Inhoudsopgave Samenvatting... 5

Vergelijkbare documenten
Vertrouwenspersoon op Koninklijke UD

De Veilige Sportomgeving. Sexuele Intimidatie in de sport

Grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van kinderen in de sport in Vlaanderen en Nederland

aanspreekbaar voor problemen binnen en eventueel buiten de vereniging die te maken hebben met ongewenst gedrag;

Aansluiting bij Instituut Sportrechtspraak

Seksuele intimidatie: de praktijk bezien, het beleid beoordeeld

VCP is dat nou nodig? Nationale Handbaldag 2015 Vertrouwenspunt Sport

Seksuele intimidatie Versterkt beleid Meldpunt en vertrouwenspersonen Registratiesysteem, gedragsregels en tuchtrechtspraak Beleid voor verenigingen

Commissie-De Vries: sportclub moet altijd politie inschakelen bij seksueel misbruik. Bronnen: NRC, Telegraaf, Eén Vandaag, Volkskrant

Sociale Veiligheid in de sport

Seksuele intimidatie en andere ongewenste omgangsvormen. VSK Seminar NBB, 7 september 2013

Protocol Ongewenste Omgangsvormen

Informatie voor sporters

Onderzoeksopzet Onderzoekscommissie Seksuele intimidatie en misbruik in de sport

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 10 maart 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Documenten Seksuele intimidatie binnen de vereniging Uitleg van de documenten die opgezet zijn voor gebruik binnen De Leleaart

BADMINTON CLUB.WILLEN IS KUNNEN.

Protocol Ongewenst Gedrag. Richtlijnen bij ongewenst gedrag binnen Badmintonvereniging Conquesto

NOTITIE SOCIALE OMGANGSVORMEN EN VEILIG SPORTKLIMAAT GOLFCLUB ALMKREEK

Onderzoekscommissie seksuele intimidatie en misbruik in de sport. Onderzoeksopzet Onderzoekscommissie Seksuele intimidatie en misbruik in de sport

Protocol Ongewenst Gedrag

Klachtenprocedure & Protocol Sociaal Veilige Sportomgeving

Beleid ter voorkoming van Ongewenst of Grensoverschrijdend Gedrag AV Spurt 88 Hardenberg

BESTUURSBESLUIT: VERTROUWENSPERSOON

Volleybal - Vereniging TAURUS

Functie en taakomschrijving vertrouwenspersoon

Protocol Ongewenst Gedrag

Functie en taakomschrijving Vertrouwenspersoon

VERTROUWENSPERSOON. z.v.v. Blauw Wit 66

BELEIDSPLAN SOCIAAL VEILIGE SPORTOMGEVING Volleybal Vereniging Havoc Haaksbergen

Protocol tegen seksuele intimidatie binnen BV Volharding

Protocol Ongewenst Gedrag

IN VEILIGE HANDEN. IVN-afdeling Vecht en Plassengebied

Dit reglement bestaat uit: - De definities en gedragsregels - Het aannamebeleid vrijwilligers - De vertrouwenspersoon en te volgen procedure

Volleybalvereniging Woudenberg. Functie- en taakomschrijving vertrouwenspersoon. Beleid vertrouwenspersoon Volleybalvereniging Woudenberg

INLEIDING Wat verstaan we onder ongewenst gedrag en seksueel misbruik?

16. Statistische analyse Meldpunt

Tegengaan Seksuele intimidatie Beleid WZ&PC PURMEREND

B.N.M.H.C. Zwart- Wit. Vertrouwenspersoon. Functie- en taakomschrijving

Veilig sportklimaat bij WSV 30

Seksuele intimidatie in de sport

SEKSUELE INTEGRITEIT IN DE SPORT HET VLAGGENSYSTEEM

Beleid Veilig Sport Klimaat M.H.C. Almelo

Preventiebeleid SMHC laatste aanpassing 14 september 2015

Grensoverschrijdend gedrag

Veiligheid van kinderen preventie seksueel misbruik

5 juni 2012 ONDERZOEK BEPERKT WEERBAAR

De vertrouwenspersoon is er ook voor vragen die kunnen spelen vóór dat er problemen zijn.

Protocol 2: het vermoeden van seksuele intimidatie tussen kinderen onderling in de schoolsituatie.

Volleybal - Vereniging TAURUS

Functie en taakomschrijving vertrouwenspersoon VEILIG SPORTKLIMAAT

Klachtenregeling Christelijke Gymnastiek- en Sportvereniging Kracht en Vlugheid

Beleid Veilig Sportklimaat Hockey Club Etten- Leur HCEL

Alle personen die in de zaal aanwezig zijn, zijn hier, omdat ze gemotiveerd zijn om samen tot beter turnen te komen.

Protocol Grensoverschrijdend Gedrag

Voorkomen van seksuele intimidatie bij ZV De Ham ZC

API AANSPREEKPERSOON INTEGRITEIT (API)

Beleidsplan Veilig Sportklimaat Volleybalvereniging Lycurgus

Rol van een Aanspreekpersoon Integriteit (API) voor sportclubs

Voorkomen is nog altijd beter dan problemen oplossen. Het beleidskader Preventie bestaat uit de volgende stappen:

Protocol machtsmisbruik / meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Regeling ongewenst gedrag

Protocol ongewenst gedrag Stichting Mensen Met Mogelijkheden.

Sexuele intimidatie - informatie voor trainers

Veilig Sportklimaat Unihockey en Floorball Club Groningen

Naar een veiliger sportklimaat. Tuchtreglement seksuele intimidatie ( SI)

Handboek vertrouwenscontactpersonen IJsclub Tilburg. Preventiebeleid seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag.

Beleid ASVB Ongewenst gedrag

Sport & Respect bij MvR

De belangrijkste stappen om tot een risicoanalyse te komen zijn de volgende:

15 juli Onderzoek: Seksuele intimidatie in de amateursport

Samenvatting, informatie en verwijzingen

Seksuele intimidatie. Inleiding.

1. Aanleiding beleid bij ongewenste omgangsvormen

Grensoverschrijdend gedrag in de sport. Roel Petter

af. Met dit protocol, in haar handelen en in haar beleid wil Klik Kinderopvang

Veiligheidsbeleid Voordaan

Profiel Ombudspersoon (man/vrouw) / Vertrouwenspersoon

REACTIEPLAN LOKAAL NIVEAU. groen geel rood zwart Inschatten mate van ernst bij vermoeden, onthulling of vaststelling

ACTIEF VOOR Sportorganisaties Maatschappelijke organisaties Onderwijs Overheden VOG

4. Agressie en geweld Agressie en geweld kunnen op verschillende manieren plaatsvinden:

PROTOCOL VOORKOMEN VAN MISSTANDEN BINNEN DE VERENIGING

231233_noc_sexint_broch_Tr_Co :40 Pagina 1. Preventie van seksuele intimidatie in de sport

Voorkomen van agressie en geweld in organisaties

Voortgang implementatie Plan van Aanpak SIM (Seksuele intimidatie en Misbruik in de sport)

Hoofdstuk 1. Inleiding

Regeling omgaan met melden vermoeden misstand of onregelmatigheid

Seksuele intimidatie in de sport

Procedure seksueel grensoverschrijdend gedrag

Jeugd gezond heids zorg jaar

KLACHTENREGELING BERG EN BOSCHSCHOOL

Jaarverslag Vertrouwenswerk Naam Onderneming jaartal

Gedragsregels ter preventie van seksuele intimidatie in de sport

Veilig Sportklimaat Hockeyclub Kromme Rijn

Klachten als gevolg van ongewenst gedrag

Handboek Veiligheid Veilig sporten in een veilige omgeving

Bijlage 2: Klachten regelement Klachten regelement Autstekend

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 12 juni 2019 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Beleid en implementatie aanpak ouderenmishandeling.

