Fotocoll. Noordelijk Scheepv. Museum, Groningen.

Vergelijkbare documenten
Het Stadskanaal, bevaren door houten en ijzeren schepen

SPEURTOCHT. door het Noordelijk Scheepvaartmuseum. leeftijd: 7-9 jaar

Vereniging Westlander Schippers Collectief commissie schepen en scheepsuitrusting. Reglement Schepen en scheepsuitrusting.

BEElli Bolschip. Opgeboeide bol of bolle met boord

VAN GOGH PROJECT GROEP 5 EN 6

WWS Dameszeilen! Kort lesschema! Benamingen en begrippen!

Van Kogge tot Coaster

GEWICHTSBEREKENING STANDAARD SCHIP. Commissie Evaluatie Zeilformule

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 -

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

Houten klos tegen buitenkant boeisel, ter bescherming van het zwaard. Verticale balk tegen boeisel van voorschip, meestal voorzien van snijwerk.

Museumschip Familietrouw

Introductie. Havens als belangrijk knooppunt

Restauratieplan HK59. Opdrachtgever: Peter en Dries van den Berg

Plaggen- en boerenturfgereedschap in Noord-Twente

linde2de Tekst: Wim de Bruijn Foto's: Theo Kampa

H5 Commando s & Manoeuvres

Ahoy! Mijn naam is Moos Matroos. Aan boord steek ik graag mijn handen uit de mouwen én maak ik veel plezier. Wil je ook aan de slag als matroos?

Inleiding. Wat is het Vasa schip? Koningshuis Vasa ( )

SCHEEPSTYPBlBlilËN. BEEl"

Hybride voortstuwing sloep met ballen

CWO 1 Instructiemateriaal

Dit boekje is van: ...

Turfgravers worden binnenschippers

Pingoruïnes. Strandheem

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Lijnden, na*e verveners werden droge verveners.

zeilboot zonneschijn

S T I C H T I N G D I R K RESTAURATIEPLAN PLAN VAN AANPAK VOOR DE RESTAURATIE VAN DE IJZEREN PAVILJOENKRAAK DIRK

Examen CWO kielboot II

Inhoudsopgave voorlopige handleiding

ANNIGJE OPDRACHTEN & ANTWOORDEN

Hoe stel ik mijn mm boot af vooral de zeilen dat is het belangrijkste en waar zeil ik mee

Lelievlet. Een Elfrink Bouwplaat, Wageningen. Aangeboden door: Elfrink-Bouwplaten.

Jongens van schippers werkten en leerden aan boord het vak van schipper. Steffen, Jan en Harm Davids

SCHEEPS1YPIILlllilEËN

Scheepstypen. Achtereen volgens worden behandeld: Botter Hoogaars Klipper; Lemster Aak Tjalk (Skûtsje) Schokker Schouw Staverse Jol Vollenhovense Bol

Les 5: Voorrangsregels Watersportvereniging Monnickendam

Patroon Stoere, Chique, Fluffy Tas

Technische uitvoering van damwanden, steigers en meerpalen

PRAMEN, BRANDSCHUITEN EN BOKKEN, OP DE OUDE VAART Albert Metselaar, Hoogeveen 2015

1.1 De koffer is 78 cm lang, 47 cm breed en 53 cm hoog. Onderaan de koffer zijn wielen bevestigd met remmen op.

Lesbrief De Meerpolder 400 jaar:

Dit boekje is van: ...

Examen CWO kielboot I

Scouts instructie: hakken Hoe je veilig je houtvoorraad aan kan leggen

Verslag beurtfeart Eernewoude-Oude Veenen-Wartena-Eernewoude op 26 september 2015.

Houten sche en in Groningen ( eel1 )

Frouke de Schildpad. Aan de slag

VOORSCHRIFTEN LIGPLAATSEN WOONSCHEPEN, BEHOREND BIJ DE LIGPLAATSENKAART ZWOLLE ( ARTIKEL 3 LID 3 VAN DE LIGPLAATSVERORDENING)

DE CACHE MEER POLDER. De volgende attributen zul je zeker nodig hebben: - natuurlijk een GPS (al dan niet in de vorm van een smartphone),

Road Standards Zekering Voorschriften. Voorschriften voor de zekering van staal producten voor extern wegvervoer.

