EUROPEES PARLEMENT. Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Vergelijkbare documenten
EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

Hof van Cassatie van België

12494/1/07 REV 1 yen/il/lv 1 DG H 2B

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

A8-0165/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

ECLI:NL:RBAMS:2017:5462

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

Brussel, 14 mei 2003 (16.05) SECRETARIAAT. het secretariaat de Conventie De rol van de nationale parlementen in de ontwerp-grondwet

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 18/10/2016

Handvest van de grondrechten van de EU

Inhoudstafel. Europese Unie Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de Werking van de Europese Unie 153

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

ADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement 2015/2254(INL) van de Commissie constitutionele zaken

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2010 (01.06) (OR. en) 8436/2/10 REV 2 COPEN 95 EJN 8 EUROJUST 42 NOTA

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 januari 2008 (06.02) (OR. en) 5213/08 ADD 1 COPEN 4

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

NL In verscheidenheid verenigd NL B8-0314/1. Amendement. Auke Zijlstra, Nicolas Bay, Harald Vilimsky, Giancarlo Scottà namens de ENF-Fractie

geraadpleegd door de Raad overeenkomstig artikel 39, lid 1 van het EU-Verdrag (C5-0757/2000),

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

(Wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

Deze herziene versie van het verslag is opgesteld na bespreking in de Groep materieel strafrecht van 23 juni 2004.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VERSLAG VAN DE COMMISSIE

wet aangenomen, maar ratificatie nog niet bekendgemaakt

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 maart 2003 (31.03) (OR. en, it ) 7814/03 Interinstitutioneel dossier: 2001/0270 (CNS) LIMITE DROIPEN 21

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. 20 juni 2003 PE /6-24 AMENDEMENTEN 6-24

*** ONTWERPAANBEVELING

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

Wat is een constitutie?

De weigeringsgronden bij uitlevering en overlevering

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

8658/15 dui/pw/mt 1 DG D 2B

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Benelux Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

Europees Aanhoudingsbevel

Wat is een constitutie?

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EUROPEES PARLEMENT. Commissie juridische zaken. aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Commissie interne markt en consumentenbescherming ONTWERPVERSLAG

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Europees Arrestatiebevel

Hof van Cassatie van België

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

EUROPEES PARLEMENT. Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Het Verdrag van Lissabon en het Hof van Justitie van de Europese Unie

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Nationaal Benelux Prüm Europese Unie

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

De Europese uitdaging van toenadering van procedurele rechten Een lang verhaal

AANGENOMEN TEKSTEN. gezien artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

AMENDEMENTEN NL In verscheidenheid verenigd NL 2011/0059(CNS) Ontwerpadvies Evelyne Gebhardt (PE v01-00)

EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN IN DE UNIE

Toepasselijk recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed *

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

EBN Actualiteiten meet up dinsdag 4 juni 2019

EUROPEES PARLEMENT Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken ONTWERPVERSLAG

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Richtlijnen voor de beslissing over welk rechtsgebied moet vervolgen?

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 januari 2010 (25.01) (OR. en) 5676/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0801 (COD) DROIPEN 10 COPEN 27 CODEC 49

NL In verscheidenheid verenigd NL B8-1092/1. Amendement. Sophia in 't Veld, Cecilia Wikström, Angelika Mlinar namens de ALDE-Fractie

van Katia Segers, Güler Turan en Tine Soens

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

*** ONTWERPAANBEVELING

1. Punt 43: Samenwerking in het kader van een gezamenlijk team waarbij functionarissen van Europol betrokken zijn

Gemeenschappelijke EU-standaarden voor het garanderen van procedurele rechten in strafzaken

Tekst van de artikelen 33 tot en met 37 met toelichting

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. bij de. richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

Memorie van toelichting. 1. Inleiding

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 21 oktober 2011 (24.10) (OR. en) 15812/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0154 (COD)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Dual Use Recast Herziening Verordening 428/2009 MILAN GODIN

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen

PUBLIC 11642/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0109 (CNS)

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Samenvatting SAMENVATTING

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

Adviesorgaan van de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind

thans uit anderen hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [locatie] te [plaats 2],

Transcriptie:

EUROPEES PARLEMENT 2004 ««««««««««««2009 Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken 22.9.2005 WERKDOCUMENT over de invloed van het Europees aanhoudingsbevel op de grondrechten; eerste inzichten met het oog op een aanbeveling voor de Raad (Verslag van de Commissie op grond van artikel 34 van het kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten COM(2005)0063 en SEC(2005)267) Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken Rapporteur: Adeline Hazan DT\580979.doc PE 362.745v01

