Ondersteboven. Archeologie in Best Toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best



Vergelijkbare documenten
Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Adviesdocument 708. Adviesdocument, Archeologische Quickscan Waterberging Valkenswaard-Zuid, gemeente Valkenswaard. Project: Projectcode: 21823VALWA

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Heesch - Beellandstraat

MEMO. Projectgegevens

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Advies Archeologie Plangebied Smidsvuurke 5, (gemeente Veldhoven)

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt

4 Archeologisch onderzoek

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Archeologieparagraaf Wetgeving omtrent archeologie Gemeentelijk beleid omtrent archeologie Procedure

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Hoe doen we het nu? Een inventarisatie van het erfgoedbeleid in de regiogemeenten. Ria Berkvens

Bijlage 4. Quickscan archeologie

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Archeologische Quickscan

Bijlage 3. Vrijstellingen

Archeologische MonumentenZorg

Archeologisch bureauonderzoek Schijndel Wijbosch. ArcheoLogic rapport AL147

VOORONTWERP BESTEMMINGSPLAN CHEMELOT SITTARD-GELEEN VERKENNEND ARCHEOLOGISCH EN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK

Hoorn. 1 h APR. Gemeente Opmeer t.a.v. dhr. M. Goverde Postbus ZK Spanbroek. Hoorn, Geachte heer Goverde,

N76, Zwartberg, gemeente Genk

BUREAUONDERZOEK MOLENAKKERSTRAAT TE GEMERT

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos)

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Archeologische quick-scan plangebied Elisabethterrein. Gegevens Plangebied

Adviesdocument 742. Advies Archeologie in kader van Geluidwal Veldhuizen, gemeente Woerden. Project: Projectcode: 22697WOGV

Quickscan Archeologie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Buro Maerlant. Boxtel Halderheiweg tussen nummer 3 en 5. Historische verkenning en waardering vijver

Beleidsregel Stimulering Gemeentelijke Archeologie- c.q. Erfgoedkaarten

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Een bureaustudie naar het plangebied Lage Heesweg/Otterweg (De Hees) te Beek en Donk, gemeente Laarbeek.

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Gemeente Deventer Toelichting Bestemmingsplan Eikendal 2014 eerste uitwerking

Afbeelding 1. De ligging van plangebied Kadijkweg te Lutjebroek (zwarte stippellijn).

Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 92

Monumentenhuis Brabant bv

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Archeologiebeleid op Walcheren

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5

Afbeelding 1.1. Luchtfoto van de locaties (rood=alternatief, blauw=bestaand)

KOEWACHT-OVERSLAG-ZUIDDORPE. 1e wijziging

Archeologische Quickscan. Uitbreiding zwembad t Bun Staartweg 30, Urk (gemeente Urk)

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

4 Conclusies en aanbevelingen

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Archeologisch onderzoek N242 Westtangent gem. Heerhugowaard

Plan van aanpak begeleiding aanleg bouwput Helmond-Stiphout, Geeneind

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Cultuurhistorische. Titel Cultuurhistorische waardenkaart Ondertitel

Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen

Bureauonderzoek plangebied IJssalon Venezia op de Heuvel te Oss

Archeologie en cultuurhistorie

Libau, 10 augustus Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

Gemeente Deventer, archeologische beleidsadvies 767 Bestemmingsplan Cröddendijk 12. M. van der Wal, MA (Senior archeoloog)

Archeologiebeleid gemeente Rijnwoude

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Advies Archeologie Rimburg School Palenbergerweg (gem. Landgraaf) Advies Archeologie Rimburg School Palenbergerweg gemeente Landgraaf

Bijlagen toelichting bestemmingsplan Kerkrade Oost II

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Archeologische Beleid

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Veldheem Wezep en archeologie

Transcriptie:

Ondersteboven. Archeologie in Best Toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best

Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 2

Ondersteboven. Archeologie in Best Toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best In opdracht van Opgesteld door Auteur Controle Gemeente Best Postbus 50 5680 AB Best SRE Milieudienst Keizer Karel V Singel 8 Postbus 435 5600 AK Eindhoven 040 2594604 Mevr. drs. Ria Berkvens Dhr. drs. J. Schotten Projectmedewerkers Mevr. Janneke bosman, dhr. J. de Vries, dhr. S. Waschk en dhr. drs. M. Wagemans Versienummer 3.0 Datum Oktober 2010 Status Definitief Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 3

Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 4

Inhoudsopgave 1. Inleiding 7 1.1. Toelichting op de kaarten 7 1.2. Beperkingen van een archeologische beleidskaart 8 1.3. Leeswijzer 9 2. Inventarisatie van de archeologische en historische gegevens 11 2.1. Methode van onderzoek 11 2.2. Verwerking van de gegevens 12 3. Verwachtingsmodel Best 17 3.1. Inleiding 17 3.2. Verwachtingsmodel 17 3.3. Beperkingen van de kaart 20 3.4. Vergelijking met andere archeologiekaarten 20 4. Karakteristiek van het gemeentelijke bodemarchief 23 4.1. Beschrijving van het (historische) landschap 23 4.1.1. Ontstaanswijze van de bodem 23 4.1.2. Het historische landschap 25 4.2. Beschrijving van de bewoningsgeschiedenis 28 4.2.1. Paleolithicum of Oude Steentijd (ca. 300.000 9.000 voor Chr.) en Mesolithicum of Midden-Steentijd (ca. 9000 5.250/4.200 voor Chr.) 29 4.2.2. Neolithicum of Nieuwe Steentijd (ca. 4.200 1.900 voor Chr.) 32 4.2.3. Bronstijd en IJzertijd (ca. 1.900-12 voor Chr.) 33 4.2.4. Late IJzertijd en Romeinse Tijd (250 voor Chr. - 450 na Chr.) 40 4.2.5. Vroege Middeleeuwen (450 ca. 1000 na Chr.) 41 4.2.6. Volle Middeleeuwen (ca. 1000 1250 na Chr.) en Late Middeleeuwen (ca. 1250 1500 na Chr.) 43 4.2.7. Nieuwe Tijd (ca. 1500 1950 na Chr.) 47 5. (Sub)recente bodemverstoringen 53 5.1. Inventarisatie verstoringen 53 5.2. Veldinventarisatie 56 5.3. Veldcontrole 57 5.4. Vertaling van de verstoringen naar verwachtingen 60 6. Samenvatting en conclusies archeologische verwachtingen- en waarden in Best 63 7. Literatuur 69 8. Digitale Bronnen 75 Bijlage 1: Verwachtingsmodel SRE 77 Losse bijlagen Bijlage 2: Catalogus archeologie Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 5

Bijlage 3: Verstoringenkaart Bijlage 4: Archeologische basiskaart Bijlage 5: Archeologische verwachtingen- en waardenkaart Bijlage 6: Archeologische beleidskaart Bijlage 7: Overzicht veldinventarisatie verstoringen Bijlage 8: BAAC rapport veldcontrole Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 6