Restauratieplan Hijsinstallatie Motorboot Terra Nova

Verdwenen scheepstypen van de Schelde en haar zijrivieren

1. Rijnaak: een motorloos schip bedoeld om op de rivieren gesleept te worden.

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

TE HUUR Veilinghavenkade 26. Utrecht

De Binnenschipper. t schip moet zeilen t scheepje steekt van wal

De bouw van het Misjkan

Behouden Vaart! Speurtocht door het Noordelijk Scheepvaartmuseum leeftijd: jaar

Vlagvoering aan boord : Een aantal vlaggen zijn welkom aan boord en een ander aantal zijn zeker niet toegelaten.

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

INTRODUCTIE KEUS 22 FRIESE SPORTBOOT VAN DE WERELD TIJD NIEUWS IETS VOOR

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

DRIJVEN EN ZINKEN LES 3. Drijven en zinken

ZAND BOVEN WATER LESBRIEF PRIMAIR ONDERWIJS BOVENBOUW ANTWOORDEN

Wisknutselen in de klas: creatief met wiskunde

Zeil insigne kielboot 1. Termen Zeil standen Overstag Gijpen Stormrondje... 5 BPR Regels Goed zeemanschap...

Omschrijving Scheepsuitrusting (O.S.) IEPEN FRYSKE KAMPIOENSKIPPEN SKÛTSJESILEN. (I.F.K.S.)

Kielboot zeilen - Basistheorie Overstag Manoeuvre

LEZEN. Terpentijd

Van Welkom op de 250 e verjaardag van de Hazerswoudsche Droogmakerij. Vierheemkinderenweg 7 Hazerswoude

Zeilen met een punter

Beschrljvinq van vier

Het Veurhuus van de boerderij Wakkerendijk 116.

dit patroon is gratis ter beschikking gesteld door Anja Toonen

Borden en diversen 13 maart 2017

De Veenvaart... Kanaal met een verhaal!

Beschrljvinq van vier

Houten schepen in Friesland: de vrachtvaart (1)

VIS-KOTTER. Onderdelenlijst

Checklist toestellen 2016 Commissie Agility, Raad van Beheer 1

In 1618 vaart Jan Janse met zijn schip in de buurt van de Canarische Eilanden als het plotseling hard begint te waaien. Hij stuurt als de bliksem

Artikel Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft.

De kist in de groep zetten en vragen wat het zou kunnen zijn en wat er in kan zitten.

CWO 1. Optimist WSV De Ank. Dit boek is van:

BPR. Algemene Bepalingen. Instructie CWO 3 BPR

WERKBLAD pingo. naam. Heel lang geleden was het hier erg koud. Dat noemen we de ijstijd. Er waren heuvels, heel bijzondere heuvels.

BPR, geluidseinen, lichten 28 februari 2017

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015

Fysieke schouw. Stichting ScheepsHistorisch Onderzoek. Betreft: Pieternella Jacoba Dossier: Datum: Auteur: Hein Sommer en Peter Faber

WERKBLAD. De Hanze. Naam: Figuur 1 Afbeelding uit Stedelijk Museum Zwolle

Iets over de geschiedenis van de turfwinning bij Appelscha

De bouwonderdelen bij dit nummer

Halzen. met. Clipper Stad Amsterdam

En dan nu aan de slag: Ik heb voor Catania katoen gekozen, maar de materiaalleuze bepaal je natuurlijk zelf!

