Programma van Eisen Format volgens KNA versie 4.0 ( ) Gorinchem Spijkse dijk/glacis (Bastion XI) Bedekte weg

Vergelijkbare documenten
0 Archeologische begeleiding (AB) Opsteller Naam, adres, telefoon, datum paraaf Auteur

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

Het glacis van bastion XI in Gorinchem, een archeologische opgraving voor de plaatsing van een duiker. HOLLANDIA reeks 680

Nota van wijziging: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

PLAN VAN AANPAK. Pagina 1 van 7 LOCATIE. Knegsel, gemeente Eersel PROJECT

INHOUDSOPGAVE. VUhbs archeologie 3

CHECKLIST. vooronderzoek. Omdat ook voor archeologische opgravingen een PvE verplicht is, is

Mevr. M. Burger,

Plan van Aanpak Conform KNA versie 4.0 Kootstertille, Gemeente Achtkarspelen, Provincie Fryslân Archeologische begeleiding hoofdwatergang

Programma van Eisen. Protocol 4001

KWALITEITSNORM NEDERLANDSE ARCHEOLOGIE 2005

Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, Groningenweg 10, Postbus 420, 2800 AK Gouda tel , Programma van Eisen

Archeologische Begeleiding

PROGRAMMA VAN EISEN. versie 1.0, Projectnr.: LOCATIE. Boekel, De Donk PROJECT De Donk fase 2

Programma van Eisen Waterbodems

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Programma van Eisen. Mevr. drs. S. Moerman Postbus 126

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Programma van Eisen. VUhbs archeologie Drs. M. Bink (senior KNA-archeoloog) De Boelelaan HV Amsterdam

Nota van wijziging 2: Aanvulling op Programma van Eisen (Transect- PvE A.A. Kerhoven/ A. Hakvoort)

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Er staat enige tijdsdruk op het project, zou je me kunnen laten weten op wat voor termijn ik een reactie kan verwachten?

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Nota van wijziging 2_PvE DO Bredyk 32 Leeuwarden pdf

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Specialistisch Onderzoek

Programma van Eisen Locatie

Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Namens de gemeente Dinkelland. Drs. J.A.M. Oude Rengerink

Archeologische MonumentenZorg

IDDS Archeologie Projectnr (Julianastraat) Versie 1.1, Programma van Eisen

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK Aanleiding en motivering...

Programma van Eisen Locatie

Rotterdamseweg 202 in Delft

PROGRAMMA VAN EISEN LOCATIE

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Plangebied tussen Ringweg en August van Dijkstrjitte te Marrum

Gemaal Monnickendam. RAAP-PvE 1194 Archeologische begeleiding (protocol opgraven) Gemeente Waterland

PvE Casteren Kerkeneind, , versie 2.0 PROGRAMMA VAN EISEN. Bladel, Casteren Casteren, Kerkeneind.

PROGRAMMA VAN EISEN. Gemeente: Eindhoven Plaats: De Bergen (centrum) Project: Luciferterrein

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

PROTOCOL OPSTELLEN PROGRAMMA VAN EISEN

Programma van Eisen. HHNK Vismigratieproject NMF Erfgoedadvies PVE

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Goedkeuring bevoegde overheid Naam, adres, telefoon,

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

RAAP-PvE 1381 Programma van Eisen Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) Plangebied Volkel West II Gemeente Uden

Programma van Eisen. Beekdal Ruiten Aa tussen Renneborg en ter Walslage. Wagon Renneborg Ter Walslage

Programma van Eisen. (contactpersoon)

Gemeente Deventer, archeologisch beleidsadvies 795

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING VAN DE SANERING VAN ZINKASSEN HEIJERSTRAAT 26 TE WESTERHOVEN GEMEENTE BERGEIJK

Programma van Eisen. Kotmanpark Oost, Enschede

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.

Richtlijn uitvoering archeologisch onderzoek gemeente Utrechtse Heuvelrug september 2013, versie 1.0

Bijlage 3 De AMZ-procedure

Programma van Eisen. Gelderland, Tiel, Molenhoek Projectnaam Project- en PvEnummer /10-051

Programma van Eisen Archeologische begeleiding en Proefsleuvenonderzoek, geactualiseerd Locatie Commanderiegebied Ootmarsum

Nota van wijziging 2_PvE DO Bredyk 32 Leeuwarden pdf

Archeologisch. Zaaknummer io -

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

PvB Inveiilaiiseiend Veldonderzoek doormiddel van Procfsleiiven 'Bestemmingsplan Veestraat-Linnerblik'. Linne/Heiten; versie: DEF

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Dordrecht Ondergronds 33

Quickscan Archeologie

Archeologische Quickscan

Plangebied Bijenvlucht te Hoevelaken

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Archeologisch Programma van Eisen Archeologische Begeleiding volgens protocol opgraven Jonkheer Doctor Van Sandbergweg 47 Leuvenum gemeente Ermelo

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

RAAP Archeologisch Adviesbureau

nota van inlichtingen

Transect-PvE. Gorinchem, Hazewindhondstraat 6 Gemeente Gorinchem (ZH) Een Archeologische Opgraving

Programma van Eisen. Vanekerbeek Enschede

Programma van Eisen Locatie

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

HOOFDSTUK 1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED... 3

tb-07-rq 0 Overig T E w,truyen@weert.nl

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan:

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

Transect-PvE. Brédyk 32, Wirdum. Gemeente Leeuwarden (Fr)

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

PLAN VAN AANPAK ARCHEOLOGISCH INVENTARISEREND ONDERZOEK H023 OOST, HAARLEM

Evaluatierapport A venonderzoek. proefsleuven. Projectnaam: venonderzoek. Projectnummer: Onderzoeksmeldingsnummer: 59774

PROGRAMMA VAN EISEN. voor archeologische begeleidingen en waarnemingen binnen het historisch centrum van Haarlem

PvE Project Zuiderbosch aan de Hintham 152 Rosmalen, gemeente s-hertogenbosch (NB) doorstart

PROGRAMMA VAN EISEN Projectcode: A E versienr. PvE: 2.1 status: definitief Projectnaam: PvE Kortedijk 46 te Vlaardingen datum:

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Programma van Eisen. Drs. M.A. Huisman, PvE-Express Oosterweg 102 A 9724 CM Groningen

Programma van Eisen Format conform KNA versie 4.0 ( ) Locatie Projectnaam Plaats binnen archeologisch proces

Transcriptie:

Programma van Eisen Format volgens KNA versie 4.0 (09-05-2016) Locatie Gorinchem Spijkse dijk/glacis (Bastion XI) Bedekte weg Projectnaam Plaats binnen archeologisch proces 0 IVO Proefsleuven (IVO-P) 0 IVO Overig (IVO-O) X Opgraven Landbodems 0 IVO-P - variant Archeologische Begeleiding Bastion XI Glacis - duikeraanleg 0 Opgraven Landbodems variant Archeologische Begeleiding 0 IVO-Opwater 0 IVO - Onderwater Verkennend 0 IVO - Onderwater - Waarderend 0 Opgraven Waterbodems 0 Archeologische Begeleiding Waterbodems Opsteller Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Auteur Bij landbodems: Senior KNA Archeoloog Senior KNA Archeoloog, controle/goedkeuring P.M. Floore Hollandia archeologen Tuinstraat 27a 1544 RS Zaandijk, tel. 075 6224957 floore@archeologen.com Archeologisch Advies en Uitvoering drs. M.W.A. (Marcel) de Koning Populierstraat 47 4431 CL s-gravenpolder 19 oktober 2017 Opdrachtgever Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Goedkeuring bevoegde overheid X Gemeente 0 Provincie 0 Rijk 0 Overig Kennisgeving Depothouder/eigenaar Gemeente Gorinchem Dhr. O. de Keizer Stadhuisplein 1 Postbus 108 4200 AC Gorinchem Naam, adres, telefoon, e-mail datum paraaf Gemeente Gorinchem Stadhuisplein 1 Postbus 108 4200 AC Gorinchem Contactpersoon: Ing. W. van Hulten, afdeling Ruimtelijke en Economische ontwikkeling. 0183-659316 Gemeentelijk depot voor archeologie Gorinchem, dhr. M. Veen Arkelsedijk 24, 4206 AC Gorinchem datum paraaf

INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 Administratieve gegevens onderzoeksgebied 4 HOOFDSTUK 2 Aanleiding en motivering van het onderzoek 4 2.1 Aanleiding en motivering 4 HOOFDSTUK 3 Eerder uitgevoerd onderzoek 5 HOOFDSTUK 4 Archeologische verwachting 5 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context 5 4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) 6 4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) 6 4.4 Structuren en sporen 6 4.5 Anorganische artefacten 6 4.6 Organische artefacten 7 4.7 Archeozoölogische, archeobotanische en fysisch antropologische resten 7 4.8 Motivatie 7 4.9 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen 7 4.10 Gaafheid en conservering 7 HOOFDSTUK 5 Doelstelling en vraagstelling 7 5.1 Doelstelling 7 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders 7 5.3 Vraagstelling 7 5.4 Onderzoeksvragen 7 HOOFDSTUK 6 Methoden en technieken 8 6.1 Methoden en technieken 8 6.2 Strategie 9 6.3 Omgang kwetsbaar vondstmateriaal 9 6.4 Structuren en grondsporen, scheepswrak of vliegtuig 9 6.5 Lichten 10 6.6 Aardwetenschappelijk onderzoek 10 6.7 Anorganische artefacten 10 6.8 Organische artefacten 11 6.9 Archeozoölogische, archeobotanische en fysisch antropologische resten 11 6.10 Overige resten 11 6.11 Dateringstechieken 11 6.12 Beperkingen 11 HOOFDSTUK 7 Uitwerking 11 7.1 Structuren, grondsporen, scheepswrak of vliegtuig vondstspreidingen 11 7.2 Analyse aardwetenschappelijke gegevens 11 7.3 Anorganische artefacten 11 7.4 Organische artefacten 11 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten 11 7.6 Beeldrapportage 12 2

HOOFDSTUK 8 (De)selectie en conservering 12 8.1 Selectie materiaal voor uitwerking 12 8.2 Selectie materiaal voor deponering en verwijdering 12 8.3 Selectie materiaal voor conservering 12 HOOFDSTUK 9 Deponering 12 9.1 Eisen betreffende depot 12 9.2 Te leveren product 14 HOOFDSTUK 10 Randvoorwaarden en aanvullende eisen 14 10.1 Personele randvoorwaarden 14 10.2 Overlegmomenten 15 10.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie 15 10.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen 15 HOOFDSTUK 11 Wijzigingen ten opzichte van het vastgestelde PvE 16 11.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk 16 11.2 Belangrijke wijzigingen 16 11.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk 16 11.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering 17 Literatuur en bijlagen 17 Literatuur 17 Bijlage 1 bij het PvE: Lijst met te verwachten aantallen 18 Bijlage 2 bij het PvE: Te raadplegen specialisten/specialismen 19 Afbeeldingen 1 t/m 3 20 3

HOOFDSTUK 1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS ONDERZOEKSGEBIED Projectnaam Bastion XI bedekte weg - duikeraanleg Provincie Zuid-Holland Gemeente Gorinchem Plaats Gorinchem Toponiem Bastion XI bedekte weg Kaartbladnummer 38GZ x,y coördinaten 127.010/427.305; 127.040/427.280; 127.145/427.325; 127.130/427.360 CMA/AMK-status Archis-monumentnummer Archis-waarnemingsnummer Oppervlakte plangebied Ca. 200 m2 Oppervlakte onderzoeksgebied Ca. 200 m2 Huidig grondgebruik Park/tuin/plantsoen HOOFDSTUK 2 AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET ONDERZOEK 2.1 Aanleiding en motivering Voor de aanleg van een duiker wordt een sleuf gegraven. Het gaat om een sleuf van ongeveer een meter breed en 2 meter diep met een lengte van ca. 80 meter. Aangezien het gebied (bedekte weg) is aangemerkt als een gebied met een hoge archeologische verwachting, dient archeologisch onderzoek plaats te vinden om de archeologische waarden die mogelijk verloren kunnen gaan, vast te leggen. Het doel van de opgraving is in de eerste instantie het behoud en de documentatie van archeologische sporen. De omvang van het op te graven areaal wordt bepaald door de de verstorende ingreep. Het onderzoek is gebaseerd op de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan. Het beleid is gericht op het sparen van het bodemarchief en, bij verstoring daarvan het zeker stellen van de mogelijkheid om voorafgaande aan sloop- en nieuwbouwactiviteiten opgravingen of waarnemingen te doen. In de binnenstad van Gorinchem zijn een paar locaties met name aangegeven waarvoor een specifiek beschermingsregime geldt t.w. een zeer hoge archeologische verwachting, het gebied van de vestingwerken valt hieronder (als aangegeven op gem. verwachtingskaart Gorinchem, Archeologische verwachtings- en beleidsadvies kaart, Regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden, 2009) Voor dit gebied geldt geen vrijstelling omdat de archeologische resten zich vlak onder het maaiveld bevinden. Op basis hiervan wordt door het bevoegd gezag altijd besloten het te verstoren deel op te graven. 4

HOOFDSTUK 3 EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK Eerder uitgevoerd onderzoek Bureauonderzoek Uitvoerder Uitvoeringsperiode Rapportage Veldonderzoek (AB, DO) Uitvoerder Uitvoeringsperiode Uitvoeringsmethode Rapportage - Vondsten/monsters/documentatie - Specialistisch onderzoek Archeobotanie Archeozoölogie Fysische antropologie Fysische geografie Geofysisch onderzoek Archeologisch materiaal - Vondsten/documentatie - Geraadpleegde bronnen en partijen Overige literatuur Kamphuis & Annema, 2000, Vestingwerken Gorinchem, Bouwhistorische rapportage, intern rapport gemeente Gorinchem. A. Horsthuis, 1997, Wallen en poorten, geschiedenis van de Gorcumse vestingwerken, Gorcumse monumentenreeks, Gorinchem. Amateur-archeologen Archeologische werkgroep Gorinchem: M. Veen en T. Busch HOOFDSTUK 4 ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING 4.1 Regionale archeologische en cultuurlandschappelijke context De stad Gorinchem bezit een redelijk intact gebleven stelsel van verdedigingswerken die de vesting Gorinchem vormen. In de middeleeuwen was de stad omgeven door eenvoudige maar zware muren met torens en poorten omgeven door een stadsgracht. In de 16e eeuw werden de vestingwerken volledig vernieuwd en werd het stadsareaal gelijktijdig vrijwel verdubbeld. De modernisering van de vesting was noodzakelijk vanwege de tachtigjarige oorlog en het feit dat Gorinchem als strategische plaats aan het front kwam te liggen, getuige de schermutselingen tussen 1572 en 1574. Hierbij werd gekozen voor het Italiaanse gebastioneerde stelsel, waarbij op basis van ballistische berekeningen een vijfhoekig bastion werd ontworpen.in 1584 begon men met de aanleg van de vernieuwde vestingwerken. De buiten de oude stadsmuur gelegen gracht werd gefaseerd gedempt. Omstreeks 1600 was de vesting Gorinchem geheel aangepast aan de eisen van de toenmalige oorlogvoering en vormde het samen met Loevestein en Woudrichem een belangrijke vestingdriehoek voor de verdediging van Holland. De vesting bleef in gebruik tot in het begin van de 20e eeuw, tot veranderingen in de wijze van oorlogvoering en defensie een einde aan de eeuwenoude militaire betekenis maakten van vestingsteden als Gorinchem. 5

