Praktische opdracht Biologie Transplantatie Praktische-opdracht door een scholier 1784 woorden 19 oktober 2010 7,5 6 keer beoordeeld Vak Biologie Orgaantransplantatie Wat houdt een transplantatie in? Inleiding Orgaantransplantaties kunnen nu pas sinds zo n 15 jaar veilig en succesvol worden uitgevoerd. Transplantaties die nu in Nederland kunnen worden uitgevoerd zijn die van de longen, het hart, de combinatie hart- long, de lever,de nier, de alvleesklier en de combinatie nier- alvleesklier. Zoals al blijkt uit dit citaat, gaat ons werkstuk over de transplantatie van organen. De hoofdsvraag die wij daarbij stellen is: Wat houdt een transplantatie in hierbij gaan wij vooral kijken wat de risico s van transplantaties zijn. Onze hoofdvraag is: Wat houdt een transplantatie in. De deelvragen zijn: - Wat voor soorten transplantatie zijn er? - Wat zijn de gevaren van een transplantatie? - Hoe kun je donor worden? Werkwijze Als werkwijze voor dit werkstuk hebben wij gekozen voor een literatuur- (internet)studie. Het onderzoek is begonnen met het formuleren van een hoofdvraag en deelvragen. Hierna hebben wij informatie gezocht op internet, toen we deze hadden hebben we deze eerst bewerkt tot nuttige informatie en daarna verwerkt in leesbare teksten. Op het einde hebben we een conclusie geschreven. 1. Wat voor soorten transplantatie zijn er? Orgaantransplantatie is het vervangen van een ziek orgaan door een gezond orgaan van een donor. Bij deze medische, operatieve handeling wordt het gezonde orgaan van een donor overgeplaatst in het lichaam van de patiënt met het ongezonde orgaan. Organen die getransplanteerd kunnen worden zijn bijvoorbeeld het hart, de huid, de longen, de nieren, de pancreas (alvleesklier) en de lever. Er bestaan verschillende soorten transplantaties, hebt: autologe transplantaties, allogene transplantaties en xenotransplantaties. In dit hoofdstuk gaan we bij elk van deze transplantatievormen uitleg geven. Autologe transplantatie https://www.scholieren.com/verslag/praktische-opdracht-biologie-transplantatie Pagina 1 van 5
Bij deze vorm van transplantatie worden weefsel of organen van de patiënt zelf (bijvoorbeeld huid). Dit is een transplantatievorm met weinig risico s omdat er geen gevaar is op afstoting. Ook transplantatie tussen eeneiige tweelingen kan gezien worden als autologe transplantatie omdat deze precies dezelfde weefselkenmerken hebben. Met deze vorm van transplantatie kun je onder andere huid en ander weefsel transplanteren. Allogene transplantatie Dit is een transplantatievorm waarbij organen van het ene mens naar een ander mens worden getransplanteerd. Afstoting is hierbij redelijk te onderdrukken met medicijnen. Op deze manier worden op dit moment: nieren, lever, hart, longen, alvleesklier, dunne darm, hartkleppen, bloedvaten, hoornvliezen, huid en botweefsel getransplanteerd. Ook bloedtransfusie is een vorm van allogene transplantatie. Xeno-transplantatie Xeno-transplantatie is de transplantatie van organen, weefsels of cellen van de ene diersoort naar de andere. Transplantatie van dier naar mens is in Nederland en vrijwel alle westerse landen verboden. Voor xeno-transplantatie bij mensen zouden varkens het meest in aanmerking komen. Om dat mogelijk te maken moet nog veel onderzoek worden gedaan. Dat ligt anders voor hartkleppen afkomstig van varkens. Die bestaan niet uit levend weefsel, ze worden van levende cellen ontdaan en kunnen al routinematig worden getransplanteerd naar patiënten. Andere alternatieven Er zijn ook andere alternatieven voor transplantatie, zo kan men ook gebruik maken van kunstorganen. Voorbeelden hiervan zijn kunstgewrichten en een pacemaker. 