1. Inleiding De gemeente Best wordt gekenmerkt door een gevarieerd en rijk archeologisch erfgoed. Binnen de gemeente zijn als hoogtepunten te noemen de urnenvelden op de Aarlese Heide en de laatmiddeleeuwse St. Odulphuskerk. In het ruimtelijke beleid van de gemeente speelt het behoud van waardevolle zaken uit het verleden een belangrijke rol. Dit beleid zal zich richten op het ontsluiten en presenteren van het archeologische erfgoed en op het bewaren en beheren daarvan. Voor het schrijven en presenteren van het verhaal van de geschiedenis is inzicht van belang in de plaats en aard van nog aanwezige archeologische waarden en inzicht in wat mogelijk al verdwenen is, maar wat nog wel kan bijdragen aan het verhaal. Gestreefd wordt naar een integrale cultuurhistorische benadering en een verbinding met het toeristisch-recreatief en educatief beleid. De archeologiekaarten en dit rapport dragen de bouwstenen hiervoor aan. Door de in de Monumentenwet vastgelegde koppeling van de archeologische monumentenzorg aan het ruimtelijke beleid, dienen gemeenten archeologische waarden op plankaarten aan te geven. Een actueel in kaart gebracht overzicht van archeologische waarden met bijbehorend rapport wordt de grondslag voor het gemeentelijke beleid op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Een archeologische beleidskaart beschrijft de archeologische verwachtingen voor locaties binnen het gemeentelijk grondgebied, en geeft aan welke consequenties aan deze verwachtingen worden verbonden in verband met geplande bodemverstorende (bouw- en ontwikkel)activiteiten en welke gebieden in aanmerking komen voor planologische maatregelen gericht op behoud, inpassing en eventueel toekomstig onderzoek in het kader van verdere planontwikkeling. Op detailniveau kan deze kennis veelal pas verkregen worden door inventariserend onderzoek binnen plangebieden. Streven bij de vervaardiging van deze kaart is echter om deze kennis ten behoeve van preventief beleid op hoofdlijnen in beeld te brengen en voor zover mogelijk te detailleren in gebieden waar de meeste ruimtelijke druk op staat. Voor het hele grondgebied wordt aangegeven wat de archeologische waarde danwel verwachting is, waarvoor in de bestemmingsplannen, en op grond van de archeologieverordening nadere beperkende of beschermende voorwaarden en maatregelen er eventueel gelden. De beleidskaart vormt samen met het archeologiebeleid de basis van het door het gemeentebestuur te maken archeologische keuzes inzake onderzoek en selectie bij ruimtelijke ingrepen. 1.1. Toelichting op de kaarten Er zijn vier kaarten, geprojecteerd in het Rijksdriehoekstelsel, gemaakt die een overzicht geven van de bestaande kennis over de archeologie van Best. De eerste kaart is de verstoringenkaart (kaartbijlage 3); hierop zijn alle bekende bodemingrepen aangegeven, onderverdeeld naar de achterliggende informatiebron. Op de tweede kaart, de archeologische basiskaart (kaartbijlage 4), zijn de bekende archeologische vindplaatsen aangegeven, onderscheiden naar periode en complextype (soort vindplaats). Sommige vindplaatsen zijn al in de 19e eeuw ontdekt en sommige daarvan bestaan nu niet meer doordat ze verstoord zijn door bouwactiviteiten of afgravingen. Alle vindplaatsen samen bepalen het beeld van onze bestaande, in veel opzichten onvolledige kennis. De kaart heeft het gereconstrueerde fysieke landschap van de gemeente als ondergrond, gemaakt met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), de oude kadasterkaarten en de beschikbare geologische, geomorfologische en bodemkaarten. Dit is gedaan omdat er een sterke relatie is tussen archeologie en landschap, die door deze kaart duidelijk wordt. Mensen gingen niet zomaar ergens wonen. De afstand tot water, de grondsoort en het reliëf bepaalden de keus van Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 7

hun woonplaats. Bij deze kaart is achter in het rapport een catalogus opgenomen (bijlage 1). De archeologische basiskaart geeft tevens de cultuurhistorische gegevens weer, die archeologisch relevant zijn, omdat hier archeologische vindplaatsen in de buurt kunnen zijn of omdat zij zelf (potentiële) vindplaatsen zijn. Het gaat hierbij om bouwkundige monumenten, zoals kerken, molens en hoeven, en landschappelijke elementen, zoals voorden en oude akkers. De derde kaart is de verwachtingen- en waardenkaart van Gilze en Rijen (kaartbijlage 4). Hierop zijn de zones aangegeven waar een kans is op het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Daarvoor is allereerst zoveel mogelijk uitputtend geïnventariseerd wat er archeologisch bekend is uit de gemeente Gilze en Rijen. Aan de hand van deze inventarisatie is een veldtoets uitgevoerd waarbij gerezen vragen bij verschillende waarnemingen zijn onderzocht en eventueel opgelost. Daarnaast is op basis van onder meer de geologische en landschappelijke kenmerken van het gemeentelijk grondgebied een model ontwikkeld, op grond waarvan verwachtingen over mogelijk aanwezige archeologie benoemd kunnen worden. De verwachtingen die uit het model voortkwamen zijn aan de gegevens uit de inventarisatie getoetst, hetgeen leidt tot een betrouwbaar instrument voor onderbouwing van toekomstig beleid. De archeologische beleidskaart (kaartbijlage 5) tot slot, is afgeleid van de archeologische verwachtingen- en waardenkaart, en geeft de ruimtelijke grondslag voor een archeologiebeleid. De archeologische beleidskaart geeft aan welke gebieden in een bestemmingsplan de (dubbel)bestemming archeologie (zouden) moeten krijgen. Deze gebieden zijn onderscheiden in zones of terreinen, waar een op onderdelen verschillend beleid kan worden gehanteerd. 1.2. Beperkingen van een archeologische beleidskaart Een probleem bij het ontwikkelen van archeologisch beleid is uiteraard dat zonder een in de bodem ingrijpend en dus het bodemarchief gelijkertijd verstorend onderzoek, niet met zekerheid kan worden gezegd wat er in de grond zit. Bij het gebruik van een archeologische beleidskaart moet men zich daarom bewust zijn van de problematiek rond de ontwikkeling van een dergelijk instrument. In een gebied met een hoge verwachting is de trefkans van archeologie hoog. In een gebied met een lage verwachting is de trefkans lager. Een lage verwachting wordt toegekend indien verwacht wordt dat de conservering of de trefkans lager is dan in de omringende gebieden, dit kan zijn omdat een gebied door erosie aangetast is óf door een veel minder regelmatig gebruik van bepaalde delen van het landschap. Een model voor een verwachtingskaart wordt gebaseerd op de huidige archeologische kennis die voorhanden is. Dit betekent dat juist die zaken waar nog weinig over bekend is (zoals de overgang van jagers-verzamelaars naar landbouwers of rituele deposities) buiten het model zouden kunnen vallen. Dit impliceert niet alleen dat dergelijke zaken met onze huidige kennis feitelijk niet in een model te vangen zijn, maar ook dat in gebieden met een lage verwachting juist archeologische waarden aangetroffen kunnen worden waarover nog zeer weinig bekend is. Het hier gepresenteerde model is echter gebaseerd op de huidige stand van zaken en zal dus voor de meeste gevallen gelden. Vanuit archeologisch oogpunt heeft het dus in principe de voorkeur dat wanneer er plannen worden ontwikkeld waarbij het bodemarchief wordt verstoord, die verstoringen met name plaatsvinden in de zones met een lage verwachting. Maar dat betekent niet dat daarmee op die locaties ook automatisch geen archeologisch onderzoek zou hoeven plaats te vinden en geen archeologie aanwezig is. De verwachting is alleen dat er daar minder archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden dan in zones met een hoge archeologische verwachting. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 8