Dit werkdocument bespreekt de invloed van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) op de grondrechten; het formuleert ook eerste inzichten met het oog op een aanbeveling aan de Raad op basis van artikel 94 van het Reglement. 1. Eerbiediging van de grondrechten, belangrijk element voor wederzijds vertrouwen Zal een gewettigd streven naar maximale doeltreffendheid van het EAB de bescherming van de grondrechten niet in gevaar brengen? Omdat het EAB bedoeld is om een persoon te arresteren, deze in hechtenis te houden en over te leveren aan het gerecht van het land dat om zijn overlevering vraagt, heeft het EAB rechtstreekse gevolgen voor de fysieke vrijheid van die persoon en, meer in het algemeen, voor de vrijheden van iedereen in de Unie. 1.1. Tenuitvoerlegging afhankelijk van de grondwettelijke jurisprudentie betreffende de nationale staatsburgers en de grondrechten Enkele lidstaten hebben het nodig geacht een herziening van hun grondwet door te voeren voordat zij het EAB ten uitvoer legden, andere lidstaten vonden dit niet nodig. Verschillende Hooggerechtshoven van de lidstaten hebben de voorbije maanden uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van het EAB, met name de Hooggerechtshoven van België, Duitsland, Finland, Griekenland, Polen en Hongarije en het Franse Hof van Cassatie. Tot dusver hebben twee besluiten, allebei met betrekking tot de toepassing van het EAB, voor problemen gezorgd. In Polen besliste het Hof in een arrest van 27 april 2005 dat de overlevering van staatsburgers slechts zou kunnen gebeuren na een grondwetsherziening. Het Hof heeft de regering 18 maanden de tijd gegeven om de grondwet te herzien en de overlevering van Poolse burgers mogelijk te maken, zonder echter de toepassing van het EAB op te schorten. In de Duitse Bondsrepubliek heeft het Grondwettelijk Hof in een arrest van 18 juli 2005 de Duitse wet betreffende de toepassing van het kaderbesluit van nul en gener waarde verklaard. Ook al bevestigt het Hof dat het kaderbesluit als wettelijke basis voor overleveringen kan dienen, toch bepaalt het in zijn arrest dat de overlevering van Duitse staatsburgers aan een andere lidstaat niet langer mogelijk is totdat er een nieuwe wet betreffende de toepassing van het kaderbesluit van kracht wordt. Intussen moeten de Duitse autoriteiten de voorschriften in verband met uitleveringen toepassen en mogen ze niet langer overgaan tot "overleveringen". Daartegenover staat dat ze nog altijd EAB's kunnen uitvaardigen omdat de wettelijke bepalingen in verband met de uitvaardiging niet geannuleerd werden. Bij het Belgisch Arbitragehof is momenteel een verzoek ingediend tot nietigverklaring van de Belgische wetgeving inzake het EAB dat evenzeer gegrond is op de wettelijke basis als op het gevaar van discriminatie in gevallen waar er van het beginsel van de dubbele incriminatie wordt afgeweken. In Finland zou een grondwetsherziening worden overwogen om de rechtszekerheid te versterken, ook al is het kaderbesluit er reeds omgezet. Bij het Tsjechische Grondwettelijk Hof zou een beroep wegens ongrondwettelijkheid kunnen worden ingesteld. Zoals de Duitse situatie illustreert, gaat de integrale en coherente tenuitvoerlegging van het EAB tussen de lidstaten nog veel inspanningen kosten. Het is eigenlijk niet verwonderlijk dat verschillende van die problemen zich voordoen in verband met de centrale kwestie van de PE 362.745v01 2/6 DT\580979.doc