Het te onderzoeken terrein ligt op de bedekte weg of glacis (buitenste deel van de oostelijke vestingwerken van Gorinchem) (afbeelding 1, pag.19). In de directe omgeving zijn geen waarnemingen of onderzoeken verricht.. 4.2 Aard en ouderdom van de vindplaats(en) Het plangebied beslaat een gebied van ruim genomen 200 m2 waarbinnen een een duiker aangelegd zal worden tot op een diepte van 2 meter. Deze duikeraanleg gaat door een markant deel van de Gorinchemse vesting: het glacis of de bedekte weg. Het betreft een betrekkelijk jong element van de vesting. Deze aanleg is te dateren rond 1701, toen dit deel werd gemoderniseerd (zie afbeelding 3). In 1740 is in ieder geval de achterliggende gracht uitgediept. In hoeverre in dat jaar ook het glacis is aangepakt is niet duidelijk. In 1813 lag dit deel van de stad in de vuurlinie tussen de Franse en Pruissische troepen. Ook van deze strijd kunnen sporen te verwachten zijn. In de 19e eeuw werd Gorinchem betrokken in de nieuwe Hollandse Waterlinie. Het is te verwachten dat deze modernisering ook zijn sporen heft achtergelaten. De aanleg van het glacis valt ruim buiten de bebouwing van de middeleeuwse stad. Oudere sporen dan de 18e eeuw zijn in beginsel niet te verwachten. Het onderzoek betreft dus alleen een doorsnede van de bedekte weg (links) zoals op onderstaand kaartje is aangegeven. 4.3 Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) De bedekte weg schermt de gehele oostflank van de vesting af. Het heeft een lengte van ca. 800 meter en een breedte van ca. 50 meter. Slechts het noordelijk deel ten oosten van bastion XI en tegenover het noordelijk ravelijn in de oostgracht zal doorsneden worden door de duikeraanleg (afbeelding 2. pag. 20). Het archeologisch onderzoek dient om de aanwezige archeologische sporen en lagen te documenteren. 4.4 Structuren en sporen Verwacht wordt dat het onderzoek de opbouw van het glacis in beeld kan brengen. Te denken valt aan ophogingslagen, verhardingen en restanten van (militaire) houtbouw. 4.5 Anorganische artefacten De waarschijnlijk opgebrachte- grond bevat mogelijk plaatselijk puin. Tussen deze opgebrachte grond kunnen ook fragmenten van (veel ouder) aardewerk e.d., dierlijk bot, metaal (munten, spijkers) etc. verwacht worden 6

4.6 Organische artefacten Verwacht wordt dat deze vondstcategorie vooral bestaat uit houten resten van structuren die in relatie staan tot het militaire gebruik van dit gebied. 4.7 Archeozoölogische en botanische resten Deze categorie vondsten worden alleen in de ophogingslagen verwacht. Verwacht wordt dat de archeozoölogische resten van goede kwaliteit zullen zijn. De kwaliteit van de botanische resten is voor zover zij zich bevinden in de zandige bovenlaag, goed tot matig. Als zij zich dieper bevinden, waar de ondergrond natter en kleiiger is, dan is de kwaliteit goed tot zeer goed. 4.8 Motivatie De vorm van het glacis is nog herkenbaar. Het is een zichtbaar en beleefbaar onderdeel van de vesting. Door de duikeraanleg zullen archeologische waarden verloren gaan, deze dienen gedocumenteerd te worden voorafgaand aan de aanleg. 4.9 Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen Het glacis bestaat uit een kunstmatig aardlichaam. Zeer waarschijnlijk zal klei en zand uit de nabijheid zijn toegepast. Ook kan er grond uit de stad, vermengd met afval, opgebracht zijn. Resten van verharding kan aanwezig zijn maar zeker is dit niet. 4.10 Gaafheid en conservering Het glacis is in vorm nog grotendeels intact. Het is te verwachten dat dit aardlichaam vanaf de 18 e eeuw onderhouden is. Er zullen sporen worden gevonden van reparaties, ophogingen en aanpassingen in de vorm van opgeworpen grond, verhardingen, beschoeiingen en dergelijke. HOOFDSTUK 5 DOELSTELLING EN VRAAGSTELLING 5.1 Doelstelling 5.2 Relatie met NOaA en/of andere onderzoekskaders In algemene zin zijn hoofdstuk 21 Het rivierengebied in de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd en hoofdstuk 24 De stad in de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd uit de NOaA van toepassing. 5.3 Vraagstelling Zijn in het plangebied archeologische waarden aanwezig en wat is de aard, omvang en conservering van deze waarden. Wat is de waardestelling van het plangebied en wat betekent dit voor de eventuele bescherming en behoud van archeologische waarden in (delen van) het plangebied. 5.4 Onderzoeksvragen Algemene vragen: - Zijn op het terrein (post)middeleeuwse grondsporen of constructies aanwezig, en zo ja, wat is hun aard, omvang, diepte en datering / fasering? - In hoeveel en welke niveaus zijn grondsporen aanwezig en wat is de verticale spreiding van de bewoningsresten? 7

