Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 03 april Rapportnummer: 2014/033

Vergelijkbare documenten
5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland uit Amsterdam. Datum: 14 juni 2012

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Een onderzoek naar het vorderen van een identiteitsbewijs door de politie.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau en/of het Openbaar Ministerie. Datum: 14 november 2011

Rapport. Datum: 11 februari 1998 Rapportnummer: 1998/024

Rapport. Rapport over een klacht over de voormalige korpsbeheerder van het voormalige regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Rapport. Eind goed, al goed! Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de Belastingdienst

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie-eenheid Den Haag. Publicatiedatum 9 september 2014 Rapportnummer 2014/098

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Datum: Rapportnummer: 2011/234

Rapport. Datum: 18 mei 2001 Rapportnummer: 2001/142

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland.

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/028

Rapport. Datum: 27 juli 1998 Rapportnummer: 1998/301

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/261

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over een buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Utrecht. Datum: 9 juli 2014

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Rapport over een klacht over de politie, Landelijke Eenheid, voorheen het Korps Landelijke Politiediensten. Datum: 30 december 2013

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Datum: 27 februari Rapportnummer: 2014/012

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Raad voor de Kinderbescherming uit Maastricht. Datum: 28 juli Rapportnummer: 2011/216

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Datum: 16 december 1999 Rapportnummer: 1999/501

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald.

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over twee buitengewoon opsporingsambtenaren van de NS. Datum: 15 maart Rapportnummer: 2011/091

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Den Haag. Datum: 6 maart Rapportnummer: 2014/017

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Rapport over een deskundigenoordeel van het UWV. Datum: 11 december Rapportnummer: 2014/205

Een onderzoek naar het handelen van de Landelijke Eenheid te Driebergen

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland. Datum: 4 mei Rapportnummer: 2011/140

Een onderzoek naar een aanhouding door ambtenaren van de regionale politie eenheid Den Haag

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 6 juli Rapportnummer: 2011/203

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Emmen. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2013/086

Rapport. Datum: 24 februari Rapportnummer: 2011/063

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Oost-Brabant. Datum: 21 oktober Rapportnummer: 2013/155

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Rapport over een klacht over de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Datum: 24 maart 2015 Rapportnummer: 2015/067

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/327

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Een onderzoek naar (het gebruik van geluidsopnamen in) de klachtbehandeling door de regionale eenheid van politie Oost-Nederland.

Voorts klaagt verzoekster erover dat die politieambtenaren hebben gedreigd haar aan te houden, omdat zij weigerde haar postcode aan hen te geven.

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid. Rotterdam. Publicatiedatum: 26 november Rapportnummer: 2014 /174

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale. eenheid Noord-Nederland. Publicatiedatum: 18 september 2014

Rapport. Rapport over een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Brabant. Datum: 16 augustus Rapportnummer: 2013/101

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/321

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Een onderzoek naar de handelwijze van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Rapport. Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Limburg. Datum: 16 oktober Rapportnummer: 2013/147

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over een zorgmelding door de politie. Oordeel

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. 2014/106 de Nationale ombudsman 1/6

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker, die optrad als gemachtigde in een ontslagzaak, klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), thans UWV WERKbedrijf:

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK. Datum: 25 maart Rapportnummer: 2014/024

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het regionale politiekorps Noord-Holland Noord. Datum: 21 maart Rapportnummer: 2011/099

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Rapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/333

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Beoordeling. h2>klacht

Datum 7 juni 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het boetebeleid voor onverzekerde auto s die buiten gebruik zijn

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Kort parkeren touringcar Dienst Stadstoezicht

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Amsterdam. Datum: 03 april 2014 Rapportnummer: 2014/033

