Rapportage ontheffing bestemmingsplan caravanstalling Almeerse Caravanstalling



Vergelijkbare documenten
Rapportage ontheffing bestemmingsplan caravanstalling Almeerstalling

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

Beheersbaarheid van Brand Project:

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET PLAATSEN VAN (MODEL) TUINHUISJES AAN DE NIEUWE RIJKSWEG 25 TE S-HEER HENDRIKSKINDEREN

ROCKWOOL BRANDOVERSLAG REKENTOOL

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Namens cliënte, familie Van Kessel, woonachtig aan de Kwadestaartweg 10 te (5752 PV) Deurne, richt ik mij tot u met het volgende.

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Brandveiligheidsrapportage Almeerse caravanstalling te Almere

Ruimtelijke onderbouwing Bûtewei 14A Ureterp (agrarische bedrijfswoning) Gemeente Opsterland

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

Duinkampen 23 te Paterswolde

Bovengenoemd project betreft de nieuwbouw van een melkveestal voor vof Aarts aan de Broekstraat 2a te Asten-Heusden.

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan Trambaan 5 te Nieuweroord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

Uitbreiding Theater De Willem

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

Ruimtelijke Onderbouwing Westerklief 8 Hippolytushoef. Gemeente Hollands Kroon

Beheersverordening Krommeniedijk

College van Burgemeester en Wethouders Gemeente Leudal Postbus ZG Heythuysen. Geacht College,

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN

Landelijk Gebied - Dalweg 12

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

Permanente vuurlastberekening. Ten behoeve van: Uitbreiding kwekerij Aalsmeerderweg 681 te Rijsenhout

Aviko Steenderen, Beheersbaarheid van Brand vrieshuis. Aviko Steenderen, Beheersbaarheid van Brand vrieshuis

Toetsing waterhuishouding

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

Bouwbesluit 2012, NEN 6068, Industriefunctie, nieuwbouw, WBDBO, draagconstructie, spiegelsymmetrie Datum: 31 augustus 2017 Status:

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden

Ruimtelijke onderbouwing. Bouw zeven garageboxen achter Kerkstraat 18 Voorthuizen

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

Onderzoeksrapport. Toetsing aan: Beheersbaarheid van Brand Opdrachtgever Voortstalling H.Heukelsweg EA Almere

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

document: Gelijkwaardigheid beperking uitbreiding van brand - verkoopruimte

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Bijlage B Provincie Fryslân Toepassing Bro, art , onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

3. Gewenste ontwikkeling Milieu Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28

Garage naast een woning: brandveiligheid

Nieuwe woning van 750 m³ met bijgebouw van 75 m² - sloop van 850 m² bebouwing.

Toelichting Wijzigingsplan Sint Jan ten Heereweg 1 Aagtekerke

Artikel 22: Wonen Bestemmingsomschrijving

Bestemmingsplan Waterdael III, herziening Boerenkamplaan 5. Gemeente Someren

Ruimtelijke onderbouwing. Realisatie groepsaccommodatie voormalig ligboxstal Manjepetswei 19 Oudega

Aanvraag Ontheffing conform art. 3.2, lid 1. van de Verordening Ruimte 1. voor de realisatie van 2 burgerwoningen

Bestemmingsplan 3e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Warmoeziersweg 2)

aanvullende eisen stellen aan de bereikbaarheid, beheersbaarheid en bestrijding van de brand Bestrijding, beheersbaarheid, bereikbaarheid

Bij de aanvraag om vrijstelling heeft het MFB een ruimtelijke onderbouwing gevoegd. In aanvulling hierop melden wij u het volgende:

Gemeente. Schijndel. Beleidsnotitie indieningsvereisten. Voor aanvragen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a.

Visie op Zuid-Holland Ontwerp Actualisering 2011

Ruimtelijke onderbouwing bij projectbesluit ten behoeve van Sport & Science, Hoeflingweg 20 te Lochem

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Omgevingsvergunning UV 25091

GEMEENTE BOEKEL. Maximaal oppervlak netto glasopstanden Gedelegeerde bevoegdheid aan het college

Notitie. Beleid ten behoeve van. Ontheffingen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening

Beheersbaarheid van Brand Project:

gemeentebestuur VERZONDEN Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Team Beleid de leden van de gemeenteraad

De paragrafen en worden in het kader van deze partiële herziening als volgt gewijzigd;

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

Beleidsregels. Bed & Breakfast en verhuur (boven)woningen in centrumgebieden voor recreatief gebruik. Kaatsheuvel l Loon op Zand l De Moer

Huisvesting arbeidsmigranten

GEMEENTE HOOGEVEEN. WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Noord, deelplan Beilerstraat 21 en , te Pesse.

TOEGANGSPOORT BAARSCHOT 6, ESCH

Ruimtelijke onderbouwing

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

BESTEMMINGSPLAN ZIJDELWAARD EERSTE HERZIENING

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de uitbreiding van een agrarisch bedrijf aan de St. Sebastiaanskapelstraat 9a

Bedrijventerrein Fase 5 Gemeente Urk vastgesteld Projectnr Revisie 01 Datum 29 januari 2018

*Z04630B9E6E* Ruimtelijke onderbouwing. Bouwen van een loods op het perceel Westerweg 21 Ouddorp. Initiatiefnemer: Maatschap Aleman-Sperling

Beleidsnotitie nieuwe denkrichting Vrijkomende (Agrarische) Bebouwing (VAB) in het buitengebied

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

* * omgevingsvergunningomgevingsvergunning

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

Bestemmingsplan Weideveld 2016, 1 e herziening. (ontwerp 25 januari 2019)

Wij hebben uw verzoek beoordeeld en besloten de gevraagde ontheffing te verlenen. Bijgaand treft u een afschrift aan van ons besluit.

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk

Provincie Noord-Holland

NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN. 1. Inleiding

vastgesteld gemeente Groningen - bestemmingsplan Facetherziening Parkeren 2

Wijzigingsplan Baarsdorpermeer 4, Zuidermeer Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Collegevoorstel. Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen

Nota Inspraak Bestemmingsplan Iepenlaan deelgebied 7. Gemeente Uithoorn Augustus 2016

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

Transcriptie:

Rapportage ontheffing bestemmingsplan caravanstalling revisie 01 2 februari 2012 auteur(s) Save Opdrachtgever J. Huydecoperweg 11 1331 GC Almere datum vrijgave beschrijving revisie goedkeuring vrijgave 2 februari 2012 Indienstuk gemeente Almere CC HJ

Colofon Contactadres: Zutphenseweg 31D 7418 AH Deventer Postbus 321 7400 AH Deventer Copyright Ingenieursbureau Oranjewoud Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.