HET PROJECT. Project Vertrouwenspersoon. Agenda. Informatie voor trainers en coaches

Transcriptie:

Inhoudsopgave Samenvatting... 5 INLEIDING... 8 1. Belang van onderzoek naar seksuele intimidatie in de sport... 8 2. Het Nederlandse preventiebeleid in de sport... 10 2.1 Ontstaansgeschiedenis... 10 2.2 Beleidsinstrumenten... 11 2.3 Werking van het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport... 14 ONDERZOEKSMETHODE... 15 1. Onderzoeksvraag... 15 2. Onderzoeksopzet... 15 3. Procedure... 17 3.1 Dataverzameling... 17 3.2 Verwerking en preparatie van de gegevens... 17 RESULTATEN... 18 1. Van meldingen naar incidenten... 18 1.1 Overzicht van de meldingen per jaar... 18 1.2 Incidentie?... 19 1.3 Bijstand door de vertrouwenspersonen en adviseurs... 21 2. Het slachtoffer... 23 2.1 Geslacht van het slachtoffer... 23 2.2 Leeftijd van het slachtoffer... 24 2.3 Vergelijking van het geslacht van de slachtoffers in de verschillende leeftijdsgroepen... 25 2.4 Positie van het slachtoffer... 26 3. De beschuldigde... 27 3.1 Geslacht van de beschuldigde... 27 3.2 Leeftijd van de beschuldigde... 28 3.3 Positie van de beschuldigde... 29 4. De sport... 30 4.1 Sporttak... 30 4.2 Sportcategorie... 32 4.3 Sportniveau... 33 4.4 Incidenten in topsport... 35

5. Vastgestelde vormen van seksuele intimidatie... 36 5.1 Vaststellingen van seksuele intimidatie... 36 5.2 Aantal vormen van seksuele intimidatie per incident... 37 5.3 Andere vormen van grensoverschrijdend gedrag... 38 5.4 Frequentie... 40 5.5 Tijdstip... 41 5.6 Aantal slachtoffers... 42 6. De melding... 43 6.1 Aantal aangestelde vertrouwenspersonen/adviseurs... 43 6.2 Kanaal... 43 6.3 Evolutie in het gebruik van het kanaal... 44 6.4 Rol van de melder... 45 6.5 Doorverwijzing... 46 6.6 Resultaat... 47 6.7 Eindresultaat... 49 CONCLUSIE & DISCUSSIE... 50 1. Conclusie en discussie... 50 1.1 Van meldingen naar incidenten... 50 1.2 Het slachtoffer... 51 1.3 De beschuldigde... 52 1.4 De sport... 52 1.5 Vastgestelde vormen van seksuele intimidatie... 53 1.6 De melding... 53 2. Aanbevelingen voor het project seksuele intimidatie in de sport... 54 3. Suggesties voor verder onderzoek... 55 BIBLIOGRAFIE... 56 BIJLAGEN... 58 Bijlage 1: Lijst van tabellen... 58 Bijlage 2: Lijst van figuren... 59 Bijlage 3: Gedragsreglement Seksuele Intimidatie... 60 Bijlage 4: Registratieformulier voor de vertrouwenswerk van slachtoffers... 63 Bijlage 5: Het codeboek... 65 Bijlage 6: Overzicht van het aantal incidenten per sporttak (2001-2010)... 66 COLOFON... 67 4

Samenvatting Het meldpunt seksuele intimidatie in de sport is één van de instrumenten die NOC*NSF inzet in de strijd tegen seksuele intimidatie en misbruik in de sport. In opdracht van NOC*NSF is een analyse gedaan naar de meldingen tussen 2000 en 2010, uitgevoerd door Tine Vertommen (Universiteit Antwerpen). Tussen 2000 en 2010 registreerde het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport 607 telefonische, schriftelijke of rechtstreekse meldingen. Er zijn daarvan 432 interventies door een vertrouwenspersoon uit de poule gedaan. Uiteindelijk leidde dit tot 323 werkelijke, unieke incidenten van seksuele intimidatie waarbij een vertrouwenspersoon of adviseur is aangesteld. Jaarlijks worden ongeveer 40 dossiers geopend door een vertrouwenspersoon of adviseur. Bij sommige zaken kunnen meerdere vertrouwenspersonen en/of adviseurs aangesteld worden, waardoor het aantal unieke incidenten lager ligt dan het aantal geopende dossiers. Het aantal vertrouwenszaken neemt de laatste jaren af, ten voordele van het aantal advieszaken dat stijgende is. Uit de analyse van het meldpunt seksuele intimidatie over de periode 2000-2010 vallen een aantal cijfers op. Deze cijfers zijn gebaseerd op de werkelijke incidenten (N=323). 5

Slachtoffer Het slachtoffer van de gemelde incidenten in de Nederlandse sport is jong en is sporter. Bij de meerderheid van de incidenten zijn er vrouwelijke slachtoffers, maar toch zijn er bij ongeveer 30% van de incidenten mannelijke slachtoffers betrokken. Vooral in de jongste leeftijdscategorie, slachtoffers jonger dan 12 jaar, valt het op dat er veel mannelijke slachtoffers zijn. In de overige zaken is het onbekend of zijn er meerdere slachtoffers. In 53,5% van de zaken is het slachtoffer jonger dan 16 jaar en in 74,2% van de zaken is het slachtoffer jonger dan 20 jaar. In 88,9% van de zaken is het slachtoffer een sporter. Beschuldigde/dader De beschuldigde is in overgrote meerderheid mannelijk, ouder dan het slachtoffer en hiërarchisch hoger geplaatst binnen de sportbond of vereniging. Slechts bij een kleine hoeveelheid incidenten gaat het over seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen sporters onderling. 92% van de beschuldigden is van het mannelijke geslacht. De leeftijd ligt in 61,6% van de zaken tussen de 21 en 50 jaar. De positie van de beschuldigde is in 75,2% van de zaken een trainer, coach of begeleider. Breedtesport versus topsport De 323 werkelijke incidenten van seksuele intimidatie speelden zich af in 46 sporten. Er zijn geen risicosporten te benoemen. Zowel teamsporten als individuele sporten en zowel topsport als breedtesport blijken incidenten van seksuele intimidatie te kennen. Het aantal zaken in topsport is echter wel, verhoudingsgewijs, talrijker dan het aantal zaken in breedtesport. Seksuele intimidatie kwam 5,3% voor in een andersvalide sport. Het incident De vastgestelde vormen van seksuele intimidatie zijn tevens zeer verscheiden. Lichtere vormen zoals verbale seksuele intimidatie en ongewenste (al dan niet functionele) aanrakingen komen het vaakst voor. In 16% van de incidenten is er sprake van aanranding of seksueel misbruik, in 4% van verkrachting. Opvallend is het vaststellen van andere vormen van intimidatie, zonder seksuele bijbedoelingen, bij 127 van de 323 incidenten. De correlatie van seksueel grensoverschrijdend gedrag met andere vormen van machtsmisbruik, zoals het overschrijden van gedragsregels en emotionele intimidatie wordt hiermee aangetoond. Seksuele intimidatie is vaak een langdurig, opbouwend proces en treft vaak meerdere slachtoffers. In 68,4% van de meldingen gaat het om seksuele intimidatie die meermaals herhaald is door de dader. Melden van seksuele intimidatie In 31% van de zaken neemt een bestuurslid van een vereniging de telefoon op om via het meldpunt melding te maken van een zaak. In 21% van de gevallen doet het slachtoffer dit zelf en in 20% de beschuldigde. Ouders van slachtoffers schakelen in 7,9% van de zaken een vertrouwenspersoon in. Het telefonisch meldpunt blijkt het meest gebruikte kanaal om een melding tot bij de hulpverleners te brengen, wat ook de doelstelling van NOC*NSF is. De melder is in veel gevallen een bestuurslid van de vereniging. Uit de registratieformulieren van de vertrouwenspersonen en adviseurs blijkt verder nog dat zij slechts zelden de afloop van het incident kennen. Hun interventie eindigt vaak 6

vroegtijdig, waarna ze niet meer op de hoogte gehouden worden van verdere (strafrechtelijke of tuchtrechtelijke) ontwikkelingen. Dit wordt door de hulpverleners als jammer en nadelig gezien. Aanbevelingen Aanbevelingen voor het project seksuele intimidatie in de sport richten zich in deze onderzoeksrapportage vooral op het optimaliseren van de inhoud van het registratieformulier en de attitude van de hulpverleners bij het registreren. Mits kleine aanpassingen aan het formulier en een meer betrokken houding van de hulpverleners kan er immers veer meer informatie verzameld worden om verder wetenschappelijk onderzoek op uit te voeren. Verder onderzoek kan vervolginterviews met de vertrouwenspersonen en adviseurs inhouden, zodat deze kwantitatieve informatie aangevuld wordt met verhalen over omstandigheden, risicofactoren, ervaringen en adviezen van deze experts. Bijzondere aandacht voor het voorbereidingsproces (i.e. grooming) is van belang, gezien het tekort aan informatie hierover. Een grootschalige kwantitatieve bevraging naar de perceptie en ervaring van de Nederlandse sportbevolking met seksuele intimidatie dringt zich op. Het is immers van belang om de grootorde van dit probleem te kunnen inschatten en zo verder preventiebeleid te sturen. 7