2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat politieambtenaren van de regionale politie eenheid Amsterdam haar onnodig hebben opgehouden voor het uitschrijven van een boete toen zij op weg was naar een arts in verband met een spoedeisende medische situatie. Bevindingen Wat is er gebeurd? Verzoekster reed met haar zus door Amsterdam. Tijdens deze autorit kreeg verzoekster in toenemende mate last van benauwdheid. Zij nam daarom telefonisch contact op met een huisartsenpost. De huisarts gaf aan dat verzoekster direct langs moest komen. Om bij de huisartsenpost te kunnen komen, moest verzoekster linksaf slaan terwijl het verkeersbord en de wegmarkering aangaf dat het wegverkeer op die kruising niet linksaf mocht slaan. Verzoekster stelde later dat ze het verkeersbord niet had gezien omdat het bord volgens haar werd bedekt door bladeren van bomen. Twee politieambtenaren D. en G. zagen verzoekster linksaf slaan. Politieambtenaar D. besloot daarop om verzoekster daarvoor een bekeuring te geven. In verband met het uitschrijven van de bekeuring werd verzoekster vlak voor de huisartsenpost staande gehouden. Lezing verzoekster Volgens verzoekster kwam politieambtenaar D. schreeuwend op haar af en maakte daarbij duidelijk dat verzoekster een bekeuring zou krijgen. Verzoekster gaf tegen D. aan dat ze met spoed op weg was naar de dokter omdat ze het benauwd had. Politieambtenaar D. vroeg aan verzoekster hoe laat zij een afspraak had met de huisarts. Gelet op het antwoord was politieambtenaar D. van mening dat hij net genoeg tijd had om de bekeuring uit te schrijven. Tijdens het uitschrijven van de bekeuring gaf verzoekster nogmaals aan dat ze met spoed naar de dokter moest omdat haar situatie levensbedreigend was. Volgens verzoekster voelde zij zich op dat moment steeds lichter in haar hoofd worden, haalde ze piepend adem en kon zij nog maar halve zinnen uitbrengen waarbij zij gebogen over de motorkap van haar auto hing. Omdat verzoekster moeite had met praten, gaf haar zusje meerdere malen aan dat er sprake was van een noodsituatie. Zij verklaarde verder dat verzoekster steeds bleker en benauwder werd, haar hand op de borst legde, niet meer kon praten en, toen zij half was uitgestapt, half voorover gebukt stond. Ondanks verzoeksters 'schreeuw' om hulp verzocht politieambtenaar D. haar om haar adres te spellen. Verzoekster kreeg hierdoor de indruk dat politieambtenaar D. haar aan het pesten was. Nadat verzoekster de bekeuring had ontvangen, is zij naar de huisarts gegaan die aangaf dat hij al een tijdje klaarstond om verzoekster op te vangen. Na

3 medisch onderzoek besloot de huisarts om verzoekster naar het ziekenhuis door te verwijzen waar zij na aankomst, blijkens een medische verklaring, direct op de afdeling longziekten werd opgenomen. Lezing politieambtenaren Tijdens de interne klachtbehandeling verklaarde politieambtenaar D. dat hij verzoekster zonder schreeuwen, had aangesproken. Hij had haar hooguit met luide stem gezegd dat ze het raam van haar auto moest openen. Tijdens het contact lieten verzoekster en haar bijrijdster op luide toon weten dat ze niet tevreden waren met de bekeuring. D. vroeg verzoekster om haar adres (straatnaam) te spellen omdat hij niet wist hoe hij het moest opschrijven. D. had verzoekster ook horen zeggen dat ze op weg was naar de huisartsenpost. Volgens D. heeft hij verzoekster niet hakkelend horen praten, niet piepend horen ademhalen, haar lichaam niet zien schokken en niet gezien dat ze met haar lichaam half naast de motorkap van de auto hing. D. had op geen enkele wijze gezien of gehoord dat verzoekster ernstig benauwd was of zich in een levens-bedreigende situatie bevond. Verzoekster was zelf aan komen rijden met de auto. Volgens D. heeft de bekeuringssituatie niet langer dan acht minuten geduurd. D. verklaarde verder dat het nooit zijn intentie is geweest om verzoekster hulp te onthouden. Hij zou verzoekster direct naar een arts hebben laten gaan als hij ook maar enigszins zou hebben gezien dat verzoekster hulpbehoevend was. Politieambtenaar J. verklaarde tijdens de interne klachtbehandeling dat zij verzoekster wel had horen zeggen dat zij benauwd was en dat zij naar de huisartsenpost onderweg was om haar medicijnen op te halen. Volgens J. was het buiten het feit dat verzoekster haar hand op de borst legde, niet aan haar af te zien dat zij benauwd was. J. hoorde verzoekster ook niet met piepende stem spreken en zag of hoorde haar ook niet naar adem happen. Ook heeft J. verzoekster niet horen zeggen dat haar situatie levensbedreigend was of dat zij zich in een noodsituatie bevond. Als dat wel zo het geval was geweest dan zou J. verzoekster naar de huisartsenpost hebben begeleid. Beoordeling Het evenredigheidsvereiste houdt in dat de overheid een middel kiest om haar doel te bereiken dat niet onnodig ingrijpt in het leven van de burger en dat in evenredige verhouding staat tot dat doel. Dit vereiste brengt met zich mee dat een burger die dringend medische behandeling nodig heeft, tijdens een bekeuringssituatie niet langer wordt opgehouden dan absoluut noodzakelijk is. Verzoekster voelde tijdens een autorit plotseling een astma-aanval aankomen die gepaard ging met een toenemende mate van benauwdheid. In dat kader nam verzoekster contact op met de huisartsenpost die haar adviseerde om meteen langs te komen. Tijdens het laatste deel van de autorit naar de huisartsenpost pleegde verzoekster een

