Rapportage BINNENMILIEU IN ZORGINSTELLINGEN. Project in samenwerking met de gemeente Arnhem gefinancierd door de



Vergelijkbare documenten
Deze presentatie bestaat uit drie delen: 1) Achtergrond 2) Hitteoverlast bij zelfstandig wonende ouderen 3) Hitteoverlast in zorginstellingen

Op weg naar een beter binnenmilieu in bestaande schoolgebouwen

Vocht, schimmels & gezondheid

Vereniging van eigenaren

Gezond Wonen. Binnenmilieu en gezondheid. Ad Dilven Monique Scholtes

Ventilatie van woningen

Blootstelling aan hitte bij zelfstandig wonende ouderen

Binnenluchtkwaliteit. Infoavond 18 november Mortsel

Balansventilatie in Vathorst Effectstudie van de verbetermaatregelen

Wat kun je meten én verbeteren bij klimaatklachten in gebouwen?

Advieswijzer: verwarmen en ventileren

Het binnenmilieu binnenste buiten

Rapportage HITTEBELEVING IN ZORGINSTELLINGEN. Project in samenwerking met de gemeente Arnhem gefinancierd door de

Gefeliciteerd met uw vernieuwde woning!

> Verwarmen en ventileren

Toetswaarden voor ventilatie in scholen en kindercentra

Natuurlijke ventilatie van leslokalen

Bouwfysica. Ventilatie en Infiltratie. hoofdstuk 6 Bouwfysica. eisen m.b.t. ventilatie oppervlakte

Huurdersinformatie. Goed ventileren, erg belangrijk

Meten is weten (wat te doen) Gezondheid in woningen, scholen en kinderdagverblijven. Presentatie 3e kennisdag Bouwfysica 14 mei 2009

Gezonde, frisse lucht in huis

Gezonde binnenlucht op school? Van belang voor je gezondheid!

Verwarmen en ventileren. Advies voor frisse lucht in huis

Gefeliciteerd met uw vernieuwde woning!

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen.

Samenvatting. Invloeden op de gezondheid en op het cognitief functioneren

VOCHT EN VENTILATIE. Goede ventilatie voorkomt vocht in uw woning

voorkomt schade aan uw woning door vocht en schimmel

Vocht in de woning. Ventileren is gezond en bespaart energie

BINNEN ROKEN IS NOOIT OKÉ

PROTOCOL TEMPERATUUR, VOCHTBEHEERSING EN HITTE

Woningventilatie en renovatie

Op weg naar bijna energieneutrale gebouwen, met gezonde ventilatie

Klimaat onderzoek Mobiliteitsbranche 2010

VentilatiemetenmetCO2alstracergas2009

Wat u kunt doen tegen vocht in uw woning

Hoofdbediening CO 2. RF en Uitbreidingssensor CO 2. RF Handleiding voor de gebruiker. Verwarming Koeling Ventilatie Filtering

Ventileren. Op adem komen doe je thuis. Thuis is een huis van Servatius. servatius.nl

ClimaRad en binnenmilieu Achtergrondinformatie voor de consument CLIMARAD-EN-BINNENMILIEU NL

Binnenmilieu-onderzoek

Geef verse lucht de ruimte, woon en werk gezonder

Blok voor Blok. Energiezuinigheid en binnenmilieu. Geregeld BV. Piet van Luijk

Tekst: Cees van de Sande

GEEF LUCHT AAN JE HUIS!

GEBRUIKERSHANDLEIDING TECHNISCHE INSTALLATIES. - MorgenWonen -

Brief m.b.t. actuele situatie Frisse Lucht in scholen

GEZOND BINNENMILIEU IN KINDERCENTRA

ComfoFan CO 2 -systeem. Koeling Ventilatie Filtering

WOONLASTEN Zijn de maandlasten voor huur + energie in een Passiefhuis lager dan in een normale woning? 4

Achtergrondinformatie behorend bij het project: Mechanisch geventileerde scholen in Flevoland

In 10 stappen een Active House

Bewoners, huisdieren en planten produceren dagelijks tien liter vocht. onderhouden+verbouwen. Ventilatie Onderhoud. eigen huis magazine

ventileren wonen met karakter

Vocht en ventilatie. Ventileren en luchten! Door constant te ventileren en dagelijks te luchten behoudt u een gezonde en droge lucht binnenshuis.

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen.

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen.

Vochtoverlast en ventilatie in de woning

Verzeker jezelf van een goede oplevering.

ComfoFan CMF 14 Handleiding voor de gebruiker

Warmte & ventilatie. Richtlijnen voor een warme en geventileerde woning

ComfoFan S R 275 Handleiding voor de gebruiker Manuel de l utilisateur

Gezond wonen. Een gezond binnenmilieu De belangrijkste boosdoeners Ventileren en luchten

Gezond binnenmilieu op kindercentra

Methodiek Binnenmilieuprofiel

Chrono RF Afstandsbediening Handleiding voor de gebruiker. Handleiding voor de installateur z.o.z.

Basisscholen die meedoen aan het project Mechanisch geventileerde basisscholen in Zuid-Holland Zuid. Hoofdstuk 1 Binnenmilieu in basisscholen...

Landelijk onderzoek naar de prestaties van mechanische ventilatiesystemen in nieuwbouw eengezinswoningen

Rapportageformulier. Rapportage jaar School Locatie adres. (In te vullen door de preventiemedewerker) vorige volgende. Binnenmilieuscan Basisscholen

logoocw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag 13 juli 2006 PO/B&B/06.

Verzeker jezelf van een goede oplevering.

Overheid verscherpt de binnenklimaat normen

Ventileren voor een optimale luchtkwaliteit

Wat is er aan de hand?

HITEA Onderzoek naar de binnenluchtkwaliteit. en de gezondheid van leerlingen en docenten

Gezond binnenmilieu op kindercentra

Dagelijks ventileren. woonwijzer

et presteen echanische entilatie- Het presteren van mechanische ventilatiesystemen in nieuwbouw eengezinswoningen

Resultaten monitoring

Natuurlijke toevoer en comfort Een samenvatting van nationaal en internationaal onderzoek

1. Welk lesaanbod/lespakket voert de school uit voor het thema binnenmilieu? (meerdere antwoorden mogelijk)

Inspectierapport. Kinderopvang Allkidsz (BSO) Pieter Calandlaan SE AMSTERDAM Registratienummer:

Verbouw Abdij Koningsoord te Berkel-Enschot. - Werkplaats - Toetsing verblijfsgebieden, verblijfsruimten Luchtverversing Daglichttoetreding

Bouwfysica Ventilatie en Infiltratie. hoofdstuk 6 Bouwfysica

I Ventilatiesystemen principes :

Ventilatie van de woning

Ventileren. Antwoorden op de meest gestelde vragen. Tel. 050/ Fax. 050/ info@airflux.be -

Meer wooncomfort. en minder energieverbruik door goede ventilatie. voltalimburg.nl/ventilatie

Energie Regeneratie Ventilatie. Op EPBD lijst. Energie efficiënte balansventilatie met warmte- én vochtuitwisseling ERV

INFORMATIE GIDS VOOR DOE HET ZELFVERS

Instructie Ventilatie

Het hoofd in de wolken

ComfoFan S 425 Handleiding voor de gebruiker Manuel de l utilisateur

ENV-MB450-NV. CO2 s i g n a a l m e t e r G e b r u i k e r s h a n d l e i d i n g (versie maart 2015)

Gezond ventileren lekkere lucht is hoofdgerecht van gezond wonen. Evert Hasselaar Onderzoeksinstituut OTB, TUDelft 12 november 2009

PASSIEVE GEBOUWEN, FEEDBACK EN AANBEVELINGEN. Speciale elementen en aanbevelingen. Luc MEHAUDENS Operations manager Technical installlations n.v.