1.3. Leeswijzer Als achtergrond bij het gebruik van de archeologische beleidskaart is dit rapport opgesteld. In hoofdstuk 2 en 3 wordt beschreven op welke wijze de inventarisatie is uitgevoerd en hoe het verwachtingsmodel is ontwikkeld. Hoofdstuk 4 gaat over het natuurlijk landschap van Best waarbij ook de archeologische vindplaatsen aan de hand van de bewoningsgeschiedenis van Best worden beschreven. Hoofdstuk 5 tot slot beschrijft de verstoringen die aan het bodemarchief hebben plaatsgevonden en die weergegeven zijn op de verstoringenkaart. In het archeologisch beleidsplan wordt geadviseerd over de vertaalslag van de verschillende archeologische verwachtingen in de onderscheiden verwachtingszones van de gemeente naar beleidsmaatregelen. 1.4. Dankwoord Zoals in dit rapport beschreven bestaat het maken van een archeologiekaart uit vele stappen. Wij zijn hierbij door verschillende mensen geholpen. Wij willen hier graag in de eerste plaaats de externe klanbordgroep bestaande uit mevrouw C. van Kronenburg en de heer J. Lips van de ZLTO, de heer L. van den Hurk, de heer H. van Vroenhoven, de heer T. Janssen en de heer J. Vogels van heemkundekring Dye van Best, de heer D. Roessingh, de heer F. de Kleyn van de Archeologische Verniging Kempen- en Peelland en de heer B. Kohlmann hartelijk danklen voor hun bijdrage. Tevens hebben zij het concept van de archeologiekaart ter controle ontvangen na een eerste presentatie aan de externe klankbordgroep in februari van 2010. Dit concept is vervolgens in een tweede bijeenkomst in april besproken waarbij aanvullingen zijn gegeven en discussie heeft plaats gevonden over de beleidsinvulling. Tot slot dank aan de veel te vroeg overleden William van Herk, beleidsmedewerker archeologie en monumenten van de gemeente Best voor zijn aanstekelijke enthousiasme en kritische blik. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 9

Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 10

2. Inventarisatie van de archeologische en historische gegevens Om te komen tot een gemeentelijke archeologiekaart voor de gemeente Best, zijn de volgende twee wegen bewandeld. Allereerst is zoveel mogelijk uitputtend, geïnventariseerd wat er archeologisch bekend is uit de tot de gemeente Best behorende kernen en het buitengebied: welke onderzoeken zijn in het verleden uitgevoerd, welke vondsten zijn bekend, welke gebieden hebben een bepaalde archeologische waarde of zijn aangewezen als monument. Deze informatie is verzameld in een database. Daarnaast is op basis van onder meer de geomorfologische en bodemkundige kenmerken van de SRE regio een model ontwikkeld, op grond waarvan verwachtingen over mogelijk aanwezige archeologie benoemd kunnen worden. Uit deze beide, onafhankelijk van elkaar gezette stappen, zijn de archeologische verwachtingen bepaald die in dit rapport beschreven staan. Zij vormen de basis voor de gemeentelijke archeologiekaart. De verwachtingen die uit het model voortkwamen zijn aan de gegevens uit de inventarisatie getoetst, hetgeen leidt tot een betrouwbaar instrument voor onderbouwing van toekomstig beleid. 2.1. Methode van onderzoek Voor het maken van de gemeentelijke verwachtingenkaart, is bureauonderzoek uitgevoerd waarbij aandacht is besteed aan de volgende zaken: 1. Landschappelijke kenmerken. Gegevens over het reliëf, bodem, geomorfologie en waterhuishouding geven in samenhang inzicht in de landschappelijke kenmerken van de gemeente. Voor het verzamelen van landschappelijke gegevens zijn topografische kaarten, geomorfologische en bodemkaarten, het Actueel Hoogtebestand Nederland en historische kaarten geraadpleegd. 1 2. Archeologische kenmerken. De inventarisatie van archeologische gegevens heeft plaatsgevonden aan de hand van ARCHIS, het archeologische informatiesysteem van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) in combinatie met inventarisatie van archeologische en historische gegevens van amateurarcheologen en archeologische en historische bronnen in lokale en regionale literatuur. 2 3. Gegevens van historische kaarten en literatuur. Aan de hand van historische kaarten en literatuur kan worden bepaald waar in de 16e -19e eeuw, en mogelijk reeds in de Late Middeleeuwen kerken, kastelen, hoeven, wegen, bruggen, schansen, perceelscheidingen etc. lagen. Het gaat om gegevens over de inrichting van het historische cultuurlandschap. 3 4. Verstoringen van het bodemprofiel. 4 Voor het bepalen van de omvang en de diepte van verstoringen zijn gegevens over afgravingen, egalisaties en ander grondverzet verzameld en in kaart gebracht. De diepte tot waarop is afgegraven of geëgaliseerd, bepaalt mede of aan een zone geen archeologische verwachting of een lage, middelhoge of hoge archeologische waarde wordt toegekend. 1 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), oude hoogtekaarten, geologische kaart, bodemkaarten en grondwatertrap, geologische en geomorfologische kaarten en de Aardkundige waardekaart van Noord-Brabant. 2 Bronnen archeologische databases: Archis, CAA, CMA, AMK, IKAW, AMR, CHW. Verder zijn vondstgegevens afkomstig uit het Archeologisch repertorium Noord-Brabant 1999 en van heemkundekring, amateurarcheologen en gemeentelijk archeoloog van Eindhoven, archeologische onderzoeksrapporten en literatuur (gemeenten, SRE, bibliotheek RCE en bibliotheek Archeologisch Centrum Eindhoven). 3 Historische kaarten (1832, 1840, 1905 en later), waaronder ook de Bonnekaarten 1:25.000 (1894-1916), Landinrichtingskaarten 1:10.000, Historisch Grondgebruik Nederland digitaal 50m raster (Alterra), literatuur m.b.t. lokale en regionale geschiedenis, Inventarisatielijsten van (bestaande) kerken, kastelen, kloosters, molens en watermolens tot 1500. 4 Bronnen: ontgrondingenkaart provincie Noord-Brabant, BLOBIS, Bodemloket, Bodemkaart 1:50.000, bodemkaart 1:25.000, geomorfologische kaart 1:50.000, bodeminformatiesysteem gemeente Best, WOZ bestanden gemeente Best, Klic en luchtfoto s uit de 20 e eeuw. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 11