- Wat is de opbouw van het bodemprofiel? - Wat is de conserveringstoestand en gaafheid van de vindplaats? - Wat was de oriëntatie van de verschillende fases in de bebouwing en is het mogelijk uitspraken te doen over de ruimtelijke indeling van het terrein in de verschillende perioden? - In hoeverre dragen de aanwezige archeologische resten bij aan de kennis over de bewoningsgeschiedenis van Gorinchem en het ontwerp van de vesting? - Is op basis van het onderzoek een wijziging van, dan wel aanbeveling voor de archeologische verwachting betreffende vergelijkbare structuren in Gorinchem vereist? Specifieke vragen: - Hoe kan de fasering van het glacis worden beschreven? Kunnen deze fasen gedateerd worden? Hoe verhoudt zich dit tot de historische gegevens en resultaten van andere onderzoeken? - Zijn resten van bijbehorende elementen zoals betimmering, palissades, verharding, schanskorven aanwezig? - Zijn er aanwijzingen voor strijd, bijv. in de vorm van munitie/militaria/vernieling van muur- en aardwerk? - Zijn resten van een eventuele gracht aanwezig, zo ja, wat is de fasering, datering en afmeting van de gracht? Is er sprake van andere relevante elementen die gerelateerd kunnen worden aan de gracht, zoals beschoeiing? - Indien een grachtrestant wordt gevonden: Wat is de opvullingsgeschiedenis van de gracht? Is er sprake van een stratigrafie? - Indien de onderzijde van het aardwerk wordt bereikt: Is sprake van bebouwingsresten onder het glacis, hoe ziet deze er uit? Zijn putten, afvalkuilen en sporen van ambachten te herkennen? - zijn sporen herkenbaar die samenhangen met het glacis, zoals ophoging of bebouwing, is de bedekte weg te herkennen? - Zijn bewoningssporen aanwezig die dateren uit de periode voor de aanleg van de nieuwe vestingwerken - In hoeverre is er sprake van secundair gebruik van bouwmateriaal op de vindplaats en is dit hergebruikt materiaal van de vindplaats afkomstig? In overleg kunnen eventueel op basis van de resultaten aanvullende onderzoeksvragen worden gesteld. HOOFDSTUK 6 METHODEN EN TECHNIEKEN 6.1 Methoden en technieken De methoden en technieken die bij dit onderzoek worden ingezet dienen te voldoen aan de richtlijnen van de KNA versie 4.0. Van de algemene situatie, de vlakken, profielen en grondsporen in het vlak worden foto s gemaakt. Tevens worden er van belangwekkende en/of kwetsbare vondsten op de plaats van aantreffen foto s met noordpijl en maatstok gemaakt. Alle sporen en profielen worden gedocumenteerd. Er wordt laagsgewijs verdiept vanaf het eerste archeologische leesbare vlak. Bij het verdiepen dient gebruik gemaakt te worden van een metaaldetector. Het vondstmateriaal wordt per vullingslaag en per vak van 4x5 m verzameld. Vlakken worden naar inzicht van de opgravingsleider aangelegd waar relevant voor de beantwoording van de onderzoeksvragen, in ieder geval op het niveau van de sporen, boven- en onderkant van wal. Het opgravingsvlak wordt waar nodig geschaafd, zodat het altijd goed leesbaar is en wordt altijd gefotografeerd en beschreven. Van het aangelegde vlak wordt altijd een vlaktekening gemaakt, ter hoogte van aangetroffen muurwerk dient de vlaktekening maximaal een schaal van 1:20 te hebben. Alle sporen, structuren, verstoringen en bodemverkleuringen worden ingetekend en beschreven op de vlaktekeningen. Er dient speciale aandacht te worden besteed aan de diverse insteken van de muurfasen (indien aanwezig); vondsten hieruit dienen stratigrafisch gescheiden verzameld te worden. Van alle muurdelen worden de relevante NAP-hoogtes vastgesteld. Vanwege de grote ontgravingsdiepte dienen de werkputten getrapt te worden aangelegd. 8

6.2 Strategie Van het plangebied wordt circa 160 m2 onderzocht door middel van een sleuf ter breedte van de aanleg van de duikersleuf. In afbeelding 2 (pag. 20) is de ligging van de sleuf weergegeven, De sleuf hebben een aanvangsbreedte van 5 meter, vanwege het getrapt aanleggen van de sleuf. De lengte van de sleuf bedraagt ca. 80 meter. Hierbij dient rekening gehouden te worden met meerdere vlakken, waarbij niveau en aantal vlakken per proefsleuf kan variëren. De vlakken worden naar inzicht van de opgravingsleider aangelegd waar relevant voor de beantwoording van de onderzoeksvragen, in ieder geval op het niveau van de sporen, boven- en onderkant van eventueel muurwerk, wal en aanzet van een gracht. 6.3 Omgang kwetsbare vondsten en monsters De archeologisch uitvoerder dient er zorg voor te dragen dat tijdens het onderzoek de voorzieningen aanwezig zijn om kwetsbaar vondstmateriaal adequaat te verpakken en op te slaan. Bijzondere vondsten worden apart ingemeten en verzameld. Eerste hulp bij kwetsbaar vondstmateriaal is hierbij leidend (Huisman 2006). Hier verdient hout extra aandacht, omdat het vrijleggen van hout deze tegelijkertijd kwetsbaar maakt voor snelle degradatie. Voor het houtonderzoek dient een concreet plan te worden opgesteld. 6.4 Structuren en grondsporen, scheepswrak of vliegtuig Algemeen: - Grondsporen en muurwerk worden ingemeten en getekend. Grondsporen en muurwerk of worden op schaal 1:20 getekend. Het vlak wordt getekend en gefotografeerd. - Sporen worden gecoupeerd en afgewerkt (indien sprake is van meerdere vlakken dienen voordat naar een volgende vlak verdiept wordt, alle sporen gedocumenteerd, gecoupeerd en afgewerkt te worden, in ieder geval tot op het niveau van het volgende vlak). - Coupes worden getekend (1:20) en gefotografeerd. Kansrijke sporen moeten bemonsterd worden ten behoeve van archeobotanisch onderzoek. - (Constructie)hout dient te worden gefotografeerd en te worden getekend (schaal 1:10). Muurwerk: - Muurwerk en houtconstructies worden in detail (maximaal schaal 1:20) bouwhistorisch gedocumenteerd (relevante doorsneden, aanzichten). Daarbij wordt extra aandacht besteed aan de fasering en funderingstechnieken van het muurwerk; - Basale gegevens: ligging (NAP hoogten van tenminste van de boven- en onderkant van het muurwerk), hoogste deel van de muur, diepste deel van de muur, breedte van de muur, aard van het baksteen (bijvoorbeeld kleur, type, hardheid), aard en kleur van de gebruikte mortel; - Tienlagenmaat of vijflagenmaat; - Baksteenformaat (meerdere als er meerdere formaten door elkaar gebruikt zijn); - Eventuele bouwhistorische details van het muurwerk (zoals herstellingen, bouwnaden, metselverbanden, scheefzakkingen, scheuren, dichtzettingen, hergebruik van ouder bouwmateriaal etcetera); - Aard fundering en eventuele vleilagen; - Overige details die van belang kunnen zijn voor de bouwhistorie of archeologie (met name daterende aspecten); Vestinggracht: - Indien de insteek van de gracht wordt aangetroffen, wordt deze door middel van vlak- en profieltekeningen gedocumenteerd. 9

