Rechtsmisbruik (muurarrest) 1. INSTRUCTIES... 2 2. HET CASSATIEARREST... 2 A. DE FEITEN... 2 B. BESLUIT VAN DE FEITENRECHTER... 2 C. MIDDELEN IN CASSATIE... 2 D. HET BESLUIT VAN CASSATIE... 2 3. DE NOOT VAN VAN OMMESLAEGHE... 2 A. ALGEMEEN... 2 B. NAAR EEN EXTENSIEVE TOEPASSING VAN DE FIGUUR VAN HET RECHTSMISBRUIK... 3 1 Functionele rechten... 3 2 Alternatieven... 3 3 Terugkeer naar de functionele rechten... 4 4 Geen discretionaire bevoegdheden qualitate qua en geen discretionaire uitoefening van rechten.. 4 5 Een algemeen verbod op rechtsmisbruik... 4 6 Criteria voor rechtsmisbruik... 4 C. WETSONTDUIKING... 5 1 Een autonome figuur?... 5 2 Onduidelijke toepassingsvoorwaarden... 6 3 Besluit... 6 Academiejaar 2007-2008 zakenrecht: rechtsmisbruik Jeroen De Mets 1
1. Instructies Belangrijk in deze noot is niet zozeer de historische inleiding, maar wel de these van Josserand (de functionele rechten en de zelfzuchtige rechten); de discretionaire rechten en de discretionaire functies ; wetsontduiking, het bedrieglijk miskennen van de rechten van derden en de aanwending van deze theorie. 2. Het Cassatiearrest A. De feiten De verweerder in cassatie had, bij het bouwen van een zijmuur, een stuk (20 cm in de breedte, 6 m in de lengte) op de grond van zijn buur gebouwd. Pas na 23 jaar stelde de buur een vordering in om de afbraak te verkrijgen. B. Besluit van de feitenrechter Hoewel de rechtbank van eerste aanleg toegeeft dat de muur op de eigendom van de buur is gebouwd, stelt ze ook vast dat de muur te goeder trouw is gebouwd. Omdat er bovendien nog eens 23 jaar voorbij is gegaan, stelt de rechtbank dat de buur zijn eigendomsrecht niet tot het extreme kan afdwingen. Het voordeel dat de buur verkrijgt door de afbraak, weegt niet op tegen het nadeel van de eigenaar van de muur. De rechtbank veroordeelt de eigenaar van de muur dan ook slechts tot een schadevergoeding. C. Middelen in Cassatie De buur is niet tevreden en trekt naar Cassatie. Hij voert twee middelen aan. Ten eerste meent hij dat de rechtbank zijn beslissing niet voldoende gemotiveerd heeft. Ten tweede voert hij aan dat zijn recht op eigendom geschonden is. Volgens het BW is hij immers niet verplicht om de muur op zijn grond te tolereren en kan hij dus de afbraak vorderen. D. Het besluit van Cassatie Het Hof besluit dat de rechtbank correct heeft geoordeeld dat er sprake is van rechtsmisbruik. Dit wordt door Cassatie gedefinieerd als de uitoefening van een recht louter met de bedoeling om te schaden, maar ook de uitoefening die de grenzen van een normaal gebruik door een redelijk omzichtig persoon overschrijdt. De beslissing van de rechtbank was bijgevolg ook voldoende gemotiveerd. Het Hof bevestigt het evenredigheidscriterium: de feitenrechter moet nagaan of de fout (en daarmee verbonden het voordeel voor de eiser) opweegt tegen het nadeel van een sanctie. In het geval van een lichte foute, zoals in casu het geval was, moet in het voordeel van de handelende persoon besloten worden. 3. De noot van Van Ommeslaeghe A. Algemeen De vraag in welke mate eigendom absoluut kan zijn, is veelbesproken in de rechtsleer. In deze noot bekijken we de stand van de Cassatierechtspraak en bestuderen we twee verwante begrippen: wetsontduiking en het bedrieglijk miskennen van de rechten van Academiejaar 2007-2008 zakenrecht: rechtsmisbruik Jeroen De Mets 2
