de aanwendingsgraad van de kredieten 83,6 % voor de kleine ondernemingen, 72,7 % voor de middelgrote en 55,4 % voor de grote ondernemingen. Ten opzichte van een jaar eerder (eind juni 2016) is de aanwendingsgraad sterk toegenomen voor de grote ondernemingen, namelijk met 3,1 procentpunt, wat kan worden toegeschreven aan een daling van de toegestane kredieten. De bedragen van deze kredietlijnen werden beïnvloed door een fusie- en overnametransactie verricht door het hoofdkantoor van een onderneming uit de verwerkende industrie. Voorts is de aanwendingsgraad van de middelgrote ondernemingen met 1,9 procentpunt gedaald doordat de toegestane kredieten sterker toenamen dan de opgenomen kredieten. De aanwendingsgraad liep dan weer licht terug voor de kleine ondernemingen, namelijk met zowat 0,4 procentpunt. De aanwendingsgraad verschilt ook aanzienlijk volgens de bedrijfstak. Zo beschikken de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid over de grootste marges inzake 'niet-aangewend' krediet, zoals de structureel lagere aanwendingsgraad doet vermoeden. De ondernemingen uit de horeca of de vastgoedsector vaak kmo's wenden daarentegen meestal een groter gedeelte van 6

de hun ter beschikking gestelde kredietlijnen aan. Eind juni 2017 bedroeg de aanwendingsgraad van de kredieten 85,4 % voor de ondernemingen uit de vastgoedsector en 86,2 % voor die uit de horeca. Hij had een middelgrote waarde voor de ondernemingen uit de handel (73,0 %) en was het laagst in de bouwnijverheid en in de industrie (respectievelijk 63,8 % en 56,6 %). Ten opzichte van eind juni 2016 daalde de aanwendingsgraad in de vastgoedsector en in de handel, als gevolg van een verhoudingsgewijs krachtiger stijging van de kredietlijnen. Hij steeg daarentegen in de horeca, de bouwnijverheid en de verwerkende industrie, ingevolge een krachtiger toename van de opgenomen kredieten. Wat de gewesten betreft, blijft de aanwendingsgraad in Vlaanderen en in Wallonië gemiddeld beschouwd hoger dan in Brussel, voornamelijk omdat heel wat hoofdkantoren van grote ondernemingen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn. Eind juni 2017 bedroeg hij 76,3 % in het zuiden van het land en 74,8 % in het noorden. In Brussel beliep hij 61,3 %. Vergeleken met de situatie van juni 2016, nam de aanwendingsgraad van de kredieten licht af in Wallonië en bleef hij vrijwel onveranderd in Vlaanderen, terwijl hij in Brussel fors toenam als gevolg van een fusie- en overnametransactie verricht door het hoofdkantoor van een onderneming uit de verwerkende industrie. 2. Rentetarieven De rentetarieven die de Belgische banken en de banken van het eurogebied op de nieuwe bedrijfskredieten toepassen, zijn een van de voornaamste determinanten van de kredietkosten die de niet-financiële vennootschappen worden aangerekend. Ze worden verzameld via de MIR-enquête (zie http://www.mfiir.be). De rentetarieven van de ECB zijn onveranderd gebleven sinds 16 maart 2016, de effectieve datum waarop de centrale beleidsrente werd vastgelegd op 0 %, terwijl de rente op de depositofaciliteit en de rente op de marginale beleningsfaciliteit werden vastgesteld op respectievelijk -0,40 % en 0,25 %. De korte referentietarieven op de geldmarkt zijn niet significant veranderd ten opzichte van het eerste kwartaal van 2017. De driemaands OIS-rente 7 daalde met 0,01 procentpunt, tot -0,36 %. De langetermijnrentes zijn al met al weinig veranderd. Aldus namen de rendementen op Belgische vijfjaars overheidsobligaties in het tweede kwartaal van 2017 met 2 basispunten toe, tot -0,12 % eind juni (tegen -0,14 % eind maart). Voor de tienjaars overheidsleningen bedroeg dat rendement eind juni 0,56 %, tegen 0,58 % eind maart. De rentes voor nieuwe bankkredieten op korte termijn zijn nagenoeg onveranderd gebleven. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal stegen de tarieven voor kredieten met een waarde van minder dan 1 miljoen met 1 basispunt, tot 1,68 %. De tarieven voor de leningen met een hogere waarde liepen met 2 basispunten terug, tot 1,40 %. De kosten voor kredieten op middellange termijn (kredieten met een rentevaste periode van een tot vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen) liepen tussen eind maart en eind juni 2017 met 4 basispunten terug en kwamen uit op 1,41 %. Het tarief voor langlopende leningen (kredieten met een rentevaste periode van meer dan 7 Rente op de daggeldrenteswaps (overnight indexed swap - OIS). Het gaat om de rente op de leningen aan banken met een zeer gunstige rating (prime banks). 7

vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen), ten slotte, steeg in het tweede kwartaal tot 1,80 % (+5 basispunten). De indicatieve marges van de banken op de nieuwe kredieten (benaderd aan de hand van de verschillen tussen de rente op kredieten aan ondernemingen en de OIS-rente 8 op respectievelijk een, drie of zeven jaar) zijn nauwelijks veranderd ten opzichte van het einde van het eerste kwartaal, met uitzondering van die op kredieten op lange termijn, die in juni werd geraamd op 159 basispunten (tegen 150 in maart). De marge op leningen op middellange termijn bedroeg 164 basispunten (net als in maart). De geraamde marge voor de leningen op korte termijn 9 bleef tijdens dezelfde periode vrijwel onveranderd en beliep 182 basispunten (tegen 181 eind maart). In het eurogebied zijn de tarieven voor bankkredieten al met al gedaald. De rentetarieven op kortlopende kredieten met een bedrag van respectievelijk minder en meer dan 1 miljoen liepen elk met 6 basispunten terug, tot 2,19 % en 1,30 %. Het banktarief voor kredieten met een rentevaste periode tussen één en vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen daalde met 8 basispunten, tot 2,27 %. De rente op kredieten met een looptijd van meer dan vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen, ten slotte, bedroeg 1,80 % (-1 basispunt in vergelijking met het einde van het voorgaande kwartaal). 8 9 De rente op kortlopende bankkredieten werd vergeleken met de eenjaars OIS, de kredieten op middellange termijn met de driejaars OIS en de langlopende kredieten met de zevenjaars OIS. De indicatieve marge op de kortetermijnkredieten is een gewogen gemiddelde van de marges op de kortetermijnkredieten van meer of minder dan 1 miljoen. De weging wordt berekend op basis van een afgevlakt gemiddelde over twaalf maanden van de brutokredietstromen (MIR-gegevens). 8

9

3. Enquêtes naar de kredietvoorwaarden De enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening (zie http://www.nbb.be/doc/dq/bls/nl/bls_home.htm) verschaft kwalitatieve informatie over het verloop van de toekenningsvoorwaarden van en de vraag naar bankkredieten, alsook over de factoren die aan deze ontwikkelingen ten grondslag liggen. In het tweede kwartaal van 2017 wijzen de antwoorden van de vier bij deze enquête bevraagde Belgische grootbanken op een versoepeling van de kredietverleningscriteria voor de ondernemingen, net als de kredietinstellingen van het eurogebied, die over het geheel genomen gewag maakten van een lichte versoepeling van hun criteria. De heterogeniteit ter zake tussen de lidstaten van het eurogebied is binnen de perken gebleven. In de overgrote meerderheid van de landen hebben de banken hun kredietverleningscriteria al met al onveranderd gehouden, terwijl de Duitse, Italiaanse en Oostenrijkse banken ze hebben versoepeld. In België beschouwen de bevraagde banken de toename van de concurrentiedruk (de druk die uitgaat van de andere bankinstellingen) en de risicoperceptie (in de zin van een verbetering van de algemene economische vooruitzichten en van de specifieke vooruitzichten voor de ondernemingen) als factoren die bijdragen aan de versoepeling van de kredietverleningscriteria. 10

De versoepeling van de kredietvoorwaarden in het tweede kwartaal van 2017 ging voor de ondernemingen gepaard met positieve ontwikkelingen van verscheidene monetaire en nietmonetaire determinanten. De rapporterende banken meldden immers een daling van de marges, zowel op de standaardkredieten als op de meest risicodragende kredieten. De kredietinstellingen deelden eveneens mee dat ze, over het geheel genomen, de voorwaarden inzake het volume van de kredietlijn, de waarborgvereisten, en de clausules in de kredietovereenkomsten hadden versoepeld. Al met al verwachten de Belgische banken voor het derde kwartaal van 2017 dat ze hun kredietvoorwaarden zullen handhaven, terwijl de banken van het eurogebied die voorwaarden licht zouden versoepelen. In België deelden de banken bovendien mee dat de kredietvraag in het tweede kwartaal van 2017 toenam, zowel die van de grote ondernemingen als van de kmo's. Volgens de bevraagde kredietinstellingen is die vraag toe te schrijven aan verscheidene factoren, met name aan de toename van de financieringsbehoeften in verband met investeringen en fusies en overnames. Het lage rentepeil blijft ook een ondersteunende factor voor de kredietvraag. Voor het derde kwartaal van 2017 verwachten de Belgische banken een nieuwe stijging van de vraag naar leningen van de ondernemingen, zowel van de kmo's als van de grote ondernemingen. 11