Binnenlucht kwaliteit in verzorgingstehuizen

Mechanische ventilatie in de school GGD - Informatieblad voor schoolleiding

PM10 in het binnenmilieu Het effect van het branden van kaarsen en van gourmetten

Bewonersinformatie Rosmalen. Aandachtspunten voor uw vernieuwde woning

Informatieboekje. Ventileren, vocht en schimmel

Transcriptie:

Rapportage BINNENMILIEU IN ZORGINSTELLINGEN Project in samenwerking met de gemeente Arnhem gefinancierd door de Academische Werkplaats Medische Milieukunde 10 juli 2014 www.vggm.nl

BINNENMILIEU IN ZORGINSTELLINGEN Ingrid Links 1 Manon Vaal 1 Simone Lops 1 Thea Hiemstra 1 Joris van Loenhout 1 Hans van Ammers 2 1 GGD Gelderland-Midden, Postbus 5364, 6802 EJ Arnhem 2 Gemeente Arnhem, Postbus 9029, 6800 EL Arnhem 1

VOORWOORD Aanleiding voor het project Binnenmilieu in zorginstellingen was het ontbreken van gegevens over het binnenmilieu in zorginstellingen, terwijl bewoners zeker in de winter gemiddeld bijna 24 uur per dag in de instelling doorbrengen. Aan dit project hebben negen zorginstellingen in de regio van GGD Gelderland-Midden meegewerkt. Wij danken het personeel en de bewoners van deze instellingen hartelijk voor hun medewerking en inzet. Ook bedanken wij Jan van Ginkel van GGD IJsselland en Bert Brunekreef van het IRAS van de Universiteit Utrecht hartelijk voor hun bijdrage aan dit rapport. Met dit project is meer inzicht verkregen in het binnenmilieu in zorginstellingen, die worden bewoond door een gevoelige groep mensen. We hopen met dit project bij te dragen aan een gezond en prettig binnenklimaat voor de bewoners van zorginstellingen. Dit project is mogelijk gemaakt door 2

SAMENVATTING GGD Gelderland-Midden heeft in de periode november 2013 tot februari 2014 metingen naar het binnenmilieu in negen zorginstellingen in de regio verricht. Naast de metingen is aan 17 bewoners gevraagd naar hun beleving van het binnenmilieu, en hebben 108 medewerkers een vragenlijst over het binnenmilieu ingevuld. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de gemeente Arnhem en gefinancierd door de Academische Werkplaats Medische Milieukunde. Negentig procent van de geïnterviewde bewoners (15 van de 17 bewoners) brengt 95% van hun tijd of meer binnenshuis door. Uit de gesprekken met bewoners blijkt dat zij over het algemeen tevreden zijn over hun interne leefomgeving, waaronder het thermisch comfort en de luchtkwaliteit. Negen bewoners ervaren wel enige belemmering bij het ventileren of verwarmen. Zij krijgen de ramen niet open, omdat deze te zwaar zijn of klemmen. Of de thermosstaatknop van de radiator is moeilijk te bedienen, omdat deze heel laag bij de grond zit. Bij nieuw- en verbouw dient de bediening van de installaties op de bewoners van de zorginstelling te worden afgestemd. Dit kan overigens ook betekenen dat het personeel van de zorginstellingen de installaties bedient, omdat de bewoners hier niet toe in staat zijn. Uit de resultaten blijkt dat de luchtkwaliteit in de gemeenschappelijke huiskamers dient te worden verbeterd. Dit geldt met name voor de ruimtes die afhankelijk zijn van natuurlijke ventilatie. De ruimtes worden overdag gebruikt door meerdere bewoners die in verband met (angst voor) koude en tocht over het algemeen niet willen dat ramen of roosters open worden gezet. De GGD adviseert zorginstellingen alert te zijn op het voldoende ventileren van gemeenschappelijke huiskamers en waar nodig maatregelen te treffen. Ter voorkoming van tocht kunnen in ruimtes die afhankelijk zijn van natuurlijke ventilatie, ventilatieopeningen hoger dan minimaal 1,80 meter boven de vloer van de ruimte op een kleine kier open worden gezet. De technische dienst van de zorginstelling kan met een kooldioxidemeter de luchtkwaliteit controleren. Naast het verbeteren van de luchtkwaliteit van de gezamenlijke huiskamers kan in een aantal zorginstellingen de temperatuur, met name s nachts, lager (op 21 C) worden ingesteld. Dit bespaart energie, heeft een positieve invloed op de luchtvochtigheid en komt mogelijk ook de nachtrust van de bewoners ten goede. Geïrriteerde ogen was de meest gemelde gezondheidsklacht (5 van de 17 bewoners). Mogelijk speelt de lage relatieve luchtvochtigheid in combinatie met de relatief hoge binnenluchttemperatuur en de volle kamers, die lastig stofvrij zijn te houden, hierbij een rol. Vooral in de mechanisch geventileerde instellingen is de luchtvochtigheid te laag (<30%RV). Hoewel het aantal onderzochte zorginstelling erg klein was lijken er geen verschillen in de kwaliteit van het binnenmilieu tussen grote zorginstellingen en kleinschalige woonzorgvoorzieningen. De kwaliteit van het binnenmilieu, zowel het thermisch comfort als de luchtkwaliteit, wordt bepaald door de aanwezige installaties en/ of de mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie, inclusief het gedrag van de gebruikers. De GGD adviseert zorginstellingen om zowel in geval van mechanisch als natuurlijk geventileerde ruimtes medewerkers (of bewoners) te informeren en waar nodig te instrueren over hoe zijn de ruimtes het beste kunnen verwarmen en ventileren. 3

INHOUD Voorwoord 2 Samenvatting 3 Inhoud 4 1 Inleiding 5 2 Onderzoeksopzet 7 3 Meetresultaten per zorginstelling 12 4 Resultaten beleving 37 Referenties 45 Bijlagen 46 4

1 INLEIDING Ongeveer 165.000 ouderen in Nederland wonen in een zorginstelling. Het is aannemelijk dat de bewoners van zorginstellingen door hun hoge leeftijd, slechtere gezondheid en woonomstandigheden gevoeliger zijn voor effecten van binnenmilieufactoren. Dit kan een gevolg zijn van een veranderde fysiologie ten gevolge van ouderdom en/of van chronische aandoeningen. Hiernaast brengen ouderen gemiddeld meer tijd binnenshuis door dan de algemene bevolking, en zijn ze in meer of mindere mate afhankelijk van de zorg van anderen. De kwaliteit van de binnenlucht kan dan een relevante determinant van gezondheid en welbevinden zijn (Duijm 2009, Noorda 2009, De Meer 2012, Bentayeb 2013 ). Er is echter nog weinig bekend over de kwaliteit van het binnenmilieu in zorginstellingen in Nederland. Onder andere door de invoering van het persoonsgebonden budget en de bezuinigingen in de zorg zal het aantal grootschalige zorginstellingen afnemen. Mensen zullen vaker in kleinschalige woonvormen worden verzorgd, die afgestemd zijn op de specifieke doelgroep. In de kleinschalige woonvoorziening wordt voor een groep van ongeveer 20 bewoners een zo normaal mogelijk huishouden gevoerd. Kleinschalige woonzorgvoorzieningen worden vaak gevestigd in verbouwde oude villa s of andere oude gebouwen, zoals een boerderij of een oud bedrijfspand. Gezien deze trend is het interessant om te weten of er verschillen zijn in het binnenmilieu tussen grote en kleinschalige woonzorgvoorzieningen. Binnenklimaat en gezondheid van ouderen Voor de gezondheid belangrijke aspecten van het binnenklimaat zijn luchtkwaliteit en thermisch comfort. Vooral s winters kan de luchtkwaliteit binnen slecht zijn, bijvoorbeeld omdat minder wordt geventileerd om energie te besparen en tocht te voorkomen. Ouderen of mensen met een slechtere gezondheid hebben eerder last van koude en tocht en zullen als gevolg hiervan minder ventileren. Dit kan leiden tot een slechte luchtkwaliteit door de ophoping van stoffen en tot een hogere luchtvochtigheid. Te veel vocht in de woning kan weer leiden tot de groei van microbiologische agentia en huisstofmijt. De inademing van schimmelsporen en huisstofmijtuitwerpselen kan vervolgens leiden tot luchtwegklachten of allergieën (Jongeneel, 2009). Bovendien leidt een slechte ventilatie mogelijk tot meer luchtweginfecties door een hogere infectiedruk. De temperatuur in een woonruimte bepaalt voor een belangrijk deel of de bewoners zich prettig voelen. Naast de luchttemperatuur zijn ook de luchtsnelheid (tocht), de luchtvochtigheid, de stralingstemperatuur (bijvoorbeeld van een radiator en koude oppervlakken (zoals ramen en vloeren)), het activiteitenniveau en de kleding van belang voor het thermisch comfort (Peeters, 2009). Bij het ouder worden neemt het vermogen van thermoregulatie af. Over het algemeen hebben ouderen: 1. Een verminderde spierkracht; 2. Een verminderd zweetvermogen; 3. Een vertraagd reactievermogen van de bloedvaten; 4. En een lagere cardiovasculaire stabiliteit (Van Hoof, 2006). Voor het comfort is ook een gelijkmatige en constante verwarming van belang. Bewoners van zorginstellingen brengen veel tijd zittend door. Een lagere temperatuur ter hoogte van de voeten ten opzichte van het hoofd zal als onprettig worden ervaren (Jongeneel, 2009). Een constante verwarming helpt bovendien om een hoge relatieve luchtvochtigheid en condensatie binnen tegen te gaan. Hier staat tegenover dat droge lucht, zeker in combinatie met stof, weer kan leiden tot irritaties van de slijmvliezen van de neus en keel. 5

Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van het binnenmilieu in zorginstellingen, inclusief kleinschalige woonzorgvoorzieningen. Dit inzicht is verkregen door enerzijds metingen uit te voeren en anderzijds door bewoners en zorgverleners te vragen naar hun beleving van de interne leefomgeving. Het doel van het onderzoek is opgesplitst in de volgende deelvragen: 1. Hoe is het gesteld met de luchtkwaliteit in zorginstellingen? 2. Hoe beleven bewoners hun interne leefomgeving, gelet op aspecten als thermisch comfort, luchtvochtigheid en kwaliteit (inclusief geur), verlichting en geluid? 3. Zijn er verschillen tussen de interne leefomgeving (zowel luchtkwaliteit als beleving) in grote zorginstellingen en kleinschalige woonzorgvoorzieningen? 4. Welke maatregelen kunnen worden aanbevolen om, indien nodig, de interne leefomgeving te verbeteren? Naast het doel meer inzicht te krijgen in de woonomstandigheden van een kwetsbare groep was het onderzoek vooral ook bedoeld om de deelnemende zorginstellingen, die bij hun aanmelding soms al aangaven problemen te hebben met het binnenmilieu in hun instelling, een advies-op-maat te geven over hoe zij het binnenmilieu voor hun bewoners kunnen verbeteren. Samenhang met onderzoek naar hitteoverlast in zorginstellingen Dit onderzoek naar de kwaliteit van het binnenmilieu in zorginstellingen (hierna genoemd het winteronderzoek ) sluit aan bij het onderzoek van GGD Gelderland-Midden naar hitteoverlast in zorginstellingen in de zomer van 2013 (hierna genoemd: het zomeronderzoek ). Door de resultaten van het winteronderzoek te koppelen aan het zomeronderzoek is een vollediger beeld verkregen van de kwaliteit van het binnenmilieu in deze zorginstellingen. De resultaten van beide onderzoeken zijn gebruikt om de zorginstellingen te adviseren over het verbeteren van het binnenklimaat. Voor de resultaten van het zomeronderzoek wordt verwezen naar het rapport Hitteoverlast in zorginstellingen van oktober 2013, en het rapport Hittebeleving in zorginstelling van 20 mei 2014. Een deel van de resultaten van het zomeronderzoek wordt ook in dit rapport weergegeven. Dit om de gemeten binnentemperaturen in de zomer en de winter te kunnen vergelijken. 6

2 ONDERZOEKSOPZET Deelnemende zorginstellingen Eind mei 2013 heeft GGD Gelderland-Midden naar ongeveer 140 zorginstellingen in de regio Gelderland-Midden een brief met een korte vragenlijst verstuurd (zie bijlage 1). In de brief werd medewerking aan het onderzoek gevraagd. Tevens werd gevraagd een korte vragenlijst ingevuld te retourneren, ook als de instelling geen interesse had in deelname aan het onderzoek. Vijfentwintig vragenlijsten zijn ingevuld teruggestuurd (respons 18%), waarbij ongeveer de helft aangaf deel te willen nemen aan het onderzoek. In de zomer van 2013 zijn zes instellingen geselecteerd voor deelname aan het zomeronderzoek. Omdat het navragen van de beleving onderdeel was van het onderzoek, zijn in eerste instantie instellingen geselecteerd waarvan de bewoners in staat waren om mee te werken aan een interview. De zes instellingen betroffen over het algemeen grotere instellingen, met een aanbod van aanleunwoningen tot gesloten afdelingen met psychogeriatrische bewoners. Deze zes instellingen namen alle ook deel aan het winteronderzoek. Voor het winteronderzoek zijn aanvullend drie kleinschalige woonzorginstellingen geselecteerd. Deze kleinschalige instellingen verzorgen alleen psychogeriatrische ouderen. Enkele kenmerken van de zorginstellingen die deelnamen aan het onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 2.1 Kenmerken zorginstellingen Zorginstelling Bouwjaar gebouw Eigenaar gebouw Aantal eenheden/ bewoners (afgerond) Deelname aan winter en/of zomeronderzoek 1 2010 Zorginstelling 65 Winter- en zomeronderzoek 2 1969 Zorginstelling 110 Winter- en zomeronderzoek 3 2008 Woningcorporatie 210 Winter- en zomeronderzoek 4 1910 / 1984 Zorginstelling 25 Winter- en zomeronderzoek 5 1963 Zorginstelling 135 Winter- en zomeronderzoek 6 2005 Zorginstelling 120 Winter- en zomeronderzoek 7 verbouwd en gerenoveerd in 2011 Woningcorporatie 15 Alleen winteronderzoek 8 verbouwd en gerenoveerd in 2009 Woningcorporatie 15 Alleen winteronderzoek 9 verbouwd en gerenoveerd in 2012 Zorginstelling 20 Alleen winteronderzoek Elke zorginstelling is twee keer per seizoen bezocht. Tijdens het eerste bezoek is de meetapparatuur geplaatst, tijdens het tweede bezoek is de meetapparatuur weer opgehaald en zijn interviews gehouden met bewoners. Omdat de drie kleinschalige instellingen alleen psychogeriatrische patiënten verzorgen, konden hier geen interviews worden afgenomen. De bewoners van de zorginstellingen zijn met name ouderen, deels in relatief goede gezondheid en met een goede zelfredzaamheid, deels met (chronische) ziekten of beperkingen, waaronder 7