grondrechten. 1.2 Welke zijn de mogelijkheden om het EAB niet uit te voeren op grond van bescherming van de grondrechten? De juridificering van het EAB in vergelijking met de klassieke uitlevering is a priori een gunstige factor voor de eerbiediging van de grondrechten omdat zij de mogelijkheden tot willekeur beperkt. We kunnen er eveneens aan herinneren dat het kaderbesluit veel preciezer is dan de traditionele uitlevering waar het bijvoorbeeld het principe ne bis in idem betreft, het recht op een advocaat of het recht om de tijd van de hechtenis af te trekken van de duur van de veroordeling. In die zin is het kaderbesluit dus een vooruitgang van de rechtsstaat. Overwegingen 12 en 13 van de preambule en artikel 1 van het kaderbesluit verwijzen uitdrukkelijk naar de plicht om de grondrechten te eerbiedigen. Met name artikel 1, lid 3 bepaalt: "Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, wordt aangetast 1 ". Wanneer het kaderbesluit niet eenvormig wordt toegepast, kan dit inderdaad leiden tot een ongelijke behandeling van de mensen die op basis van het EAB zijn aangehouden, afhankelijk van het feit of de rechter in de lidstaat van uitvoering al dan niet moet controleren of het EAB de grondrechten naleeft. Zulke controle zou kunnen indruisen tegen het beginsel van wederzijdse erkenning. De bedoeling van de Europese wetgever, die uitgaat van het beginsel van wederzijds vertrouwen, bestond erin om het gerechtelijk onderzoek naar de eerbiediging van de grondrechten te concentreren in het land van uitvaardiging van het EAB, waarbij de rechter van het land van uitvoering onderworpen blijft aan de verplichting om de erkenning of uitvoering van een EAB te weigeren als dit de grondrechten zou schenden. De positieve verwijzing naar artikel 6 van het EG-Verdrag 2 kon helaas niet volstaan om volledige bescherming van de rechten van personen te garanderen, zoals het Duitse grondwettelijk hof in verband met de Duitse staatsburgers heeft gemeend. Onder de gronden tot verplichte weigering van de tenuitvoerlegging van een EAB wordt geen uitdrukkelijke plaats ingeruimd voor zaken waarin het land van uitvoering verantwoordelijkheid zou dragen op grond van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Deze bepalingen zouden een lidstaat verantwoordelijk kunnen stellen indien er bewijzen zijn dat deze persoon werkelijk gevaar loopt het slachtoffer te worden van een slechte behandeling (zoals foltering, een onmenselijke of mensonwaardige behandeling) en wanneer hij desondanks zou worden overgeleverd aan het land dat het EAB heeft 1 Artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie doet een beroep op de eerbiediging van de grondrechten zoals die worden gewaarborgd door het Europees Verdrag ter bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de gemeenschappelijke grondwettelijke tradities van de lidstaten. 2 en naar het mechanisme van artikel 7 van het EG-verdrag (in geval van een ernstige en voortdurende schending van de beginselen neergelegd in artikel 6), zoals vermeld in paragraaf 10 van de preambule van het kaderbesluit. DT\580979.doc 3/6 PE 362.745v01

uitgevaardigd. 1 De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is duidelijk op dat punt en onderstreept dat de lidstaat die het Verdrag ondertekend heeft in zulke omstandigheden verplicht is om deze persoon niet over te leveren. De Commissie meent in haar evaluatie dat dit risico klein is 2. Het kaderbesluit geeft slechts drie gronden tot verplichte weigering van de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel (artikel 3), de zeven andere worden overgelaten aan de vrije keuze van de lidstaten (artikel 4). Deze drie gronden zijn amnestie, het feit dat de gezochte persoon onherroepelijk door een lidstaat is berecht voor dezelfde feiten, en het feit dat de persoon op grond van zijn leeftijd niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld. In dat verband kunnen we betreuren dat het kaderbesluit de plicht om een persoon niet over te leveren in de gevallen opgesomd onder artikel 3 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens 3 niet uitdrukkelijk opneemt. 1.3. De evaluatie versterken ten gunste van het wederzijds vertrouwen Algemeen gezien vereist de totstandbrenging van een ware ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, wil deze tot een goed einde gebracht worden met eerbiediging van de diversiteit van culturen en rechtsstelsels, dat er een gemeenschappelijk referentiekader wordt geschapen en dat er een wederzijds evaluatiemechanisme wordt ingesteld om te garanderen dat de Europese burgers op vergelijkbare wijze worden behandeld. Het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet biedt de mogelijkheid tot een versterking van de evaluatie als aanvulling op de maatregelen die sinds Tampere werden getroffen 4. Wederzijdse evaluatie is noodzakelijk als men aan de Europese burgers een vergelijkbare behandeling in de hele Europese Unie wil garanderen en het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten wil versterken, om aldus de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen te vergemakkelijken, en meer bepaald de overlevering van burgers vanuit hun eigen lidstaat aan een rechtbank in een andere lidstaat 5. Bovenop de wetgevende maatregelen, en ter ondersteuning daarvan, moet er naar een grondrechtencultuur in de Europese Unie worden gestreefd 6. Zoals het Parlement reeds heeft 1 Artikel 23, lid 4 van het kaderbesluit stipuleert meer bepaald het volgende: "De overlevering kan bij wijze van uitzondering tijdelijk worden opgeschort om ernstige humanitaire redenen, bijvoorbeeld indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat die overlevering het leven of de gezondheid van de gezochte persoon ernstig in gevaar zou brengen. De tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel vindt plaats zodra deze gronden niet langer bestaan. 2 "In een systeem dat gegrond is op wederzijds vertrouwen, zou zulke situatie uitzonderlijk moeten blijven", COM(2005)0063 def., blz.6. 3 Artikel 3 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens bepaalt: "Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen." 4 Artikel III-260 voorziet meer bepaald in de instelling van een wederzijds evaluatiemechanisme van maatregelen met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. 5 Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad over de kwaliteit van de strafrechtspleging en de harmonisatie van het strafrecht in de lidstaten (P6_TA(2005)0030, 22.02.2005). Rapporteur: M. Antonio Costa (2005/2003(INI)). 6 Resolutie over de bevordering en bescherming van de grondrechten: de rol van nationale en Europese instellingen, met inbegrip van het Bureau voor de grondrechten (P6_TA-PROV(2005)0208, 11.05.2005). Rapporteur: Mevrouw Kinga Gál (2005/2007(INI)). PE 362.745v01 4/6 DT\580979.doc