6.5 Lichten (bij waterbodems) Indien een gracht of waterloop wordt aangetroffen, zijn restanten van vaartuigen niet uit te sluiten. In voorkomende gevallen dient een aanvulling op dit pve opgesteld te worden met een specifieke strategie en vraagstelling. 6.6 Aardwetenschappelijk onderzoek De natuurlijke ondergrond bevindt zich ten dele op grote diepte. Het onderzoek bestaat uit het bestuderen van de profielopbouw zodat lagen en vullingen gekoppeld kunnen worden aan eventuele structuren en sporen en een beeld ontstaat van de ontwikkeling van het terrein. Het profiel wordt beschreven, gefotografeerd en getekend (schaal 1:20). De profielen worden beschreven en getekend op basis van archeologica, textuur, kleur en structuur, cf. KNA en NEN 5104. De profielen maken onderdeel uit van de uiteindelijke rapportage van het onderzoek. Van de sleuf wordt minimaal één lengteprofiel gedocumenteerd en (wanneer relevant voor de beantwoording van de onderzoeksvragen) wordt het profiel vanaf het diepste niveau aangevuld met enkele grondboringen. 6.7 Anorganische artefacten - Tijdens het onderzoek wordt voldoende diagnostisch materiaal verzameld om een uitspraak te kunnen doen over de datering, de eventuele fasering en de conserveringstoestand van de structuren / vindplaats(en); - Aanleg- en vlakvondsten die niet aan individuele sporen of lagen kunnen worden gekoppeld worden verzameld in vakken van 5x5 m. - Vondsten dienen verzameld te worden per context, laag, vlak of, bij bijzondere vondsten, als puntlocatie. Spoorvondsten worden per spoor en binnen het spoor per vulling verzameld; - Metaalvondsten op/in het vlak worden, wanneer relevant, individueel ingemeten en verzameld; - Metaalvondsten dienen, voor zover behoudenswaardig, geconserveerd te worden. De behoudenswaardigheid wordt in overleg met het bevoegd gezag en de depotbeheerder vastgesteld. Van onherkenbare voorwerpen (roestklompen) worden eventueel na selectie en in overleg met het bevoegd gezag röntgenopnamen gemaakt. - Kwetsbare vondsten dienen zodanig te worden geconserveerd dat de toestand stabiel blijft. Alle aangetroffen anorganische materiaalgroepen, die relevant zijn voor het archeologisch onderzoek dienen daarom volgens de leidraad Eerste Hulp bij kwetsbaar vondstmateriaal van het SIKB (2006) te worden geborgen en gedocumenteerd. - De verschillende vondstcategorieën worden apart verpakt zodat de conditie van het material zo optimaal mogelijk blijft en op een vondstenlijst geregistreerd. Bij bijzonder kwetsbare vondsten wordt direct een specialist geconsulteerd. 6.8 Organische artefacten - Constructiehout van herkenbare structuren wordt getekend op schaal 1:10, gefotografeerd en bemonsterd voor dendrochronologie en houtsoortanalyse. - Alle aangetroffen organische materiaalgroepen, die relevant zijn voor het archeologisch onderzoek dienen volgens de leidraad Eerste Hulp bij kwetsbaar vondstmateriaal van het SIKB (2006) te worden geborgen en gedocumenteerd; - Vondsten van organisch materiaal dienen, voor zover behoudenswaardig, geconserveerd te worden. De behoudenswaardigheid wordt in overleg met het bevoegd gezag en de depotbeheerder vastgesteld; - De verschillende vondstcategorieën worden apart verpakt zodat de conditie van het material zo optimaal mogelijk blijft en op een vondstenlijst geregistreerd. Bij bijzonder kwetsbare vondsten wordt direct een specialist geconsulteerd. 10

6.9 Archeozoölogische, archeobotanische en fysisch antropologische resten - Monsters worden wanneer relevant door of in overleg met een specialist verzameld; - Ten behoeve van de beantwoording van de vragen met betrekking tot de gracht, handel en ambachtelijke activiteiten en milieuomstandigheden worden monsters voor botanisch en zoölogisch onderzoek genomen. Botanische monsters worden genomen uit alle kansrijke sporen met een gesloten context (grachtvulling, beerputten). Met name het diepste punt van de gracht dient, indien bereikt, bemonsterd te worden. - Bij vondstrijke gesloten vondstgroepen uit grondsporen zoals de grachtvulling moet de inhoud daarvan pas verder worden gezeefd en onderzocht, nadat monsters voor botanisch en zoölogisch onderzoek genomen zijn. Deze monsters worden zo mogelijk per te onderscheiden laag genomen; - Dierlijk bot wordt, indien aanwezig, verzameld per spoor, context of laag; - Indien veel klein botmateriaal zichtbaar is (bijvoorbeeld visresten), dienen monsters te worden genomen; Standaard worden de kansrijke sporen (zoals waterputten / beerputten en opvullagen van greppels of gracht) bemonsterd. - Indien mogelijk wordt hout van structuren bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek, e.e.a. in overleg met de specialist. - Het uitzeven van de monsters voor archeozoölogie gebeurt over 1 mm, eventueel in de opstelling 4, 2 en 1 mm; - Het uitzeven van de monsters voor archeobotanie gebeurt in overleg met de betreffende specialist; - Monsters gaan vergezeld van een beoordeling volgens de minimumeisen van KNA; - De verschillende vondstcategorieën worden apart verpakt zodat de conditie van het material zo optimaal mogelijk blijft en op een vondstenlijst geregistreerd. Bij bijzonder kwetsbare vondsten wordt direct een specialist geconsulteerd. 6.10 Overige resten Niet relevant. 6.11 Dateringstechnieken Typochronologisch onderzoek. Structuren en sporen worden gedateerd aan de hand van het vondstmateriaal. Bij het aantreffen van houten structuren dienen monsters ten behoeve van houtsoortenanalyse en dendrochronologisch onderzoek genomen te worden in het veld. 6.12 Beperkingen Mogelijke beperkingen hangen samen met de inrichting van het plangebied ten tijde van het archeologisch onderzoek, te denken valt aan begroeiing en kabels en leidingen. Tevens kan het werken op diepte en beneden het grondwaterniveau de werkzaamheden bemoeilijken. HOOFDSTUK 7 UITWERKING EN CONSERVERING 7.1 Structuren, grondsporen, scheepwrak of vliegtuig, vondstspreidingen De verzamelde gegevens dienen zodanig te worden gedigitaliseerd, geanalyseerd en uitgewerkt dat de aard, datering en fysieke kwaliteit van de vindplaats kunnen worden bepaald en de in dit PvE gestelde onderzoeksvragen kunnen worden beantwoord. In het rapport dienen alle sporen en structuren die zijn aangetroffen tijdens het onderzoek per periode en per fase beschreven te worden. Hierbij dient ten minste aandacht te worden besteed aan de datering, fasering, aard, bouwhistorie, en ruimtelijke spreiding. Dit in relatie tot de historische gegevens. 11