RS-Feva. Handleiding. RACING MANUAL (Part I)

Peperkoekhuisje. Stap 1

Mijn verhaal over de foto van een beurtsomp

Transcriptie:

Door de eeuwen heen heeft het vervoer van turf voor een belangrijk deel over water plaats gevonden, omdat de moerassige veengebieden aanvankelijk slecht toegankelijk waren. In de hoogveengebieden groef men, hoofdzakelijk voor eigen gebruik, de turf af vanaf de randen. In de tijd dat de georganiseerde vervening opgang kwam begon men met het graven van "raai griften" die in eerste instantie voor ontwatering dienden. Het was de eerste stap in de ontginning van de veenmoerassen. Deze raaigriften (kleine rechte greppels) bepaalden de richting voor de latere vaarten en de haaks daarop liggende wijken, die de veengebieden toegankelijk maakten voor schepen die de turf naar de afnemer konden brengen. In de laagveengebieden werd de drassige veenmassa, na afgraven van de bovenlaag, weggebaggerd waardoor vaarten en plassen overbleven. Immers het veen in de laagveengebieden ligt onder het grondwaterniveau. Ook hier betekende het dat vervoer, van de eenmaal gedroogde turf, over water de meest aangewezen weg was. derde deel In de 16e eeuw begint men turf als brandstof op grotere schaal te ontdekken. In eerste instantie zijn het de plaatsen in en om de veengebieden waarheen de turf voor huishoudelijk gebruik vervoerd werd. Geleidelijk aan neemt de vraag vanuit de groeiende steden, in het westen van het land, toe. En uiteindelijk is het de industrie die grote aanslagen zal plegen op met name de hoger gelegen veenlagen van de hoogveengebieden. Dankzij de goede transportmogelijkheden over water maakt de vervening in ons waterrijke land in de Gouden eeuw een enorme ontwikkeling door. Hierdoor blijft het vervoer niet beperkt tot de regionale vaart, maar brengt men scheepsladingen turf vanuit het noorden van het land over de Zuiderzee naar het westen en zuiden van ons land. Door Bart en Kee Vermeer Schippersfamilie. Fotocoll. Noordelijk Scheepv. Museum, Groningen. Oude afbeeldingen tonen ons al tjalkachtige schepen met deklasten turf op grote wateroppervlakten. Ongetwijfeld zal men in de regionale vaart al vroeg gebruik hebben gemaakt van praamachtige vaartuigen. Wie kent niet als voorbeeld van de turfvaart de kopergravures van G. Groenewegen uit 1789; de één een platte overnaadse schuit met emmerzeil voorstellende, de ander een forsere tjalk met deklast op groter water. Voor beschrijving van turfschepen beperken we ons tot typen die in deze eeuw nog rondvoeren. De ondiepe wijken met hun schuin oplopende oevers waren slecht of niet toegankelijk voor diepe schepen met hoekige kimmen. Dientengevolge werd de turf uit de noordelijke provincies veelal door de schepen van beperkte afmetingen gehaaid die niet te zwaar waren gebouwd en ronde kimmen hadden ofwel onder de berghouten sterk naar binnen vielen. Een scheepstype dat hiervoor "ontworpen" leek is de Hoogeveense praam. Ze zijn vrijwel uitsluitend in hout gebouwd in uiteenlopende afmetingen. Het was het turfschip bij uitstek voor de Drentse venen. 11