derden. Deze drie begrippen hebben immers één ding gemeen: ze leggen beperkingen op aan de uitoefening van rechten. B. Naar een extensieve toepassing van de figuur van het rechtsmisbruik 1 Functionele rechten (1) Theorie Volgens een eerste opvatting kunnen we rechtsmisbruik op dezelfde manier definiëren als de figuur van de machtsafwending uit het bestuursrecht. Subjectieve rechten mogen slechts gebruikt worden voor de (collectieve) doeleinden die de wet voorziet ( sociaal doel ). Is dat niet het geval, is er sprake van rechtsmisbruik. Bijna alle subjectieve rechten vallen onder deze categorie. We spreken van functionele rechten. Een kleine categorie staat los van dit doelcriterium. Deze discretionaire rechten geven aan de titularis ervan meer vrijheid in de toepassing ervan, omdat de rechter de bedoeling van de uitoefenaar niet kan controleren. Deze theorie impliceert een brede toepassing van de figuur van het rechtsmisbruik. Zowat alle mogelijke gevallen van rechtsmisbruik vallen eronder, zelfs het gebruik van een goed zonder aan de maatschappelijke gevolgen te denken. Ook de figuur van de wetsontduiking valt eronder. Iemand moet zich dus in alle gevallen als een goed burger gedragen. (2) Kritiek Deze these kan op verschillende manieren bekritiseerd worden. Verscheidene auteurs verwerpen de idee dat rechten een sociaal, collectief doel dienen. Ze vinden sociaal doel een uitermate vaag begrip en onderstrepen dat rechten aan een individu worden toegekend om zijn private belangen te dienen. Ze vinden collectieve belangen niet stroken met de fundamentele vrijheidsbeginselen. Andere auteurs sluiten zich hierbij aan. Omdat sociaal doel vele ladingen dekt, is het moeilijk om voor een recht een specifiek sociaal doel te definiëren. Bovendien zijn deze sociale doelstellingen per uitstek evolutief. Het is dus verkeerd om naar de bedoeling van de wetgever te gaan kijken. (3) Conclusie Omdat de theorie van de sociale doeleinden te weinig concreet is en het risico voor willekeur dus te groot, is ze in de praktijk onbruikbaar. 2 Alternatieven (1) De moraal Een logische uitweg lijkt om het rechtsmisbruik te stoelen op de Aquiliaanse fout, maar een aantal auteurs weigert dat te aanvaarden. Ze voeren aan dat het gebruik van een recht niet tegelijk onrechtmatig en rechtmatig kan zijn en willen het rechtsmisbruik baseren op de goede zeden. Daarmee maken ze echter dezelfde fout: een vaag criterium. (2) De Aquiliaanse fout Daarom pleitten heel wat auteurs ervoor om het rechtsmisbruik te kaderen binnen het reeds gekende kader van de onrechtmatige daad. Op deze manier vermijden ze de grote filosofische en ethische discussies. De rechter moet slechts nagaan of de titularis van het Academiejaar 2007-2008 zakenrecht: rechtsmisbruik Jeroen De Mets 3
recht zijn recht heeft uitgeoefend zoals de goede huisvader. Ook het Hof van Cassatie legt de grondslag van het rechtsmisbruik in art. 1382 BW. Dit is uitgegroeid tot vaste rechtspraak. 3 Terugkeer naar de functionele rechten Toch is deze omschrijving van het rechtsmisbruik niet onverenigbaar met de theorie van de functionele rechten. Het is immers duidelijk dat er rechten bestaan die een bevoegdheid toekennen in het belang van een derde (dus los van de sociale doeleinden). Ouderlijke macht is een voorbeeld. Deze bevoegdheid wordt toegekend in het belang van het kind. De wetgever kent vaak expliciet met een bepaald doel rechten toe. In dat geval geldt de kritiek van het vage criterium niet meer. In een beperkt aantal gevallen kunnen we dus wel spreken van functionele rechten. Deze functionele rechten vallen te onderscheiden van de zelfzuchtige rechten: dit zijn rechten die door de titularis worden uitgeoefend in zijn eigen belang. 