INLEIDING 1. Belang van onderzoek naar seksuele intimidatie in de sport Sport en moraliteit worden reeds eeuwen met elkaar in verband gebracht. Sport wordt gezien als middel bij uitstek om de morele waarden die gelden in onze samenleving door te geven. Vriendschap, eerlijkheid, zelfdiscipline en loyaliteit worden bewonderenswaardige eigenschappen geacht die we kunnen aanleren door aan sport te doen. Helaas worden er vandaag steeds meer excessen, zoals agressie, uitbuiting en drugsmisbruik aan het licht gebracht. Seksuele exploitatie, seksueel geweld en seksueel misbruik komen ook in de sportwereld voor. Misbruik van jonge atleten, maar ook van adolescenten en volwassenen, druist radicaal in tegen de assumptie dat sport de ontwikkeling van morele waarden ondersteunt. Hoewel seksueel misbruik al enkele decennia aan de kaak gesteld wordt als sociaal probleem, krijgt deze problematiek in de sportwereld slechts zeer recentelijk aandacht. In een aantal landen, waaronder Nederland, wordt effectief werk gemaakt van preventiebeleid. Elders heerst er vaak nog een groot taboe rond dit thema in de vele lokale sportclubs. De sportautoriteiten worden immers niet graag geconfronteerd met deze vorm van wrong doing en voelen zich al snel bedreigd. Men gaat er immers vanuit dat sport, en zeker jeugdsport, een moreel reine activiteit is. Helaas wordt er nog al te vaak gedacht dat fair play enkel voor atleten geldt, en niet voor begeleiders, dat mannen meer waard zijn dan vrouwen en dat ongewenste seksuele aangelegenheden niet besproken hoeven te worden. 1 Het opmerkelijke gebrek aan degelijk wetenschappelijk onderzoek werd de laatste jaren bijgesteld. Een tiental jaar verricht men onderzoek, voornamelijk in Groot- Brittannië, Scandinavië en Canada. Resultaten zijn onthutsend en confronterend: ongeveer 25% van onze vrouwelijke sportbevolking ondervond één- of meermaals last van seksueel intimiderend gedrag, ongeveer 5% werd seksueel misbruikt (o.a. Brackenridge, 2001; Fasting, 2005, Vanden Auweele & Van Kelst, 2006a, 2006b; Vertommen, 2007; Vanden Auweele et al., 2008). Een eerste grootschalig nationaal onderzoek vond plaats in Canada (Kirby & Greaves, 1996). 22% van de bevraagde topatleten gaf aan seksuele betrekking gehad te hebben met een autoriteitsfiguur in de sport, waarvan 9% verklaarde dat dit onder dwang gebeurde. In de Verenigde Staten constateerden Volkwein en collega s (1997) dat een derde van de sportende universiteitsstudenten ervaring had met potentiële seksuele intimidatie en/of misbruik. 20% van de respondenten gaven aan dit als bedreigend te hebben ervaren. 1 Begin 2007 nam het Internationaal Olympisch Comité de consensus statement aan over seksuele intimidatie en misbruik in de sport. Hiermee erkent het IOC de problematiek, duidt ze de risicofactoren aan en voorziet ze richtlijnen voor preventie en uitroeiing. Het IOC organiseerde vanuit haar medisch wetenschappelijk commissies hiervoor in 2006 een grote internationale conferentie en een beperkt aantal experts (waaronder ook Nederlandse experts) werd uitgenodigd om advies te geven in verband met preventiebeleid en implementatie. Deze consensus statement is de eerste belangrijke stap die het IOC zet op het gebied van een mondiale bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. Het IOC neemt hiermee niet alleen een duidelijk standpunt in, ze geeft ook het signaal dat ze vanaf nu de sociale veiligheid van de sportomgeving tot één van haar verantwoordelijkheden rekent. Deze stellinginname van het IOC is van uitermate groot belang als basis voor nationale en internationale inspanningen om seksuele intimidatie in de sport te bestrijden. 8

Uit een Noors onderzoek blijkt dat 28% van de respondenten (Noorse topsportsters) ervaring heeft met seksuele intimidatie tijdens de sportcarrière (Fasting, 2005). Ook in Denemarken, Israël en Australië kon men besluiten dat seksueel misbruik in dezelfde grootorde gerapporteerd wordt in de sportwereld (Toftegaard Nielsen, 2001; Fejgin & Hanegby, 2001; Leahy, 2002). In de Nederlandse sportwereld is er tot op heden geen incidentiecijfers kwantitatief onderzoek gevoerd naar de incidentiecijfers van seksuele intimidatie in de sport. Uit secundaire analyses op data van een Nederlandse bevolkingsstudie bleek dat bij benadering 3 op 2000 mannen en 10 op 2000 vrouwen te maken heeft gehad met seksueel misbruik door een bekende van de sportclub of vrijetijdsbesteding. Door de lage respons en doordat niet gevraagd is naar seksuele intimidatie (ongewenste seksuele opmerkingen zijn buiten beschouwing gelaten) en eveneens niet naar verschillende vormen van dwang, moten deze cijfers echter als ondergrens beschouwd worden (de Haas, Cense, van Ditzhuijzen & van Berlo, 2009). Verder kwalitatief onderzoek naar omstandigheden, verloop en gevolgen van seksuele intimidatie in de sport is slechts beperkt te vinden en kan moeilijk met elkaar vergeleken noch veralgemeend worden omwille van methodologische en theoretische verschillen (Brackenridge, 2001; Fasting, 2005). De cijfers geven aan dat er weldegelijk sprake is van een probleem, zij het dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat her probleem in de sportwereld groter is dan in andere sectoren, zoals het onderwijs of andere vrijetijdsbestedingen zoals jeugdbewegingen. Nederland voert sinds halverwege de jaren 90 beleid op seksuele intimidatie in de sport en zijn er vele beleidsinstrumenten ontwikkeld (zie paragraaf 2.2), echter weinig geflankeerd door wetenschappelijk onderzoek. Hier wordt nu een inhaalslag op gemaakt door onderzoek te doen naar één van de ontwikkelde instrumenten, namelijk het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport (zie paragraaf 2.2.2 en 2.3). Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar het gebruik van het geheel van ontwikkelde instrumenten door sportverenigingen (Serkei, 2011). Beide onderzoeken worden in opdracht van NOC*NSF uitgevoerd. Onderhavig onderzoek richt zich op de analyse van het meldpunt. 9