7.2 Analyse aardewetenschappelijke gegevens - De analyse van de fysisch-geografische informatie gebeurt zoveel mogelijk in het veld en op basis van de bestudeerde profielen, eventueel aangevuld met boringen. De verzamelde gegevens dienen zodanig te worden uitgewerkt dat de landschappelijke context en de bodemopbouw van de vindplaats(en) kunnen worden bepaald. De uitwerking vindt plaats tot op een niveau dat noodzakelijk is voor de beantwoording van de onderzoeksvragen en geeft voldoende inzicht in de aangetroffen terreinomstandigheden om uitspraken te kunnen doen over de genese van de locatie; - Het is noodzakelijk dat de af te beelden profielen zowel de bodemkundige als de archeologische kenmerken weergeven. De relatie hiertussen is van wezenlijk belang voor de interpretatie van de vindplaats(en). 7.3 Anorganische artefacten - Het vondstmateriaal moet worden gewassen en gesplitst op vondstcategorie; - De vondsten worden per materiaalcategorie beschreven conform de daarvoor gebruikelijke determinaties (tenminste conform ABR en de aanlevereisen van het depot); - Al het vondstmateriaal uit gesloten contexten, zoals de grachtvulling, muurinsteken en/of kuilen, wordt per te onderscheiden fase uitgewerkt; - Bij aanvang van de uitwerking dient een selectie van het materiaal te worden gemaakt dat gedetermineerd moet worden door een specialist; - Bij (vergankelijke) vondsten dient in eerste instantie minimaal gezorgd te worden voor stabilisering van de staat waarin deze zijn gevonden. De keuze hiervoor dient gemaakt te worden door de specialist. Alle objecten die bij de evaluatie geselecteerd zijn voor nader of later onderzoek worden behandeld conform Archeologie Leidraad 1 van het CvAK. Nadat het materiaal door specialisten is onderzocht en gedetermineerd, dienen de resultaten aan de sporen te worden gekoppeld en geanalyseerd in het licht van de onderzoeksvragen uit het PvE; - Losse vlakvondsten en overige vondsten worden slechts oppervlakkig uitgewerkt en slechts bij bijzondere en/of dateerbare vondsten nader beschreven en geanalyseerd. Mocht de hoeveelheid materiaal dusdanig zijn dat een selectie gemaakt moet worden voor de uitwerking, dan dient dit te gebeuren op basis van het evaluatierapport en in overleg met het bevoegd gezag en depotbeheerder - Bijzondere of kenmerkende vondsten worden getekend en afgebeeld. - Niet te determineren metaalklompen of klompen van metaaloxide die in een archeologische context zijn gevonden, worden geröntgend om de inhoud te bepalen. - Nadat het materiaal door specialisten is onderzocht en gedetermineerd, dienen de resultaten aan de sporen te worden gekoppeld en geanalyseerd in het licht van de onderzoeksvragen uit het PvE; - Na het veldwerk wordt een voorstel gedaan betreffende de selectie en analyse van genomen OSLmonsters, hierbij wordt een afgewogen advies gedaan betreffende de meerwaarde van het OSLmonster ten opzichte van het overige verzamelde daterend materiaal. 7.4 Organische artefacten Bij (vergankelijke) vondsten dient in eerste instantie minimaal gezorgd te worden voor stabilisering van de staat waarin deze zijn gevonden. De keuze hiervoor dient gemaakt te worden door de specialist. Alle objecten die bij de evaluatie geselecteerd zijn voor nader of later onderzoek worden behandeld conform Archeologie Leidraad 1 van het CvAK. Nadat het materiaal door specialisten is onderzocht en gedetermineerd, dienen de resultaten aan de sporen te worden gekoppeld en geanalyseerd in het licht van de onderzoeksvragen uit het PvE; 7.5 Archeozoölogische en -botanische resten De monsters dienen, voor zover relevant, uitgewerkt te worden om de onderzoeksvragen te 12

beantwoorden. De verzamelde gegevens dienen zodanig te worden uitgewerkt dat de aard en fysieke kwaliteit van de structuren en lagen kunnen worden bepaald en de in dit PvE gestelde onderzoeksvragen per te onderscheiden fase kunnen worden beantwoord. In overleg met de deskundige namens het bevoegd gezag wordt op basis van het evaluatierapport een selectie van de monsters gewaardeerd. Vervolgens wordt een selectie van de gewaardeerde monsters uitgewerkt voor paleobotanie en archeozoölogie; 7.6 Beeldrapportage (objecttekeningen, foto s, kaarten e.d.) In het rapport worden ten minste opgenomen: een locatiekaart, een overzicht van de aangelegde put(ten), een overzicht van de aangetroffen sporen en structuren, de gedocumenteerde vlaktekening(en) en profieltekeningen. Hiernaast dienen belangrijke sporen en structuren per te onderscheiden fase (en vondsten) met foto's en tekeningen te worden verduidelijkt. De coupes worden alle getekend en gefotografeerd. Profielen van de gracht, water- en beerputten, greppels en kuilen worden ook altijd getekend, en er dient op gelet te worden dat met name deze profielen worden gefotografeerd. Het muurwerk dient te worden getekend en te worden gefotografeerd. De gelaagdheid van sporen wordt gedocumenteerd en geïnterpreteerd in termen van het formatieproces. Bijzondere of representatieve vondsten dienen getekend en gefotografeerd te worden, op zodanige wijze dat deze geschikt zijn voor publicatie. HOOFDSTUK 8 (DE)SELECTIE EN CONSERVERING 8.1 Selectie materiaal voor uitwerking Na evaluatie van het veldwerk wordt in overleg met opdrachtgever, het bevoegd gezag en diens adviseur bepaald welk materiaal in aanmerking komt voor uitwerking. In samenspraak met de depotbeheerder wordt een selectie gemaakt van te deponeren vondstmateriaal. Indien tijdens het veldwerk vondsten of vondstcomplexen worden gedaan waarvan de omvang, aard of complexiteit niet voorzien was, wordt direct contact opgenomen met de opdrachtgever en het bevoegd gezag. Samen met hen zal bepaald worden wat de te volgen strategie wordt. 8.2 Selectie materiaal voor deponering en verwijdering Na analyse van het materiaal vindt op basis van een voorstel van de projectleider (in de vorm van een selectierapport in de evaluatiefase) overleg plaats met de bevoegde overheid, waarbij zo nodigeen selectie wordt gemaakt van het te deponeren en te verwijderen materiaal. Vondstmateriaal van na circa 1960 wordt in principe uitgeselecteerd. Het selectierapport dient voor selectie te worden goedgekeurd door de depothouder/eigenaar van het provinciaal archeologisch depot.. 8.3 Selectie materiaal voor conservering De geselecteerde kwetsbare vondsten en monsters dienen geconserveerd te worden aangeleverd aan het archeologisch depot, tenzij anders is aangegeven door de depothouder/eigenaar. Per categorie kwetsbaar materiaal dient in het selectierapport te worden vermeld welke werkwijze en selectie gevolgd zal worden. Ten behoeve van de conservering van de voorwerpen dient een plan te worden opgesteld. Bij de conservering en restauratie dient een conserverings-/ restauratierapport te worden gemaakt.- Van onherkenbare voorwerpen (roestklompen) worden in overleg röntgenopnamen gemaakt. HOOFDSTUK 9 DEPONERING 9.1 Eisen betreffende depot Na goedkeuring van het rapport door het bevoegd gezag en de opdrachtgever zullen het vondstmateriaal en de relevante documentatie overgedragen worden aan het Archeologisch depot gemeente Gorinchem, contactpersoon M.C.W. Veen, (06) 41 04 56 12. 13

