KLAS: V2 VAK: Nederlands 2019/2020 Week Vanaf Opmerking Leerdoel/inhoud/stof/onderwerp/onderdeel/toets overig jaarplanning Docentenactiviteit Leerlingactiviteit 34 19 aug 20 augustus Mentorles brugklas Verhaal Gefixt (les 1 en 2) Iedere les meenemen: snelhechter, schrift, laptop Opgeven leesboek 1 20 augustus Eerste uur mentorles (alle klassen) Uitdelen woordenlijst blok 7 t/m 12 Starten lezen in leesboek 1. Les 1 en les 2 alle opdrachten afmaken. 35 26 aug Verhaal Gefixt (les 3, 4 en 5) o Informatie uit een film en een fictieverhaal kunnen halen. o Hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden/ o Een samenvatting kunnen maken door nieuwe bronnen met elkaar te verbinden. o Kunnen bepalen of bronnen relevant en betrouwbare informatie bevatten. Les 3, les 4 en les 5 alle opdrachten afmaken. o Mondeling informatie kunnen uitwisselen. o Kunnen beargumenteren wat een bericht goed maakt. o Een vermissingsbericht kunnen schrijven en tips kunnen bedenken voor het schrijven van een vermissingsbericht. o Gebeurtenissen en informatie op een rijtje kunnen zetten. o Ontbrekende informatie in kaart kunnen brengen.
36 2 sep Verhaal Gefixt (les 6 script schrijven) o Een filmscript kunnen schrijven. Les 6 alle opdrachten afmaken. Script afmaken, printen en inleveren. o Een filmscript kunnen schrijven. Script inleveren (1) 37 9 sep 11 13 september Brugklas intro 12 september Introductieactiviteit onderbouw Verhaal Gefixt (les 7 filmen) Je kent alle woorden van BLOK 7 (woordenschat). Les 7 alle opdrachten afmaken. Filmpje afmaken. o Een rol (regisseur, producent, acteurs) kunnen kiezen in overleg met klasgenoten. o Een filmscript verfilmen en uitbeelden. o Een film kunnen maken en bewerken van de scène. Filmpje inleveren (1) 38 16 sep Lezen 3 (PLOT26 optioneel) Script verfilmen en filmpje editen. Uitleg volgen over scannend lezen, grondig lezen en structuur inbrengen. Uitleg scannend, grondig lezen en structuur inbrengen Maken oefenopdrachten les 1, 2 en 3 Lezen 3 PLOT26. o Een tekst grondig kunnen lezen. o Een tekst scannend kunnen lezen.
39 23 sep 40 30 sep 4 oktober Ouder-leerlingstage brugklas Lezen 3 (PLOT26 optioneel) Uitleg signaalwoorden en verwijswoorden Lezen 3 (PLOT26 optioneel) Opdracht: 10 vragen beantwoorden bij een krantenartikel o Stapsgewijs structuur kunnen aanbrengen in een tekst. Uitleg volgen signaalwoorden en verwijswoorden. Maken oefenopdrachten les 4 en 5 Lezen 3 PLOT26. o Signaalwoorden herkennen in gesproken en geschreven tekst. o Signaalwoorden kunnen koppelen aan het bijbehorende tekstverband. o Verwijswoorden kunnen herkennen in gesproken en geschreven tekst. o De betekenis van verwijswoorden in een tekst kunnen uitleggen. Oefenen voor referentietoets. Ter voorbereiding neem je een krantenartikel mee naar school. Je kent alle woorden van BLOK 8 (woordenschat). Referentietoets Lezen 3 (2)
41 7 sep 11 oktober Brugklas 1 e uur vrij 11 oktober Vanaf 6 e uur vrij 42 14 okt Herfstvakantie 43 21 okt 21 oktober (ovb) studiemiddag Grammatica Redekundig ontleden Herhaling uitleg persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling Uitleg koppelwerkwoord, naamwoordelijk gezegde en voorzetselvoorwerp Grammatica taalkundig ontleden Uitleg volgen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling. Uitleg van koppelwerkwoord, naamwoordelijk gezegde en voorzetselvoorwerp. Maken oefenopdrachten van de docent. o Persoonsvorm kunnen vinden in een zin. o Onderwerp kunnen vinden in een zin. o Werkwoordelijk gezegde kunnen vinden in een zin. o Koppelwerkwoord en naamwoordelijk gezegde kunnen vinden in een zin. o Lijdend voorwerp kunnen vinden in een zin. o Meewerkend voorwerp kunnen vinden in een zin. o Bijwoordelijke bepaling kunnen vinden in een zin. o Voorzetselvoorwerp kunnen vinden in een zin o Zelf zinnen kunnen maken met bovengenoemde zinsdelen erin. Uitleg volgen lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord,voorzetsels, telwoorden,