psychogeriatrische problemen (Alzheimer/ dementie). Naast de grote groep ouderen wonen in de grootschalige instellingen ook jongere mensen met een ernstige ziekte of beperking. Werkwijze Tijdens het winteronderzoek zijn per instelling de volgende metingen uitgevoerd om de kwaliteit van het binnenmilieu in kaart te brengen: 1. Metingen van de binnenluchttemperatuur en luchtvochtigheid, per instelling in enkele woon- /slaapvertrekken van bewoners en in één of meer gemeenschappelijke ruimtes (huiskamer, restaurant). In deze ruimtes werd tevens een korte (visuele) inspectie uitgevoerd. 2. Metingen van de concentratie koolstofdioxide (als maat voor de luchtkwaliteit), per instelling in minstens één kamer van een bewoner en in één gemeenschappelijke ruimte. 3. Berekening van de ventilatiecapaciteit van de ruimtes waarin metingen zijn verricht. 4. Interview met bewoners over hun beleving van het binnenmilieu. 5. Digitale enquête over beleving van het binnenmilieu onder het personeel van de instellingen. In onderstaande tekst worden de metingen verder toegelicht. Ad 1. Binnenluchttemperatuur en luchtvochtigheid De binnenluchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid zijn gemeten met een ibutton of een Atallogger. Voor meer informatie over de Atallogger wordt verwezen naar Ad 2. Concentratie koolstofdioxide. De ibuttons waren zo ingesteld dat ze elk half uur de temperatuur (nauwkeurigheid van 0,5 C) en de luchtvochtigheid (nauwkeurigheid 0,6 %RH) registreerden. De meetapparatuur was zo geplaatst dat: - Zo veel mogelijk gemeten is op leefniveau, dus ter hoogte van de zitplaats in woonkamer of ligplaats in de slaapkamer; - De luchttemperatuur en niet de oppervlaktetemperatuur is gemeten. De meters zijn op enige afstand van vlakken of bronnen die de gemeten temperatuur kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld ramen, de grond of radiator) geplaatst; - De directe invloed van alle warmtebronnen (lampen, TV en de zon) en de invloed van deuren en ramen zoveel mogelijk werd vermeden. Voor de weersomstandigheden buiten zijn de gegevens verkregen van het KNMI-weerstation Deelen. Beoordeling temperatuur en luchtvochtigheid Lage binnentemperaturen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. De World Health Organisation (WHO) adviseert een minimumbinnentemperatuur van 18 C en voor chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en niet-schoolgaande kinderen 20-21 C. De WHO hanteert voor de algemene bevolking een range van 18-24 C als richtlijn voor gezonde binnenluchttemperaturen. Gezondheidseffecten, met name een verminderde weerstand tegen infecties, treden op bij binnentemperaturen lager dan 16 C. Een verhoogde bloeddruk, met voor een gevoelige groep als ouderen en zieken mogelijk ernstige consequenties, treedt pas op bij binnentemperaturen van 12 C of lager (Collins, 1986 en Jongeneel, 2009). Hoewel mensen ook bij lagere temperaturen goed kunnen slapen, wordt afgeraden om de slaapkamers s nachts te laten afkoelen tot temperaturen beneden 16 C. Dit in verband met de verminderde weerstand en het risico op het optreden van condensatie bij sterkere afkoeling. Condensatie bevordert de groei van schimmels en huisstofmijt, die bij bewoners met gevoelige luchtwegen (COPD) gezondheidsklachten geven. Als maximumtemperatuur wordt dezelfde temperatuur als in de zomer geaccepteerd, een maximale binnentemperatuur van 26 C voor zowel de woon- als slaapkamer (zie rapport Hitteoverlast in zorginstellingen). 8

In tabel 2 is een overzicht gegeven van de geadviseerde minimum en maximum temperatuur voor de bewoners van zorginstellingen, voor zowel de woon- als slaapkamer. Tabel 2.2 Indicatieve referentietemperaturen voor ouderen Woonkamer (dag) Slaapkamer (nacht) Minimum temperatuur 20-21 16 Maximum temperatuur 26 26 Op zich heeft de relatieve luchtvochtigheid over een groot traject van 30-70% weinig invloed op het behaaglijkheidsgevoel. Mensen kunnen de lucht als droog ervaren wanneer zij irritatie of prikkeling van de slijmvliezen van de keel, de neus en de ogen en soms ook de huid ondervinden. Zij wijten deze klachten aan droge lucht, terwijl de klachten meestal komen door teveel stof in de lucht en niet door het (lage) vochtgehalte. Bij slijmvliesirritatie en een gevoel van droge ogen is het van belang goed te ventileren en de ruimte schoon en stofvrij te houden. Tijdens de (visuele) inspectie is onder andere gelet op de aanwezigheid en bruikbaarheid van ventilatievoorzieningen, de nabijheid van een drukke weg (door geluidsoverlast mogelijk ook minder ventilatie), de stoffigheid van de ruimte of de aanwezigheid van bepaalde bouw- of inrichtingsmaterialen, lichtinval, geluidhinder van bronnen binnen het gebouw (onder andere van mechanische ventilatie) en/of geurhinder. Daarnaast is gelet op de aanwezigheid van zichtbaar vocht (bijvoorbeeld condens op de ruiten) of schimmelvorming. Ad 2 Concentratie koolstofdioxide Koolstofdioxide (CO2) is een stof die in het lichaam wordt gevormd bij de verbranding van voeding en bij het uitademen het lichaam verlaat. Wanneer in een ruimte, waar mensen aanwezig zijn, niet of te weinig wordt geventileerd, zal de CO2-concentratie in de ruimte oplopen. De CO2-concentratie is hiermee een indicator voor de mate van ventilatie of luchtverversing en de binnenluchtkwaliteit. De CO2-concentratie wordt weergegeven in ppm (parts per million; het aantal CO2-deeltjes per miljoen luchtdeeltjes). De achtergrondconcentratie bedraagt in de buitenlucht 400-500 ppm. De CO2- concentratie is gedurende een week in minimaal één kamer van een bewoner en in één algemene ruimte per zorginstelling gemeten met een Atallogger (ATV-IAQ-CMS datalogger van Atal (ATV-13) gekoppeld aan een Telaire CO2 monitor, met een meetbereik van 0-5000 ppm). De Atallogger meet ook de luchttemperatuur en relatieve luchtvochtigheid. Zowel CO2, temperatuur als luchtvochtigheid zijn iedere twee minuten gemeten en gelogd. Voor een goede interpretatie van de CO2-metingen is het belangrijk om te weten hoeveel mensen in de ruimte aanwezig waren tijdens de meting. Bewoners of verzorgers zijn daarom gevraagd per dagdeel bij te houden hoeveel personen in de ruimte aanwezig waren en of ramen, roosters en/of deuren hebben opgestaan. Over het algemeen worden algemene of gezamenlijke kamers gebruikt door ongeveer tien tot vijftien personen en de kamers van de bewoners meestal door één persoon. De gemiddelde CO2-concentratie is berekend voor de verblijftijd, dus over de periodes dat bewoners de ruimte hebben gebruikt. Beoordeling concentratie koolstofdioxide De 98 ste percentiel van de gemeten concentratie CO2 is beoordeeld volgens tabel 2.3. De genoemde waarden hebben geen wettelijke status (Habets, 2008). 9

Tabel 2.3 Beoordeling CO 2-concentraties Concentratie CO2 in ppm (P98) Beoordeling < 800 goed 800-1000 acceptabel 1000 1400 matig >1400 slecht Zowel bij een als matig als bij een als slecht beoordeelde luchtkwaliteit is aan de zorginstellingen geadviseerd maatregelen te treffen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Ad 3 Berekening ventilatiecapaciteit Omdat we niet goed weten of de CO2-concentratie een goede maat is voor de ventilatie als er weinig mensen in een ruimte zijn (Jongeneel, 2009) is tevens de ventilatiecapaciteit berekend. Uitgaande van de afmetingen van de aanwezige ramen, buitendeuren en/of roosters en de gemeten mechanische ventilatie is de ventilatiecapaciteit berekend met een Excelrekensheet. De Excelrekensheet is een aangepaste versie van de Excelrekensheet die is ontwikkeld voor de berekening van de ventilatiecapaciteit van mechanisch geventileerde basisscholen (www.ggd.nl). In de berekening wordt er van uit gegaan dat het gebruik van ramen lager dan 1,80 meter boven de vloer en van buitendeuren in de winter te veel tochtklachten geeft en dan niet worden gebruikt. De raamopeningen lager dan 1,80 m en buitendeuropeningen zijn alleen meegenomen in de beoordeling van de ventilatiecapaciteit in de zomer. De wintercapaciteit is berekend op grond van alle raamopeningen boven de 1,80 m en de capaciteit van de mechanische ventilatie. De ventilatiecapaciteit van de raamopeningen is bepaald met gegevens die ontleend zijn aan de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR 1090.1. Deze methode gaat ervan uit dat in gevelopeningen meestal een luchtsnelheid van ten minste 1 m/s te verwachten is. Dit geldt als de luchtverversing door dwarsventilatie plaats vindt, dat wil zeggen met ramen aan weerszijden van de ruimte. Indien echter de toevoer en afvoer van lucht tegelijkertijd via één gevel moeten plaatsvinden, wordt er van uitgegaan dat de luchtsnelheid in gevelopeningen vijf maal kleiner is. Deuren of openingen naar de gang zijn niet meegenomen in bepaling van de ventilatiecapaciteit, omdat het aanvoer van lucht niet via gemeenschappelijke gangen dient plaats te vinden. Op basis van deze uitgangspunten is de bruikbare capaciteit van de ventilatievoorzieningen berekend voor zowel in de zomer als in de winter door: 1. Het gemeten oppervlakte van de raamopeningen te vermenigvuldigen met de aangenomen gemiddelde luchtsnelheid. Veel ruimtes in de zorginstellingen hebben een tuin- of balkondeur. Deze is niet altijd voorzien van een uitzethaak. Bij de beoordeling van de bruikbare capaciteit in de zomer is voor de buitendeuren zonder uitzethaak ervan uitgegaan dat deze maximaal worden opgezet. 2. Het meten van de mechanische toe- en afvoer met de Flow Finder MK2 (Acin). Beoordeling ventilatiecapaciteit De berekende ventilatiecapaciteit is, afhankelijk van het bouwjaar van het gebouw getoetst aan de vereiste debieten uit het Bouwbesluit 2006 of het Bouwbesluit 2012. Voor de zorginstellingen met een recent bouw- of verbouwjaar is de nieuwbouweis uit het Bouwbesluit van 2006 gehanteerd: 0,9 dm 3 /s ( 3,2 m 3 /uur) per m 2. Voor de zorginstellingen met een ouder bouwjaar is getoetst aan de eisen voor bestaande bouw uit het Bouwbesluit 2012: debiet van 0,7 dm 3 /s ( 2,5 m 3 /uur) per m 2. Tevens is getoetst aan de minimum luchttoevoerseis van de WHO van 25 m 3 /uur per persoon. Dit is een minimumeis. Ventilatieniveaus lager dan 36 m 3 per uur per persoon in kantoren zijn geassocieerd met een verhoogd voorkomen van binnenmilieuklachten (Jongeneel, 2009). Bij een lagere luchttoevoer dan 25 m 3 /uur per persoon kan ook geurhinder optreden. Voor bewoners met luchtwegklachten en 10