De overdracht en deponering dienen uitgevoerd te worden conform de richtlijnen van de KNA, versie 4.0 en conform de aanvullende voorwaarden van het gemeentelijk depot. De vondsten en de opgravingsdocumentatie worden idealiter bij het leveren van het definitieve rapport gedeponeerd, maar dienen ten hoogste binnen één jaar na afronding van het onderzoek conform de daarvoor geldende richtlijnen te worden overgedragen aan het depot. Binnen 2 jaar na afronding van het veldwerk zijn alle conform PvE gespecificeerde digitale producten overgedragen aan het E-depot (www.edna.nl) onder vermelding van het onderzoeksmeldingsnummer. 9.2 Te leveren product - Concept evaluatierapport inclusief voorstel van te waarderen monsters en te röntgenen metaal (binnen 4 weken na einde veldwerk); - Definitief evaluatierapport inclusief voorstel van te waarderen monsters en te röntgenen metaal (binnen 2 weken na opmerkingen op concept door (deskundige namens) bevoegd gezag); - Conceptrapportage (binnen 6 maanden); - Eindproduct is een rapport volgens KNA 3.2 en de bepalingen in dit PvE: * toegepaste onderzoeksmethode, en verantwoording van een eventuele afwijking van dit PvE; * beschrijving van het aangetroffen aardwerk, de gracht en grondsporen en vondsten, per te onderscheiden fase; * beschrijving van de vindplaats(en) aan de hand van antwoorden op de onderzoeksvragen * puttenoverzicht, vlaktekeningen, profieltekeningen en coupetekeningen van relevante sporen; * een allesporenkaart op een goed leesbaar formaat; * vlaktekeningen en profieltekeningen; * coupetekeningen; * foto s van constructies en eventueel het muurwerk; * foto s van sporen; * foto s /tekeningen van belangrijke vondsten; * een sporenlijst; * een vondstenlijst; * in het standaardrapport moeten de geanalyseerde resultaten verwerkt worden in antwoord op de hier gestelde onderzoeksvragen en worden geïntegreerd in de reeds bestaande kennis van het gebied (door middel van een synthese waarin een koppeling wordt gemaakt met de historische bronnen); * een waardering aangaande de behoudenswaardigheid van de vindplaats, cf. KNA; * de documentatie dient tevens als bijlage op digitale drager bij het standaardrapport te worden geleverd. - Ter deponering gereed gemaakte vondsten en onderzoeksdocumentatie; - Een bewijs (af te geven door de ontvangende instantie) van overdracht van vondsten en documentatie. Van het eindrapport zal een conceptversie worden voorgelegd aan de opdrachtgever en het bevoegd gezag en, na verwerking van het commentaar, vervolgens een definitieve versie. Het rapport met alle bijlagen dient ook digitaal te worden aangeleverd. Over format en wijze van aanleveren worden nadere afspraken gemaakt. Om de inhoud van het rapport te laten aansluiten op het beleid van de overheid (en volgens de KNA) zal een digitaal exemplaar bestemd zijn voor de RCE, 2 gedrukte exemplaren aan de Koninklijke Bibliotheek en 3 exemplaren en een digitaal exemplaar aan de gemeente Gorinchem (depot en afd. RO) worden geleverd. HOOFDSTUK 10 RANDVOORWAARDEN EN AANVULLENDE EISEN 10.1 Personele randvoorwaarden - Het veldonderzoek wordt uitgevoerd door een archeologisch bedrijf in bezit van een opgravingsvergunning; 14

- Het onderzoek dient door een adequaat bemand veldteam worden uitgevoerd onder de dagelijkse veldleiding van tenminste één KNA-archeoloog met aantoonbaar ruime ervaring in stadskern onderzoek (eventueel aan te tonen middels c.v.); - De overige leden van het veldteam hebben eveneens aantoonbaar ruime ervaring in stadskernonderzoek (eventueel aan te tonen middels c.v.);. 10.2 Overlegmomenten - Indien belangwekkende zaken worden aangetroffen waarin dit PvE niet voorziet, vindt overleg plaats tussen de opdrachtgever, bevoegd gezag en diens adviseur en de archeologisch aannemer. Elke afwijking van het PvE dient schriftelijk te worden vastgelegd in een addendum en in het onderzoeksrapport dat wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag. In overleg kan bijvoorbeeld besloten worden aanvullende onderzoeksvragen te stellen in het PvE; - Indien tijdens de archeologische begeleiding waarnemingen worden gedaan die aanleiding geven de ligging van de proefsleuven te herzien, wordt hierover overleg gevoerd met bevoegd gezag en opdrachtgever. Eventuele wijzigingen worden vastgelegd in een addendum bij dit PvE en in het onderzoeksrapport. - Beslissing tot uitbreiding of inperking van het onderzoek of nader onderzoek is onderwerp van separate besluitvorming; - Afstemming tussen de opdrachtgever, bevoegd gezag en diens adviseur en de archeologisch aannemer vindt plaats op de volgende momenten: * Uiterlijk bij aanvang van de werkzaamheden; * Bij aanvang veldwerk, wekelijks gedurende het veldwerk en bij einde veldwerk; * In geval van bijzondere vondsten/structuren vindt hierover ook overleg plaats met (de deskundige namens) bevoegd gezag; - Na afloop van het veldwerk vindt overleg met de opdrachtgever en de deskundige namens bevoegd gezag plaats over het gewenste detailniveau van de uitwerking en rapportage. Dan wordt tevens vastgesteld welke specialisten ingeschakeld worden en welke vondsten en monsters worden geanalyseerd. De uitwerking begint niet voordat dit overleg heeft plaatsgevonden. Alvorens dit overleg plaatsvindt, dient de opdrachtnemer een uitgebreid evaluatierapport van de resultaten, de digitale vondstenlijst en de digitale veldtekeningen binnen 4 weken na afloop van het veldwerk aan het bevoegd gezag en opdrachtgever toe te zenden. Eveneens doet de opdrachtnemer daarbij een voorstel voor een uitwerkingsplan voor verdere waardering en analyse met inzet van specialisten plus onderbouwing hiervan en een opgave van eventuele extra kosten. 10.3 Kwaliteitsbewaking, toezicht, overleg en evaluatie - Het onderzoek dient conform de KNA versie 4.0 en dit PvE te worden uitgevoerd door een archeologisch bedrijf of instelling met een geldige opgravingsvergunning en/of een geldig certificaat BRL SIB 4000 Archeologie met protocol 4003 IVO. - De senior (KNA-)archeoloog van de archeologische aannemer is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderzoek en de te doorlopen processtappen. Het bevoegd gezag beoordeelt of de onderzoeksmethode, resultaten en de rapportage aan de kwaliteitseisen voldoen; - Het benutten van stelposten kan alleen na schriftelijke opdracht van de opdrachtgever. Meerwerk kan alleen worden verricht nadat het is opgedragen door de opdrachtgever; - Tijdens het uitvoeren van het veldwerk worden door de verantwoordelijke archeoloog dag- en weekrapporten opgemaakt waarin de vordering van de werkzaamheden, de personele inzet, de verwerking en de opslag van kwetsbare materialen, de wetenschappelijke of technische ontwikkelingen en de inhoudelijke keuzes worden opgenomen. 10.4 Overige randvoorwaarden en aanvullende eisen - Het veldonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de richtlijnen KNA 4.0 en het voorliggend PvE. In alle gevallen waarin dit PvE niet voorziet, zijn de procesbeschrijvingen en specificaties van KNA 4.0 van toepassing; - De opdrachtnemer zorgt ervoor dat de volgende documenten tijdens het veldwerk op de 15