Voor het onderzoek zijn alle archeologische en historische gegevens samengevoegd in een geografisch gerelateerde database en ruimtelijk gekoppeld aan de verschillende digitale bodem- en geomorfologische eenheden. Als basis voor de kaart is de Grootschalige Basis Kaart Nederland gebruikt en de digitale geomorfologische kaart en digitale bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. 5 Alles bij elkaar geven al deze waarnemingen en archeologische onderzoeken een redelijk gedetailleerd beeld van aard, variëteit en kwaliteit van het bodemarchief van Best. 2.2. Verwerking van de gegevens Ten behoeve van het opstellen van het verwachtingsmodel is getracht een zo compleet mogelijk overzicht op te stellen van de in het onderzoeksgebied aanwezige archeologische vindplaatsen. In totaal zijn binnen de gemeente Best 29 archeologische vindplaatsen en 29 archeologische onderzoeken bekend (zie ook bijlage 2). In onderstaande tabel zijn de aantallen archeologische vindplaatsen per bron weergegeven. Bron Aantal vindplaatsen ARCHIS (waarnemingen en vondstmeldingen) 27 Archeologische monumenten (AMK) 2 Archeologische onderzoeken 29 Amateurs/heemkundekring 2 Totaal 60 Tabel 1. Overzicht van het aantal archeologische monumenten, vindplaatsen en onderzoeken in Best. De vindplaatsen zijn verzameld in een database, waarmee de archeologische basiskaart is gemaakt. Voor het invoeren van archeologische waarnemingen is gebruik gemaakt van een Access databasebestand van de RCE. Daarin zijn omwille van het overzicht enkele gegevens vereenvoudigd of toegevoegd. De gegevensbestanden zijn zodanig opgezet dat het waarnemingen op verschillende niveaus ontsluit: 1. Vindplaatsniveau: Per vindplaats kunnen verschillende waarnemingen worden ingevoerd. Per waarneming kunnen onder meer worden ingevoerd: inventarisatienummer (het nummer waaronder de waarneming in het betreffende archief opgeslagen is), topografische coördinaten, de wijze van verwerving en documentatiegegevens. Verder vinden we hier ook informatie over de vindplaats zoals gemeente, plaats, toponiem, verstoring vindplaats en opmerkingen. 2. Complexniveau: Hier worden vondst- en/of sporencomplexen vermeld. Opgenomen is informatie over onder andere complextype (van graf tot nederzetting of onbepaald), cultuur, aantal vondsten, datering (van Paleolithicum tot en met Nieuwe Tijd), vondstcategorie en opmerkingen. 3. Landschapsniveau: Vindplaatsen en complexen worden gekoppeld aan de geomorfologische eenheid en bodemsoort (inclusief grondwatertrap) waar ze in voorkomen. Om de beschikbare vindplaatsgegevens te kunnen gebruiken in het verwachtingsmodel zijn de gegevens eerst verwerkt, waarbij ze opnieuw zijn ingedeeld naar datering en complextype. Voor de onderverdeling naar perioden is gekozen voor een zo algemeen mogelijke indeling die in 5 GBKN (Grootschalige Basis Kaart Nederland) Gemeente Best, Stichting GBKN Zuid en Alterra, Wageningen. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 12

belangrijke mate op de indeling van ARCHIS is gebaseerd. Waar dit niet het geval is, is ervoor gekozen de gegevens zoveel mogelijk wel zo in te delen. Dit heeft geleid tot een indeling zoals hieronder is weergegeven. Voor onderhavig onderzoek is een onderscheid gemaakt tussen de volgende archeologische perioden, namelijk; 1. Paleolithicum (300.000 9.000 voor Chr.); 2. Mesolithicum (9.000-5.250/4.200 v.chr.); 3. Neolithicum (4.200 1.900 voor Chr.); 4. Bronstijd (1.900-800 voor Chr.); 5. IJzertijd (800-12 voor Chr.); 6. Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.); 7. Middeleeuwen (450-1.500 na Chr.); 8. Nieuwe tijd (1.500 1960 na Chr.). Helaas kan een aantal vindplaatsen niet exact op periode gedateerd worden. Voor deze vindplaatsen is de periode 'onbepaald' toegevoegd. Indeling in bovenstaande perioden betekent ook dat een aantal vindplaatsen zijn samengevoegd. Een archeologische vindplaats (waarnemingen, monumenten en vondstmeldingen) kan betrekking hebben op verschillende perioden, bijvoorbeeld IJzertijd en Romeinse tijd. In een dergelijk geval heeft het vindplaatsnummer betrekking op één vindplaats uit de IJzertijd én op één vindplaats uit de Romeinse tijd. Ook kan één vindplaats betrekking hebben op verschillende complextypes (bijvoorbeeld nederzetting en grafveld). Complextype Graf, Grafheuvel, Nederzetting, Datering Depot onbepaald onbepaald Kerk onbepaald Onbekend Urnenveld Eindtotaal Paleolithicum 1 1 Mesolithicum 1 6 1 8 Neolithicum 1 1 4 6 Bronstijd 2 2 3 1 8 Ijzertijd 1 2 3 Romeinse tijd 2 2 Middeleeuwen 1 1 1 3 Nieuwe Tijd 3 3 Onbepaald 4 4 Eindtotaal 1 1 2 1 11 21 1 38 Tabel 2: overzicht van het aantal archeologische vindplaatsen onderverdeeld naar complextype en datering in Best. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de verschillende typen vindplaatsen in Best ingedeeld naar periode. Het gaat in totaal om 38 vindplaatsen, die aangetroffen zijn bij veldverkenningen, opgravingen, historisch (archief)onderzoek of toevallig werden gevonden bij niet-archeologisch graafwerk. Op grond van de vindplaatsgegevens kunnen archeologische vindplaatsen worden onderverdeeld in complextype (nederzetting, grafveld, grafheuvel, kerk, etc.). Van een aantal vindplaatsen is dit complextype bekend, van de meeste echter niet. Voor de vindplaatsen waarvan het complextype niet bekend is, is op basis van expert judgement het complextype bepaald. Uit bovenstaande tabel blijkt dat de meeste bekende vindplaatsen in Best dateren uit het Mesolithicum en de Bronstijd. Van de meeste vindplaatsen is echter niet duidelijk om welke complextypen het gaat. Wat de complextypen van de beschermede archeologische rijksmonumenten betreft gaat het in beide gevallen om begravingen. Monument 249 betreft een grafheuvel uit de Bronstijd, waarvan Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 13

het echter de vraag is of het daadwerkelijk een grafheuvel betreft. Monument 251 betreft een urnenveld uit de Late Bronstijd-Vroege Ijzertijd, dat deels in de jaren 30 van de 20 e eeuw archeologisch is onderzocht. Het terrein lag voorheen in de gemeente Best, maar tegenwoordig is dit grotendeels de gemeente Oirschot. Het terrein ligt tegen de huidige gemeentegrens. De grootste categorie complextype onbekend bestaat uit losse vondsten, waarvan de context niet duidelijk is, en die voornamelijk zijn aangetroffen bij veldverkenningen en niet-archeologisch graafwerk. Bij analyse van het vindplaatsen bestand blijkt dat er sprake is van aanzienlijke lacunes in de kennis van de geschiedenis van Best. Sommige perioden zijn nauwelijks onderzocht, terwijl er voldoende aanwijzingen zijn dat deze wel in het gemeentegebied aanwezig zijn, zoals urnenvelden en nederzettingen. Onderzoek in de historische kernen heeft zich beperkt tot een noodwaarneming door de heemkundekring bij de kerk van Best. Recentelijk archeologisch vooronderzoek lijkt daar echter verandering in te gaan brengen. De grootschalige woonuitbreidingen van Best, die voor de komende jaren gepland staan in de plangebieden Dijkstraten en Aarle-Hokkelstraat, gaan gepaard met grootschalige archeologische vooronderzoeken in de vorm van proefsleuven. Zowel in Dijkstraten als Aarle-Hokkelstraat blijken onder de oude akkergebieden en op de (flanken van de) dekzandruggen veelvuldig sporen bewaard te zijn van nederzettingen en grafvelden vanaf de late prehistorie tot en met de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. 6 Archeologisch onderzoek dat hier naar verwachting de komende jaren uit zal voortvloeien, zal ongetwijfeld een belangrijke bijdrage leveren aan de kennis over de bewoningsgeschiedenis en het landschapsgebruik van Best en omgeving. Tabel 3. Schematische weergave van de verschillende soorten archeologische vindplaatsen die binnen Best zijn aangetroffen. De gegevens uit het bureauonderzoek zijn in samenhang geanalyseerd en beoordeeld. De integratie van landschappelijke, archeologische, historische en historisch-geografische gegevens 6 Mark van der, R., en E.H. Boshoven, 2009: Best Plangebied Dijkstraten, Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. BAAC rapport A-07.0447; Bink, M., 2010; Best, Aarle-Hokkelstraat, fase 1. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (BAAC conceptrapport A-09.0297, augustus 2010), Den Bosch. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 14