voor het zorgpersoneel, dat veel in beweging is, zijn hogere volumina dan 25 m 3 /uur per persoon vereist (35-50 m 3 per uur per persoon). Hier staat tegenover dat ouderen in zorginstellingen een lage activiteit hebben en hiermee een lager metabolisme dan het zorgpersoneel of de algemene bevolking en dus minder verse luchttoevoer nodig hebben. Ad 4. Interview over beleving van het binnenmilieu met bewoners Bij de zes grotere zorginstellingen zijn ongeveer drie bewoners per zorginstelling geïnterviewd in een persoonlijk gesprek. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 2. Bij het navragen van de ervaren binnenmilieukwaliteit gaat het om een subjectief oordeel van de gebruikers van de zorginstelling. De binnenluchtkwaliteit kan als bedompt of benauwd worden ervaren, als gevolg van vochtigheid en/of een te hoge temperatuur, maar ook als gevolg van luchtjes van bijvoorbeeld schoonmaakmiddelen, incontinentiemateriaal, voedselbereiding en/of de aanwezigheid van rookkamers. Naast de beleving van de luchtkwaliteit, inclusief geuroverlast, is navraag gedaan naar verlichting, geluidsoverlast, droge lucht en de factoren die een rol spelen bij het thermisch comfort (tocht, hitte en koude). Geluidhinder kan het voorkomen van klachten over het binnenmilieu negatief beïnvloeden (Jongeneel, 2009). Ad 5. Digitale enquête over beleving van het binnenmilieu onder het personeel Omdat een deel van de bewoners niet in staat is vragen over het binnenmilieu te beantwoorden zijn ook interviews afgenomen bij het personeel. De vragen aan het zorgpersoneel over de beleving van het binnenmilieu zijn via het versturen van een link naar een vragenlijst op Internet verstuurd door de contactpersoon van de instelling. De vragenlijst is opgenomen in bijlage 3. 11

3 MEETRESULTATEN PER ZORGINSTELLING Omdat gebleken is dat de variëteit in omstandigheden, zowel tussen instellingen als binnen één instelling, groot is, en omdat het aantal onderzochte zorginstellingen relatief klein is, is er voor gekozen de resultaten voor de negen instellingen per zorginstelling te rapporteren. Deze rapportage is gebruikt voor het op-maat-advies aan de zorginstellingen. 3.1 Zorginstelling 1 Temperatuur en luchtvochtigheid Het gebouw van zorginstelling 1, bouwjaar 2010, is voorzien van mechanische afvoer en mechanische luchttoevoer. Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.1). De kamers van de bewoners zijn gecombineerde woon-/slaapkamers. In Tabel 3.1 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 4 tot en met 11 december 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius. Bijvoorbeeld: In de tuinkamer was het van 21 tot en met 27 juli ongeveer een vijfde van de tijd (gemiddeld ongeveer 5 uur per dag) warmer dan 26 C. Onderin de tabel is ook de buitentemperatuur opgenomen. Tabel 3.1 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 1 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (4 t/m 11 december 2013) Zorginstelling 1 Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013) Winter (4 t/m 11 december 2013) Ruimte Gemiddelde Maximum Minimum in C Percentage > 26 C Gemiddelde Maximum Minimum Huiskamer 24,3 25,6 23,6 0 23,8 24,7 19,7 Dagopvang 24,7 26,6 24,1 4 23,2 24,9 22,5 Tuinkamer 24,9 28,6 22,6 19 24,2 28,2 21,8 Kamer bewoner 1 25,0 27,1 23,6 13 21,9 23,7 20,7 Kamer bewoner 2 24,0 26,1 23,1 1 - - - Kamer bewoner 3 23,3 26,0 22,5 1 23,0 24,1 15,6 Kamer bewoner 4 24,7 26,1 23,1 1 22,0 23,6 16,6 Binnentuin (buiten) 24,0 35,1 15,6 28 4,5* 7,2* 1,0* * Gegevens van KNMI weerstation Deelen Aan het percentage van de tijd dat de referentietemperatuur van 26 C in de zomer werd overschreden is te zien dat het vooral in de tuinkamer en in één van de vier kamers waarin is gemeten te warm werd (zie tabel 3.1). Voor de tuinkamer met de ramen op het zuiden is dit verklaarbaar, voor de kamer van bewoner 1 minder. Algemeen geldt dat het klimaatbeheerssysteem van de zorginstelling er voor gezorgd heeft dat de temperatuur tijdens de hittegolf van 2013 binnen niet te hoog opliep en redelijk constant was. Ook s winters was de temperatuur binnen constant en varieerde gemiddeld tussen de 22 en 24 C, zowel overdag als s nachts. De temperaturen in de winter wijken niet veel af van de temperaturen in de zomer en zijn gemiddeld, met name in de gemeenschappelijke ruimtes, aan de warme kant. 12

Tijdens een week in december werd het in de tuinkamer gemiddeld bijna even warm als tijdens de hittegolf. Gedurende één middag in de week van 4-11 december was het in de tuinkamer 28 C. De minimumtemperatuur van 15,6 C op de kamer van bewoner 3, van 16,6 C op kamer 4 en van 19,7 C in de huiskamer zijn slechts eenmaal gemeten, om ongeveer 12 uur op 11 december 2013. Mogelijk zijn de ramen gedurende minder dan een half uur wijd opengezet om te luchten. Met uitzondering van deze ene meting was de temperatuur op alle drie de kamers heel constant, zowel overdag als s nachts. Figuur 5.1 toont het verloop van de relatieve luchtvochtigheid in de dagopvang in de week van 5 tot 11 december 2013. De gemiddelde relatieve luchtvochtigheid van de dagopvang, tuinkamer en de kamer van bewoner 1 was respectievelijk 29, 27 en 31% RV en gemiddeld 60% van de tijd lager dan 30% RV. Dit is laag. In combinatie met de hoge luchttemperatuur zal de lucht als droog worden ervaren. Figuur 3.1 Illustratie lage relatieve luchtvochtigheid dagopvang 70 Hof van Bruinisse 5-11 december 2013 %RV 65 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 0:00:00 5-12-2013 12:00:00 5-12-2013 0:00:00 6-12-2013 12:00:00 6-12-2013 0:00:00 7-12-2013 12:00:00 7-12-2013 0:00:00 8-12-2013 dag, tijd 12:00:00 8-12-2013 0:00:00 9-12-2013 12:00:00 9-12-2013 0:00:00 10-12-2013 12:00:00 10-12-2013 0:00:00 11-12-2013 Luchtkwaliteit In de dagopvang, de tuinkamer en de kamer van bewoner 1 is de concentratie koolstofdioxide (CO2) gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.2 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de dagopvang, tuinkamer en de kamer van bewoner 1 was gemiddeld goed, uitgaande van CO2 als indicator. Ook de 98 ste percentiel van de tuinkamer en de kamer van bewoner waren alle lager dan 800 ppm en van de dagopvang lager dan 1000 ppm. De concentratie CO2 in de dagopvang loopt op bij activiteiten, maar overschrijdt de 1000 ppm niet. De concentratie van 1269 ppm gemeten op de kamer van bewoner 1 is maar één keer gemeten. Tabel 3.2 Gemiddelde, maximale en minimale CO 2 concentratie gemeten Zorginstelling 1 CO2 concentratie in ppm 4 t/m 11 december 2013 Ruimte Gemiddelde Maximum Minimum 98ste percentiel % > 800 ppm % > 1000 ppm % > 1400 Dagopvang 492 1091 384 938 9 0 0 Tuinkamer* 580 759 503 693 0 0 0 Kamer bewoner 1 535 1269 410 739 1 0 0 * Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is in de tuinkamer hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) aan te geven dan de andere Atals. ppm 13