Inhoud blz. Voorwoord 3 1 Situatie en planbeschrijving 4 1.1 Situering 4 1.2 Indeling 4 1.3 Constructie 5 1.4 Uitgangspunten 6 1.4.1 Het beoogde gebruik 6 1.4.2 Indicatie voor de vuurbelasting van het gebruik 7 1.5 Brandbeveiligingsinstallaties 7 2 Wettelijk kader 8 2.1 Rijksbeleid 8 2.1.1 Nota Ruimte 8 2.2 Provinciaal en regionaal beleid 9 2.2.1 Beleidsregel locatiebeleid Stedelijk Gebied (2008) 9 2.2.2 Beleidsregel Archeologie en Ruimtelijke Ordening (2007) 9 2.2.3 Omgevingsplan 2006 10 2.2.4 Waterbeheerplan 2010-2015 11 2.3 Gemeentelijk beleid 12 2.3.1 Ruimtelijke ontwikkeling 12 2.4 Afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart 14 3 Ruimtelijke onderbouwing 16 3.1 Parkeren 16 3.1.1 Parkeerplaatsen 17 3.1.2 Verkeersbewegingen 18 4 Brandveiligheid 19 4.1 Bouwbesluit 19 4.1.1 Wijziging in gebruik 19 4.2 Gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten 20 4.2.1 Brandcompartimentering caravanstalling in tuinbouwkas 20 Bijlage 1: Beoordeling volgens de Methode BvB 24 Bijlage 2: Berekening parkeren 32 Bijlage 3: Indelingstekening caravanstalling in tuinbouwkas 33 blad 1 van 33

blad 2 van 33

Voorwoord Aan de J. Huydecoperweg 11 te Almere staat een glastuinbouwbedrijf met één kas die momenteel verhuurd wordt voor het kweken van lelies. Familie De Munck is eigenaar van de tuinbouwkas. De eigenaar van de kas heeft ontheffing op het bestemmingsplan aangevraagd om deze als caravanstalling te gaan gebruiken. De totale gebruiksoppervlakte van de kas inclusief bijbehorende ruimten is 18.900 m 2. Bij de gemeente is voor het tuinbouwkasdeel (18.183 m 2 ) vrijstelling aangevraagd om caravans te stallen. De gehele kas zal ten dienste van de caravanstalling gebruikt gaat worden. Onderdeel in deze rapportage zijn: Een beschrijving van het bouwwerk en (voorgenomen) gebruik Beschrijving gebied en situatieschets (inclusief beleidskaders en uitgangspunten) Ruimtelijke effecten Gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten Aan Oranjewoud/Save is verzocht het volledige indienstuk aan te leveren aan de gemeente namens de eigenaar en gebruiker van de caravanstalling/tuinbouwkas aan de J. Huydecoperweg in Almere. De rapportage is samengesteld op basis van eerder uitgevoerde onderzoeken en geschreven stukken, van Save, de gemeente en mevrouw De Munck. Deventer, januari 2012 blad 3 van 33

1 Situatie en planbeschrijving 1.1 Situering De bestaande kas van familie De Munck is gelegen aan de J. Huydecoperweg 11 te Almere. Op het perceel staat ook één woning. Figuur 1 geeft een beeld van de situering. De kas ligt: aan de noordzijde kas 51 meter en bedrijfsruimte 35 meter van de perceelsgrens; aan de oostzijde 2 meter vanuit de perceelsgrens; aan de zuidzijde 193 meter vanuit de perceelsgrens; aan de westzijde 4 meter van de perceelsgrens; het woonhuis ligt op ruim 25 meter afstand van de kas. Het perceel is vanaf de J. Huydecoperweg te bereiken via de noordzijde van het perceel. Figuur 1 Terrein Almeerse caravanstalling; rood kader is het perceel, blauw kader de kas (Bron: Google Maps) 1.2 Indeling Het grootste deel van het perceel bestaat uit de kas en landbouwgrond. De kas heeft een oppervlakte van 18.183 m 2. Met de bijbehorende ruimten zoals de bedrijfsruimte en substraatruimte komt het totale oppervlak van het brandcompartiment op 18.900 m 2. blad 4 van 33

In de bedrijfsruimte ligt een klein kantoor dat deze functie zal blijven vervullen. Daarnaast staat er nog een koelcel. Alle teeltgerelateerde zaken zullen uit de kas en substraatruimte verwijderd worden. Figuur 2 hieronder geeft een beeld van de indeling van de kas en het perceel. Figuur 2 Plattegrond van de kas en locatie woonhuis ten opzichte van de kas Het woonhuis ligt op royale afstand van de kas en komt in deze rapportage niet meer terug. Er is geen noodzaak hier brandwerende maatregelen te treffen omdat het risico van brandoverslag klein genoeg is volgens de bepalingsmethode die later in deze rapportage nog zal worden aangehaald. 1.3 Constructie De kas heeft een uit staal en glas (in aluminium) opgetrokken gevel- en dakconstructie. De vloer in de kas bestaat uit een betonnen transportpad en zand waarop de caravans gestald zullen worden. De nok van de stalling heeft een inwendige hoogte van 5,50 meter en een goothoogte van 4,75 meter. De bedrijfsruimte die aan de voorzijde van de kas gesitueerd is, heeft een draagconstructie van stalen spanten. De gevels rondom zijn opgebouwd met steenachtige materialen tot een hoogte van ongeveer 2 meter met daarboven sandwichpaneel. De hoogte van de bedrijfsruimte is 5,0 meter. Het dak is van staal en geïsoleerd. Kozijnen in de bedrijfsruimte zijn in aluminium uitgevoerd. Deuren in de bedrijfsruimte zijn van hout, de buitendeuren en deur naar de kas en de substraatruimte zijn van aluminium. Daarnaast zit er in de voorgevel van de bedrijfsruimte een grote segmentdeur. De kas en bijbehorende ruimten wordt uitgevoerd als één brandcompartiment. blad 5 van 33

1.4 Uitgangspunten De gemeente Almere heeft in het afwegingskader Glastuinbouwgebied Buitenvaart van juni 2010 beschreven ontheffing te willen gaan verlenen voor het stallen van caravans in tuinbouwkassen in dit gebied. Het gemeentelijke beleid dient hiertoe echter aangepast te worden. Het voornemen van de gemeente is de afwegingen zoals gepositioneerd in het afwegingskader (zie ook paragraaf 2.4, afwegingskader is tijdelijk beleid) te hanteren inclusief de toevoeging met het vrijhouden van gangpaden uit een schrijven van 21 december 2010. Bij het uitvoeren van diverse onderzoeken en opstellen van deze rapportage is de eigenaar niet bekend met het definitieve vastgestelde gemeentelijke beleid ten aanzien van de brandveiligheid van caravanstallingen in (glas)tuinbouwkassen waarop gehandhaafd gaat worden. De gemeente heeft een aantal uitgangspunten en voornemens uitgesproken hieromtrent die in deze rapportage als uitgangspunten worden overgenomen in dit indienstuk 1. Uitgangspunt 1: aanvraag ontheffing caravanstalling In de aanvraag wordt de plaatsing van uitsluitend motorloze voertuigen zoals caravans aangevraagd. Uitgangspunt 2: aanvraag ontheffing caravanstalling Op basis van gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten is er een beperking aan de stalling van caravans gesteld waarop het bevoegd gezag mag handhaven. Maximale variabele vuurbelasting van 886 ton vurenhout op een gebruiksoppervlakte van 18.900 m 2 (komt ongeveer overeen met een 830 - normale- caravans). De interne afstand om voldoende WBDBO te bereiken in de gevels moet overeenkomen met 3 meter in de oost gevel en 1 meter in de west gevel. Uitgangspunt 3: aanvraag ontheffing caravanstalling Almeerse caravanstalling De eigenaar zal een opstellingsplan met de indeling van de caravanstalling afstemmen met het bevoegd gezag voor aanvang van de ingebruikname, inclusief vrij gehouden gangpaden. 1.4.1 Het beoogde gebruik In de kas gaat stalling plaatsvinden van caravans en aanhangwagens (motorloos). Met inachtneming van een aantal randvoorwaarden, die later in deze rapportage benoemd worden, mogen er maximaal 830 caravans in de kas geplaatst worden. In het kantoor worden administratieve werkzaamheden uitgevoerd. In de koelcel in de bedrijfsruimte en substraatruimte kan eventueel nog kleine opslag plaats vinden. De eigenaar dient ervoor te waken dat bij het intensieve gebruik van deze ruimten als opslag dit een beperking meebrengt in het aantal gestalde caravans of voertuigen omdat de maximale vuurbelasting van 900 ton vurenhout niet overschreden mag worden. In het reglement van de stalling is uitgesloten dat klanten toegang hebben tot de kas. Alleen personeel mag de stallingsruimte betreden. De kas is niet als verblijfsruimte bedoeld. In de bedrijfsruimte zullen geen objecten langdurig gestald staan. Deze ruimte wordt uitsluitend gebruikt voor het klaarzetten van objecten uit de kas voor afhalen of brengen. 1. De eigenaar beroept zich vooralsnog op rechten conform de artikelen uit hoofdstuk 2 in het Bouwbesluit 2003 tot het gemeentelijke beleid officieel is vastgesteld (wijzigingen zijn voorbehouden) en gecommuniceerd met de eigenaar. blad 6 van 33