2. Wat zijn de gevaren van transplantaties? Transplantaties van organen of andere lichaamsdelen gaan niet zomaar omdat het lichaam organen soms afstoot. Transplantaties werken echter wel goed tussen eeneiige tweelingen, dus blijkbaar zijn er grote verschillen tussen organen van niet nauw verwante mensen. Maar hoe weet ons afweersysteem eigenlijk welke cellen niet thuishoren in ons lichaam? Herkenning van lichaamsvreemde cellen Een lichaamscel bevat verschillende stoffen die hij nodig heeft om te leven. Elk mens heeft andere stoffen in zijn lichaam en andere weefselkenmerken (zogenaamde antigenen), ook de bloedgroep kan verschillen. Dat komt omdat de bouw van de lichaamscellen een erfelijke eigenschap is die vastligt in ons DNA. Vreemde stoffen in ons lichaam komen altijd te liggen op de buitenkant van het celmembraan. Als een getransplanteerd orgaan in het lichaam zit, dan zullen de antistoffen in het bloed de vreemde stoffen zien en denken dat dit orgaan een gevaar is voor het lichaam, en dat leidt dan tot een massale aanval van het afweersysteem en afstoting van het getransplanteerde orgaan. Schematisch is dit dus: Antistof -> Vreemde stoffen op buitenkant celmembraan -> Antistof denk dat het orgaan gevaarlijk is -> afstoting van het orgaan https://www.scholieren.com/verslag/praktische-opdracht-biologie-transplantatie Pagina 2 van 5
Vormen van afstoting Er zijn verschillende vormen van afstoting. De eerste vorm van afstoting is hyperacute afstoting. Hyperacute afstoting is het gevolg van al aanwezige antistoffen onder andere gericht tegen HLA (Human Leukocyte Antigen) moleculen aanwezig in de nier. Een paar dagen na de transplantatie kan acute afstoting optreden, antistoffen keren zich dan tegen het transplantaat en brengen een afweerreactie op gang. De laatste vorm van afstoting is chronische afstoting. Deze vorm is onvoorspelbaar en is ook niet goed te beheersen. Afstoting bij verschillende transplantatievormen Niet alle vormen van transplantatie hebben een even groot afstotingsgevaar. Zo is er bij autologe transplantatie geen risico op afstoting van het weefsel of de organen omdat de kenmerken van het (orgaan)weefsel gelijk zijn. Bij allogene transplantatie is een vrij grote kans op afstoting, maar deze kan goed voorkomen worden door goede organen uit te kiezen. Het gevaar op afstoting bij xenotransplantatie is erg groot, omdat dieren hele andere weefselkenmerken hebben en andere stoffen in hun lichaam. Het is dus moeilijk om afstoting hierbij te voorkomen. Het voorkomen van afstoting Door een donororgaan te kiezen dat goed past bij het lichaam van de patiënt kan afstoting bijna voorkomen worden. Het probleem is dat er nooit een orgaan is met precies de goed eigenschappen, dus er zal altijd een bepaalde afweerreactie optreden. Dit gebeurt tenzij pillen geslikt worden die het afweersysteem van de patiënt onderdrukken. Een ongunstig bijeffect hiervan is dat transplantatiepatiënten veel gevoeliger zijn voor infectieziekten omdat ook andere virussen niet meer herkend zullen worden. Het voorkomen van afstoting bij xeno-transplantatie is een ander verhaal. Er zijn namelijk bij deze vorm van transplantatie altijd veel meer verschillen in de weefselkenmerken. Voor de xeno-transplantatie van organen moet het dier genetisch gemodificeerd worden. Dit houdt in dat bij een varkensembryo al een klein deeltje DNA wordt ingebracht van een mens. Zo krijgt het varkensorgaan ook de het menselijke DNA in zich waardoor het afweersysteem van de mens de dierlijke organen minder als vreemd zal ervaren. De huidige afstotingsremmers bij transplantatie van mens naar mens zijn daarvoor echter niet toereikend. Het transplanteren van dieren naar mensen heeft nog een tweede risico, namelijk dat er een kans bestaat dat ziektes die nu alleen bij dieren voorkomen door de transplantatie ook voor mensen gevaarlijk kunnen worden. 