25 oktober Ouder-leerlingstage brugklas (zie boek 3schema en p. 13 en 55) Uitleg lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsels, telwoorden, persoonlijke voornaamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden, vragende voornaamwoorden, aanwijzende voornaamwoorden persoonlijke voornaamwoorden, bezittelijke voornaamwoorden, vragende voornaamwoorden, aanwijzende voornaamwoorden. Maken oefenopdrachten van de docent. o Lidwoorden kunnen benoemen in een zin. o Zelfstandige naamwoorden kunnen benoemen in een zin. o Bijvoeglijke naamwoorden kunnen benoemen in een zin. o Voorzetsels kunnen benoemen in een zin. o Telwoorden kunnen benoemen in een zin. o Persoonlijke, bezittelijke, vragende en aanwijzende voornaamwoorden kunnen benoemen en onderscheiden in een zin. 44 28 okt Spelling 1 + werkwoordspelling (zelfstandige route) Spelling 1 zelfstandig doorwerken. App werkwoordspelling zelfstandig doorwerken. o Samenstellingen en afleidingen correct kunnen schrijven. o Woorden met/zonder trema correct kunnen schrijven.
o Woorden met meervoudsvormen op ën en -s correct kunnen schrijven. o Verkleinvormen correct kunnen schrijven. 45 4 nov Start periode 2 Spelling 1 + werkwoordspelling (zelfstandige route) Spelling 1 zelfstandig doorwerken. App werkwoordspelling zelfstandig doorwerken. o Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden correct kunnen schrijven. o Zelfstandig gebruik (alle/allen, oudste/oudsten) correct kunnen schrijven. o Hoofdletters op een correcte wijze kunnen toepassen. o Feestdagen en afleidingen van feestdagen correct kunnen schrijven. o Leestekens (komma, punt, vraagteken, puntkomma, dubbelen punt, aanhalingstekens) correct kunnen gebruiken. o Opzoekwoorden/weetwoorden correct kunnen schrijven. 46 11 nov 47 18 nov Bespreken leesboek 1. Harde actie (les 1 tot en met 3) Proefwerk taalverzorging. Bespreken leesboek 1. Starten met lezen in leesboek 2. Alle opdrachten bij les 1 tot en met 3 van het verhaal Harde Actie gemaakt. Referentietoets taalverzorging (3) Leesboek 1 uit. Leesboek 2 opgeven
o Fictie kunnen lezen en verbanden kunnen leggen tussen personage. o Leesstrategieën kunnen herkennen en gebruiken. o Een zakelijke e-mail kunnen schrijven en een contactformulier kunnen invullen. o Informatie uit verschillende bronnen kunnen halen. o Conclusies kunnen trekken uit de bronnen en verslag kunnen uitbrengen van de bevindingen. 48 25 nov 25 november Deadline rapport Harde actie (les 4 en 5) Alle opdrachten bij les 4 en 5 van het verhaal Harde Actie gemaakt. PD 1 o Een e-mail kunnen schrijven, een filmpje kunnen maken of een ingezonden brief naar een krant kunnen sturen om media en politiek te activeren. o Informatie kunnen uitwisselen en op basis van aantekeningen een verslag kunnen uitbrengen. 49 2 dec 2 december Rapportvergadering vanaf 13:30 uur 3 december Harde actie (les 6 en 7) Alle opdrachten bij les 6 en 7 van het verhaal Harde Actie gemaakt. o Een videoboodschap of flyer kunnen maken. S.O. woorden blok 7 t/m 9
Rapportvergadering vanaf 13:30 uur 4 december (ovb) 13:30 uur studiemiddag 50 9 dec Harde actie (les 8) afronden. Schrijven 3 (les 1 en 2) Je kent alle woorden van BLOK 9 (woordenschat). Alle opdrachten bij les 8 van het verhaal Harde Actie gemaakt. o Een videoboodschap of een flyer kunnen beoordelen. o Overtuigend lezen en schrijven kunnen beoordelen. Alle opdrachten bij les 1 en 2 van Schrijven 3 gemaakt. 51 16 dec Vrijdag 20 december Alleen 1 e, 2 e, 3 e les Daarna kerstactiviteit Schrijven 3 (les 3 en 4) o Zes kenmerken van een goede tekst kunnen noemen en toelichten. o Teksten aan de hand van de kenmerken voor een goede tekst kunnen vergelijken en beoordelen. o Een korte tekst kunnen schrijven met een bepaalde toon. Alle opdrachten bij les 3 en 4 van Schrijven 3 gemaakt. o Het verschil in toon kunnen herkennen bij teksten gericht op een verschillend publiek.