2. Het Nederlandse preventiebeleid in de sport 2 2.1 Ontstaansgeschiedenis Begin jaren 90 werd er een vertrouwenscommissie Ongewenste Intimiteiten opgericht met de Koninklijke Nederlandse Schaatsbond als voortrekker. Deze commissie ontwikkelde preventieve maatregelen zoals voorlichting aan de doelgroep, scholing van begeleiders en het opstellen van gedragsregels voor begeleiders. Tevens ondernam de commissie bestrijdingsactiviteiten zoals het installeren van een telefoonlijn in het kantoor van de toenmalige Nederlandse Sportfederatie, het opleiden van vertrouwenspersonen, het opstellen van een klachtenprocedure voor sportbonden en het opleiden van 7 vertrouwenspersonen. In 1992 nam het toenmalig Nederlands Olympisch Comité de commissie over en breidde het uit met de ontwikkeling van beleid tegen seksuele intimidatie in de sport. Maar hoe graag men ook wou, als gevolg van weerstand binnen de sportwereld was men niet in staat om enig draagvlak te creëren. De Nederlandse sportwereld was duidelijk nog niet klaar voor dergelijke stappen en in 1995 zag men zich genoodzaakt de commissie op te heffen. In 1996 schrok de Nederlandse sportwereld op door de 'affaire Ooms'. Drie topjudoka's dienden een klacht in bij de bond, waarin zij hun coach beschuldigden van seksuele intimidatie 3. Met uitgebreide media- aandacht voor deze spraakmakende zaak en een stortvloed aan publicaties over andere zaken in de sport en onderwijs, werd het achterliggende probleem blootgelegd. Toen door deze affaire daarbij behorende publiciteit duidelijk werd dat de sportsector achterbleef bij andere sectoren op het vlak van beleidsontwikkeling omtrent preventie van seksueel misbruik in sport, dreigde de sportwereld in diskrediet te worden gebracht. De zaak Ooms fungeerde dan ook als katalysator voor beleidsontwikkeling die meteen volgde. NOC*NSF wordt centrale beleidsontwikkelaar, terwijl afgesproken wordt dat de sportbonden in een later stadium dit beleid implementeren en onder sportverenigingen gestreefd zal worden naar een draagvlak voor preventie van deze problematiek. Uitgebreid overleg met beleidspartners en bonden resulteert uiteindelijk in november 1996 tot een intentieverklaring, waarin de bonden het voornemen uitspreken activiteiten te ontwikkelen ter preventie en bestrijding van seksuele intimidatie in de sport en te bevorderen dat ook de andere verantwoordelijke partijen uit de sportwereld soortgelijk beleid zullen ontwikkelen. Vanaf dit moment gaat NOC*NSF met verschillende betrokkenen uit het veld aan de slag om procedures en voorlichtingsmateriaal te ontwikkelen. 2 Dit deel is gebaseerd op interne beleidsdocumenten van NOC*NSF (o.a. Ter Besluitvorming, Algemene Vergadering NOC*NSF, 15 november 2011) en mondelinge informatieoverdracht van drs. Petra Moget, senior beleidsadviseur Seksuele Intimidatie in de Sport, NOC*NSF, 2008. 3 Voor meer achtergrond bij deze zaak, zie o.a. De Volkskrant, http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/archief/archief/article/detail/435718/1996/02/23/judoka- s- klagen- Ooms- aan- om- anderen- te- beschermen.dhtml, geraadpleegd op 30 december 2011. 10

2.2 Beleidsinstrumenten 4 NOC*NSF ontwikkelde in de voorbije jaren verschillende instrumenten om seksuele intimidatie te bestrijden, zowel repressief als preventief (Moget & Weber, 2008). 2.2.1 Preventie De gedragsregels 5 NOC*NSF heeft ter preventie van seksuele intimidatie in de sport een aantal gedragsregels opgesteld. In 1997 zijn deze door de 90 landelijke sportorganisaties, aangesloten bij NOC*NSF, aangenomen en later ook door NebasNsg 6. De gedragsregels zijn richtlijnen voor begeleiders en sporters. Ze geven de grenzen van het handelen aan en fungeren als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en sporters in concrete situaties. Ze nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de sportomgeving. Vertrouwenscontactpersonen In 2005 is NOC*NSF is gestart met het opleiden van vertrouwenscontactpersonen (VCP) die binnen sportbonden of verenigingen werken en daar het eerste aanspreekpunt worden voor incidenten en doorverwijzingen. Daarnaast voeren zij ook preventieactiviteiten uit bij één (of meerdere) sportbonden of verenigingen. Het project wordt op die manier zo dicht mogelijk bij de doelgroepen gebracht. De VCP wordt aangesteld door het bestuur van een vereniging of sportbond. De taken en rollen van de VCP staan beschreven in een functieprofiel en protocol. De training van de VCP wordt verzorgd door NOC*NSF. Op 1 januari 2013 moet iedere bond beschikken over een door NOC*NSF opgeleide VCP. Opleidingsmodule Seksuele Intimidatie Een opleidingsmodule in het kader van de Kwalificatiestructuur Sport over seksuele intimidatie is vanaf najaar 2011 beschikbaar voor de sportbonden om zelf aan te bieden in hun opleidingsprogramma of als generiek leertraject te volgen bij de Academie voor Sportkader (ASK). In de e- learningmodule met aansluitende workshop worden situaties van grensoverschrijdend seksueel gedrag in filmpjes getoond en een zogenaamd gouden pad aangeboden. Deze e- learning is zelfstandig te volgen of in combinatie met een workshop. Door middel van deze filmpjes wordt de rol van de begeleider 7 besproken, zijn gedrag, en hoe hij/zij een ander kan benaderen bij grensoverschrijdend gedrag. De basis voor deze module zijn de gedragsregels voor begeleiders in de sport (cf. supra). 4 Dit deel is gebaseerd op verslagen van de Algemene Vergadering van NOC*NSF (interne documenten) en op persoonlijke informatieoverdracht van drs. Martine Witteveen, projectleider Seksuele Intimidatie in de Sport, NOC*NSF, 2011. 5 De gedragsregels zijn terug te vinden in bijlage 3. 6 NebasNsg nam ondertussen de naam Gehandicaptensport Nederland aan. 7 Met de term begeleider wordt doorheen deze tekst bedoeld: trainer, coach, sportbegeleider 11

Voorlichting Het voorlichtingsmateriaal van NOC*NSF bestaat uit folders en een website 8 en is beschikbaar voor sportbonden en verenigingen. Het voorlichtingsmateriaal betreft de doelgroepen jongeren, ouders, begeleiders, volwassenen en verenigingen. In het voorlichtingsmateriaal wordt uitgelegd wat seksueel grensoverschrijdend gedrag is en welke stappen er ondernomen kunnen worden wanneer je ermee wordt geconfronteerd. Regelmatig wordt een update van het materiaal voorzien, zo is de laatste aanpassing gebeurd in november 2011. Verklaring Omtrent Gedrag Naar de mogelijkheid om een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) in de sportsector in te voeren, wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd. Het invoeren van een VOG kan helpen om recidive tegen te gaan. In de verklaring staat of een persoon in aanraking geweest met justitie, bijvoorbeeld wegens zedenfeiten ten aanzien van minderjarigen. Verder onderzoek dient uit te wijzen voor welke functies en op welke manier de VOG ingevoerd kan worden. In november 2011 werd in de Tweede Kamer beslist om het aanvragen van een VOG gratis te maken voor begeleiders van jeugdkampen en vrijwilligers bij sportclubs en scouting 9. Dit zal drempelverlagend werken voor de eventuele verplichting om een VOG te overleggen voor alle sportbegeleiders. Toolkit voor verenigingen In samenwerking met de sportbonden heeft NOC*NSF een toolkit ontwikkeld om op verenigingsniveau een sociaal veilige sportomgeving te realiseren. De toolkit ondersteunt het verenigingsbestuur in de uitvoering van een sociaal veiligheidsbeleid. Vanaf januari 2012 is de toolkit beschikbaar zijn voor verenigingen. 2.2.2 Repressie Ondanks alle inspanningen van onder andere verenigingsbesturen, begeleiders, sporters, ouders en sportbonden om incidenten van seksuele intimidatie te voorkomen, komt seksuele intimidatie toch voor. Om in de sport eenduidig en effectief om te gaan met het bestrijden van seksuele intimidatie, zijn de maatregelen genomen, zoals hieronder beschreven. Meldpunt Seksuele Intimidatie en de vertrouwenspersonen Het meldpunt is in eigen beheer van NOC*NSF. Zij wil samen met bonden zoeken naar manieren op een integraal preventiebeleid op te zetten en uit te dragen. Veel aandacht is nodig voor opleidingen en bespreekbaarheid in de verenigingen. In 1997 werkte men samen met SOS Telefonische hulpdienst en de Kindertelefoon. Deze samenwerking bleek echter niet efficiënt voor de sportsector, omdat men te weinig affiniteit met de sport had en er onvoldoende meldingen waren om de aandacht van vrijwilligers voor het meldpunt te behouden. De oplossing bestond erin om in 2003 een eigen meldpunt op te richten, aangestuurd door het NOC*NSF. Door het beheren van een eigen meldpunt kan sneller en gerichter ondersteuning worden verzorgd voor mensen met vragen of 8 Meer inhoudelijke informatie over het voorlichtingsmateriaal is terug te vinden op http://www.nocnsf.nl/nocnsf.nl/olympische- droom/sport- en- maatschappij/seksuele- intimidatie/seksuele- intimidatie, geraadpleegd op 30 december 2011. 9 Zie http://nos.nl/artikel/309711- gedragsverklaring- jeugdclubs- gratis.html, geraadpleegd op 3 november 2011. 12