vormen de basis voor het toekennen van een verwachtingswaarde aan een (nader te begrenzen deel) van een gebied of terrein. Aan de hand van vier kaarten wordt de verwachting inzichtelijk gemaakt: de verstoringenkaart, de archeologische basiskaart, de archeologische verwachtingenen waardenkaart en de archeologische beleidskaart (bijlagen 3, 4, 5 en 6 ): Op de verstoringenkaart worden alle mogelijke verstoringen in beeld gebracht: ontgrondingen, saneringen, kabels, leidingen, infrastructuur, nieuwbouwwoningen en wijken en vergravingen. Op de basiskaart worden alle bekende archeologische vindplaatsen weergegeven op een landschappelijke ondergrond (bodem en geomorfologie) in combinatie met een topografische ondergrond. De nummers verwijzen hierbij naar de catalogus (bijlage 2). Voor de volledigheid worden op de basiskaart ook (cultuur)historische gegevens zoals oude hoeven en gehuchten, getraceerd op basis van historisch-geografisch en historisch onderzoek. De begrenzing van de historische linten en gehuchten is afkomstig van de oudste gedetailleerde kadasterkaarten uit 1832. De derde kaart betreft de archeologische verwachtingen- en waardenkaart, waarop aan de hand van het regionaal opgestelde archeologische verwachtingsmodel zones met een lage, middelhoge en hoge archeologische verwachting (historische kern) en archeologisch waardevolle gebieden als vlakken staan aangegeven. De verstoorde gebieden komen op de kaart als zones zonder archeologische verwachting. Op deze kaart staan ook de archeologische onderzoeken aangegeven. De nummers verwijzen hierbij naar de catalogus (bijlage 2). Op de archeologische beleidskaart worden de vastgestelde voorschriften met betrekking tot de archeologische verwachting of waarde per gebied inzichtelijk gemaakt. Deze beleidskaart is de vertaling van het archeologiebeleid naar de bestemming van de gronden en dient als uitgangspunt voor de bescherming van het archeologisch erfgoed binnen de gemeente Best in de bestemmingsplannen en de erfgoedverordening. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 15

Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 16

3. Verwachtingsmodel Best 3.1. Inleiding Om een gedetailleerder beeld te krijgen van de trefkans op archeologie binnen de gemeente Best zijn de landschappelijke en historische gegevens van het bureauonderzoek gecombineerd met de archeologische gegevens afkomstig van alle 21 aangesloten gemeenten van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en verwerkt in één database. Het verwachtingsmodel en de berekening van de kans op archeologie wordt door het gebruik van de archeologische gegevens van een groter landschappelijk aaneengesloten gebied (een zogenaamde archeoregio) betrouwbaarder, zeker wanneer een gemeente zelf nog maar weinig archeologisch onderzoek heeft uitgevoerd. In deze database zijn ook verschillende vindplaatsen verwerkt die vooralsnog niet in ARCHIS geregistreerd waren. Deze vindplaatsen zijn in de afgelopen eeuw aan het licht gekomen, dankzij de inzet van talloze amateur-archeologen tijdens veldkarteringen en inspecties van graafwerkzaamheden (zoals bouwputten, egalisaties en rioolvervanging). Natuurlijk zijn al die vindplaatsen niet even belangrijk. Soms gaat het slechts om een losse vondst van een enkele potscherf. De database is opgebouwd uit de hoofdcategorieën: nederzetting, grafveld, depot en overig. Voor de Middeleeuwen worden verscheidene categorieën toegevoegd. Dit zijn onder andere kerk, kapel, kasteel, (water-)molen en hoeve. Binnen de categorieën is een onderscheid gemaakt in zeker en mogelijk. Het verschil wordt aangegeven door het plaatsen van een?. Categorieën worden zeker genoemd wanneer bij (archeologisch) graafwerk grondsporen zijn aangetroffen. Zij worden mogelijk genoemd, wanneer in ARCHIS staat vermeldt dat het een voorlopige categorie betreft. Losse vondsten vallen onder de categorie overige, tenzij het om vondsten gaat die naar de aard van het materiaal en de vondstomstandigheden tot deposities gerekend kunnen worden. De vondsten van de heemkundekringen worden in zijn algemeenheid als overige gecategoriseerd wanneer alleen enkele scherven gevonden zijn. Wanneer een vondstmelding een grote hoeveelheid scherven betreft, wordt de betreffende categorie als mogelijk aangemerkt. Alle informatie is direct overgenomen uit ARCHIS en van de heemkundekring, wat vondsten én datering betreft. 3.2. Verwachtingsmodel De basis voor de archeologische verwachtingen- en waardenkaart van de gemeente Best is het archeologische verwachtingsmodel van de hele SRE-regio. Dit model doet een uitspraak over de meest waarschijnlijke locaties voor bewoning van (pre-)historische samenlevingen. In de regel betreft het kampementen van jager-verzamelaars uit het Paleolithicum en Mesolithicum (en deels Neolithicum) en nederzettingen van landbouwende gemeenschappen ('landbouwers') uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. De basis van het model vormen de algemene verspreidingspatronen van vindplaatsen en de geomorfologische en bodemkundige achtergrond. Hierbij is de verwachting op archeologische vindplaatsen geanalyseerd aan de hand van de verschillende landschappelijke eenheden (geomorfologie en bodem) in het plangebied. De grondwatertrap is hierin buiten beschouwing gelaten, omdat deze door de eeuwen heen sterk aan verandering onderhevig is geweest. Locaties die tegenwoordig erg droog zijn, kunnen in het verleden juist erg nat zijn geweest en omgekeerd. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 17