4 Geen discretionaire bevoegdheden qualitate qua en geen discretionaire uitoefening van rechten Zoals aangegeven maakt de theorie van de functionele rechten een onderscheid tussen de functionele rechten en de discretionaire rechten. Deze laatste categorie valt te onder te verdelen in de discretionaire functies en discretionaire rechten sensu stricto. Discretionaire functies zijn bevoegdheden qualitate qua (vloeien voort uit iemands hoedanigheid als ouder, als echtgenoot, ) waar de rechter geen controle kan uitoefenen over de intentie, hoewel deze bevoegdheden in beginsel in het voordeel van derden worden toegekend. Deze zijn ondertussen uit ons recht verdwenen. Een voorbeeld was de maritale macht. Er bestond wel een redelijk grote reeks discretionaire rechten sensu stricto (zijn ten bate van de titularis), maar ook deze zijn uit ons recht verdwenen. 5 Een algemeen verbod op rechtsmisbruik Uit het voorgaande vloeit voort dat de titularis van een recht bij het oefenen ervan nooit aan de controle van de rechter ontsnapt. We kunnen dan ook spreken van een algemeen rechtsbeginsel dat rechtsmisbruik verbiedt. We moeten dus geen onderscheid maken tussen functionele rechten en discretionaire rechten, maar wel tussen functionele rechten en zelfzuchtige rechten. Bij functionele rechten is het zoals gezegd eenvoudig om uit te maken of er rechtsmisbruik is. Wordt een recht gebruikt voor een ander doel dan de wet toekent, is er sprake van rechtsmisbruik. Dit staat los van goede trouw. Wat de zelfzuchtige rechten betreft, moeten andere criteria worden gezocht op basis van het criterium van de goede huisvader. 6 Criteria voor rechtsmisbruik Op basis van de Cassatierechtspraak kunnen we tot de volgende criteria komen, die elkaar vaak overlappen. Er is rechtsmisbruik Wanneer een recht uitgeoefend wordt met de loutere bedoeling om te schaden. Wanneer de titularis zich onzorgvuldig (roekeloos) gedraagt en zo vermijdbare schade veroorzaakt. Wanneer een recht uitgeoefend wordt zonder redelijk belang (cf. criterium 1). Wanneer de titularis van recht de keuze heeft tussen twee mogelijkheden en zonder bijkomend voordeel kiest voor de mogelijkheid die het schadelijkst is voor derden (cf. criterium 2). Academiejaar 2007-2008 zakenrecht: rechtsmisbruik Jeroen De Mets 4
Wanneer het voordeel voor de titularis van het recht disproportioneel kleiner is dan het nadeel voor derden (cf. criterium 4). Wanneer een recht wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de wet het voorzien heeft (dus vooral bij functionele rechten). De rechter moet het schadegeval in concreto beoordelen. C. Wetsontduiking 1 Een autonome figuur? (1) Overzicht Aangezien deze toepassing van de figuur van het rechtsmisbruik bijzonder breed is, stelt zich de vraag of de figuur van de wetsontduiking (een bepaling gebruiken om een andere, dwingende bepaling te ontwijken) nog nut heeft. Deze figuur wordt weinig toegepast en er bestaat veel discussie over haar rechtsgrond en toepassing. (2) Onderscheid met rechtsmisbruik Zoals reeds gezegd zou wetsontduiking in de theorie van Josserand onder het rechtsmisbruik vallen. Beide figuren overlappen. Er wordt in de twee gevallen gebruikgemaakt van een recht of een bepaling die op zich rechtmatig is, maar waarvan het resultaat onrechtmatig is. Hoewel de wetsontduiking in theorie dus nutteloos zou kunnen zijn, is al aangegeven dat de meeste rechten geen functionele rechten zijn, waardoor de figuur van de wetsontduiking misschien wel nog belang heeft. We zouden ze kunnen onderscheiden van de rechtsmisbruik door te stellen dat het bij rechtsmisbruik gaat om een schadelijk maar rechtmatig gebruik van subjectief rechten, terwijl bij wetsontduiking schijnbaar rechtmatig gebruik wordt gemaakt van objectief recht om een dwingende bepaling te ontduiken. Dit onderscheid is evenwel te strikt. Het objectief recht organiseert immers de subjectieve rechten. Ook het Hof van Cassatie volgt het