3. Hoe kun je donor worden? Je kunt al donor worden vanaf je 12de, dan kun je een donorformulier aanvragen en invullen. Tot je 16de kunnen je ouders er nog wel over beslissen. Als je 18 jaar bent geworden en je hebt je nog niet geregistreerd krijg je een donorformulier opgestuurd en kun je dan ook nog beslissen wat je wilt. Je kunt dan invullen dat je niet wilt dat je organen worden gedoneerd, dat je partner mag beslissen of dat je jouw organen wel doneert. Het is erg belangrijk organen te doneren want jaarlijks overlijden nog veel mensen omdat ze niet op tijd een donororgaan kregen. Je kunt geen donor worden als je het HIV-virus hebt of als je 6 weken voor het overlijden een tatoeage of piercing hebt laten zetten omdat daardoor infecties kunnen voorkomen. Je kunt ook geen donor worden https://www.scholieren.com/verslag/praktische-opdracht-biologie-transplantatie Pagina 3 van 5
als je bent overleden door bloedvergiftiging. Als je aan kanker overleden bent kun je nog wel donor zijn van de organen die niet door kanker kunnen zijn aangetast, Het hoornvlies bijvoorbeeld. Het is ook mogelijk om tijdens je leven organen te doneren, bijvoorbeeld: nieren, longen, lever, beenmerg en bloed. Jongeren kunnen dat ook maar daar zijn andere regels voor. Zo mogen jongeren alleen organen afstaan die weer aangroeien en ze mogen alleen doneren als de ontvangende een bloedverwant is en als de ouders er ook mee instemmen. Organen die je kan doneren en tot welke leeftijd je ze kan doneren: Orgaan: Vanaf: (jaar) T/m: (jaar) Nieren 0 75 Lever 1 maand 70 Hart 0 65 Longen 0 60 Alvleesklier 5 65 Dunne darm 0 50 Hartkleppen 1 60 Bloedvaten 1 45 Hoornvliezen 2 75 Huid 20 80 Botweefsel 17 55 Conclusie Wat houdt een transplantatie in? Een transplantatie is nodig wanneer iemand een ziek orgaan heeft. Als dat orgaan nog langer blijft zitten kan het misschien dodelijk zijn. Als het door een dokter is onderzocht en je hebt een donor nodig dan wordt je meestal op een wachtlijst gezet want veel mensen hebben misschien dat orgaan nodig. In Nederland kunnen de volgende organen worden getransplanteerd: De longen, het hart, de combinatie hart- long, de lever, de nier, de alvleesklier en de combinatie nier- alvleesklier. Er zijn verschillende soorten transplantaties: autologe transplantatie daarbij worden weefsels of organen van de patiënt zelf getransplanteerd, allogene transplantaties daarbij wordt vanaf het ene mens naar het andere getransplanteerd, xeno-transplantatie dan wordt er van dier naar mens getransplanteerd en alternatieve transplantaties daarbij worden bijvoorbeeld kunstorganen gebruikt. De donororganen komen meestal van iemand die aan heeft gegeven zijn organen na zijn dood af te staan voor transplantatie. Als iemand is overleden dan wordt de overledene zijn/haar organen levend gehouden tot de transplantatie, dat heet hersendood. Van de donor worden niet alle organen afgestaan, alleen diegene die de donor heeft aangegeven. Het orgaan wordt dan zo snel mogelijk getransplanteerd naar de patiënt. De patiënt krijgt ook snel na het overlijden van de donor te horen dat hij een nieuw orgaan krijgt want de organen kunnen niet te lang goed blijven buiten een lichaam. De donor en de patiënt moeten wel dezelfde eigenschappen hebben want anders is er een groot afstotingsgevaar, dit gevaar is het grootste bij xeno-transplantatie. De patiënt moet nog wel heel zijn leven medicijnen blijven slikken tegen afstotingsgevaar maar kan verder gewoon normaal leven net zoals iedereen. https://www.scholieren.com/verslag/praktische-opdracht-biologie-transplantatie Pagina 4 van 5
Literatuuropgave Websites: Organisatie: www.ccv-vzw.be - www.donorvoorlichting.nl NIGZ www.kennislink.nl Nationaal centrum voor Wetenschap en Technologie www.lumc.nl Leids Universitair Medisch Centrum www.natuurinformatie.nl - www.nigz.nl NIGZ www.scholieren.com (naslagwerk) - www.transplantatiestichting.nl Nederlandse Transplantatie Stichting www.xenotransplantatie.nl Stichting Consument en Biotechnologie https://www.scholieren.com/verslag/praktische-opdracht-biologie-transplantatie Pagina 5 van 5