Om te komen tot een archeologische verwachtingen- en waardenkaart voor de gemeente Best is gebruik gemaakt van de regionale (historische) kennis over de bewoning in de regio en van de archeologische gegevens uit de gehele regio Zuidoost-Brabant (SRE regio 7 ), inclusief de vindplaatsen die vanuit de amateurs en heemkundekringen bijeen zijn gebracht. In totaal gaat het om 4608 vindplaatsen, die aangetroffen zijn bij veldverkenningen, grootschalige opgravingen, historisch (archief)onderzoek of toevallig werden gevonden bij niet-archeologisch graafwerk. De zogenaamde archeologische basiskaart geeft een overzicht van de archeologische vindplaatsen in Best verdeeld naar tijdsperiode. Op grond van de locaties van deze vindplaatsen kunnen de eerste archeologische verwachtingen worden aangegeven. Kennis over de geomorfologische en bodemkundige (inclusief grondwatertrap) kenmerken van de vindplaatsen maakt het verder mogelijk de voorspellingen over de archeologische verwachting modelmatig te onderbouwen waardoor verwachtingen over de archeologische waarde van het hele grondgebied van de gemeente kunnen worden geformuleerd. De archeologische verwachting is daarbij bepaald aan de hand van de relatie tussen de bekende vindplaatsen in de regio en hun landschappelijke context: in vergelijkbare landschappelijke eenheden worden vergelijkbare resten uit dezelfde perioden verwacht. Door extrapolatie van de hoge onderzoeksintensiteit en hoge vondstdichtheid naar minder intensief onderzochte gebieden in de regio kunnen betrouwbare uitspraken over de archeologische verwachting gedaan worden. Het gehanteerde verwachtingsmodel voor het SRE gebied is in bijlage 1 opgenomen en als onderlegger gebruikt voor de archeologische verwachtingen- en waardekaart van Best. In de database van het verwachtingsmodel zijn alle vindplaatsen verdeeld naar hun geomorfologische en bodemkundige ligging in het landschap. Meer dan de helft van alle vindplaatsen uit het SRE gebied is aangetroffen op de dekzandruggen, meestal bedekt door een plaggenpakket. De archeologische verwachting voor dekzandruggen is in deze regio dan ook hoog voor alle perioden. In onderstaande tabellen is de archeologische verwachting per landschappelijke eenheid (bodem en geomorfologie) op basis van de archeologische gegevens verdeeld naar de verschillende tijdsperioden. Daaruit wordt duidelijk dat de verwachting voor Steentijd en latere perioden van elkaar verschilt per landschappelijke geomorfologische en bodemkundige eenheid, alsook per grondwatertrap. Door de voorkomende geomorfologische eenheden met bodemeenheden, grondwatertrappen en met de ligging van de reeds bekende vindplaatsen te combineren, ontstaat een statistisch onderbouwd archeologisch verwachtingsmodel. De bepaling van de verwachtingen is gebaseerd op een berekening waarin per eenheid (bijvoorbeeld dekzandrug met hoge zwarte enkeerdgrond) het percentage vindplaatsen is vergeleken met de oppervlakte van die eenheid binnen het onderzoeksgebied. Als er minder vindplaatsen in een eenheid liggen dan op basis van een evenredige verdeling over het landschap verwacht wordt, dan scoort die eenheid laag. Als er meer vindplaatsen in een eenheid liggen, dan scoort de eenheid middelhoog of hoog. Daarbij is de regel gehanteerd dat een verschil van 0 tot 1 middelhoog scoort en een verschil van 1 of meer hoog scoort. Dit statistisch onderbouwde verwachtingsmodel vormt de basis voor de archeologische verwachtingen- en waardenkaart. Aangezien de voorhanden zijnde vindplaatsgegevens niet representatief zijn voor het volledige bodemarchief van de regio en de gemeente Best (niet overal is met dezelfde intensiteit naar archeologische resten gezocht), is het model op basis van expert judgement genuanceerd. De bekende landschappelijke, archeologische en historische gegevens van Best zelf en de resultaten van regionaal archeologisch onderzoek zijn gebruikt als toets en om bijstellingen binnen de verwachtingen aan te brengen. 7 Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Best, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 18

Uit de tabellen van het regionale veerwachtingsmodel in bijlage 1 is de archeologische verwachtingenkaart voor de gemeente Best opgesteld. Daarbij zijn de verschillende verwachtingen per bodemkundige en geomorfologische eenheid samengevoegd tot een definitieve algemene archeologische verwachting en een verwachting verdeeld naar tijdsperiode. De verwachtingenkaart die uit het model naar voren kwam, is hierna gecontroleerd met de archeologische onderzoeken die in Best zijn uitgevoerd en de belkende archeologische vindplaatsen. Daar waar dat nodig was, is de verwachting handmatig bijgesteld naar hoog danwel middelhoog. Bijvoorbeeld daar waar opvallend veel vindplaatsen aanwezig waren, zoals in het zuiden van Best bij de Oirschotse Heide en het bedrijventerrein waar voorheen de Beste Heide gelegen was. De historische kernen hebben een hoge verwachting gekregen en zijn begrenst op basis van archiefonderzoek en de oudste kadasterkaarten van 1832, waarbij een marge van circa 100 m is aangehouden. De archeologische potentie van de historische gehuchten wordt bevestigd door een dendrochronologische datering van een houten schuur aan de Oirschotseweg 117 in Best dat onlangs bekend werd. 8 Hieruit blijkt dat het houten gebouw een gebint bevat dat gedateerd wordt in 1261. Figuur 1: zicht op Oirschotse Heide met links de lager gelegen parkeerplaats van Philips Medical. Een terrein wordt tot de categorie archeologisch waardevol gerekend op basis van reeds bekende archeologische waarnemingen. Voor de gemeente Best betreft de zone ten westen van het parkeerterrein van Philips Medical, liggend in de Oirschotse Heide. Op het parkeerterrein zelf ligt een vermeende grafheuvel, die door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed als een archeologisch beschermd monument is aangewezen. Het lijkt er echter op dat de vermeende grafheuvel een stuifduin is; de heuvel is half weggegraven waarbij de opbouw duidelijk van natuurlijke ooorsprong 8 K. Leenders, notitie Een 13 e -eeuws gebint in Best, 2010. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 19