Gebruiksoppervlakte en bezettingsgraad De totale gebruiksoppervlakte van het brandcompartiment bedraagt 18.900 m 2. In de gehele hal werken hooguit 2 personen. In de normale situatie één persoon. Voor de caravanstalling worden de volgende bezettingsgraadklassen gehanteerd: (Lichte) industriefunctie B5 voor de caravanstalling; nevenfunctie Kantoorfunctie B4 voor het kantoor. 1.4.2 Indicatie voor de vuurbelasting van het gebruik De aanwezige brandbare materialen in het brandcompartiment moeten gezocht worden in de aanwezige gestalde objecten. Deze aantallen veranderen door het jaar heen. De mix van diverse soorten voertuigen bepaalt de hoeveelheid aanwezig brandbaar materiaal. Omdat naast caravans eventueel ook aanhangers gestald kunnen, is de maximale bezetting van de stalling aangenomen op basis van één soort caravan, als maatgevend uitgangspunt. Uitgangspunt is het stallen van alleen caravans en aanhangwagens. Gekozen is om de berekening uit te voeren op basis van alleen caravans omdat de vuurlast hiervan hoger is. In de stallingsvoorwaarden is opgenomen dat het verplicht is de gasflessen (e.v.t. accu's) en brandbare of explosieve stoffen te verwijderen uit het aangeboden object en zonder genoemde zaken aan te leveren bij de stalling. In de berekening is rekening gehouden met een marge omdat het volledig uitsluiten van de aanwezigheid van eerder genoemde stoffen namelijk niet reëel is. De (variabele) vuurbelasting in het brandcompartiment bestaat verder uit kantoorartikelen en kleine hoeveelheden van diverse materialen in de substraatruimte en de koelcel. 1.5 Brandbeveiligingsinstallaties In de caravanstalling zijn geen brandbeveiligingsinstallaties aanwezig. blad 7 van 33

2 Wettelijk kader Om ontheffing te krijgen voor het stallen van caravans in de tuinbouwkas dient er rekening gehouden te worden met een aantal beleidskaders van rijksniveau tot gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk worden op verzoek van de gemeente de wettelijke kaders binnen de gemeente Almere inzichtelijk gemaakt. 2.1 Rijksbeleid 2.1.1 Nota Ruimte Voor rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vooral de Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling", die op 23-04-04 (deel 3) door het kabinet is vastgesteld, van belang. Op 17-05-2005 heeft de Tweede Kamer de Nota Ruimte aangenomen, de Eerste Kamer heeft ingestemd op 17-01-2006. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij het kabinet kiest voor 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. De nota doet concrete uitspraken over het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020. De periode 2020-2030 vormt hierbij een doorkijk naar de langere termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: 1. versterking van de Nederlandse economie en concurrentiepositie; 2. bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; 3. waarborging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; 4. en waarborging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd, tegen de achtergrond van de wens om de economische, ecologische en sociaal-culturele waarden van de ruimte te versterken en duurzaam te ontwikkelen. Van duurzame ontwikkeling is volgens het rijk sprake als aan elk van deze waarden gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan. Hierdoor neemt de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toe. Met het beleid legt het rijk een grotere verantwoordelijkheid bij de decentrale overheden. De uitvoering van beleid ligt primair bij gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd. In de Nota Ruimte wordt door het kabinet gepleit voor zowel hergebruik als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied. Doel hiermee is het economisch draagvlak en de vitaliteit te vergroten. Het landelijke beleid bepaalt dat vrijkomende agrarische bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of dienen als vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Het kan daarbij gaan om bedrijvigheid die gelieerd is aan de functie van het buitengebied, zoals bijvoorbeeld recreatiebedrijven. blad 8 van 33

2.2 Provinciaal en regionaal beleid 2.2.1 Beleidsregel locatiebeleid Stedelijk Gebied (2008) Het locatiebeleid, vermeld in het Omgevingsplan Flevoland 2006, is uitgewerkt in de beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied. Volgens de beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied worden de vestigingsmogelijkheden ingegeven door binnen een aantal provinciale locatietypen een juiste balans te vinden in vier doelstellingen: versterking van de economische ontwikkeling van Flevoland; beheersing van de mobiliteit door een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets; efficiënt gebruik van infrastructuur en vervoermiddelen; verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, waarbij het parkeerbeleid een belangrijk ondersteunend instrument is. Ingevolge artikel 4.2 van de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk Gebied dient de motivering die aan een bestemmingsplan of projectbesluit als bedoeld in de Wro ten grondslag ligt bij voorkeur opgenomen te worden in een Gemeentelijke Visie op het Vestigingsbeleid (GVV) voor zover een ruimtelijk plan betrekking heeft op werklocaties in het stedelijk gebied (Het stedelijk gebied als bedoeld in het Omgevingsplan Flevoland 2006) van de gemeente. Daarbij houden gemeenten het volgende aan: a. Voor de huidige en toekomstige werklocaties wordt in het plan beschreven tot welke provinciale locatietype(n) deze worden gerekend. b. Per locatie wordt binnen het provinciale locatietype aangegeven welke typen bedrijven er gevestigd kunnen worden. c. De voorgestelde locatietype(n) en de hierbinnen bestaande en geplande omvang van de bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de uitwerking hiervan in de meest actuele Strategische Visie op Werklocaties Flevoland (indien blijkt dat door veranderende marktomstandigheden de geplande omvang van bedrijvigheid niet meer conform de behoefte is, wordt de Strategische Visie op dit onderdeel herzien) die een doorkijk geeft naar de komende 10 jaar en gemiddeld om de 3 à 4 jaar wordt herzien. d. Als een gemeente voor een locatie geheel of gedeeltelijk wil overgaan tot een ander type bedrijvigheid dan in een eerder vastgesteld plan is mogelijk gemaakt, dan wordt in het ruimtelijk plan ingegaan op de noodzaak, de gevolgen voor het aanbod voor het oorspronkelijke type bedrijvigheid en eventuele compensatie hiervan. e. Het provinciale locatietype en de hierbinnen bestaande en/ of geplande omvang van de bedrijvigheid, zoals bedoeld in de Provinciale Strategische Visie op Werklocaties, is afgestemd op de situatie in de Flevolandse gemeenten. 2.2.2 Beleidsregel Archeologie en Ruimtelijke Ordening (2007) Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaat met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie. De in deze beleidsregel opgenomen regels zijn gericht op het duurzaam behoud van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen. De toetsingscriteria van Gedeputeerde Staten zijn: a. Archeologische waarden en verwachtingen dienen te zijn gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd. b. Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). c. Indien in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk blad 9 van 33

plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd. d. In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen dienen behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen te zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van aanlegvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn. De locatie aan de J. Huydecoperweg is al vele jaren bebouwd met bedrijfsbebouwing, die gehandhaafd zal blijven, waardoor de situatie uit cultuurhistorisch en archeologisch oogpunt ongewijzigd zal blijven. 2.2.3 Omgevingsplan 2006 In het Omgevingsplan 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 weer, met een doorkijk naar 2030. Het is een bundeling van vier plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer en Vervoerplan. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid. Het belangrijkste doel van de provincie is het creëren van een goede woon-, werk- en leefomgeving in heel Flevoland. In het Omgevingsplan 2006 is aangegeven dat Almere zich moet kunnen ontwikkelen tot eenaantrekkelijke en vitale stad in de Noordvleugel van de Randstad, met een breed aanbod aan woonmilieus. De stedenbouwkundige ontwikkeling binnen Almere is in hoofdzaak een gemeentelijke aangelegenheid. De provincie rekent het tot haar taak te zorgen voor een goede regionale inbedding van de groei van Almere in al haar facetten, zowel in Flevoland zelf als op bovenregionaal niveau. Meerzijdige ontwikkeling blijft het uitgangspunt en is ook noodzakelijk voor de voorziene opvangtaak van Almere. Eerst wordt prioriteit gegeven aan de verbetering van de verbindingen aan de westzijde van Almere. Het zo snel mogelijk oplossen van de knelpunten op het traject Schiphol- Amsterdam-Almere A6-A1-A9 heeft daarbij prioriteit. De provincie Flevoland heeft een voorkeur voor een duurzame en robuuste oplossing, te weten een korte tunnel tussen de A6 en de A9. In Flevoland betekent dit een uitbreiding van het tracé over de Hollandse Brug (Tweede Hollandse Brug) en een uitbreiding van de A6 tot aan aansluiting Almere Buiten-Oost. De voorkeur van de provincie gaat uit naar ontvlechting van het bovenlokale/regionale doorgaande verkeer op een hoofdrijbaan en het lokale verkeer in Almere tussen de verschillende stadsdelen op parallelbanen. Deze uitbreiding is vereist, onafhankelijk van een eventuele woningbouwtaakstelling voor Almere tussen 2010-2030. Om een hoogstedelijk woon- en werkmilieu met aangenaam verblijfsklimaat te realiseren worden tussen gemeente en provincie afspraken gemaakt over gedifferentieerde milieueisen. De provincie wil meer ruimte bieden voor de recreatieve functie van de groengebieden. Nu het rijk de reservering voor de Markerwaard heeft geschrapt, moet Almere zich oriënteren op een ligging aan het IJmeer en Markermeer. De provincie onderschrijft de ambitie om het IJmeer in te richten en te ontwikkelen tot het 'waterpark' van de Noordvleugel, als centraal recreatiegebied tussen de steden Almere en Amsterdam. Almere kan aan de westzijde een waterfront ontwikkelen in de vorm van een veelzijdige en hoogstedelijke centrumontwikkeling aan de oevers van het IJmeer. Buitendijks kan het waterpark gestalte krijgen met een hoogwaardig maritiem en recreatief centrummilieu. Een IJmeerverbinding (zowel weg als spoor) is hiervoor een noodzakelijke voorwaarde. Om dit mogelijk te maken, moet tegelijkertijd een verbetering van de water- en natuurkwaliteit tot stand worden gebracht. De provincie benadrukt daarbij de samenhang tussen IJmeer en Markermeer en wil in de uitwerking daarvan de regie voeren. De provincie is voorstander van de stedelijke ontwikkeling op de lange termijn aan de oostzijde van Almere, ten oosten van de A27 op het huidige grondgebied van Zeewolde. Deze ontwikkeling betreft blad 10 van 33

een suburbaan en groen woon- en werkmilieu dat in het landelijk gebied geleidelijk overgaat in de robuuste ecologische verbinding tussen Oostvaardersplassen en Veluwe. Voor de periode t/m 2015 kan Almere zich ontwikkelen binnen het stedelijke gebied zoals in figuur 11 behorende bij het Omgevingsplan 2006 is aangegeven. In de periode daarna komen eerst Almere Pampus (westelijk) en vervolgens Spiegelhout (oostelijk) in beeld. Ontwikkeling van grootschalige nieuwe werklocaties liggen voornamelijk op het huidige grondgebied van Zeewolde. De ontwikkeling van de werklocatie A6/A27 overstijgt het lokale belang ruimschoots. De provincie wil betrokken zijn bij de ontwikkeling van deze locatie. De locatie XX heeft o.a. de aanduidingen Stedelijk gebied, Streefbeeld en ontwikkeling recreatie en Glastuinbouw op figuren behorende bij het Omgevingsplan 2006. Op figuur 11 in het Omgevingsplan 2006 is de begrenzing van het stedelijk gebied tot 2015 aangegeven. Deze figuur wordt gebruikt bij de toetsing van ruimtelijke plannen. Het stedelijk gebied omvat zowel (bestaand en toekomstig) bebouwd als onbebouwd gebied en biedt ruimte aan woongebieden, werklocaties, infrastructuur, (recreatieve) voorzieningen, water, groengebieden en ecologische verbindingen. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt tevens de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten. De gemeenten nemen bij de ontwikkeling van het stedelijke gebied het initiatief. Plannen voor uitbreiding worden in samenhang met herstructurering van het bestaande bebouwd gebied opgepakt. De stedelijke gebieden zijn zodanig begrensd dat deze voldoende ruimte bieden voor gemeenten om risico's in de uitvoering op te kunnen vangen en een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied mogelijk te maken. De provincie draagt zorg voor een evenwichtige ontwikkeling op regionaal niveau. Zij richt zich daarbij vooral op de onderlinge verbanden tussen de hoofdkernen, rekening houdend met de positie van die kernen in hun stedelijke en groenblauwe hoofdstructuur. De provincie bevordert afstemming over woon- en werkmilieus en voorzieningen, uitgaande van een integrale benadering van het stedelijke gebied en het provinciale bundelingbeleid. 2.2.4 Waterbeheerplan 2010-2015 De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheerplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciebeleid op het gebied van water vertalen naar concrete doelen en maatregelen voor hun beheergebieden. De wijze waarop het waterschap hier in deze planperiode invulling aan wil geven, is beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015. Het waterbeheerplan is ingedeeld in de drie thema's: veiligheid, voldoende water en schoon water. Veiligheid De veiligheid van de dijken in en om Flevoland is voor het gebied van groot belang. De dijken beschermen het land tegen overstromingen. Het op orde houden van de dijken is een van de kerntaken van het waterschap. Met de groei van het stedelijk gebied en de economische bedrijvigheid langs en op de dijken is het van belang dat deze veiligheid gewaarborgd blijft. Het waterschap stelt hiervoor in de planperiode kaders op. Voldoende Water Het watersysteem is zo ingericht dat wateroverlast wordt voorkomen. Het beheer en onderhoud is er op gericht dat het watersysteem goed blijft functioneren. Ook in droge periodes moet er voldoende water zijn. Kwel en regenwater worden door goed onderhouden gemalen weggepompt. blad 11 van 33