In en vanuit Friesland werden veel skûtsjes voor de turfvaart gebruikt. Zowel de houten als later de ijzeren skûtsjes waren door hun bouwen afmetingen geschikt om ver in de veengebieden door te dringen. Veel bolschepen, kleinere steilstevens en Hasselter aken waren, vanwege hun geringe holte en lichte bouw, bijzonder geschikt voor het halen van turf. Een erg mooi voorbeeld van een turfpraam is de boeierpraam van het Zuiderzee museum. De turfschipper was veelal eigen-handel-schipper. Had hij zijn eigen afzetgebied in het noorden, zodat hij geen groot water hoefde over te steken, dan werd de turf met kleine scheepsjes direct naar de plaats van bestemming gebracht. Hij vervoerde zowel naar de turfmarkten in de grotere plaatsen als naar een brandstofhandelaar die vaste afnemer was. Ook vervoerde de schipper wel fabrieksturf voor bijvoorbeeld de steenbakkerijen en strokartonfabrieken. Er was verschil tussen vaste turfschippers die meestal een vaste afnemer had en de wilde schipper die zijn turf overal vandaan haalde en ook geen vast afzetgebied had. De eerste categorie had de naam meestal de beste turf te verkopen. De turf werd niet altijd direct naar de plaatsen van bestemming gebracht maar soms in een van de stapelplaatsen zoals Groningen, of Zwartsluis gelost. Hier kwamen schippers met grotere schepen die partijen kochten om ze in zuidelijker plaatsen af te leveren. Voor dat doel kwamen eigenlijk alle grotere schepen in aanmerking die in staat waren een deklast te vervoeren over de Zuiderzee. De deklast werd dan niet hoger dan 1,20 tot 1,50 meter. Voor deze landelijke vaart kwam men o.a. de grotere Hoogeveense pramen, tjalken, klipperaken, Hasselter aken en steilstevens tegen. De Hollandse veengebieden waren over het algemeen niet toegankelijk voor schepen van meer dan 60 ton. Hier waren verveners aan het werk die in het najaar de baggerturf met eigen scheepjes naar de turfmarkten in de steden brachten. Daarnaast waren er eigen handelschippers die de turf opkochten en naar vaste afnemers - veelal brandstofhandelaren - brachten ofwel zelf uitventten. De westlander is in deze contreien veelvuldig als turfschip gebruikt, tezamen met aken, pramen en bokken waarvan er in Zuid-Holland, Noord- Holland en Utrecht vele tientallen soorten zijn gebouwd. Een verschil met de noordelijke vaart bestond hierin dat het uitsluitend re- gionale vaart betrof. De Hollandse turf werd niet over zee naar het noorden vervoerd. In de noordelijke provincies waren verordeningen van kracht die zeilen met een volledig tuig op de vaarten verboden. Dit in verband met de snelheidsbeperkingen onder meer om de oevers te beschermen. Omdat zeilen met alleen de fok of alleen het grootzeil of een grootzeil met een kat erin of in de gei niet voldeed, kwam het Drents- of kanalen tuig in gebruik. Het was een grootzeil met korte gaffel, met één val te hijsen en vaak wat korter op de giek. Op een aantal plaatsen was het mogelijk het normale grootzeil op te slaan. Tevens kon men daar de zware attributen zoals ankers, kluiverboom en kluiver en soms ook de grote giek van boord halen. Dit betekende dat men in de ondiepe wij- Stei/steven met dubbele deklast turf. FotocolI. M. M. P. H. Rekening Hasselteraak "Gerrigje" d.d. 1950. Foto W. Poldermans. ken meer turf mee kon nemen in plaats van het in de vaarten overbodige gewicht aan niet gebruikte onderdelen. Eenmaal terug op dieper water werd het schip dan weer opgetuigd. Mogelijkheden voor het opslaan van de spullen bestonden bijvoorbeeld In Zwartsluis of Meppel. Daar de turflast tot boven de knecht