De banken uit het eurogebied maakten eveneens gewag van een toename van de kredietvraag in het tweede kwartaal van 2017, die door de kmo s en de grote ondernemingen werd geschraagd. Die hogere vraag zou toe te schrijven zijn aan de stijging van de financieringsbehoeften ten gevolge van heel wat factoren (fusies en overnames, rentepeil, investeringen, schuldherschikking, beheer van de voorraden en het bedrijfskapitaal). Ze zou evenwel licht zijn getemperd door de beschikbare alternatieve financieringsmogelijkheden (hoofdzakelijk de interne financiering). De kredietinstellingen uit het eurogebied verwachten voor het derde kwartaal van 2017 een nieuwe toename van de vraag naar krediet, zowel van de grote ondernemingen als van de kmo's. 12

Uit de in juli 2017 door de Bank uitgevoerde enquête 10 blijkt dat de bedrijfsleiders de algemene toekenningsvoorwaarden voor bankkrediet al meer dan drie jaar als gunstig beoordelen. Van de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid en de diensten aan ondernemingen bestempelde 34,2 % de toekenningsvoorwaarden voor nieuwe bankkredieten als gunstig, terwijl 5,4 % ze als ongunstig beschouwde. Al met al is het nettosaldo van de antwoorden van de bedrijfsleiders toegenomen tot 28,8 %, iets minder dan in het voorgaande kwartaal (30,3 %). De tevredenheid in de drie beschouwde bedrijfstakken (industrie, diensten aan ondernemingen en bouwnijverheid) blijft op een historisch zeer hoog peil. De tevredenheid over het renteverloop, gemeten aan de hand van het saldo van de positieve en negatieve beoordelingen, is minder negatief dan in de enquête van april 2017 (-6,2 %, tegen -9,9 %). Een ruime meerderheid van de bedrijfsleiders (80,7 %) beschouwde de rentedynamiek evenwel als neutraal. Met betrekking tot de 10 In deze enquête wordt de ondernemingen verzocht twee vragen te beantwoorden. De eerste vraag betreft de kredietvoorwaarden op het ogenblik van de enquête ('Lijken de voorwaarden om bij de banken krediet op te nemen u momenteel: gunstig, neutraal of ongunstig?'). In de toelichting worden de antwoorden op die vragen behandeld onder de titel 'Algemene voorwaarden'. De tweede vraag gaat over de tijdens het kwartaal vóór de enquête vastgestelde ontwikkelingen (verbetering, stabilisatie of verslechtering van de voorwaarden) en de antwoorden worden uitgesplitst volgens specifieke criteria (rentetarieven, andere bankkosten, kredietvolume, gevraagde waarborgen). De antwoorden op die vraag worden criterium per criterium toegelicht. 13

niet-monetaire kredietverleningscriteria maakten de ondernemers in de drie bedrijfstakken overwegend gewag van een geringere verslechtering ten opzichte van het eerste kwartaal van 2017 voor de extra kosten en de gevraagde waarborgen. Er zij overigens opgemerkt dat het saldo van de antwoorden, zowel voor de extra kosten als voor het kredietvolume of de gevraagde waarborgen, in het tweede kwartaal hoger ligt dan het gemiddelde sinds 2009 (toen de kwartaalenquête begon). Sedert de laatste enquête is de tevredenheid van de ondernemingen, uitgesplitst volgens grootte, over de kredietvoorwaarden licht verslechterd voor alle categorieën, behalve de zeer grote ondernemingen. De tevredenheidsgraad weerspiegelt echter nog steeds gunstige kredietvoorwaarden voor alle ondernemingen. In totaal bedroeg het saldo van de beoordelingen van de kredietvoorwaarden in juli 24,3 % voor de kleine ondernemingen, 32,5 % voor de middelgrote ondernemingen, 33,3 % voor de grote ondernemingen en 39,2 % voor de zeer grote ondernemingen. Tot slot bleef het saldo van de antwoorden inzake de voorwaarden betreffende de rentetarieven voor alle ondernemingscategorieën negatief, hoewel de kredietverleningscriteria over het algemeen beter worden beoordeeld dan in het voorgaande kwartaal. 14

15