Daarnaast moet het watersysteem in Flevoland voorbereid zijn op toekomstige klimaatveranderingen. Het waterschap zal hiervoor in de planperiode de noodzakelijke maatregelen uitvoeren. Schoon Water Schoon grond- en oppervlaktewater is in ieders belang. De Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt niet alleen dat het water niet vervuild mag zijn, maar ook dat er goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden moeten zijn voor in het water levende flora en fauna. Het waterschap zorgt mede daarom voor een goede structuurdiversiteit langs de oevers van het watersysteem. Een deel daarvan zal in deze planperiode worden gerealiseerd. Het waterbeheerplan beschrijft naast bovenstaande thema's tevens een aantal onderwerpen die niet eenduidig onder een van de thema's zijn te vatten. Het zijn: stedelijk water, water en ruimte, belevingswaarde, vergunningverlening en handhaving, kennis- en informatiebeheer, calamiteitenbestrijding, communicatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De locatie aan de J. Huydecoperweg is reeds jaren bebouwd met bedrijfsbebouwing, die gehandhaafd zal blijven. Het verharde/bebouwde oppervlak zal ten opzichte van de huidige verharding/bebouwing ongewijzigd blijven, daardoor zal de waterhuishoudkundige situatie, door het gebruik van de huidige kassen voor caravanstalling, niet nadelig beïnvloed worden. 2.3 Gemeentelijk beleid Duurzaamheid Almere wil in 2030 de meest duurzame stad van Nederland zijn. In 2007 zijn op basis van de zogenaamde cradle-to-cradle-uitgangspunten zeven 'Almere Principes' ontwikkeld. De principes dienen als leidraad bij de verdere ontwikkeling (de schaalsprong) van de stad. Almere kent een goede uitgangspositie om de schaalsprong vanuit duurzaamheids principes te benaderen. De keuze is ook niet los te zien van de historie van de stad. Almere is vanaf het begin bedacht en opgebouwd vanuit duurzaamheid. Dat bewijzen de blauwgroene structuur, het meerkernige stadsconcept, het gescheiden verkeerssysteem en de doordachte afvalstructuur. Omdat Almere daarnaast een jonge stad is, is de basiskwaliteit van gebouwen en omgeving hoog. Almere stelt duurzaamheideisen aan zowel de bestaande stad als aan de nieuw te bouwen stadsdelen. Het gaat niet alleen om de gebouwde omgeving, maar ook om de openbare ruimte, beheer en om duurzame sociale en economische processen. 2.3.1 Ruimtelijke ontwikkeling Structuurplan Almere 2010 Op 25 september 2003 heeft de gemeenteraad het Structuurplan Almere 2010 vastgesteld. In het Structuurplan Almere 2010 staan de ruimtelijke richtlijnen voor de ontwikkelingen van de stad tot 2010 weergegeven met een doorkijk tot 2030. Centraal staat de oorspronkelijke opgave van Almere als een volwaardige en evenwichtige stad met 250.000 inwoners. Het Structuurplan benoemt een aantal opgaven om te komen tot een kwaliteitsimpuls van de oorspronkelijke opgave. Er zijn negen opgaven die betrekking hebben op de verbetering van het raamwerk van groen en water, en van infrastructuur: 1. kwaliteitsverbetering groenstructuur; 2. betere benutting water; 3. inhaalslag externe bereikbaarheid; 4. verbetering interne bereikbaarheid; blad 12 van 33

5. verdere uitbreiding en verdieping voorzieningenaanbod; 6. meer verscheidenheid in woningen en woonmilieus; 7. actief beheer bestaand stedelijk gebied; 8. kwalitatieve werkgelegenheidsimpuls; 9. ruimte voor startende en groeiende ondernemingen. Concept Structuurvisie Almere 2.0 Het college van B en W heeft op 20-10-2009 ingestemd met deze Concept Structuurvisie De Concept Structuurvisie is (nog) niet door de raad vastgesteld. De Concept Structuurvisie schetst vooral ambities voor de langere termijn. In de Concept Structuurvisie Almere 2.0 heeft de gemeente een toekomstvisie voor de stad geschetst. Daarin staat beschreven op welke manier en onder welke voorwaarden de stad in de toekomst zou kunnen groeien tot een stad van 350.000 inwoners. Een toekomstvisie met betrekking tot glastuinbouw ontbreekt in de Concept Structuurvisie Almere 2.0. In de Uitwerking Concept Structuurvisie Almere 2.0 heeft het glastuinbouwgebied Buitenvaart de aanduiding "werkgebieden en woongebieden". Archeologienota 2009 De archeologienota 2009 is op 18 juni 2009 door de raad vastgesteld. De gemeente Almere voert een actief archeologisch monumentenbeleid, gericht op het veiligstellen van de meest waardevolle vindplaatsen in de gemeente en het zoveel mogelijk integreren van deze locaties in de diverse inrichtingsplannen. De nota gaat in op het gemeentelijke selectiebeleid voor archeologie vanaf 2008 tot 2012. Het selectiebeleid geeft door middel van locaties op de Archeologische Beleidskaart Almere 2009 aan welke gebieden verwachtingsvol c.q. mogelijk behoudenswaardig zijn. Er wordt gefocust op gebieden waarin zich (representatieve) prehistorische landschappelijke zones bevinden. De verwachting is dat dit vooral hogere delen van het prehistorisch dekzandlandschap betreffen. Door de strengere selectie wordt in een kleiner oppervlak van de gemeente archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Projecten buiten de geselecteerde gebieden zijn wat archeologie betreft vergunningsvrij, behalve scheepswrakken. Het doel is om uiteindelijk op de belangrijke plaatsen wél een betere onderzoekskwaliteit te bereiken. De onderzoeksplicht geldt alleen indien aan drie condities is voldaan: 1. Het plangebied waarin de voorgenomen bodemingreep zal plaatsvinden heeft een oppervlakte van 100 m 2 of groter, en; 2. het plangebied betreft een terrein dat niet eerder bebouwd / overbouwd is geweest met bijvoorbeeld een weg of huizen, en 3. het moet gaan om een bodemingreep dieper dan 50 cm. De archeologienota is een uitwerking van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die in 2007 in werking is getreden. Uitgangspunten van de wet zijn onder meer: behoud van waardevolle archeologische resten ter plaatse ('in situ'); de verstoorder (van de bodem) betaalt; vooronderzoek van de bodem in een zo vroeg mogelijk stadium van de planontwikkelingen doen; de verplichting om in ruimtelijke plannen rekening te houden met (mogelijke) archeologische waarden; de verantwoordelijkheid voor archeologische monumentenzorg wordt bij gemeenten neergelegd; de opgravingsmarkt wordt geliberaliseerd. De archeologienota 2009 is juridisch verankerd in de gemeentelijke archeologie verordening. Gemeentelijke archeologieverordening De gemeentelijke archeologieverordening is op 18 juni 2009 door de raad van Almere vastgesteld. In de Archeologieverordening is vastgelegd hoe het college omgaat met archeologisch waardevolle terreinen en voor welke terreinen een onderzoeksverplichting dan wel een vrijstelling hiervan geldt. blad 13 van 33