In onderstaande tabel (tabel 3.3) is de toetsing van de berekende ventilatiecapaciteit weergegeven. Tabel 3.3 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 1 Toetsing ventilatiecapaciteit (4 t/m 11 december 2013) Ruimte Aantal personen WHO minimum in m 3 Vloeroppervlak in m 2 Eis Bouwbesluit in m 3 Capaciteit zomer in m 3 Capaciteit winter in Dagopvang 17 425 66 214 921* 319* Tekort winter m 3 Toets volgens WHO Tuinkamer 3 75 36 117 6766 81 Voldoende Kamer bewoner 1 1 25 46 148 7548 105 Voldoende * De afvoer van afzuigkap, die ongeveer tussen 12 en 13 uur aan staat, is niet meegenomen in de berekening De berekende ventilatiecapaciteit voor de zomer is hoog, omdat veel ruimtes voorzien zijn van deuren met grote uitzethaken. Hoewel dit niet blijkt uit de gemeten CO2 concentratie, is de ventilatiecapaciteit in de winter in de dagopvang aan de krappe kant. In figuur 3.2 is het verloop van de CO2-concentratie op 6 december 2013 weergegeven. In de figuur is duidelijk te zien dat de concentratie stijgt bij de aanwezigheid van cliënten vanaf een uur of 9 en weer daalt naar het achtergrondniveau als zij de ruimte hebben verlaten. Figuur 3.2 Verloop CO 2-concentratie in de dagopvang op 6 december 2013 1200 Hof van Bruinisse Dagbehandeling 6 december 2013 1000 Kooldioxide (ppm) 800 600 400 0:00:00 6-12-2013 2:00:00 6-12-2013 4:00:00 6-12-2013 6:00:00 6-12-2013 8:00:00 6-12-2013 10:00:00 6-12-2013 12:00:00 6-12-2013 dag, tijd 14:00:00 6-12-2013 16:00:00 6-12-2013 18:00:00 6-12-2013 20:00:00 6-12-2013 22:00:00 6-12-2013 0:00:00 7-12-2013 Conclusies en advies - Zowel de binnenluchttemperatuur als de luchtkwaliteit in de instelling waren goed. - De luchtvochtigheid was aan de lage kant en kan in combinatie met de relatief hoge temperatuur (23-24 C in gezamenlijke ruimtes) leiden tot klachten over een te droge lucht. - De kamers van enkele bewoners waren hoogstwaarschijnlijk als gevolg van luchten kortdurend koud. Geadviseerd wordt om niet of alleen in uitzonderlijke gevallen, als de bewoner niet aanwezig is, kort te luchten. Luchten is niet nodig als er goed wordt geventileerd en langdurig luchten is energieverspillend en heeft als gevolg dat de kamer te koud wordt. 14

- De temperatuur was s nachts ook hoog. Mogelijk kan het klimaatbeheerssysteem van de instelling zo worden ingesteld dat een nachttemperatuur van 20-21 C heerst. - In de tuinkamer was het tijdelijk erg warm. Geadviseerd wordt om de temperatuur in de winter niet hoger dan 26 C te laten oplopen. Uit de vragenlijst die is uitgezet onder het personeel blijkt dat een hoge temperatuur erg hinderlijk is voor het personeel (zie 4.2). 3.2 Zorginstelling 2 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 2 is gehuisvest in een gebouw uit 1969. De zorginstelling is de eigenaar van het gebouw en heeft 28 verpleeghuisbedden, 65 zorgappartementen en 18 aanleunwoningen. Het hoofdgebouw is voorzien van mechanische afzuiging en het restaurant van mechanische luchtafvoer en -toevoer (balansventilatie). Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.4) In Tabel 3.4 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 26 november tot en met 3 december 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de referentiewaarde van 26 graden Celsius. Tabel 3.4 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 2 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (26 november t/m 3 december 2013) Zorginstelling 2 Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013) Winter (26 november t/m 3 december Ruimte Gemiddelde Maximum Minimum Percentage > 26 C Gemiddelde 2013) Maximum Minimum Restaurant 25,1 29,1 22,1 29 21,4 23,7 19,7 Huiskamer 3 e verdieping 26,9 30,1 24,1 56 22,5 24,6 21,1 Huiskamer 1 e verdieping 25,2 27,1 23,1 34 21,1 23,8 18,4 Kamer bewoner 1 26,8 30,6 24,6 71 21,3 23,1 18,6 Kamer bewoner 2 27,4 29,6 24,1 94 23,6 24,8 19,2 Kamer bewoner 3 26,8 29,6 24,1 78 23,0 25,7 19,7 Slaapkamer bewoner 1 26,5 30,6 23,1 63 19,6 21,1 11,6 Slaapkamer bewoner 2 27,5 29,6 25,1 96 22,4 23,6 14,6 Slaapkamer bewoner 3 26,6 30,1 24,7 80 22,3 24,1 19,6 Buiten 1 22,7 32,1 15,6 22 - - - Buiten 2 23,6 34,1 15,6 32 4,8* 9,6* -2,9* * Gegevens van KNMI weerstation Deelen Tijdens de hittegolf van 2013 zijn zowel in een algemene ruimte op de derde verdieping als in de kamers van de bewoners hoge binnenluchttemperaturen gemeten in zorginstelling 2 (tabel 3.4). Het restaurant en de huiskamers zijn voorzien van een installatie voor koeling, maar desondanks is het tijdens de periode van de hittegolf in deze ruimten, met name in de huiskamer op de derde verdieping, onder het dak, een groot deel van de tijd warmer geweest dan 26 graden. De binnenluchttemperaturen in de winter zijn goed. In de slaapkamer van bewoner 1 zijn wel enkele malen lagere temperaturen dan 16 C gemeten. Een lagere temperatuur dan 16 C komt in deze 15

slaapkamer bijna dagelijks gedurende een half tot één uur voor, voornamelijk in de ochtend. Waarschijnlijk is op dat moment de deur opengezet om te luchten. Een lagere temperatuur dan 16 C is in de slaapkamer van bewoner 2 slechts eenmaal gemeten, op 2 december 2013 om 9.30 uur. De relatieve luchtvochtigheid van de huiskamer op de eerste verdieping was met 43%RV goed. De relatieve luchtvochtigheid op de kamer van bewoner 2 was met 33%RV (11% van de tijd kleiner dan 30%RV) iets aan de lage kant. Luchtkwaliteit In de huiskamer op de eerste verdieping en in de kamer van bewoner 2 is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. In tabel 3.5 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit in de huiskamer is meer dan de helft van de verblijfstijd matig of slecht en in de kamer van bewoner 2 goed, uitgaande van CO2 als indicator. Uit de resultaten van de huiskamer blijkt dat de CO2-concentratie in de huiskamer hoog op kan lopen. Op basis van de metingen van koolstofdioxide dient de ventilatie van de huiskamer te worden verbeterd. De concentratie CO2 in de huiskamer loopt op bij meer bewoners in de kamer en daalt weer als de bewoners naar hun eigen kamer gaan (zie figuur 3.3). De gemiddelde CO2-concentratie is berekend op grond van de metingen tussen 8.00 en 22.00 uur (de verblijftijd). Tabel 3.5 Gemiddelde, maximale en minimale CO 2 concentratie gemeten Zorginstelling 2 CO2 concentratie in ppm 26 november t/m 3 december 2013 Ruimte Gemiddelde Maximum Minimum 98ste Huiskamer 1 e verdieping* percentiel % > 800 ppm % > 1000 ppm % > 1400 1067 2132 473 1806 77 63 15 Kamer bewoner 2 584 951 417 755 1 0 0 * Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is huiskamer op de 1 e verdieping hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) dan andere Atals aan te geven. Figuur 3.3 Verloop concentratie CO 2 in de huiskamer op 30 november 2013 ppm In figuur 3.3 is het verloop van de CO2-concentratie in de huiskamer op 30 november 2013 te zien. Vanaf ongeveer 9.00 uur in de ochtend loop de CO2-concentratie op en daalt s avonds weer als de 16