werd opgetast kon de giek niet op de normale hoogte blijven. Hiertoe werd een beugel om de mast bevestigd. Ofwel een gesloten klemband met lummelpot of een halve beugel die door middel van een haakje aan een plaatje met een gat in de mast hing. Deze plaatjes zaten op verschillende hoogten in de mast ingehakt (zie tekening). Wanneer de giek hoger werd geplaatst werden in het grootzeil, afhankelijk van de hoogte van de deklast, een of twee reven gestoken. Waar de turf over kortere afstanden over binnenwater werd vervoerd werden de schepen zover mogelijk afgeladen. Dat betekende bij turf altijd dat er een deklast op het schip stond. De soort turf en de vochtigheid er van bepaalde de hoogte van de deklast. Zo zijn de kleine vaste baggelaartjes (laagveen turf) aanzienlijk zwaarder dan de grote lossere aanmaakturven. Deze baggelaartjes stonden dan ook bekend als zeer goede stookturf voor huishoudelijk gebruik. Bij de lichtere turfsoorten stond al gauw 2/3 van de totale lading als deklast op het schip. De turf werd via een loopplank of liever krui-plank en een plank van den tot den, met een turf-kruiwagen boven het ruim gereden, hier werd geroepen "binnenkant" of "buitenkant" zodat ook laders in het ruim wisten, naar welke kant de turflading werd gelost. Zij konden dan een stap opzij doen om niet de harde turf op rug of handen te krijgen. Beneden in het ruim werd de turf soms los gestort maar meestal gestapeld. Men kon dan meer meenemen. Het stapelen van de turf was een zeer arbeidsintensief karwei dat natuurlijk drukte op de kosten van de turf. De baksteenvormige turven lieten zich uitstekend stapelen tot één massief blok. Houten tjalk met gesjorde dek/ast turf. FotocolI. M.M.P.H. Om uiteindelijk de deklast een weinig dekrondte te geven, zodat zij beter kon afwateren, werd vanaf gangboordhoogte als volgt opgestapeld. Men legde vanaf de den, zowel vanaf bakboord als van stuurboord een rij van vier turven, dan werd er een halve turf ruimte open gelaten, vandaar af werden de turven weer naast elkaar gelegd. In die opening werd een turf overhoeks geplaatst. De daarop volgende laag werd tussen de overhoekse turven gelegd en weer werd de vijfde turf overhoeks gelegd. Dit werd nog twee maal herhaald maar nu werd de zesde turf vanaf de zijkant overhoeks neergelegd. Hierna werden weer lagen van turven over de volle breedte naast elkaar gelegd. Nu had iedere volgende laag de aldus verkregen,,dekrondte ". De gangboorden werden ook volgebouwd met turf. Bij schepen waar de zwaardloper echter niet buitenom kon worden geleid, werden aan de zijkanten tunneltjes vrijgehouden om de zwaardloper voldoende ruimte te geven. Zo bouwde men door tot bovenkant zetboord. De nu volgende laag was de eerste laag van de deklast en had naar de zijkanten geen steun meer. Om de deklast tot een vast geheel op te bouwen werden de turven volgens een vast patroon over elkaar gelegd; het zogenaamde loegen. In het noorden was dit meestal het werk van vrouwen, in het westen was dit geen vaste regel. Zo zag men aan de buitenzijde van de turflast eerst een rij kopturven en dan een laag scheerturven en zo om en om; soms wel tot 20 turven hoog. De last liep meestal zover mogelijk naar achteren toe door. Bij roefschepen werd de roef vaak helemaal ingebouwd. Men stond dan achter op de roef te sturen om over de last te kunnen kijken. Raampjes en ingang werden wel vrijgehouden, waarna er een plankje boven werd gelegd, zodat daarboven weer turf kon worden gestapeld. Bij dek- en paviljoenschepen werden achter in de last twee merkels ingebouwd waarop de stuurplank kwam te liggen. Zo verkreeg men ook een verhoging om over de last heen te kunnen zien. Op de helmstok plaatste men een beugel met boven aan een oog. Achteraan het roer werd ook een oog bevestigd. Door de twee ogen werd een stok schuin omhoog gestoken. Dit was gedurende de turfreis de helmstok (zie tekening). Op trajecten waar nauwelijks gezeild kon worden, werden de schepen wel tot aan het vooronderluik volgestapeld. Werd er echter nog wel gezeild, en dit gold zeker voor schepen die de Zuiderzee nog overstaken, dan lag de turflast vrijwel uitsluitend achter de mast. In de deklast was een goot vrijgelaten, waarin de mast gestreken kon worden, indien dat noodzakelijk was. Deze goot werd het spoor genoemd. In sommige gevallen liet men de merkels op hun plaats liggen om verband in de onderste laag van de turflast te