klachten. Het meldpunt staat direct in contact met alle vertrouwenspersonen, waardoor snel ingespeeld kan worden op de vraag. De lijn is dag en nacht beschikbaar. De werkelijke opvang en vertrouwenswerk van de hulvrager wordt verzorgd door een groep vertrouwenspersonen en adviseurs die opgeleid en aangesteld wordt door NOC*NSF. Zij hebben de taak slachtoffers van seksuele intimidatie, hun ouders, beschuldigden 10, sportbonden en sportverenigingen te ondersteunen en te adviseren in geval van een incident. Tevens kunnen zij ondersteunen bij het opzetten van een preventiebeleid. In geval van een incident worden vertrouwenspersonen voor slachtoffer of beschuldigde ingeschakeld. In geval van een adviesvraag wordt de hulp ingeroepen van een adviseur voor de vereniging of sportbond. De vertrouwenspersonen en adviseurs blijven up to date door regelmatig intervisie te hebben en met elkaar inhoudelijke onderwerpen te bespreken om kennis- en vaardigheden op het gebied van vertrouwenswerk en adviseren op peil te houden. Het strategisch team, een selecte groep vertrouwenspersonen met de nodige expertise en ervaring, wordt voorzien voor zeer ernstige zaken of zaken die mogelijk veel mediaophef kunnen veroorzaken. Het registratiesysteem plegers van seksuele intimidatie en uniform tuchtrecht Het registratiesysteem, vaak ook zwarte lijst genoemd, opgesteld binnen de sportwereld, dient om recidive te voorkomen. Het registratiesysteem is een middel dat noodzakelijk is om voor sporters en andere betrokkenen in de sport (werknemers, kader, ouders van sporters, bezoekers en vrijwilligers) een sociaal en emotioneel veilige sportomgeving te creëren. Daarmee is het een onmisbaar onderdeel van een beleid dat zich richt op gezondheid, veiligheid en welzijn van alle betrokkenen bij sportactiviteiten. Om adequaat te kunnen optreden in gevallen van seksuele intimidatie en om de omgeving waar dergelijke gevallen zich voordoen zo veilig mogelijk te maken, is het niet alleen noodzakelijk gebleken om tot goede procedures en regelgeving te komen, maar lijkt registratie van veroordeelde plegers van seksuele intimidatie in de sport ook nodig. Doel van deze registratie is te voorkomen dat de plegers bij andere verenigingen en sportbonden of in andere sporttakken weer aan de slag kunnen gaan. In 2008 hebben de sportbonden ingestemd met het instellen van een centraal registratiesysteem van plegers van seksuele intimidatie. Inmiddels is een dergelijk registratiesysteem ontwikkeld, waarin veroordeelde plegers vanaf 16 jaar kunnen worden geregistreerd. Blauwdruk tuchtrecht seksuele intimidatie Om eenduidigheid in tuchtreglementen aangaande seksuele intimidatie te bewerkstelligen is in overleg met de werkgroep een blauwdruk tuchtrecht seksuele intimidatie in de sport ontwikkeld, waarin precies staat omschreven aan welke eisen de sportbonden moeten voldoen bij het opstellen van een tuchtreglement seksuele intimidatie. De blauwdruk bestaat uit een aantal procedurele en inhoudelijke eisen. Hierbij is het belangrijkste dat er één definitie is van seksuele intimidatie én van begeleiders in de sport is en dat in de sport een uniform systeem van sanctioneren geldt. 10 Doorheen dit rapport wordt de term beschuldigde gebruikt voor de dader van het incident. Dit omdat er op het moment van melding (nog) geen waarheidsvinding gebeurd is noch feiten bewezen zijn en de beschuldigde persoon onschuldig is tot zijn onschuld bewezen is. 13

Vooraleer overgegaan wordt naar het beschrijven van de onderzoeksmethode, wordt de werking van het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport gedetailleerder uitgelegd in paragraaf 2.3. 2.3 Werking van het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport 11 De telefonische hulplijn, te bereiken via het nummer 0900-2025590, is permanent bereikbaar. In de meeste gevallen komt een melding, klacht of vraag over een incident van seksuele intimidatie via dit kanaal binnen. Andere kanalen om te melden zijn bijvoorbeeld rechtstreeks contact met één van de vertrouwenspersonen of via brief/e- mail. De hulpverlener aan de telefoon stelt enkele korte vragen om het incident te situeren en kan, indien de melder dit wil, de hulp inroepen van één van de vertrouwenspersonen en adviseurs van de poule seksuele intimidatie van NOC*NSF. Hier komen dus zowel adviesvragen als vragen naar hulpverlening binnen. Bij de poule zijn er drie categorieën hulpverleners opgeleid: vertrouwenspersonen voor slachtoffers (en ouders), vertrouwenspersonen voor beschuldigden en adviseurs voor sportbonden en verenigingen. Op dit moment zijn er 18 vertrouwenspersonen werkzaam in de poule, waarvan 4 adviseur zijn voor verenigingen, 3 vertrouwenspersonen voor beschuldigden en de overige voor slachtoffers/klagers. De informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld. De vertrouwenspersoon luistert naar het verhaal en kan, indien gewenst, helpen bij het indienen van een klacht bij de sportbond of bij de aangifte bij politie of justitie. Vertrouwenspersonen kunnen ook ingeschakeld worden als ondersteuning bij een gesprek met verenigingsbestuur, slachtoffer, ouders en/of beschuldigde. De vertrouwenspersonen voor slachtoffers en beschuldigden zijn onafhankelijk, kennen de sportwereld en zijn opgeleid om dit werk te doen. Adviseurs zijn ook onafhankelijk en hebben ook kennis van de sportwereld. Zij zijn daarnaast onderlegd in het verenigingsrecht en kunnen de hulpvrager informeren over welke stappen er gezet kunnen worden bij de melding of het vermoeden van een incident binnen een sportbond of vereniging. Verder kunnen de adviseurs ook ondersteunend ingezet worden bij het uitwerken van preventiemaatregelen of een tuchtprocedure binnen de sportbond. Adviseurs doen geen vertrouwenswerk en vertrouwenspersonen verlenen geen advies. De taken worden strikt gescheiden om belangenvermenging te vermijden. Elke vertrouwenspersoon en adviseur is verplicht om per zaak waarvoor hij of zij aangesteld wordt, een registratieformulier bij te houden. Voorliggend onderzoek is gebaseerd op de informatie die op deze formulieren terug te vinden is. Zoals blijkt uit bovenstaande schets van de werking van het meldpunt, gaat het hier dus niet om de waarheid of vastgestelde feiten, maar om de weergave van de interpretatie van de hulpvrager, door de vertrouwenspersoon of adviseur aangesteld bij de zaak. Waarheidsvinding is dan ook geen taak van de vertrouwenspersoon, noch van de adviseur. 11 Dit deel steunt op de informatie van de NOC*NSF website: http://www.nocnsf.nl/nocnsf.nl/olympische- droom/sport- en- maatschappij/seksuele- intimidatie/vertrouwenspersonen/vertrouwenspersonen, geraadpleegd op 5 november 2011. 14