bewoners de kamer verlaten. Het is niet duidelijk waarom de concentratie relatief langzaam daalt. Mogelijk verlaten de bewoners de huiskamer één voor één of worden na het vertrek van de bewoners alle ramen en deuren direct gesloten. In de huiskamer vindt geen mechanische afvoer plaats. Uit de berekeningen volgt dat in drie ruimtes onvoldoende ventilatiecapaciteit bestaat. Deze zijn in onderstaande tabel (tabel 3.6) weergegeven. In alle overige ruimten waar metingen zijn verricht was de ventilatiecapaciteit voldoende. In de woonkamer van bewoner 1 zijn s winters weinig mogelijkheden voor natuurlijke ventilatie, omdat alle ramen in de woonkamer lager zitten dan 1,80 meter. Ventilatie kan eventueel plaatsvinden door de deur naar de slaapkamer open te zetten, of via de mechanische afvoer via de badkamer. In de slaapkamer is een klepraampje naar buiten aanwezig, dat ook s winters kan worden opengezet. Tabel 3.6 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 2 Toetsing ventilatiecapaciteit (26 november t/m 3 december 2013) Ruimte Aantal WHO personen minimum in m 3 Vloeroppervlak Eis Capaciteit Capaciteit Toets in Bouwbesluit zomer in m 3 winter in m 2 Huiskamer 1 e verdieping 10 250 70 176 187 187 Tekort volgens WHO Huiskamer 3 e verdieping 10 250 70 176 353 179 Tekort winter volgens WHO Kamer bewoner 1 1 25 18 46 336 0 Tekort winter Kamer bewoner 2 1 25 22 55 344 111 Voldoende Kamer bewoner 3 1 25 22 55 344 111 Voldoende Slaapkamer 1 25 12 30 347 130 Voldoende bewoner 1 Slaapkamer 1 25 14 36 293 59 Voldoende bewoner 2 Slaapkamer bewoner 3 1 25 14 36 293 60 Voldoende in m 3 m 3 Zoals ook blijkt uit de meting is de ventilatiecapaciteit voor de gezamenlijke huiskamers te klein. De huiskamers worden in tegenstelling tot de kamers van de bewoners door veel bewoners tegelijkertijd gebruikt. Dit vergt een bepaalde luchtverversing die s winters niet te realiseren is met de aanwezige natuurlijke ventilatieopeningen. In één van de huiskamer is het realiseren van voldoende ventilatie in de zomer ook een probleem, omdat in verband met de gezondheidstoestand van de bewoners (PGcliënten) niet alle deuren kunnen worden opengezet. Conclusies en advies - De zorginstelling is gehuisvest in een relatief oud gebouw dat s zomers lastig te koelen is. Dit is zichtbaar in de hoge temperaturen in de zorginstelling tijdens de hittegolf van 2013. De temperaturen in de winter waren goed. - In de huiskamers zijn de ventilatievoorzieningen s winters beperkt. Hetzelfde geldt voor de woonkamer van bewoner 1. - De zorginstelling wordt geadviseerd de ventilatievoorzieningen van de huiskamers te verbeteren op een dusdanige wijze dat het voor de bewoners veilig is en zij geen hinder (tocht) ondervinden. Dit kan worden gerealiseerd door ventilatieopeningen (kiepraampjes) op hoogte (boven 1,80) aan te brengen, die met een verstelbare uitzethaak op een kleine kier open kunnen worden gezet. 17

3.3 Zorginstelling 3 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 3 huurt het gebouw waarin zij 68 verpleeghuisbedden en 140 zorgappartementen heeft gehuisvest. Het is gebouwd in 2008 en voorzien van mechanische afzuiging en luchttoevoer (balansventilatie). Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes. De kamers van de bewoners zijn zowel woon- als slaapkamer. In Tabel 3.7 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 20 tot en met 27 januari 2014. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius. Tabel 3.7 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 3 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli 2013) en de winter (20 t/m 27 januari 2014) Zorginstelling 3 Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013) Winter (20 t/m 27 januari 2014) Ruimte Gemiddelde in C Maximum Minimum Percentage > 26 C Gemiddelde Maximum Minimum AB-ruimte - - - - 21,9 23,7 20,2 Kamer bewoners 1 26,1 27,6 24,6 70 24,6 25,6 23,9 Kamer bewoner 2 24,4 27,1 22,6 4 23,2 24,5 18,9 Kamer bewoner 3 25,0 28,1 23,1 12 21,2 23,1 19,6 Kamer bewoner 4 25,2 26,7 23,7 4 - - - Buitentemperatuur 23,9 34,1 16,6 31 2,7* 6,1* -1,1* * Gegevens van KNMI weerstation Deelen In zorginstelling 3, een gebouw uit 2008 dat is voorzien van balansventilatie met topkoeling, is tijdens de hittegolf 2013 met name in 1 van de 4 kamers een hoge binnenluchttemperatuur geregistreerd (tabel 3.7). Kamer 1, 2 en 4 zijn zorgappartementen en kamer 3 is een kamer voor een bedgebonden bewoner (verpleeghuiskamer). Waarschijnlijk zijn de hoge temperaturen in de kamer van bewoners 1 veroorzaakt door het ventilatiegedrag van de bewoners. De bewoners van kamer 1 hebben met warm weer de hele dag de schuifdeur openstaan, terwijl de ramen en deuren van de kamers van bewoner 2, 3 en 4 (overdag) dicht zijn gehouden. De binnenluchttemperatuur in de kamers tijdens de wintermeting is gemiddeld goed tot aan de warme kant (kamer bewoner 1). De temperatuur is over het geheel genomen erg constant en temperaturen lager dan 20 C zijn nauwelijks gemeten. De Atal van kamer bewoner 2 is negen keer gedurende meerdere uren uitgezet. Hierdoor ontbreken metingen gedurende de nacht en ook een enkele keer voor een deel van de dag. Op de ochtend van 25 januari was het tussen 8.38 en 9.04 uur kouder dan 20 C, maar omdat zowel voorafgaande aan deze periode als erna de Atal van de stroom is gehaald is het verloop niet goed geregistreerd (zie reeks hieronder). 18

Kopie deel meetreeks kamer bewoner 2 24-1-2014 22:34:00 24 25-1-2014 8:38:00 18,9 25-1-2014 8:40:00 19 25-1-2014 8:42:00 19,1 25-1-2014 8:44:00 19,1 25-1-2014 8:46:00 19,2 25-1-2014 8:48:00 19,2 25-1-2014 8:50:00 19,3 25-1-2014 8:52:00 19,4 25-1-2014 8:54:00 19,4 25-1-2014 8:56:00 19,5 25-1-2014 8:58:00 19,5 25-1-2014 9:00:00 19,6 25-1-2014 9:02:00 19,6 25-1-2014 9:04:00 19,7 25-1-2014 16:40:00 22 De relatieve luchtvochtigheid in de zorginstelling was gedurende de week van de wintermeting laag. De gemiddelde relatieve luchtvochtigheid van twee kamers en de AB-ruimte was 28% RV en gedurende 83% van de tijd lager dan 30% RV. Luchtkwaliteit In de gezamenlijke ruimte op de begane grond (grote AB-ruimte) en in de kamers van bewoners 1 en 2 is de concentratie koolstofdioxide gemeten als indicator voor de luchtkwaliteit. De kamer van bewoners 1 wordt bewoond door een echtpaar. In tabel 3.8 zijn de resultaten samengevat. De luchtkwaliteit was in de grote AB-ruimte getoetst aan de 98 ste percentiel slecht en gemiddeld over de verblijfstijd acceptabel. In de kamers van de bewoners was de luchtkwaliteit goed of acceptabel. Uit de resultaten blijkt dat de CO2 -concentratie in de grote AB-ruimte bij activiteiten oploopt (zie figuur 3.4). Tijdens activiteiten zijn gemiddeld ongeveer 17 personen in de ruimte aanwezig. Tabel 3.8 Gemiddelde, maximale en minimale CO 2 concentratie gemeten Zorginstelling 3 CO2 concentratie in ppm 20 t/m 27 januari 2014 Ruimte Gemiddelde Maximum Minimum 98ste percentiel % > 800 ppm % > 1000 ppm % > 1400 Grote AB-ruimte* 825 2058 515 1501 47 29 2 Kamer bewoners 1 735 1555 417 952 40 1 0 Kamer bewoner 2 551 709 361 689 0 0 0 * Bij een controle van de meetapparatuur uitgevoerd in maart 2014 bleek de Atal waarmee gemeten is in de grote AB-ruimte hogere waarden (ongeveer 100 ppm meer) aan te geven dan de andere Atals. ppm 19