4 verkeersovertreding waarvoor zij een stopteken kreeg van de politie. Voor de huisartsenpost werd verzoekster aan de kant van de weg gezet. De Nationale ombudsman stelt vast dat de lezing van verzoekster en haar zus op bepaalde punten niet overeenkomt met de lezing van de twee betrokken politieambtenaren D. en J. Desondanks acht de Nationale ombudsman het, gelet op de verklaring van politieambtenaar J., wel aannemelijk dat verzoekster in ieder geval aan de beide politieambtenaren kenbaar heeft gemaakt dat zij zich benauwd voelde en in dat kader een bezoek aan de huisarts wilde brengen. Uitgangspunt is dat een burger bij een gemiddeld, niet spoedeisend, bezoek aan een arts zal moeten accepteren dat hij door een bekeuringsituatie later of te laat op de afspraak zal kunnen verschijnen. Dat behoort tot het maatschappelijk risico. In medische noodgevallen waarin ogenblikkelijk hulp nodig is van een arts, zal een bekeuringssituatie in persoon geen doorgang moeten vinden. Dergelijke noodgevallen zullen bijna altijd wel voor een ieder duidelijk te onderkennen zijn. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarin een burger voelt dat snel medisch ingrijpen noodzakelijk is maar die noodzaak voor een niet medisch geschoolde derde niet altijd direct te onderkennen is. In dit grijze gebied kan de beleving van een burger die medisch hulpbehoevend is, afwijken van de beleving en inschatting van een politieambtenaar. De vraag die zich hier opdringt is hoe lang een burger in een dergelijke situatie mag worden stilgehouden voor het uitschrijven van een bekeuring voor een verkeersovertreding. Wanneer een politieambtenaar zelf 'op heterdaad' een verkeersovertreding waarneemt dan kan hij de bestuurder van een voertuig direct in persoon een bekeuring opleggen. In dat kader kan hij inzage vorderen in het identiteitsbewijs van de betreffende bestuurder zodat hij diens identiteit kan vaststellen. Indien de politieambtenaar vaststelt dat de strafbare gedraging heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven dan kan, indien niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het betreffende motorrijtuig, op grond van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) (zie Achtergrond) de bekeuring worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken op dat moment geregistreerd stond. Voor politieambtenaar D. had een snelle verificatie van verzoeksters identiteitsbewijs en autopapieren kunnen opleveren dat bestuurster en kentekenhouder een en dezelfde persoon waren. Hij had er, gelet op de situatie, desnoods voor kunnen kiezen om op grond van artikel 5 Wahv aan verzoekster een bekeuring op kenteken uit te schrijven. De aankondiging van beschikking had achter de ruitenwisser van verzoeksters auto kunnen worden achtergelaten. Indien politieambtenaar D. deze werkwijze had gevolgd, had verzoekster sneller naar de huisarts kunnen gaan. Al met al is de Nationale ombudsman van oordeel dat de betrokken politieambtenaren in de gegeven omstandigheden prioriteit hadden moeten geven aan het spoedeisende bezoek van verzoekster aan de huisarts boven het ter plaatse opvragen van gegevens voor het uitschrijven van een bekeuring. Door dit niet te doen, heeft de politie gehandeld in strijd met het evenredigheidsvereiste.

5 De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de politieambtenaren van de regionale eenheid Amsterdam, die wordt toegerekend aan de politiechef, is gegrond wegens schending van het evenredigheidsvereiste. de Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman Achtergrond Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) Artikel 5 "Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 31, tweede lid, de administratieve sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Daarbij wordt hij gewezen op het bepaalde in artikel 8."