Archeologisch waardevolle terreinen zijn gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen vastgesteld zijn. Op het terrein waarin zich de kern van een archeologische vindplaats bevindt is geen andere inrichting toegestaan dan die het behoud, beheer onderzoek en beleefbaarheid ten dienste staat. Middels een aanlegvergunningenstelsel kan hiervan onder strikte voorwaarden - worden afgeweken. Als het onvermijdelijk is dat ingrepen zullen worden gedaan, dan dient de vindplaats te worden opgegraven voordat de aanlegvergunning kan worden verstrekt. Om de kern ligt een zogenaamde bufferzone. Hiervoor geldt dat er, in bepaalde gevallen, wel ingrepen kunnen worden toegestaan. Dit mag als het gebied waarvoor de aanlegvergunning wordt verleend niet meer oppervlakte beslaat dan 10% van de totale bufferzone. Daarnaast geldt er nog een aantal voorwaarden. De onderzoeksverplichting geldt voor gebieden waarbinnen behoudenswaardige archeologische waarden verwacht worden. Dit zijn de zogenaamde selectiegebieden uit de eerdergenoemde Nota. Genoemde gebieden zijn aangeduid op de Archeologische Beleidskaart Almere. Binnen de genoemde gebieden zijn met enkele uitzonderingen, alle werkzaamheden / projecten aanlegvergunningplichtig. De vergunning kan (al dan niet tijdelijk en/of onder voorwaarden) worden verleend. De vergunning moet geweigerd worden indien het project/ de werkzaamheden de archeologische waarden aantast of risico's daarop kan opleveren. Het beleid heeft tot doel aangetroffen vindplaatsen en scheepswrakken van voldoende kwaliteit in situ te behouden. In de Archeologieverordening is dwingend opgenomen dat de waardevolle terreinen en selectiegebieden integraal in alle toekomstige ruimtelijke plannen en juridisch-planologische kaders moet worden overgenomen. De locatie aan de J. Huydecoperweg is reeds jaren bebouwd met bedrijfsbebouwing, die gehandhaafd zal blijven, waardoor de situatie uit archeologisch oogpunt ongewijzigd zal blijven. 2.4 Afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart Afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart: Groen en duurzaam ondernemerschap". Op 30 juni 2010 heeft het college van B&W van Almere het afwegingskader voor het glastuinbouwgebied Buitenvaart vastgesteld. Met dit afwegingskader geeft het college concreet invulling aan de in januari 2010 besloten verruiming van de mogelijkheden voor ondernemers in Buitenvaart. Het afwegingskader wordt toegepast bij de afweging of ontheffing kan worden verleend van het bestemmingsplan bij individuele aanvragen daartoe. Het afwegingskader geeft aan dat het bestemmingsplan voor het gebied de bestemming akkerbouwen (glas)tuinbouw geeft. Het College van B en W heeft in januari 2010 besloten meer mogelijkheden te geven aan de tuinders in Buitenvaart. De mogelijkheden bevinden zich in de richting van 'groen en duurzaam ondernemerschap'. Door de verbreding van de economische activiteiten wordt beoogd de zittende ondernemers een goede mogelijkheid te bieden in het gebied werkzaam te blijven. Tegelijkertijd wordt het gebied een impuls gegeven door vergroting van de diversiteit. De ruimtelijke kwaliteit en daarmee de toekomstwaarde van het gebied wordt verbeterd, verrommeling wordt tegen gegaan en de aantrekkelijkheid van het gebied wordt vergroot. Ten behoeve van de beoordeling van individuele aanvragen van eigenaren en gebruikers in het gebied, is het afwegingskader "Glastuinbouwgebied Buitenvaart: Groen en duurzaam ondernemerschap" opgesteld. In hoofdlijnen kunnen functies worden toegestaan die zijn te scharen onder groen en duurzaam ondernemerschap, die niet belemmerend zijn voor glastuinbouwbedrijven in de omgeving en die ruimtelijk en milieutechnisch zijn in te passen in het gebied in verband met de omgeving (Oostvaardersplassen, de Vaart en woningen). blad 14 van 33

Het dienen bedrijfsmatige activiteiten te zijn, die passen in 1 van de 4 hoofdgroepen: 1. landbouwverwante functies inclusief sociale/medische nevenfuncties; 2. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, indien niet grootschalig; 3. (groen)recreatie inclusief (dag)horeca en (gerelateerde) educatie; 4. aan huis gebonden beroep / overige dienstverlening. In afwijking van groen ondernemerschap kan caravanstalling, als uitzondering, worden toegestaan als alternatief voor de teelt van gewassen. Het kan worden toegestaan omdat het een activiteit is die (voormalige) tuinders een goed alternatief biedt voor gebruik van de bestaande kas. De regeling voor verbreding van de gebruiksmogelijkheden is hier uiteindelijk voor bedoeld. De kas wordt (duurzaam) hergebruikt waardoor er geen nieuwe of extra beletsels ontstaan voor het vormen van een visie voor het gebied voor de langere termijn. De exploitatie levert de ondernemers vooralsnog een beter perspectief dan de bloementeelt, zodat beter aan de lopende kredietverplichtingen kan worden voldaan. De gemeente stelt aan een ontheffing voor caravanstalling de volgende randvoorwaarden: Alleen inpandige stalling van caravans, uit het zicht vanaf de openbare weg door bijvoorbeeld een groene aankleding, is toegestaan. Niet meer dan 8% (8 ha) van geheel nettobedrijfsgrond (ca. 100 ha) in Buitenvaart mag gebruikt worden voor caravanstalling. Het betreft alleen opslag van caravans als zijnde motorloos en zonder gasflessen e.d. Motoropslag of opslag van motorgestuurde voertuigen is niet toegestaan in het gebied Buitenvaart. Het afwegingkader is tijdelijk beleid dat vooruitloopt op een bestemmingsplan aanpassing. Momenteel wordt een visie opgesteld voor de langetermijninvulling van het gebied en staat actualisatie van het bestemmingsplan op de planning. Vooralsnog hanteert de gemeente het afwegingskader als beleid van het college ten behoeve van de invulling van de gedelegeerde bevoegdheid tot het nemen van projectbesluiten. Wanneer de visie wordt gepresenteerd en de actualisatie van het bestemmingsplan wordt opgestart moet het afwegingskader in de besluitvorming van de raad worden meegenomen. blad 15 van 33