is. 9 Tot voor 2006 waren er twee andere heuvels door de Rijksdienst als monument aangewezen. Deze zijn echter na een actualisatie verwijderd van de kaart en gewijzigd in het huidige monument. Naar aanleiding van een veldbezoek bestaat echter wel het vermoeden dat er nog intacte grafheuvels aanwezig kunnen zijn in het aangrenzende heidegebied, wat voorheen in gebruik was als militair oefenterrein bij defensie. Het terrein is lokaal wel aangetast door het militaire gebruik van de (brede en smalle) paden, maar zichtbaar is nog het natuurlijke relief in het terrein dat duidelijk hoger is gelegen dan het aangrenzende parkeerterrein van Philips Medical. 3.3. Beperkingen van de kaart De toepasbaarheid van het archeologische verwachtingsmodel kent enkele belangrijke beperkingen die voornamelijk hun oorzaak vinden in de beperkingen van het model: - Het verwachtingsmodel maakt gebruik van locatiekeuzefactoren die voornamelijk gebaseerd zijn op economische motieven. Het model doet dan ook geen uitspraken over archeologische resten die niet of slechts beperkt gebonden zijn aan bepaalde landschappelijke eenheden. Daarnaast is de ligging van lijnobjecten (zoals [pre- ]historische wegen en greppelstructuren) slechts in geringe mate gekoppeld aan landschappelijke eenheden. - De kartografische basis voor de archeologische verwachtingenkaart wordt gevormd door - een digitale versie van - de geomorfologische en bodemkaart (Alterra 2003). De kaart heeft een schaal van 1:50.000. De schaal van een kaart en de daaraan gekoppelde boordichtheid spelen een belangrijke rol bij de weergave van een gebied. Hoe kleiner het schaalmodel van de kaart, hoe meer de grenzen worden geschematiseerd. Hierdoor treden onzuiverheden in de kaart op en worden bodemkundige eigenschappen van relatief kleine gebieden niet meer weergegeven. Door echter gebruik te maken van de geomorfologische kaart, gedetailleerde bodemkaarten (schaal 1:25.000), historische kaarten en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is het hier gehanteerde verwachtingsmodel een stuk beter onderbouwd dan de Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord-Brabant en de Indicatieve Kaart van Archeologisceh Waarden, die voor Pleistoceen Nederland kartografisch alleen is gebaseerd op de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. - Het verwachtingsmodel is niet van toepassing op archeologische vindplaatsen uit het Midden- Paleolithicum. Door geologische processen is het landschap vooral in het Laat- Paleolithicum aan voortdurende veranderingen onderhevig geweest. Uit het huidige landschap kan hierdoor niet of slechts ten dele worden herleid wat gunstige bewoningslocaties waren in het Midden-Paleolithicum. 3.4. Vergelijking met andere archeologiekaarten De archeologiekaart van de gemeente Best (de verwachtingen- en waardenkaart en de beleidskaart) geven een sterkere detaillering (schaal 1:10.000) van de grofschalige (schaal 1:50.000) landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De grotere detaillering van de archeologiekaart resulteert voor Best in vergelijking met de IKAW enerzijds in een groter oppervlak van gronden met een hogere verwachting, maar anderzijds leidt het ook tot grotere gebieden zonder verwachting (22 % meer). Omdat de IKAW de bebouwde kommen niet heeft gekarteerd (verwachting is hier onbekend), is het percentage archeologische verwachting hoger geworden. Als we de verschillen in tabel 4 bestuderen, blijkt deze elkaar vrijwel op te heffen. 9 Notitie Grafheuvels te Best, opgesteld dootr A. Langhout van de Archeologische Vereniging Kempen- en Peelland. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 20

Landelijke Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden Archeologiekaart gemeente Best Verschil in percentage Archeologisch monument en archeologisch waardevol 0,003 % 0,05 % + 0,047 % Hoge verwachting 16 % 25 % + 9 % Middelhoge verwachting 30 % 24 % - 6% Hoge verwachting historische kern - 7% + 7 % Lage verwachting 40 % 20 % - 20 % Geen verwachting (verstoord) - 21,95 % + 22 % Bebouwing (verwachting onbekend) 13 % - - 13 % Water 1 % 2 % + 1 % Tabel 4. Vergelijking van archeologische verwachtingenen waarden in Best (totale oppervlak van de gemeente Best is ruim 3511 ha) Door de grotere mate van detail doet de archeologiekaart van Best meer recht aan de lokale situatie binnen het gemeentelijke grondgebied dan het relatief schematische (indicatieve) kaartbeeld van de IKAW en CHW. De gemeentelijke kaart biedt dus meer zekerheid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen binnen de gemeente. Wellicht ten overvloede wordt hier benadrukt dat de archeologiekaart van Best voornamelijk gaat om verwachtingen; zekerheid over de aan- of afwezigheid van archeologische waarden en de aard daarvan kan uitsluitend worden verkregen door middel van archeologisch veldonderzoek. Met de archeologiekaart kan niet worden ingezoomd op bijvoorbeeld het niveau van een perceel. Een dergelijk detailniveau is nooit het streven geweest bij de vervaardiging van de gemeentelijke archeologisch verwachtingen- en waardenkaart, dat als doel heeft om een relatief gedetailleerde indicatie te geven van archeologische waarden en verwachtingen, teneinde deze bij wijze van planlogische bescherming in bestemmingsplannen op te kunnen nemen. Binnen de kaders van het primaire doel, de beschikbare financiële middelen en tijd is de voorliggende archeologiekaart op dit moment de meest optimale basis voor archeologische monumentenzorg binnen de gemeente Best. Als vervolgstap bestaat er in de toekomst wel de mogelijkheid om de archeologiekaart als beleidsinstrument verder te detailleren en uit te bouwen. Een dergelijke opschaling naar maatwerk vergt echter een aanzienlijke investering in geld en tijd ten behoeve van aanvullend onderzoek. Het toekomstige archeologische onderzoek in de uitbreidingwijken Dijkstraten en Aarle-Hokkelstraat zal daar ongetwijfeld een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren. Om te voorkomen dat er grote afwijkingen in het kaartbeeld van de archeologische verwachtingen met aangrenzende gemeenten voorkomen, is de archeologiekaart van Best vergeleken met de beschikbare gemeentelijke verwachtingenkaarten van de buurgemeenten. Het archeologisch verwachtingsbeeld lijkt in alle gemeenten redelijk overeen te komen. Bij vrijwel alle gemeenten hebben de hogere dekzandruggen met of zonder esdekken een (middel)hoge verwachting gekregen. Voor de gemeente Oirschot is nog geen archeologiekaart beschikbaar, maar hier wordt hetzelfde SRE verwachtingsmodel gehanteerd. Verder is overleg gevoerd met de gemeente Eindhoven over het afstemmen van de archeologische kaarten. Hier ontbreekt, voor zover bekend is, een gedetailleerd verwachtingsmodel en wordt uitgegaan van een hoge archeologische verwachting voor de hoge dekzandruggen met esdekkken en de bekende archeologische Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 21

vindplaatsen, wat overeenkomt met het model in Best. De archeologische kaarten van de gemeenten Boxtel, St. Oedenrode en Son en Breugel 10 zijn verder ook nagelopen en ook hier komt het kaartbeeld goed overeen. Er komen geen opvallende verschillen in het kaartbeeld voor. Figuur 2. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden van de gemeente Best. 10 Bosman, Leijnse & Roode 2009; Genabeek & Tebbens 2007; Boshoven, Genabeek & Kwakkel 2006. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 22