ONDERZOEKSMETHODE Het doel van dit onderzoek is de analyse van de registratieformulieren voortkomend uit het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport. Dit is wereldwijd een primeur. Nederland is het enige land ter wereld waar meldingen van seksuele intimidatie en seksueel misbruik binnen de sport verzameld worden in een onafhankelijk meldpunt, los van de reguliere hulpverlening. Alle registratieformulieren van de vertrouwenspersonen en adviseurs, die in contact komen met sportclubs, slachtoffers en beschuldigden, worden bewaard bij NOC*NSF. In dit onderzoek worden de registratieformulieren gecodeerd en geanalyseerd. Deze cijfers zullen wereldwijd het onderzoek naar en de preventie van seksuele intimidatie in de sport beïnvloeden. In deze onderzoeksrapportage zullen de gegevens van 2000 tot en met 2010 geanalyseerd worden. Voor NOC*NSF, de opdrachtgever van dit onderzoek, zijn de resultaten niet enkel van wetenschappelijk en maatschappelijk belang, maar kunnen zij ook helpen om het beleid verder te sturen. We beschikken nu immers over het aantal en de karakteristieken van alle meldingen, hoe en door wie er gemeld wordt, wanneer er gemeld wordt en wat het resultaat van de interventie is. 1. Onderzoeksvraag De brede onderzoeksvraag is de volgende: hoe verloopt seksuele intimidatie in de sport? Er wordt gekeken naar algemene karakteristieken bij de gemelde incidenten: wat is de leeftijd, de geslacht en de positie van het slachtoffer en de beschuldigde? Welke vorm van seksuele intimidatie wordt er vastgesteld? Worden er meerdere vormen van seksuele intimidatie geregistreerd bij eenzelfde incident? Zijn er meerdere slachtoffers? Is er ook sprake van andere vormen van grensoverschrijdend gedrag? In welke sporttak en op welk sportniveau komen de meldingen voor? De tweede, bijkomende vraag peilt naar het verloop van de melding: wie meldt er? Welk kanaal wordt er gebruikt en hoeveel vertrouwenspersonen of adviseurs worden er ingezet? Wat is het resultaat van de melding? Het onderzoek is descriptief van aard. Aangezien de dataset enkel gebaseerd is op de gemelde incidenten bij het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport, kan er geen uitspraak gedaan worden over de niet gemelde incidenten en kunnen we enkel beschrijvende statistiek toepassen. 2. Onderzoeksopzet Dit onderzoek gebeurt met geregistreerde gegevens bij een helder afgebakende onderzoeksgroep. De onderzoeksgegevens worden herleid uit de registratieformulieren van de vertrouwenspersonen en adviseurs van het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport van NOC*NSF. De formulieren bevatten kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. De kwalitatieve informatie (i.e. beschrijving van de omstandigheden van het incident) zullen zo veel mogelijk herleid worden tot kwantitatieve informatie. Alle zaken tussen 2000 en 2010 waarvan een registratieformulier bijgehouden is, worden opgenomen in de dataset. Uiteraard speelt er ook hier het probleem van het dark number (wat niet gemeld wordt en heeft men daardoor geen zicht op de werkelijke incidentie van seksuele intimidatie in de sport in Nederland. 15

De registratieformulieren van de vertrouwenspersonen en adviseurs zijn in de meeste gevallen de enige vorm van informatie die ter beschikking is over de gemelde incidenten. Ze zijn dan logischerwijs ook hét uitgangspunt van dit onderzoek. De vertrouwenspersonen en adviseurs zijn verplicht om bij elke zaak die ze toegewezen krijgen een verslag op te stellen waarin ze niet alleen de gebeurtenissen beschrijven, maar ook hun stappen en gegeven adviezen. Ze gebruiken hiervoor standaardformulieren 12. Elke zaak krijgt een dossiernummer, een aanmeldingsdatum en een verwijzing naar de sporttak. Verder wordt het incident en/of de hulpvraag omschreven, alsook de inhoud van de vertrouwenswerk en het resultaat, indien de vertrouwenspersoon of adviseur hiervan op de hoogte is. Andere gegevens die te herleiden zijn uit het formulier: Geslacht, leeftijd (opgedeeld in categorieën) en positie van het slachtoffer Geslacht, leeftijd (opgedeeld in categorieën) en positie van de beschuldigde Vorm van seksuele intimidatie of misbruik Frequentie en tijdstip van het incident Aantal slachtoffers 13 Functie van de melder Kanaal, doorverwijzing, adviezen en resultaat van de melding Er worden duidelijke afspraken gemaakt met de vertrouwenspersonen met betrekking tot het gebruik van de definities van de verschillende vormen van seksuele intimidatie. Deze definities worden sinds de start van het project aangehouden, om mogelijke verwarring te vermijden en uniformiteit te garanderen. Hieronder een tabel met de gehanteerde omschrijvingen van de verschillende vormen. Tabel 1: Werkdefinities Benaming verbale seksuele intimidatie ongewenste, zogenaamd functionele, aanraking(en) andere ongewenste aanraking(en) aanranding, seksueel misbruik verkrachting of poging hiertoe exhibitionisme voyeurisme Omschrijving grapjes, dubbelzinnige opmerkingen, verhalen over seksleven e.d. onder het mom van instructie bijvoorbeeld borst of kruis aanraken bv. arm om schouder of middel, zoenen e.d. o.a. betastingen, moeten masturberen (ander of zichzelf), moeten toekijken, ongewenste tongzoenen met penetratie: oraal, anaal of vaginaal potloodventen bespieden of begluren in bv. kleedkamer, douche 12 Een voorbeeld registratieformulier is opgenomen in bijlage 4. 13 Deze vraag wordt als volgt gesteld Is er meer dan één slachtoffer? met antwoordmogelijkheden: ja / vermoedelijk wel / vermoedelijk niet / nee / onbekend. Het exact aantal slachtoffers wordt niet geregistreerd en is slechts in weinig gevallen bekend bij de vertrouwenspersoon of adviseur. 16

3. Procedure 3.1 Dataverzameling Alle registratieformulieren worden verzameld in het archief van NOC*NSF. De dataverzameling verliep moeizaam doordat er geen eenduidig archiveringssysteem bestaat. Het tijdstip van invullen van het registratieformulier is niet uniform bepaald. Sommige vertrouwenspersonen vullen per incident elke maand een nieuw formulier in met de laatste ontwikkelingen van de interventie, anderen voegen een update aan het eerste verslag toe. Voor sommige jaartallen was er een gebundelde map te vinden met alle dossiers, gestart in dat jaar, voor andere jaartallen was het een kwestie van het bij elkaar zoeken van alle dossiers. Bij sommige jaargangen zijn minder dossiers terug te vinden dan dat er dossiernummers geopend zijn volgens de administratie. Dit wil waarschijnlijk zeggen dat de registratieformulieren niet bewaard of nooit ingediend zijn. 3.2 Verwerking en preparatie van de gegevens Het verwerken van de registratieformulieren gebeurt aan de hand van een codeerschema 14 en de berekeningen gebeuren met behulp van het statistisch pakket SPSS. Bij het coderen van de formulieren stuitten we meteen op een aantal problemen: - Verschil tussen adviesvragen en meldingen: soms bevatten de adviesvragen een verdoken melding van een incident en dienden deze vragen wel meegerekend worden als melding van een incident 15 ; - Onvolledige registratieformulieren: soms te wijten aan het gebrek aan informatie vanwege de hulpvrager, in andere gevallen te wijten aan onzorgvuldigheid van de vertrouwenspersoon of adviseur; - Foute noteringen van de vertrouwenspersonen: we ontdekten soms verschillen tussen de beschrijving van het probleem en de notatie in het bolletjesformulier. Wanneer het overduidelijke schrijf- of tikfouten zijn, worden die gecorrigeerd. Wanneer er twijfel is, werd de vertrouwenspersoon in kwestie, indien mogelijk, gecontacteerd hierover; - Er werden zaken gevonden zonder rechtstreeks slachtoffer in de sportcontext, zoals bezit van kinderporno of uiting als travestie. We besloten om deze zaken toch te registreren als incident omdat ze risicogedrag kunnen inhouden; - Subjectiviteit van de vertrouwenspersonen: wanneer we een zaak bestudeerden waarbij verschillende vertrouwenspersonen aangesteld werden, konden we soms een verschil in registratie vinden bij vertrouwenspersoon van het slachtoffer en die van de beschuldigde. De vorm van intimidatie was dan meestal zwaarder bij de vertrouwenspersoon van het slachtoffer dan bij die van de beschuldigde. Dit is te verklaren vanuit de partijdige positie van de vertrouwenspersonen en adviseurs. Dit onderzoek is afhankelijk van hun registratie en dus niet gebaseerd op vastgestelde feiten. 14 Het codeboek is terug te vinden in bijlage 5. 15 Bijvoorbeeld: een voorzitter belt met een adviesvraag over het opstellen van een gedragscode voor de sportbegeleiders van zijn vereniging. Tijdens het gesprek ter plaatse met de adviseur van NOC*NSF wordt duidelijk dat er op dat moment sprake is van een situatie met seksueel intimiderend gedrag. Vaak wordt er dan, naast de oorspronkelijke adviesvraag naar het opstellen van een gedragscode, advies gevraagd over een correcte afhandeling van het incident. In dit geval wordt deze advieszaak geregistreerd als werkelijk incident. 17