werklocatie aanwezig zijn: (1) dit Programma van Eisen, (2) Plan van Aanpak/draaiboek inclusief veiligheidsplan, (3) Klic-gegevens. Op verzoek worden de documenten getoond aan de Erfgoed Inspectie of een andere bevoegde instantie. De opdrachtgever wordt geïnformeerd van bezoeken van de Erfgoed Inspectie en ontvangt ter informatie het inspectierapport van de opdrachtnemer. Dit rapport blijft vertrouwelijk; Er wordt een goede samenwerking verwacht met amateurarcheologen (o.a. Archeologische werkgroep Gorinchem) uit de regio. Betrokkenheid bij de uitvoering van het onderzoek wordt gewaardeerd. - De gangbare veiligheidseisen bij een project van deze aard worden in acht genomen. Details zijn opgenomen in een veiligheidsplan dat door de archeologisch aannemer bij het PvA/draaiboek gevoegd zal worden; - De opdrachtgever voorziet de opdrachtnemer reeds in het offertestadium van de rapportages van milieu-onderzoeken betreffende het plangebied, zodat de benodigde maatregelen cf. ARBOwetgeving genomen kunnen worden. - De opdrachtgever regelt betredingstoestemming voor de betreffende percelen; Naast de betredingstoestemming is het van belang dat het terrein toegankelijk is (gemaakt) voor de archeologisch aannemer, voor de plaatsing van een kraan, keet, container en toilet. Eventuele afspraken hierover dienen voorafgaande aan het veldwerk gemaakt te worden tussen opdrachtnemer en opdrachtgever. - De opdrachtnemer zet het meetsysteem uit of laat dit uitzetten door een gespecialiseerd bedrijf. De archeologisch uitvoerder doet de KLIC-melding,mits de meest recente gegevens niet reeds voorhanden zijn bij de opdrachtgever; - De afzetting van de vindplaatsen is voorzien. Risicovolle plekken zoals putten worden afgezet/gemarkeerd. Gevaarlijke situaties in het terrein moeten aan het einde van de werkdag opgeruimd zijn. De uitvoerder neemt voor zover mogelijk, preventieve maatregelen tegen inbraak en vandalisme. Opgravingsdocumentatie en waardevolle vondsten mogen niet onbeheerd achterblijven. - Na afronding van het veldwerk wordt het terrein door de archeologische aannemer in overleg met de opdrachtgever opgeleverd. Voorafgaand hieraan worden sluitende afspraken gemaakt. - Alle communicatie omtrent de opgraving richting pers en publiek verloopt via de opdrachtgever en bevoegd gezag. HOOFDSTUK 11 WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET VASTGESTELDE PVE 11.1 Wijzigingen tijdens het veldwerk Indien op grond van voortschrijdend inzicht wijzigingen in de strategie of werkwijze noodzakelijk of wenselijk worden dient de uitvoerder in overleg te treden met de opdrachtgever, het bevoegd gezag en diens adviseur. Hierbij dienen afspraken te worden gemaakt aangaande deze wijzigingen (deze worden in de eindrapportage verantwoord). De daarmee samenhangende planning van de werkzaamheden alsmede eventueel meer- of minderwerk worden schriftelijk afgestemd. 11.2 Belangrijke wijzigingen Wanneer afgeweken wordt van de bepalingen in dit PvE dient de uitvoerder in overleg te treden met het bevoegd gezag en de opdrachtgever. Hiermee dienen afspraken te worden gemaakt aangaande deze wijzigingen en de daarmee samenhangende planning van de werkzaamheden alsmede eventueel meer- of minderwerk. Deze wijzigingen worden in de eindrapportage verantwoord. 11.3 Procedure van wijziging na de evaluatiefase van het veldwerk Als er na de evaluatie en selectie nog ingrijpende wijzigingen optreden n.a.v. de vraagstellingen, methodiek van uitwerking, conservering of rapportage, dient dit tijdig met het bevoegd gezag te worden afgestemd. 16

11.4 Procedure van wijziging tijdens uitwerking en conservering Als er na de evaluatie en selectie nog ingrijpende wijzigingen optreden naar aanleiding van de vraagstellingen, methodiek van uitwerking, conservering of rapportage, dient dit tijdig met (de deskundige namens) het bevoegd gezag en de opdrachtgever te worden besproken. LITERATUUR EN BIJLAGEN Literatuur Boshoven, E.H., Buesink, A., Geerts, H.M.M., Krist, J.S., Tebbens, L.A., Willems, J.M.J., 2009: Regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Een archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart. BAAC rapport V-08.0185. Hagens, D.T.P. & Leuvering, J.H.F., 2008: Bureauonderzoek (quickscan), Bagijnenwalstraat te Gorinchem. Synthegra-rapport P0502949, Doetinchem. Horsthuis, A.,1997, Wallen en poorten, geschiedenis van de Gorcumse vestingwerken, Gorcumse monumentenreeks, Gorinchem. Geologische Kaart van Nederland, 38 Oost ; Gorinchem, RijksGeologische Dienst, Haarlem, 1966 Kamphuis & Annema, 2000, Vestingwerken Gorinchem, Bouwhistorische rapportage, intern rapport gemeente Gorinchem. Koeman, S.M. & Schorn, E.A., 2008: Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen, Bastion II te Gorinchem. Synthegra-rapport S083327. Smole, L. & Dijkstra, J., 2005: Gorinchem, opgraving Keizerstraat 2a. ADC ArcheoProjecten rapport 349, Amersfoort. Spanjaard, G.W.J., 2011: Archeologisch bureauonderzoek Plangebied "Bastion 2" te Gorinchem in de gemeente Gorinchem. Econsultancy-rapport 10073501 Vaars, drs. J.P. en drs. P.M. Floore, 2002: Archeologische waarneming op bastion IX, Dalemwal te Gorinchem, Hollandia reeks nr. 2 17

Bijlage 1 bij het PvE: Lijst met te verwachten aantallen (zie ook de referentietabellen PS07) Onderzoek Verwachting Omvang Verwachte aantal m 2 Vondstcategorie Verwachte aantallen (N) Aardewerk 50 Bouwmateriaal 100 Metaal (ferro) 20 Metaal (non-ferro) 5 Slakmateriaal 1 Vuursteen 0 Overig natuursteen 5 Glas 10 Menselijk botmateriaal onverbrand 0 Menselijk botmateriaal verbrand 0 Dierlijk botmateriaal onverbrand 40 Dierlijk botmateriaal verbrand 1 Visresten (handverzameld) 0 Schelpen 0 Hout 5 Houtskool(monsters) 1 Textiel 0 Leer 0 Submoderne materialen 5 Monstername Verwachte aantallen (N) Algemeen biologisch monster (ABM) 0 Algemeen zeefmonster (AZM) 0 Pollen, diatomeeën en andere microfossielen 0 Monsters voor anorganisch chemisch onderzoek 0 Monsters voor micromorfologisch onderzoek 0 Monsters voor luminescentiedatering (OSL) 0 Monsters voor koolstofdatering ( 14 C) 1 Vismonsters 0 DNA 0 Dendrochronologisch monster 2 18

Bijlage 2 bij het PvE: Overzicht te raadplegen specialisten/specialismen Vondstcategorie In PvE voorschrijven Raadplegen bij PvA In PvE voorschrijven Raadplegen bij veldwerk Aardewerk nee nee Ja Bouwmateriaal nee nee Ja Metaal (ferro) nee nee Ja Metaal (non-ferro) nee nee Ja Slakmateriaal nee nee Ja Vuursteen nee nee Ja Overig natuursteen nee nee Ja Glas nee nee Ja Menselijk botmateriaal onverbrand nee nee Ja Menselijk botmateriaal verbrand nee nee Ja Dierlijk botmateriaal onverbrand nee nee Ja Dierlijk botmateriaal verbrand nee nee Ja Visresten nee nee Ja Schelpen nee nee Ja Hout nee nee Ja Houtskool(monsters) nee nee Ja Textiel nee nee Ja Leer nee nee Ja Submoderne materialen nee nee Ja In PvE voorschrijven Raadplegen bij uitwerking Monstername Algemeen biologisch monster (ABM) nee nee Ja Algemeen zeefmonster (AZM) nee nee Ja Pollen, diatomeeën en andere nee nee Ja microfossielen Monsters voor anorganisch nee nee Ja chemisch onderzoek Monsters voor micromorfologisch nee nee Ja onderzoek Monsters voor nee nee Ja luminescentiedatering (OSL) Monsters voor koolstofdatering nee nee Ja ( 14 C) DNA nee nee Ja Dendrochronologisch monster nee nee Ja 19

Afbeelding 1 locatieoverzicht 425 426 427 428 125 126 127 128 20

Afbeelding 2 tracee duiker op detailkaart 21

Afbeelding 3 tracee onderzoek geprojecteerd op vroeg 18 e eeuwse kaart met glacis (noorden rechts) 22