4. Karakteristiek van het gemeentelijke bodemarchief 4.1. Beschrijving van het (historische) landschap 4.1.1. Ontstaanswijze van de bodem 11 Het grondgebied van de gemeente Best is gelegen in de Centrale Slenk, een lager gelegen zuidoost noordwest lopend gebied in Midden-Brabant dat langs enkele breuken in de aardkorst (waaronder de Peelrandbreuk van de hoger gelegen Horst) langzaam daalde. Ongeveer 400.000 jaar geleden is het gebied van de Centrale Slenk buiten de invloedsfeer van de grote rivieren (Rijn en Maas) geraakt. Deze rivieren hadden voordien grof en grindhoudend zand afgezet, waarna de Centrale Slenk geleidelijk opgevuld werd met afzettingen van lokale oorsprong. Deze opvulling gebeurde vooral tijdens de glacialen (ijstijden), zodat de afzettingen uit de interglacialen (warme perioden) een ondergeschikte rol speelden. De afzettingen vonden plaats door de wind en door smeltwater in een landschap met een zeer spaarzame begroeiing (toendra). We onderscheiden drie typen afzettingen: Brabantse leem, smeltwaterafzettingen en windafzettingen. Voor de Brabantse leem wordt aangenomen dat deze tot afzetting door middel van smeltwater kwam tijdens de koudste perioden van de ijstijden, toen de bodem permanent bevroren was (permafrost). De daarbij vooral in de zomer vrijkomende grote hoeveelheden smeltwater werden vermoedelijk afgevoerd door een stelsel van ondiepe geulen en beken. De matig fijne zanden die door de wind als afdekkende laag van het pleistocene landoppervlak zijn afgezet in de jongste ijstijd, worden dekzand genoemd. Doordat de vegetatie in deze tijd uit kruiden bestond, ontstond er een zwak glooiend landschap. De vrij lage begroeiing kon maar een relatief dunne laag zand vasthouden. Het landschap was daarmee definitief gevormd voor de latere bewoners. Het aanwezige reliëf, waterhuishouding en zandafzettingen, waren van doorslaggevend belang bij de keuze van de locatie voor woonplaatsen en akkergronden van de latere boeren in de prehistorie en middeleeuwen. In en na de jongste IJstijd is dwars over de in noordelijke richting afhellende zone van de Centrale Slenk een aantal hoge dekzandruggen gevormd, waartussen vlakkere gebieden met al dan niet verspoeld dekzand en leem ontstonden. De ruggen hinderen de ontwatering van de streek en dwingen de beekjes vaak door bepaalde 'poorten' te gaan. In Zuidoost-Brabant bepaalden deze grote zandruggen de loop van de rivieren en beken. In die tijd was de windrichting overheersend westzuidwestelijk, vandaar dat de zandruggen in die richting liggen. Een van de belangrijkste is de Midden-Brabantse Dekzandrug, die in Best onder meer zichtbaar is in de omgeving van de Aarlese Heide (ten zuiden van het Wilhelminakanaal). Deze zandrug is bovenop een oudere bodem afgezet, die in Best voor een groot gedeelte bestaat uit Brabantse leem, die zeer geschikt was voor het bakken van stenen. Dit verklaart waarom men in de 19 e en 20 e eeuw in Best enkele steenfabrieken kende. In de leemlagen worden zo nu en dan resten ontdekt van dieren die hier tienduizenden jaren geleden rondliepen, zoals een mamoetkies bij de steenfabriek de Leeuwerik. 12 Landschappelijk gezien kunnen we Best opdelen in drie gebieden: stuifzanden in het zuiden, dekzandruggen met akkers en gehuchten in het midden van oost naar west lopend, en tot slot in het noorden laaggelegen gronden met grasland en bos. Best kent daardoor ook een groot 11 Broertjes 1990; Coenen 2000, p. 9-10, Leenders 2007. 12 Coenen 2000, p. 10. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 23

hoogteverschil. Het maaiveld binnen de gemeente varieert van ruim 20 m +NAP in het zuidoosten tot 10 m +NAP in het noorden bij de grens met Sint Oedenrode. In het zuiden van de gemeente, op de Aarlese Heide, treffen we in westzuidwestelijke richting de Midden-Brabantse Dekzandrug aan met daarop stuifzandgebieden. Langs de oude weg van Hilvarenbeek en Diessen over Oirschot en Best naar Nijnsel bij Sint-Oedenrode vinden we de oudst ontgonnen kernen: Aarle en Best, met daaromheen een reeks vermoedelijk merendeels jongere gehuchten. Deze zone met dekzandruggen en nog al wat enkeerdgronden wordt ontwaterd door een reeks kleine beekjes die op de flank van de zuidelijke rug beginnen. Er zijn slechts twee 'doorgaande' beken: de Beerse in het westen en de Dommel in het oosten. Ongeveer op de grens tussen Best en Son liep het beekje geheten de Eckensrijt of Ekkersrijt, evenwijdig aan de zuidzijde van de Midden-Brabantse Dekzandrug. Oorspronkelijk moeten er meer beekjes hebben gestroomd, waaronder een beek vanuit het buurtschap Aarle in noordelijke richting. Vanuit het oudontgonnen gebied is men later in de middeleeuwen en opnieuw vanaf ca. 1750 zuidwaarts en vooral noordwaarts gaan ontginnen. Met name de zuidwaartse ontginningen tekenen zich scherp af tegen de heide, maar ze zijn vrij beperkt van omvang. De beekjes ontsprongen op de hogere zandruggen, waar stuifzand ontbrak. Deze bodem was heel geschikt voor landbouw, wat ook de ligging van vrijwel alle middeleeuwse gehuchten in Best op deze gronden verklaard. Een groot deel van deze beekjes ontbreekt echter op de geomorfologische kaart en in het huidige landschap. Ten noorden van deze dekzandrug ligt een veel lager gebied dat bestaat uit verspoelde dekzanden met een lemige ondergrond. Het gebied moet vaak onder water hebben gestaan, waardoor erosie optrad. Door deze erosie is een deel van de dekzandrug verspoeld, en zijn de beekdalen grotendeels verdwenen. Enkele van de beekjes die de flank van de zuidelijke rug ontwateren lijken hier in het niets te verdwijnen: ze hebben er niet vanouds een duidelijke loop. In Best wordt een groot gedeelte van dit gebied aangeduid als Besterbroek, wat duidt op moerassige grond. De laaggelegen gronden waren niet altijd geschikt voor de akkerbouw, maar wel als weide en hooiland. De grond is hier en daar sterk leemhoudend, terwijl andere delen veen bevatten. Met name de natte leemhoudende gronden bleken later zeer geschikt te zijn voor de aanplant van populieren, waarvan sinds de 17 e eeuw klompen gemaakt werden. De natuurlijke ondergrond wordt in grote delen van de gemeente Best geaccentueerd door de aanwezigheid van plaggendekken, de zogenaamde enkeerd- of esdekgronden. Deze gronden liggen meestal als relatief hoge, langgerekte ruggen in het landschap in de nabijheid van de oude bewoningskernen en op de overgang van hoog naar laag (nat naar droog). Ze zijn het resultaat van een eeuwenlange plaggenbemesting van akkers op de voedingsarme hogere dekzandgronden waardoor deze kunstmatig zijn opgehoogd. In tegenstelling tot het huidige wisselende grondgebruik in de landbouw werd het gebruik van akkers en weilanden in de Middeleeuwen niet afgewisseld. Materiaal uit de potstal, bestaande uit een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooisel en heideplaggen, werd eeuwenlang over de akkers uitgestrooid. Door het geaccidenteerde uiterlijk worden ze aangeduid als hoge of bolle akkers. Door een geleidelijke ophoging van de (post)middeleeuwse akkergronden worden archeologische resten beschermd tegen moderne landbouwmachines die met een gemiddelde ploegdiepte van 40 cm niet tot in het sporenniveau doordringen. Doordat de hogere dekzandruggen in Brons-, IJzer- en Romeinse tijd en waarschijnlijk ook nog in vroege en volle Middeleeuwen een aantrekkelijke bewoningslocatie vormden, hebben esdekgebieden een hoge archeologische verwachting. Opgravingen in esdekgebieden in de regio hebben de afgelopen decennia aangetoond dat deze esdekken meestal uitgestrekte prehistorische landschappen afdekken. Ondersteboven. Archeologie in Best, toelichting op de archeologiekaart, gemeente Best, d.d. 10-12-2010 24