3 Ruimtelijke onderbouwing Aanvullend op beleidskader wordt in dit hoofdstuk nader ingegaan op het parkeren bij de caravanstalling aan de J. Huydecoperweg. 3.1 Parkeren Onderdeel van de indieningsvereisten is het aanleveren van een berekening voor het aantal benodigde parkeerplaatsen. Dit is normaal gesproken geen onderdeel van een brandveilgheidsrapportage. In de gemeentelijke bouwverordening van Almere staat geregeld dat in parkeren voorzien moet worden op eigen terrein. De plaatselijke bestaande verkeerssituatie bestaat uit verkeer van en naar omwonende aan J. Huydecoperstraat en buurstraten. Maar tevens verkeer dat gerelateerd is aan de bedrijven die gevestigd zijn aan deze weg en omringende straten. Personenauto's, vrachtwagens en bestelbussen domineren het verkeersbeeld. Parkeren op de openbare weg wordt uitgesloten. Indien in de toekomst mocht blijken door wijzigingen in de bedrijfsvoering, dat meer parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn dan is er de mogelijkheid om dit op eigen terrein te creëren. Het bedrijf gaat van kweken van bloemen volledig over naar het stallen van caravans. Het verkeer (transport, toeleveranciers, medewerkers, enz.) komt hiermee te vervallen. De berekening is opgenomen in bijlage 2. blad 16 van 33

3.1.1 Parkeerplaatsen Het verharde erf voor de caravanstalling is 1.455 m 2 groot, dit is parkeerruimte en oprit, zie figuur 3. Figuur 3 Parkeren op eigen terrein Op het parkeergedeelte is plaats voor +/- 35 parkeervakken van 3 bij 7 meter, zie bovenstaande figuur, groene arcering. Dit zijn vakken die voor parkeren gebruikt kunnen worden, auto's of caravans. Uit figuur 3 blijkt tevens dat er voldoende ruimte op het erf is om te manoeuvreren met een vrachtwagen. Deze ruimte blijft gehandhaafd zodat voertuigen afgekoppeld kunnen worden of aangehaakt. In de bedrijfsruimte mogen geen caravans gestald staan voor langere tijd. De bedrijfsruimte wordt gebruikt om objecten uit de stalling klaar te zetten of tijdelijk weg te zetten alvorens deze in de stalling geplaatst worden door de eigenaar. Dit houdt in dat de parkeerplaatsen buiten, in de normale situatie, niet gebruikt worden voor het langdurig plaatsen van caravans. Het bedrijft werkt op afspraak (per dag). De aanwezige parkeerplaatsen inclusief mogelijkheden om op de oprit geparkeerd te staan worden hierbij ruimvoldoende geacht omdat in de praktijk de caravans gespreid worden gebracht op een dag. Er blijkt in de praktijk dan de gemiddelde aantallen uit de berekening in bijlage 4 geen representatief beeld geven. De piekdagen voor een caravanstalling liggen rond (zomer)vakanties en dagen zoals Pinksteren. Op deze dagen zal het druk zijn met het afhalen van caravans. Eventueel is het mogelijk parkeerplaatsen uit te breiden in het geel gearceerde gedeelte in figuur 3. blad 17 van 33

3.1.2 Verkeersbewegingen De verkeerssituatie zal veranderen van bedrijfsmatig naar verkeer van klanten met een recreatief voertuig zoals: caravans, vouwwagens en dergelijke. Er zal een afname van vrachtvervoer plaats vinden, omdat er geen bedrijfsmatige teelt meer geschiedt in de kas. Transport van bloemen en diverse leveringen aan het adres behoren tot de verleden tijd. De gevolgen in het lokale verkeer ten gevolge van het gewijzigde gebruik van de kas resulteert voornamelijk in minder verkeersbewegingen en andersoortig verkeer. Maar wel met piekdagen. blad 18 van 33

4 Brandveiligheid De brandveiligheidseisen voor gebouwen en bouwwerken liggen vast in de bouwregelgeving. De basis hiervoor ligt in de Woningwet 1991 artikel 2, Brandveilig bouwen en artikel 8 Brandveilig gebruik. Het Bouwbesluit 2003 (AMvB) komt voort uit artikel 2. Op basis van artikel 8 is er in het Gebruiksbesluit 2008 een aantal eisen voor het brandveilig gebruik van gebouwen vastgelegd. Beide zijn van toepassing als vigerende regelgeving. 4.1 Bouwbesluit Sinds 2003 beschrijft het Bouwbesluit niet alleen eisen ten aanzien van nieuwbouw, maar ook voor bestaande bouw. De gemeente heeft de vrijheid om voor bestaande bouw een eisenniveau vast te stellen, mits dit ligt tussen het nieuwbouw- en bestaande bouwniveau. In specifieke gevallen zijn de gestelde eisen vastgelegd in de bouwvergunning. 4.1.1 Wijziging in gebruik De kas is in het verleden vergund op basis van het gebruik, tuinbouwkas voor het kweken van bloemen, waardoor geen sprake was van een brandcompartiment. Het gebruik zal wijzigen. De gebruiksfunctie lichte industrie met teelt verandert. De gebruiksfunctie blijft gehandhaafd, echter verdwijnen de uitzonderingen die gemaakt worden voor kenmerk teelt. In het nieuwe gebruik zal het gebouw uitgevoerd moeten als brandcompartiment. In de publicatie van het (voormalig) ministerie van VROM wordt een duidelijke toelichting gegeven om de gevolgen van een verzwaard gebruik: Wanneer een bouwwerk conform de van toepassing zijnde voorschriften wordt gebouwd en gebruikt zal het bouwwerk en het gebruik in de regel voldoende brandveilig zijn. Dat kan slechts anders zijn wanneer het bouwwerk op andere wijze gebruikt gaat worden dan ten tijde van de bouw of verbouw was voorzien: intensiever of afwijkend gebruik, danwel gebruik voor een ander doel. Afhankelijk van de feitelijke kwaliteit van het bouwwerk kan dat meebrengen dat het bouwwerk of voorgenomen gebruik onvoldoende brandveilig geacht moet worden. De verandering in gebruik leidt tot het veranderen van toetsingsniveau bestaande bouw, alleen concreet op het punt brandcompartimentering in relatie tot vuurbelasting en kenmerk tuinbouwkas. Artikel 2.111 ligging BB Lid 7 Het eerste en vierde lid* zijn niet van toepassing op een lichte industriefunctie met een volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van ten hoogste 200 MJ/m 2. * In het eerste en vierde lid wordt gesproken over een besloten en niet-besloten verblijfsgebied in relatie tot brandcompartimentering. blad 19 van 33