52 23 Kerstvakantie dec 1 30 dec Kerstvakantie 2 6 jan Schrijven 3 (les 5, afronden) Fictie 2 (les 1 en 2) o Een tekst herschrijven gericht op een bepaald publiek. o Vijf verschillende tekstdoelen en bijbehorende tekstsoorten kennen en herkennen in geschreven tekst. Alle opdrachten bij les 5 van Schrijven 3 gemaakt. o Een stappenplan voor het schrijven van een tekst kunnen gebruiken. o Een eigen tekst kunnen schrijven en feedback kunnen geven over de opbouw, de toon en de zinnen. Alle opdrachten bij les 1 en 2 van Fictie 2 gemaakt. Schrijfopdracht inleveren (4) o Aandachtig naar een fictietekst kunnen luisteren en aantekeningen kunnen maken bij de tekst. o De beweegredenen van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren. o Zelfstandig en in stilte fictie kunnen lezen om vervolgens het fragment in één zin te kunnen samenvatten. o Van vijf zelfgemaakte zinnen een tableau vivant maken.
3 13 jan Fictie 2 (les 3, 4 en 5) Alle opdrachten bij les 3, 4 en 5 van Fictie 2 gemaakt. 4 20 jan Fictie 2 (les 6, afronden) Bespreken leesboek Alle opdrachten bij les 1 en 2 van Fictie 2 gemaakt. o De eigen ervaringen kunnen koppelen aan een luistertechniek. o De beweegredenen van de hoofdpersoon kunnen benoemen en beargumenteren. Alle opdrachten bij les 6 van Fictie 2 gemaakt. o Het kunnen uitwisselen van je leesbeleving. o Kunnen reflecteren en evalueren van de eigen leesbeleving, die van de klasgenoten en die van de schrijver. Leesboek 2 uit. 5 27 jan 30 januari (ovb) 13:30 uur studiemiddag Spreken 2 Uitleg debatteren Bespreken leesboek 2. Starten met lezen in leesboek 3. Uitleg volgen over debatteren. Leesboek 3 opgeven. Voorbereiden op oefendebat. o De begrippen feit, mening, argumenten voor en tegen, objectief, subjectief, overtuigen, consensus begrijpen en kunnen toepassen. o Een debat kunnen voorbereiden. 6 3 feb Spreken 2 Voorbereiden op oefendebat. Oefendebat
7 10 feb 8 17 feb 21 februari studiemiddag (geen lessen) Voorjaarsvakantie Spreken 2 9 24 feb 10 2 feb Herhaling grammatica 11 9 mrt Herhaling grammatica 12 16 16 maart Herhaling mrt Deadline invoeren grammatica 13 23 mrt gegevens Magister 23 maart 26 maart rapportvergaderingen Vanaf 13:30 uur Uitvoeren oefendebat. o Een debat kunnen voorbereiden. o Feedback kunnen ontvangen op het gehouden debat. Voorbereiden voor debat voor cijfer. o Een debat kunnen voorbereiden. o Feedback kunnen ontvangen op het gehouden debat. Spreken 2 Debatteren. Debatteren (5) Poëzie (evt. m.b.v. Woordkunst les 2 en 3 Je kent alle woorden van BLOK 10 (woordenschat). Bespreken leesboek 3. Aan het eind van deze week moet je de volgende begrippen kennen en herkennen: o Eindrijm, beginrijm, middenrijm, assonantie en alliteratie. Leesboek 3 uit. PD 2
14 30 mrt Poëzie (evt. m.b.v. Woordkunst les 4 t/m 6) Aan het eind van deze week moet je de volgende begrippen kennen en herkennen: o Eindrijm, beginrijm, middenrijm, assonantie en alliteratie. 15 6 apr Girlsdag (jaar 2) Fictie Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. Samen lezen in leesboek. Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. o Gezamenlijk of in stilte in een leesboek kunnen lezen. o De inhoud van het boek kunnen koppelen aan de begrippen rondom fictie. 16 13 apr Strabrechtweek (geen toetsen) 13 april Fictie Aan het begin/einde van de les herhaalt Samen lezen in leesboek. Verwerkingsopdracht Gezamenlijk boek (6)