brengen. Gebinten en scheerbalken bleven in ieder geval liggen. De merkels werden ook wel op de deklast langs de rand van het spoor gelegd. Langs de buitenrand van de deklast werden lange planken gelegd, de zgn. loeggangen. Op deze loeggangen en op de merkels werden de luiken achterstevoren op de last gelegd. De klamp, - die gewoonlijk naast de scheerbalk zat, ~...-1IIIr. _- rustte nu tegen de loeggang, zodat het luik niet weg kon glijden. Dek/ast gesjord met kettingen en takels. --------- ------- :~ Giekophanging ges/aten ~-' bij deklast. open Het einde van het luik met de luikenklep (sluiting van het luik, indien aanwezig) lag op de merkels. Zou de luiken klep op de loeggang liggen dan zou het wiebelen. Omdat de luiken tot aan de zijkant van de deklast lagen, bleef er in het midden een dubbele gangboord breedte vrij, zodat het mastspoor niet werd afgedekt (zie tekening). Voor de vaart over de binnenwateren werd de deklast niet gesjord, hij bleef staan dankzij de vakkundige wijze van loegen. Om de zijkanten uit te zichten, wilden de loegers het schip evenwijdig aan de wal hebben. De last werd, als de breedte van het schip en de te passeren bruggen het toelieten, een weinig naar buiten uitgebouwd. Er was dan minder kans op inwatering. Door de ingebouwde dekrondte liep het regenwater, dat tussen de luiken doorsijpelde, geleidelijk aan naar buiten en goede turf neemt zelf geen water op. In het spoor werd een kleed gelegd om inwateren te voorkomen. Dit was een strook zo breed als het spoor en werd dan ook het spoorkleed genoemd. Was het schip eenmaal volgeladen, dan werd de bijboot vaak met kloet'n geladen. Dit zijn gratis brokken turf, die de schipper voor eigen gebruik meenam of die de knecht voor eigen rekening mocht verkopen. Moest de lading turf over zee vervoerd worden dan werd de last niet hoger dan 1,20 m tot 1,50 m boven dek opgebouwd. Men kon er dan nog overheen kijken zonder al te veel halsbrekende toeren uit te moeten halen. _.a_=~~qllli~ I TL-( I,,, ( r I I ) 1 } } I. ~ I _ 1/.. / 'J/IllllllliT ~ w;?.11 1 1 I,', 1 1 I, 1 1 / 11] TT I J I 1 y~ {I /, I /, I I ~~~ ~ "I' I / TTTT I I I / I r ( I I I I I - ~y-- ~ ~/(m J / I 'T ( I I I' I I I! I I I / / T' ~. 'I vm; IJ./ l~ I IJ' IJ J I I 11 trr I I I, ~ 1. t f I r _i', I ( 1 -'- -' 1 I, 77 1 ";ti ~ ~. 17' 1 / 1 1 1 17 J 7 1 I,.~, 111_, " lil. ~ - 11.~-~ --~-- I G \..... --- --

Over de luiken werden, aansluitend op het spoorkleed, stroken dekkleed gelegd, die een luiklengte breed waren; dit waren de kantkleden. Het spoorkleed viel iets over het kantkleed anders liep het water ertussen. heen, Dwars over de deklast werden vier tot zes kettingen gelegd. Deze werden met haken vastgezet in de ogen van de bakstagputtings of in de spuigaten. Waar de kettingen over de loeggangen of luikenranden liepen, werden merkels op de hoeken gelegd tegen het insnoeren. Er werden dikke blokken onder de kettingen gelegd, die naar de zij werden geduwd. Hierna werden de kettingen twee aan twee door takels, over het midden van het schip, met elkaar verbonden. Door de kettingen naar elkaar toe te trekken werd de last stevig gesjord. Van te voren was het mastspoor opgevuld met turf anders zou de deklast bij het sjorren naar binnen gedrukt worden en op zee had men toch geen spoor nodig om de mast te strijken. De ruimte, die tussen kettingen en luiken vrij bleef, omdat de blokken ertussen zaten, was voldoende om vaarbomen, haakstokken en loopplank tussen te steken. De bakstagen werden in sommige gevallen op de achterbolders vastgezet, maar ze werden ook wel in de sjorkettingen ingepikt. Om vanaf de last weer op het voordek te komen, werd het vooronder trapje gebruikt. Was men eenmaal op de plaats van bestemming gekomen, dan werd de turf met behulp van rieten manden gelost. In een mand gingen een vast aantal turven. Werden een groot aantal manden gelijktijdig gelost, dan werd per mand één turf apart gelegd. Na afloop kon de schipper/turfhandelaar dan "turven" hoeveel turf hij had verkocht. Het verhandelen van turf gebeurde per aantal. Schippers, die hun turf uitventten, gingen wel de boer op om mensen de turf aan te bieden als monster, men kon dan zelf beoordelen of het goede kwaliteit turf was. Gaf de verbrande turf gelige as dan was het goede kwaliteit; rode as daarentegen niet en stonk de turf dan was er grote kans, dat het zoute turf was. (wordt vervolgd)