onderscheid niet. Een andere omschrijving is dus nodig. (3) Onderscheid met de bedrieglijke miskenning van de rechten van derden De wetsontduiking valt ook te onderscheiden van de bedrieglijke miskenning van de rechten van derden (waartegen o.a. de Pauliaanse vordering tegen wil ingaan). In dat geval is er de bedoeling om derden schade toe te brengen om er zelf beter van te worden. (4) Onderscheid met veinzing Om het toepassingsgebied van de wetsontduiking verder te omschrijven, is het ook nodig ze te onderscheiden van de veinzing. Bij een veinzing heeft de persoon niet de bedoeling om de bewuste handeling te stellen, maar stelt hij in feite een andere rechtshandeling. Dit is niet het geval bij wetsontduiking. Er is geen verschil tussen de werkelijke en de geuite wil. Veinzing kan soms gesanctioneerd worden, maar dan nog is er geen wetsontduiking. Hieruit volgt dat bijvoorbeeld een schijnhuwelijk een vorm van veinzing is. De personen in kwestie willen de gevolgen van het huwelijk niet dragen. (5) Besluit Het is dus zeer moeilijk om het toepassingsgebied van de wetsontduiking precies af te bakenen. Academiejaar 2007-2008 zakenrecht: rechtsmisbruik Jeroen De Mets 5
2 Onduidelijke toepassingsvoorwaarden (1) Toepassingsvoorwaarden Voorwaarden voor wetsontduiking: Een dwingende bepaling die normaliter van toepassing zou zijn Een rechtmatige handeling die als bedoeling heeft deze bepaling te ontwijken De intentie om de bepaling te ontwijken (2) Kritiek De vraag stelt zich wanneer er sprake is van wetsontduiking, dan wel van een handigheidje. Wanneer is de handeling onrechtmatig? Sommige auteurs vergelijken wetsontduiking met bedrog. Het vereist ingewikkelde en sluwe manoeuvres. Dit zou wetsontduiking ook van rechtsmisbruik onderscheiden. Dit is echter een criterium dat moeilijk te meten valt. Andere auteurs menen dat wetsontduiking inhoudt dat iemand bepalingen ontduikt waarvan ieder de morele plicht heeft ze na te leven. Ook dit is een vaag criterium. In principe moet elke dwingende wet worden nageleefd. Het is ook niet duidelijk hoe het intentioneel element moet omschreven worden. Sommige auteurs vereisen de bedoeling om de wet te omzeilen, anderen louter de bedoeling om een bepaald resultaat te bereiken. Nog anderen aanvaarden geen intentioneel element. Ook de vereiste dat een bepaling normaliter van toepassing zou zijn, is voor discussie vatbaar. Wat bijvoorbeeld met een wet die nog niet van kracht is? We zien immers dat de figuur van de wetsontduiking soms toegepast wordt om de facto een wet retroactief toe te passen. Er is dus een grote onduidelijkheid. Zo valt fiscale fraude volgens het Hof van Cassatie niet onder de figuur van de wetsontduiking. De aanhangers van de theorie slagen er niet in om met een afdoende verklaring te komen. Ook in de andere gevallen is de rechtspraak erg onduidelijk en spreekt zichzelf vaak tegen. Soms aanvaardt het wetsontduiking in gevallen die er eigenlijk niet onder vallen, op andere momenten wordt geen wetsontduiking aanvaardt, terwijl dat wel het geval had moeten zijn. We kunnen ons dan ook afvragen of de figuur van het wetsontduiking wel tot ons recht behoort. 3 Besluit We kunnen dan ook besluiten dat de figuur van de wetsontduiking te vaag is om effectief te worden toegepast. Het volstaat om gebruik te maken van de figuren van het rechtsmisbruik en het bedrieglijk miskennen van de rechten van derden. Deze figuren, gestoeld in de principes uit art. 1382 BW, hebben als voordeel dat ze geen morele discussies vergen. Omdat het Hof van Cassatie ze breed toepast, is de figuur van de wetsontduiking onnodig. Academiejaar 2007-2008 zakenrecht: rechtsmisbruik Jeroen De Mets 6