Tweede Paasdag 17 20 Meivakantie apr 18 27 Meivakantie apr 19 4 mei 4 mei studiemiddag (geen lessen) 5 mei vrij de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. Fictie Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. o Gezamenlijk of in stilte in een leesboek kunnen lezen. o De inhoud van het boek kunnen koppelen aan de begrippen rondom fictie. Samen lezen in leesboek. Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. o Gezamenlijk of in stilte in een leesboek kunnen lezen. o De inhoud van het boek kunnen koppelen aan de begrippen rondom fictie. Je kent alle woorden van BLOK 11 (woordenschat). 20 11 mei Fictie Samen lezen in leesboek. Eindopdracht
Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. Aan het begin/einde van de les herhaalt de docent de begrippen rondom tijd & ruimte, spanning of personages m.b.t. het gezamenlijke boek. o Gezamenlijk of in stilte in een leesboek kunnen lezen. o De inhoud van het boek kunnen koppelen aan de begrippen rondom fictie. Gezamenlijk boek 1 (6) 21 18 mei 21 mei Hemelvaartsdag (vrij) 22 mei vrij Lezen 4 Uitleg leesstrategieën scannend lezen en grondig lezen. Uitleg volgen over leesstrategieën scannend lezen en grondig lezen. Maken oefenopdrachten van de docent. o Leesstrategieën scannend lezen en grondig lezen kunnen gebruiken om een tekst stapsgewijs te lezen. 22 25 mei Lezen 4 Uitleg volgen over tekstsoorten, tekstdoelen en de functies van de inleiding. SO woorden blok 9 t/m 12
23 1 jun 1 juni Tweede Pinksterdag (vrij) 24 8 jun 9 juni studiemiddag vanaf 13:30 uur Uitleg tekstsoorten en tekstdoelen en functies inleiding Lezen 4 Uitleg signaalwoorden en tekstverbanden en verwijswoorden Lezen 4 Uitleg kernzinnen herkennen/markeren, onderwerp en hoofdgedachte. Maken oefenopdrachten van de docent. o Tekstsoorten en tekstdoelen kunnen herkennen uit een tekst. o De functies van de inleiding kunnen benoemen en terugvinden in de tekst. Je kent alle woorden van BLOK 10 t/m 12 (woordenschat). Uitleg volgen signaalwoorden, tekstverbanden en verwijswoorden. Maken oefenopdrachten van de docent. o Signaalwoorden herkennen in gesproken en geschreven tekst. o Signaalwoorden kunnen koppelen aan het bijbehorende tekstverband. o Verwijswoorden kunnen herkennen in gesproken en geschreven tekst. o De betekenis van verwijswoorden in een tekst kunnen uitleggen. Uitleg volgen kernzinnen herkennen/markeren, onderwerp en hoofdgedachte. Maken oefenopdrachten van de docent.
25 15 jun Lezen 4 26 22 jun 25 juni start toetsweek jaar 3 25 juni OB tot 5 e uur les Herhaling werkwoordspelling Uitleg betekenis moeilijke woorden achterhalen, verschil feit/mening, kenmerken betrouwbaarheid. Herhaling werkwoordspelling. Uitloop o De juiste kernzinnen per alinea kunnen markeren en kunnen uitleggen waarom dit de kernzin is. o Het onderwerp van een tekst kunnen formuleren. o De hoofdgedachte van een tekst kunnen formuleren. o De regels werkwoordspelling kennen en kunnen toepassen. Uitleg volgen betekenis moeilijke woorden achterhalen, verschil feit/mening en kenmerken betrouwbaarheid. Maken oefenopdrachten van de docent. o Vier manieren kunnen toepassen/herkennen waarmee je de betekenis van moeilijke woorden kan achterhalen. o Vier verschillen tussen feiten en meningen kunnen benoemen en kunnen herkennen in een tekst. o De kenmerken van betrouwbaarheid nagaan om zo de betrouwbaarheid van een tekst te meten. o De regels werkwoordspelling kennen en kunnen toepassen. OPM: Snelle leerlingen kunnen zich verdiepen in Schrijven m.b.v. cursussen: - Schrijven wat je vindt - Het schrijven van een interviewverslag.
Gymnasiasten kunnen zich verdiepen in 26 juni start literatuur m.b.v. de cursus Sagen en mythen. toetsweek OB 27 29 jun Toetsweek Referentietoets lezen 4 (6) 28 6 jul Toetsweek PD 3 29 13 jul Zomervakantie