RESULTATEN 1. Van meldingen naar incidenten 16 1.1 Overzicht van de meldingen per jaar Tussen 2000 en 2010 registreerde het meldpunt voor seksuele intimidatie in de sport 607 meldingen, waarbij men in 432 zaken een vertrouwenspersoon of adviseur aanstelde na het eerste contact. In de 175 overige gevallen beperkte het antwoord op de advies- of hulpvraag zich tot een telefonisch advies door de hulpverlener van het meldpunt en vond er geen persoonlijke ontmoeting plaats tussen de hulpvrager en een vertrouwenspersoon of adviseur van de poule van het project seksuele intimidatie in de sport. Over de 175 meldingen die beperkt bleven tot een telefonisch contact met de hulplijn is bijzonder weinig informatie beschikbaar. De hulpverlener aan de telefoon antwoordt ad hoc op vragen van de beller en beschikt daarbij meestal over zeer weinig gegevens. In deze onderzoeksrapportage zullen de 175 telefonische interventies daarom niet opgenomen worden. In voorliggend verslag zijn de 432 persoonlijke interventies door de vertrouwenspersonen en adviseurs van de poule het uitgangspunt. Van het jaar 2000 konden slechts van één vertrouwenspersoon de registratieformulieren (N=6) terug gevonden worden. Alle registratieformulieren van alle andere vertrouwenspersonen en adviseurs tijdens het jaar 2000 kunnen niet teruggevonden worden, waardoor het werkelijke aantal zaken in dat jaar ligt hoger dan 6, maar meer informatie hierover ontbreekt helaas. Voor verdere inhoudelijke analyse wordt het jaar 2000 daarom uitgesloten. Het totale aantal opgenomen registratieformulieren komt zo op 426 over een periode van 10 jaar. Gemiddeld werden er dus 42.6 dossiers per jaar behandeld door de vertrouwenspersonen en adviseurs van NOC*NSF. Hieronder volgt een overzicht van het aantal teruggevonden registratieformulieren van deze interventies in de periode van 2001 tot en met 2010 (cf. tabel 2 en figuur 1). Daarin is duidelijk te zien dat 2003 en 2004 tot nu toe de topjaren van het meldpunt zijn geweest, met respectievelijk 57 en 54 behandelde meldingen in dat jaar. In 2006 kende het aantal registratieformulieren een dieptepunt met slechts 31 zaken op jaarbasis 17. De laatste jaren lijkt dit cijfer zich te stabiliseren rond 40 zaken per jaar. 16 De gevoelige en vertrouwelijke onderzoeksdata bemoeilijkten uiteraard dit onderzoek. Daarnaast zijn de auteurs van dit materiaal, de vertrouwenspersonen en adviseurs, er niet op uit om aan waarheidsvinding te doen. Het onderzoek gaat dus niet over harde feiten, maar over hun interpretatie, gevormd op basis van het verhaal van betrokkenen. Dit is een sterkte van het onderzoek, er kan immers gewerkt worden met echte verhalen, maar ook de zwakte. De manier waarop de vertrouwenspersonen registreerden, met de beste bedoelingen, diende niet altijd de wetenschappelijke doeleinden. De weergave van de proceskant van de hulpvrager zijn slechts een indicatie van wat er speelt in de sport. Aan de hand van deze informatie zullen we echter nooit kunnen nagaan of de gegevens ook werkelijk overeenstemmen met de werkelijkheid. 17 Bij het interpreteren van de terugval van het aantal registratieformulieren in 2006 kan vermeld worden dat de projectleider Seksuele Intimidatie drs. Petra Moget de eerste maanden van dat jaar afwezig was wegens moederschapsrust. Het ontbreken van een aantal registratieformulieren is daarom niet uit te sluiten. Het werkelijke aantal behandelde zaken kan hoger liggen dan de geregistreerde 31 zaken. 18

Tabel 2: Aantal zaken behandeld per jaar Jaartal Aantal zaken Percentage 2001 36 8.3 2002 47 10.9 2003 57 13.2 2004 54 12.5 2005 45 10.4 2006 31 7.2 2007 39 9.0 2008 43 10.0 2009 36 8.3 2010 38 8.8 Totaal 426 100.0 60 50 40 30 20 10 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Figuur 1: Aantal zaken behandeld per jaar 1.2 Incidentie? Het aantal zaken dat door de vertrouwenspersonen en adviseurs in deze periode behandeld werd, laat zich niet meteen vertalen in de werkelijke incidentie van het aantal gemelde incidenten van seksuele intimidatie in de Nederlandse sport. Het gebeurt immers dat er meerdere vertrouwenspersonen en/of adviseurs aangesteld worden bij eenzelfde incident, bijvoorbeeld een vertrouwenspersoon voor het slachtoffer en een adviseur voor de sportvereniging. Daarnaast kan een vereniging of bond ook beroep doen op de adviseurs van het meldpunt om hen bij te staan bij het implementeren van preventiebeleid zonder dat er sprake is van een incident. De adviseurs hebben in dat geval een louter adviserende taak. Ook van deze interventies worden registratieformulieren bijgehouden. 19

Deze twee redenen zorgen ervoor, dat het werkelijke aantal incidenten, geregistreerd door het project seksuele intimidatie in de sport lager ligt dan het aantal werkelijke incidenten. Van de 426 registratieformulieren zijn er 36 zeer onvolledig ingevuld en kon geen enkele inhoudelijke informatie over het incident achterhaald worden. Die registraties worden om deze reden dan ook uitgesloten van verdere inhoudelijk analyse. Van de 390 overige, goed ingevulde formulieren zijn er 30 die enkel een adviserende interventie beschrijven zonder dat er op dat moment sprake is van een incident van seksuele intimidatie in de vereniging of sportbond. Deze 30 zaken tellen dus niet mee in het incidentiecijfer. Daarnaast zijn er nog 27 dubbele registraties: incidenten die door meer dan één vertrouwenspersoon/adviseur behandeld zijn. Om een foute weergave van de incidenten te vermijden, werden deze incidenten ontdubbeld en werd slechts één registratieformulier per incident behouden. Zo komt het werkelijke aantal unieke incidenten in de periode 2001-2010 op 323, wat een gemiddeld van 32 incidenten per jaar betekent. Figuur 2: Overzicht van de meldingen 20

1.3 Bijstand door de vertrouwenspersonen en adviseurs 1.3.1 De verhouding vertrouwenswerk versus advieswerk Het meldpunt voorziet in twee soorten bijstand: vertrouwenswerk voor slachtoffers en beschuldigden en advieswerk voor verenigingen, sportbonden of andere betrokkenen. Uit tabel 3 blijkt dat in 72% van de zaken een vertrouwenspersoon ingeschakeld is om het slachtoffer of de beschuldigde bij te staan. In 21.1% van de dossiers is er een adviseur ingeroepen. Bij deze zaken kan het gaan over adviseurs bij een incident van seksuele intimidatie, die bijvoorbeeld raad geven aan het bestuur van de vereniging over de te nemen stappen, maar ook over louter advies aangaande preventiebeleid, zonder dat er een incident speelt op het moment van de hulpvraag. Tabel 3: Verhouding vertrouwens- en advieswerk Soort interventie Aantal zaken Percentage Advieswerk 90 21.1 Vertrouwenswerk 307 72.1 Onbekend 29 6.8 Totaal 426 100.0 Onbekend, 29 Advieswerk, 90 Vertrouwenswerk; 307 Figuur 3: Verhouding vertrouwens- en advieswerk 21