aanbevolen, dienen maatregelen ter ondersteuning van de dialoog, informatie-uitwisseling en de oprichting van netwerken tussen de Hooggerechtshoven, gerechtelijke instellingen en beroepsorganismen en rechtswetenschappers te worden bevorderd. Inderdaad, vertrouwen kan niet worden opgelegd, maar moet zich in de praktijk ontwikkelen en versterken. Het toekomstige Bureau van de grondrechten moet in dat verband een rol spelen 1. 2. Eerste inzichten met het oog op een aanbeveling voor de Raad. Gezien de debatten in de commissie LIBE, en de debatten die wij tijdens de Parlementaire ontmoetingen van 17-18 oktober 2005 met onze collega's uit de nationale parlementen zullen voeren, stel ik u de volgende eerste inzichten voor die vervolgens in een reeks aanbevelingen in overeenstemming met artikel 94 van ons Reglement zullen worden omgezet: We kunnen alleen maar betreuren dat de rol van het Europees Parlement en het toezicht van het Hof van Justitie beperkt is geweest bij de goedkeuring van het EAB dat een instrument is van de derde pijler, gebaseerd op artikelen 31 en 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Om deze democratische lacune op te vullen moet de "brug" voorzien in artikel 42 van het EG-verdrag zo snel mogelijk in gebruik worden genomen, in de geest van de bepalingen van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet, waarbij moet worden opgemerkt dat deze geen grond voor discussie of oppositie hebben gevormd tijdens de recente ratificatiecampagnes. Het EAB is een vernieuwende maatregel met een exemplarische waarde voor de ontwikkeling van de gerechtelijke samenwerking en de versterking van het wederzijds vertrouwen en met een rechtstreekse invloed op de publieke vrijheden. Er moeten dus specifieke evaluatieregels worden uitgewerkt, met inbegrip van een diepgaande evaluatie van de moeilijkheden die rechtsbeoefenaars op het terrein ondervinden. Het zou ook zeer nuttig zijn om het EAB in toekomstige evaluaties in te delen volgens type strafbaar feit. Het Europees Parlement en de nationale parlementen moeten nauw bij de evaluatieprocedure naar het voorbeeld van artikel III-260 van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet worden betrokken. Het is belangrijk om de nodige middelen te garanderen voor de kwaliteitscontrole op de omzetting, een opdracht die aan de Commissie wordt opgelegd omdat zij de Verdragen bewaakt. Zij moet daartoe dus over de nodige middelen beschikken. Bovendien moet worden vermeden dat er verschillende gelijklopende onderzoeken gebeuren over dit onderwerp, zelfs als de Raad, daar het een maatregel van de derde pijler betreft, in de verleiding kan komen om zijn eigen studie uit te voeren. Het is belangrijk om over juiste en betrouwbare gegevens te beschikken die door de Commissie zijn samengevat en die ter analyse worden overgemaakt aan het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen. Wederzijdse erkenning en minimale harmonisatie moeten gelijke tred houden. We kunnen op het vlak van harmonisatie alleen maar een sterkere dynamiek wensen die, 1 Het Parlement zal zich binnenkort uitspreken over het voorstel voor een verordening van de Raad en het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten COM(2005)0280, 30.06.2005. DT\580979.doc 5/6 PE 362.745v01

zonder op geen enkele manier de verschillen tussen de nationale rechtssystemen te miskennen of te minimaliseren, het gemeenschappelijke wetgevende corpus versterkt en van daaruit de wederzijdse erkenning versterkt. In het huidige stadium toont de Raad zich veel te terughoudend op het vlak van harmonisatie, door de gehele last van de opbouw van de Europese gerechtelijke ruimte op de wederzijdse erkenning te laten rusten. Deze kan zich ontwikkelen, maar wordt in haar effecten beperkt indien de gemeenschappelijke wetgevende basis te smal is. PE 362.745v01 6/6 DT\580979.doc