De uitzondering ten aanzien van vuurlast in een kas voor het kweken veranderd niets, de permanente vuurbelasting van het bouwwerk wijzigt niet. 4.2 Gelijkwaardigheid grote brandcompartimenten Om invulling te geven aan artikel 1.5 uit het Bouwbesluit 2003: Aan een in het tweede tot en met zesde hoofdstuk gesteld voorschrift dat moet worden toegepast om te voldoen aan een met betrekking tot een bouwwerk of een gedeelte daarvan gestelde eis, behoeft niet te worden voldaan, voorzover anders dan door toepassing van dat voorschrift het bouwwerk of het betrokken gedeelte daarvan ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt, als is beoogd met het betrokken voorschrift. Is er in bijlage 1 de berekening opgenomen waarmee wordt aangetoond hetzelfde niveau van veiligheid te bewerkstellingen als beoogd in het bouwbesluit in het kader van brandcompartimentering. Hieronder kort de kern. 4.2.1 Brandcompartimentering caravanstalling in tuinbouwkas In een eerder onderzoek is de als caravanstalling in te richten tuinbouwkas van familie De Munck te Almere verantwoord. Deze kas is een brandcompartiment met daarin een technische ruimte uitgevoerd als brandcompartiment. Het brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte van 18.900 m 2 en is dus groter dan de 3.000 m 2 in de standaardprestatie-eisen van het Bouwbesluit niveau bestaande bouw. Daarom is dit brandcompartiment getoetst aan de Methode BvB-2007 deel 3. Door de kas uitgevoerd als één brandcompartiment te beschouwen is gekozen voor een intrinsiek brandveilig beoordeelde situatie. Veelvuldig menselijk handelen en het falen van installaties levert geen risico's op omdat alleen gewerkt wordt met het creëren van afstand. Dat neemt niet weg dat de afstanden in de kas wel aangehouden moeten worden door de gebruiker. Ook is het te adviseren tussen groepen caravans intern afstand te houden in verband met overslag. De gebruiker dient een indelingsplan van de kas te overleggen met de brandweer. Maatregelpakket I toegepast De vuurbelasting in brandcompartiment BC1 valt binnen maatregelpakket I conform onze interpretatie van de Methode BvB-2007 voor bestaande bouw (lichte)industriefunctie. Aan de toepassingsvoorwaarden en de eisen bij dit maatregelpakket wordt in het ontwerp voldaan. De eisen zijn mede afhankelijk van het maximale gebruik van de caravanstalling. Uitgangspunt hierbij is dat de maatgevende vuurbelasting beperkt blijft tot 62,0 kilogram vurenhoutequivalent per vierkante meter. De eis aan de WBDBO van de omhulling van het brandcompartiment is daarmee voor de gevels 92 minuten. De benodigde WBDBO wordt bereikt door interne en externe afstand. Toegestaan gebruik Het maximale gebruik van de caravanstalling (BC1) is weergegeven in tabel 4.1. Het maximaal gebruik wordt daarbij bepaald door de maatgevende vuurbelasting van 63,0 kg vurenhoutequivalent per vierkante meter. blad 20 van 33

Tabel 4.1 Toegestane gebruik Beperkingen aan de vuurlast en de maatgevende vuurbelasting Bepalend is: de Maatgevende vuurbelasting in het brandcompartiment. Totaal hoogstens 62 kg vh/m 2 op de 1.000 m 2 grondoppervlakte met de hoogste waarde. De grens van 62 kg vh/m 2 mag per 1.000 m 2 niet worden overschreden. Overzicht van maximale totalen Totaal Maximaal: Af: Permanente bijdrage: Variabele gebruiksruimte: maximaal: Maximale Vuurlast: 900 ton vh 13,5 ton vh 886,5 ton vh Bovenstaande genoemde waarden gelden voor een totaal gebruiksoppervlakte van 18.900 m 2 op basis van een indicatie van 830 caravans. Het totaal aantal caravans dat gestald kan worden is 830 stuks uitsluitend in de kas. Met 830 caravans is de variabele vuurbelasting 881 ton vurenhout equivalent. Het beschreven maximale gebruik valt hier binnen de berekende maximale vuurlast van 886,5 ton vurenhout. Het brandcompartiment kan dus als één ongedeeld brandcompartiment worden gerealiseerd en gebruikt, mits de in figuur 4 aangegeven stroken worden vrijgehouden. Om tegemoet te komen aan de indelingsvereisten die het bevoegd gezag heeft aangegeven in correspondentie van 21 december 2011 wordt bijgevoegde indeling in bijlage 3 voorgesteld. blad 21 van 33

3 meter 1 meter Figuur 4 Plattegrond van de kas benodigde interne afstand De interne afstand (gearceerde gebieden in bovenstaande figuur) moeten worden vrijgehouden van opslag en andere brandbare materialen. blad 22 van 33

Bijlagen blad 23 van 33

Bijlage 1: Beoordeling volgens de Methode BvB Vertrekpunt van de beschouwing is dat de eerder beschreven caravanstalling en kantoorruimte als één groot brandcompartiment wordt gerealiseerd en dat dit compartiment met zijn gebruik past binnen maatregelpakket I. Dit hoofdstuk geeft aan, op welke wijze wordt voldaan aan de eisen die bij maatregelpakket I gelden. De beschouwing is als volgt opgezet: 1. Bekeken wordt of de situatie valt in het toepassingsgebied van maatregelpakket I. 2. De vuurlast bij het beoogde gebruik wordt bepaald. 3. De vuurlast wordt getoetst aan de eisen van maatregelpakket I. 4. Uit de maatgevende vuurbelasting wordt de WBDBO-eis aan de omhulling van het brandcompartiment afgeleid. 5. Bekeken wordt welke brandwerendheid (WBDBO) de verschillende onderdelen van de omhulling moeten hebben. 6. Getoetst wordt op de bijzondere eisen van maatregelpakket I. Het toepassingsgebied van Maatregelpakket I De gebruiksfuncties van dit brandcompartiment bestaan uit (lichte)industrie functie en nevenfunctie kantoorfunctie. De gebruiksfuncties zijn toegestaan in pakket I. De eisen (beperkingen) aan zogenoemde celvormig structuren zijn hier niet van toepassing. De grootste inwendige hoogte van het brandcompartiment bedraagt 5,5 meter. Dit valt binnen de maximale hoogte van 15 meter die BvB voor o.a. dit maatregelpakket stelt. Er vindt boven het brandcompartiment geen stapeling van andere brandcompartimenten plaats. De eisen aan, of beperkingen van stapeling in BvB zijn hier dus niet van toepassing. Conclusie Het brandcompartiment past binnen de voorwaarden bij het toepassingsgebied van maatregelpakket I Bepaling van de vuurlast De vuurlast in het brandcompartiment, is bepaald in bijlage 1. Hieronder volgen een korte toelichting en de voornaamste uitkomsten. De permanente vuurlast De permanente vuurlast wordt gevormd door de vuurlast die aanwezig is in de bouwdelen van het brandcompartiment. De draagconstructie van de stalling bestaat uit staal. De gevels en het dak van de caravanstalling zijn voorzien van glasplaten. In de bestaande bedrijfsruimte zijn de gevels uitgevoerd in sandwichpanelen en steenachtige materialen. Het dak bestaat uit geïsoleerde stalen damwandprofielen. De bijdrage van de sandwichpanelen is sterk bepalend voor de permanente vuurbelasting. Daarnaast wordt rekening gehouden met enige permanente vuurlast in deuren, interne kozijnen, bekabeling en vaste installaties. De permanente vuurlast van het brandcompartiment is circa 13,5 ton vurenhoutequivalent, zie bijlage 1. Gemiddeld gaat het om 0,7 kg vh/m 2. Hierin is een bijdrage van 10% onvoorzien meegenomen. blad 24 van 33