Figuur 3.4 Verloop concentratie CO 2 in de grote AB-ruimte op 22 januari 2014 De ventilatiecapaciteit van de grote AB-ruimte kon niet worden berekend. In de ruimte zijn geen natuurlijke ventilatieopeningen aanwezig en de roosters in het plafond voor de af- en aanvoer van lucht waren te groot voor de beschikbare meetapparatuur. Uit de berekeningen volgt dat in drie bewonerskamers de ventilatiecapaciteit voldoet. Een tekort van 50 m 3 of minder wordt in verband met de onzekerheid in de berekeningen niet vermeld (zie tabel 3.9). Door de in de kamers aanwezige schuifdeuren is de capaciteit s zomers groot. De schuifdeuren maken het ook mogelijk om s winters extra te ventileren (bovenop de berekende capaciteit voor de winter). De schuifdeur kan namelijk ook maar een centimeter worden opengezet. Dit zal over het algemeen geen tochtklachten geven. Tabel 3.9 Toetsing ventilatiecapaciteit Zorginstelling 3 Toetsing ventilatiecapaciteit (20 t/m 27 januari 2014) Ruimte Kamer bewoners 1 Aantal personen WHO minimum in m 3 Vloeroppervlak in m 2 Eis Bouwbesluit in m 3 Capaciteit zomer in m 3 Capaciteit winter in m 3 Toets 2 50 40 131 3815 99 Voldoende Kamer bewoner 2 3* 75 40 131 1303 131 Voldoende Kamer bewoner 3 1 25 24 79 2027 148 Voldoende * Mevrouw heeft dagelijks bezoek, daarom bij de berekeningen uitgegaan van 3 personen Voor de vereiste capaciteit volgens het Bouwbesluit is getoetst aan de eisen voor nieuwbouw in het Bouwbesluit 2006. De bewoner van kamer 3 had de ventilatieroosters van het klimaatbeheerssysteem in verband met overlast door tocht dicht geplakt. 20

Conclusies en advies - De temperatuur was zowel s zomers als s winters goed. Geadviseerd wordt om in geval van warme periodes de bewoners te adviseren overdag de schuifdeuren dicht te houden. - De luchtvochtigheid in de winter is te laag. In combinatie met de relatief hoge temperaturen kan dit klachten geven. Zowel bewoners als personeel kunnen geïrriteerde slijmvliezen krijgen. Met name personen met contactlenzen of gevoelig luchtwegen zijn hier gevoelig voor. - Bewoner 3 had de inblaasrooster van het klimaatbeheerssysteem op zijn kamer dicht laten plakken, omdat hij hier veel hinder van ondervond. Ook de medewerkers van de GGD ondervonden tochthinder als het rooster weer vrij werd gemaakt. Gezien het gemeten debiet aan het rooster ten opzichte van het vereiste debiet (zowel volgens WHO als Bouwbesluit) wordt geadviseerd het rooster weer te openen en het debiet naar beneden bij te stellen om de tochthinder te beperken. - De grote AB-ruimte heeft geen natuurlijke ventilatieopeningen. Uit de meting van de CO2- concentratie blijkt dat bij gebruik van de ruimte de concentratie tot boven de 1000 ppm kan oplopen (matige luchtkwaliteit). Om de beïnvloeding van de luchtkwaliteit door de gebruikers van de ruimte te vergroten en om pieken in de CO2-concentratie op te kunnen vangen wordt geadviseerd natuurlijke ventilatieopeningen in de vorm van roosters of ramen boven een hoogte van 1,80 m aan te brengen. 3.4 Zorginstelling 4 Temperatuur en luchtvochtigheid Zorginstelling 4 is een kleinschalig woonzorgcentrum verdeeld over drie verschillende gebouwen. De zorginstelling is eigenaar van de gebouwen. Twee gebouwen dateren van circa 1910 en het derde gebouw van 1984. In twee gebouwen zijn in totaal 14 zorgappartementen gehuisvest en in één gebouw wordt zorg geboden aan psychogeriatrische cliënten (12 kamers en een gezamenlijke woon- /eetkamer). Zowel tijdens het zomeronderzoek als tijdens het winteronderzoek zijn de temperatuur en luchtvochtigheid gemeten in verschillende ruimtes (zie tabel 3.10). In Tabel 3.10 is de gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten in de gebruiksruimten in de zorginstelling weergegeven voor de hittegolfperiode 21 t/m 27 juli 2013 en tijdens de wintermeting in de week van 26 november tot en met 3 december 2013. Voor de hittegolfperiode is ook aangegeven welk deel van de tijd, uitgedrukt in percentage, het warmer was dan de indicatieve referentiewaarde van 26 graden Celsius. 21

Tabel 3.10 Gemiddelde, maximale en minimale temperatuur gemeten per gebruiksruimte in zorginstelling 4 tijdens de hittegolfperiode (21 t/m 27 juli) en de winter (26 november t/m 3 december 2013) Zorginstelling 4 Hittegolf (21 t/m 27 juli 2013) Winter (26 november t/m 3 Ruimte Huiskamer begane grond Gemiddelde Maximum Minimum Percentage > 26 C Gemiddelde december 2013) Maximum Minimum (d) 26,8 30,6 22,6 78 22,3 24,9 17,8 Huiskamer begane grond (d) 26,7 30,6 22,6 74 - - - Kamer bewoner 1 27,1 29,1 25,1 93 24,3 25,7 19,6 Kamer bewoner 2 27,4 32,1 24,6 90 22,7 24,1 20,6 Slaapkamer bewoner 1 27,0 28,6 25,1 92 22,8 23,6 21,1 Slaapkamer bewoner 2 26,9 31,1 23,6 80 21,7 23,6 19,1 Buiten achterkant 25,5 37,6 18,2 40 - - - Buiten straatzijde 23,9 34,7 15,7 31 4,7* 9,6* -2,9* (d) Twee ibuttons geplaatst in de huiskamer van de PG-afdeling, gemeten in 1 huiskamer op 2 plaatsen * Gegevens van KNMI weerstation Deelen In zorginstelling 4 zijn tijdens de hittegolf in alle gebouwen van het kleinschalig woonzorgcentrum hoge binnenluchttemperaturen gemeten (zie tabel 3.10). Gedurende de hittegolf zijn het overgrote deel van de tijd in alle ruimten van de zorginstelling, ook in de slaapkamers, hogere temperaturen dan 26 graden gemeten. De binnenluchttemperatuur in de winter is goed. In de huiskamer wordt 9% van de tijd een temperatuur gemeten lager dan 20, maar deze relatief lage temperaturen komen alleen s nachts voor, met name tussen 4 en 5 uur, als de ruimte niet wordt gebruikt (zie figuur 3.5). Ook hier geldt dat zowel woon- als slaapkamer, met name van bewoner 1, aan de warme kant zijn. Figuur 3.5 Binnenluchttemperatuur in de huiskamer De relatieve luchtvochtigheid in de huiskamer was met 42%RV goed. Op de kamer van bewoner 1 was de relatieve luchtvochtigheid laag met gemiddeld 31%RV en 32% van de tijd kleiner van 30%RV. 22