1.3.2 Evolutie in de verhouding vertrouwenswerk versus advieswerk In tabel 4 en figuur 4 wordt de evolutie van deze verhouding vertrouwens- en advieswerk in de loop der jaren weergegeven. Het aantal zaken die vertrouwenswerk gevergd hebben, is zeer onstabiel. Hier kan geen trend waargenomen worden. Het advieswerk daarentegen is duidelijk toegenomen, op enkele uitzonderingen na. Sinds 2007 is het aantal advieszaken in stijgende lijn, tot een verhouding van 55% advieswerk versus 45% vertrouwenswerk in 2010. Tabel 4: Evolutie in de verhouding vertrouwens- en advieswerk 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 % % % % % % % % % % Advieswerk 8.3 10.6 3.5 27.8 6.7 48.4 5.1 14.0 50.0 55.3 Vertrouwenswerk 83.3 78.7 89.5 53.7 93.3 38.7 94.9 86.0 41.7 44.7 Onbekend 8.3 10.6 7.0 18.5-12.9 - - 8.3 - Totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 51 37 42 37 37 30 29 3 3 5 5 2 4 15 10 3 15 12 4 2 6 18 15 3 21 17 advies vertrouwenswerk onbekend advies vertrouwenswerk onbekend advies vertrouwenswerk onbekend advies vertrouwenswerk onbekend advies vertrouwenswerk advies vertrouwenswerk onbekend advies vertrouwenswerk advies vertrouwenswerk advies vertrouwenswerk onbekend advies vertrouwenswerk 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Figuur 4: Evolutie in de verhouding vertrouwens- en advieswerk 22

2. Het slachtoffer 18 2.1 Geslacht van het slachtoffer Bij meer dan de helft van de geregistreerde incidenten in de periode 2001-2010 zijn er uitsluitend vrouwelijke slachtoffers betrokken. Bij 30% van de incidenten gaat het over mannelijke slachtoffers. Bij 4.6% van de incidenten registreert men zowel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers. In 4.6% kan er geen rechtstreeks slachtoffer aangewezen worden. Het gaat hierbij vooral over het bezit van kinderpornografisch materiaal en in één geval over een uiting van travestie, wat voor onrust zorgde binnen de sportvereniging. In 3.4% van de zaken is het geslacht van het slachtoffer onbekend voor de vertrouwenspersoon of adviseur. Tabel 5: Geslacht van het slachtoffer Geslacht Frequentie Percentage Incident met vrouwelijk slachtoffer(s) 186 57.6 Incident met mannelijk slachtoffer(s) 96 29.7 Incident met slachtoffers van beide geslachten 15 4.6 Incident zonder (rechtstreeks) slachtoffer 15 4.6 Onbekend 11 3.4 Totaal 323 100.0 Geen slachtoffer, 15 Beide, 15 Onbekend, 11 Mannelijk, 96 Vrouwelijk, 186 Figuur 5: Geslacht van het slachtoffer 18 Voor de berekeningen met betrekking tot slachtoffer, beschuldigde en sporttak wordt de dataset met 323 werkelijke incidenten gebruikt (cf. figuur 2), zodat adviesvragen zonder incident en dubbeltellingen uitgesloten worden. 23

2.2 Leeftijd van het slachtoffer Per zaak wordt de leeftijd van de slachtoffer(s) geregistreerd in leeftijdscategorieën. De exacte leeftijd wordt niet gevraagd in het registratieformulier 19, waardoor er ook geen verdere berekeningen (gemiddelde enz.) mogelijk zijn. Wanneer er meerdere slachtoffers bij eenzelfde incident betrokken zijn, is het vaak onmogelijk voor de vertrouwenspersonen/adviseurs om het exact aantal slachtoffers en hun leeftijden te achterhalen. Wel kunnen we vaststellen dat bij minstens 47.6% van de incidenten slachtoffers jonger dan 16 jaar betrokken zijn. 74.2% van alle geregistreerde slachtoffers is jonger dan 20. 7% bevindt zich in de leeftijdsgroep tussen 21 en 30 jaar, 6% in de groep 31-50 jaar en 1% van de slachtoffers is ouder dan 50. Bij 21 incidenten (6.5%) is de leeftijd van het slachtoffer onbekend. Tabel 6: Leeftijd van het slachtoffer Leeftijd Frequentie Percentage Incident met slachtoffer(s) jonger dan 12 jaar 25 7.7 Incident met slachtoffer(s) tussen 12 en 15 jaar 109 33.7 Incident met slachtoffers jonger dan 12 en tussen 12 en 15 jaar 20 6.2 Incident met slachtoffers tussen 12 en 15 en tussen 16 en 20 jaar 19 5.9 Incident met slachtoffer(s) tussen 16 en 20 jaar 67 20.7 Incident met slachtoffer(s) tussen 21 en 30 jaar 24 7.4 Incident met slachtoffer(s) tussen 31 en 50 jaar 19 5.9 Incident met slachtoffer(s) ouder dan 50 jaar 4 1.2 Zaken zonder (rechtstreeks) slachtoffer 15 4.6 Onbekend 21 6.5 Totaal 323 100.0 109 67 25 20 19 24 19 4 15 21 jonger dan 12j 12-15j jonger 12-15j en dan 12 & 16-20j 12-15j 16-20j 21-30j 31-50j ouder dan 50j Geen SO Onbekend Figuur 6: Leeftijd van het slachtoffer 19 Na de aanbeveling van het belang hiervan in een tussentijds onderzoeksrapport over de registratieformulieren uit de periode 2005-2008 (Vertommen, 2009) werd het registratieformulier aangepast. Sinds 2010 wordt de exacte leeftijd van slachtoffers en beschuldigden wel geregistreerd indien gekend. 24

2.3 Vergelijking van het geslacht van de slachtoffers in de verschillende leeftijdsgroepen Het aantal zaken met enkel vrouwelijke slachtoffer is in de meerderheid (cf. tabel 4). Wanneer we echter kijken naar het geslacht per leeftijdsgroep, zien we dat in de jongste leeftijdsgroep (slachtoffers jonger dan 12 jaar) 60% mannelijk is. In de oudere leeftijdsgroepen zijn vrouwelijke slachtoffers in de meerderheid, met respectievelijk 61%, 70% en 84% in de leeftijdsgroepen 12 tot en met 15 jaar, 16 tot en met 20 jaar en ouder dan 20 jaar. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de verschillen in geslacht per leeftijdsgroep 20. Tabel 7 : Overzicht van de verschillen in sekse naar leeftijdsgroep van het slachtoffer Leeftijdsgroep Man Vrouw Totaal N % N % N % Jonger dan 12 jaar 13 59.1 9 40.9 22 100.0 12 tot en met 15 jaar 41 38.7 65 61.3 106 100.0 16 tot en met 20 jaar 20 30.3 46 69.7 66 100.0 Ouder dan 20 jaar 7 15.6 38 84.4 45 100.0 Totaal 81 33.9 158 66.1 239 100.0 Het blijkt dat er een significant verschil bestaat tussen mannen en vrouwen wat betreft de leeftijd van hun slachtofferschap. Slachtoffers jonger dan 12 jaar zijn in meer dan de helft van de geregistreerde zaken mannelijk (59.1%) (Cramer s V = 0.246; df = 3; p<0.005). In alle oudere leeftijdscategorieën is het slachtoffer vaker vrouwelijk. Het aandeel vrouwelijke slachtoffers in de geregistreerde zaken stijgt, in vergelijking met dat van mannen, naarmate de leeftijd van het slachtoffer toeneemt. 20 Om de vergelijking overzichtelijk te maken, worden de leeftijdsgroepen van de slachtoffers herverdeeld naar 4 categorieën: jonger dan 12 jaar, tussen 12 en 15 jaar, tussen 16 en 20 jaar en ouder dan 20 jaar. De zaken met slachtoffers uit verschillende leeftijdsgroepen of met slachtoffers van beide seksen werden voor deze vergelijking niet weerhouden waardoor de oorspronkelijke dataset (N=323) verminderd wordt met 84 incidenten (N=239). 25