Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs



Vergelijkbare documenten
Bevolkingsprognose Deventer 2015

Woonmonitor Limburg 2015 en Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff 2016

Neimed Krimpbericht. Structurele bevolkingsdaling nu ook in Midden- en Noord-Limburg NOVEMBER 2015

Neimed Krimpbericht. Ontgroening in Limburg. Maart 2014

De opkomst van structurele bevolkingsdaling

Trends in passend onderwijs

NA STABILISATIE DAALT DE BEVOLKING WEER IN LIMBURG

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Provinciale leerlingenontwikkeling in Nederland: Wat hebben we achter de rug en wat staat ons nog te wachten?

Ontwikkeling leerlingaantallen

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Arbeidsmarktkansen voor startende leraren in het PO

Bevolkingsontwikkeling in 2014: krimp en groei in Limburg

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg

Formatieraming Voortgezet Onderwijs

Verschillen Oude t.o.v. Nieuwe verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Borne Uit: Adviesrapport / Saxion.

Begeleidende notitie bij de resultaten van Progneff 2011

De effecten van demografische ontwikkelingen op het onderwijs

DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN GULPEN-WITTEM OP KERNNIVEAU

Analyse ontwikkeling leerlingaantallen

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

De grijze golf. Demografische ontwikkeling Drechtsteden tot Figuur 1 Bevolking Drechtsteden , totaal

Bevolkingsprognoses Deventer 2013

Monitor Samenwerkingsverband PO 2707 Amsterdam Diemen augustus 2015 augustus Vergelijking van de regio s

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Overzichtsrapport SER Gelderland

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen

Demografische ontwikkeling gemeente Mill en Sint Hubert

Neimed Krimpbericht. Minder geboorten in het verleden, minder jongeren voor de toekomst APRIL 2015

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Factsheet ontwikkelingen zorgleerlingen. Algemene Onderwijsbond juni 2011

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Inleiding. Vervolgens worden uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor de regionale woonvisie.

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Gelderland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Utrecht

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Rotterdam / Rijnmond

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose voor provincies

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noordoost- en Zuidoost-Brabant

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

BEVOLKINGS- EN HUISHOUDENSPROGNOSE PROVINCIE LIMBURG Progneff 2014

Bevolkingsprognose Purmerend

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Utrecht

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Demografische ontwikkelingen gemeente Utrechtse Heuvelrug Uitwerking onderzoeksvraag door Radha Parahoe (april 2010)

Actualisatie leerlingenprognose basisonderwijs

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden / Rijn Gouwe

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zuid- en Oost-Gelderland

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juli 2011

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Groningen

Voortgezet onderwijs. Ontwikkeling van het aantal leerlingen in Noord-Brabant. Transvorm Tilburg, januari 2019 T F

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland Augustus 2014

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Zeeland

Procentuele ontwikkeling bevolking

dem Nieuwe EU-lidstaten vergrijzen het sterkst ROB VAN DER ERF inhoud

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Rotterdam / Rijnmond

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Groningen

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Gelderland

Stefan Teeling Leeuwarden, november 2015 FACTSHEET METSLAWIER

Bevolkingsprognose gemeente Groningen

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Holland

Update basisinformatie Koers VO

De bevolkings- en woningbehoefteprognoses Noord-Brabant actualisering 2011: een samenvatting

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Haaglanden en Rijn Gouwe

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio West- en Midden-Brabant

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Factsheet Passend Onderwijs

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Drenthe / Overijssel

Krimp én groei PRIMOS BEVOLKINGSPROGNOSE Op basis van deze factsheet trekken we de volgende conclusies: 2 Bevolkingsomvang

4. Werkloosheid in historisch perspectief

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noordoost- en Zuidoost-Brabant

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg

Drentse Onderwijs monitor

Kleine scholen en leefbaarheid

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Flevoland

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Noord-Gelderland

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Belastingoverzicht 2013

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Zuid Limburg. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

Leerlingenprognose Limburg

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Wonen met Zorg in de anticipeerregio s

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Expertmeeting Regionaal mobiliteitscentrum als perspectief

Regionale arbeidsmarktrapportages. primair onderwijs Regio Midden Limburg. December PO. Van en voor werkgevers en werknemers

De arbeidsmarkt voor leraren po Regio Limburg

Transcriptie:

Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs maart 2008

Inhoud Samenvatting en conclusies 3 2 Deelrapport I Kwantitatieve analyse 11 1 Inleiding 13 2 Ontwikkelingen leerlingen 1991-2005 15 3 Prognoses primair onderwijs 2007-2025 19 4 Prognoses Voortgezet Onderwijs 33 5 Prognoses Middelbaar Beroeps Onderwijs 39 6 Prognoses Hoger Beroeps Onderwijs 43 Bijlage 1: Overzicht respons 47 Bijlage 2: Toelichting sleutels 48 Bijlage 3: Regio indeling naar gemeenten 51 Bijlage 4: Ramingen voortgezet onderwijs naar onderwijstype 52 Deelrapport II Diepteverkenning 55 1 Inleiding 57 2 Analysekader 59 3 Financiële aspecten van krimp 63 4 Krimp en kwaliteit 69 5 Maatregelen 73 Bjlage 1: Gesprekspartners 89

Samenvatting en conclusies De provincie Limburg heeft al een aantal jaren te maken met een krimpende bevolking. Deze krimp wordt enerzijds veroorzaakt door vergrijzing (toenemend aandeel ouderen) en anderzijds door ontgroening (afname aandeel jongeren) van de bevolking. Zowel de vergrijzing als de ontgroening hebben effect op het onderwijsstelsel. De ontgroening doet het aantal leerlingen dalen en de vergrijzing werkt door in het lerarenbestand. Deze ontwikkelingen noodzaken de onderwijsinstellingen tot het nemen van ingrijpende maatregelen, met name ten aanzien van de bekostiging. 3 In opdracht van de Provincie Limburg en enkele schoolbesturen (Innovo, Movare, jongleren (ook namens MosaLira en SKOMergelland), Stichting Limburgs Voortgezet Onderwijs (LVO) en Stichting Voortgezet Onderwijs Parkstad Limburg (SVO/PL) heeft het economisch advies- en onderzoeksbureau APE een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de demografische veranderingen voor het onderwijs. Het onderzoek is begeleid door een begeleidingscommissie bestaande uit de initiatiefnemers en vertegenwoordigers namens de Tripoolgemeenten en van het ministerie van OCW. Het bestaat uit een kwantitatief gedeelte en een diepteverkenning in een aantal gemeenten in Zuid-Limburg. I. Kwantitatieve analyse In de kwantitatieve analyse is voor de gehele provincie Limburg het aantal leerlingen naar onderwijssoort (van primair onderwijs tot hoger onderwijs) geraamd voor de periode 2007-2025. Naast het aantal leerlingen zijn tevens de personeelsbehoefte, de ruimte behoefte en de budgettaire gevolgen geraamd. Dit deel van het onderzoek is ruim opgezet en beslaat de gehele provincie. Primair onderwijs In Limburg is al sinds 1998 een structurele daling gaande van het aantal leerlingen in het primair onderwijs. In de zuidelijke regio s van de provincie heeft de daling enkele jaren eerder al ingezet. Tussen 1998 en 2007 is het aantal leerlingen in de provincie gedaald met 13.000 (-11%). De gerealiseerde krimp valt in het niet bij de daling van het leerlingental die nog in het verschiet ligt. Volgens de jongste ramingen neemt in de provincie Limburg het aantal leerlingen in het primair onderwijs tussen 2007 en 2025 met 23.000 leerlingen af (-24%). Ook in de periode na 2025 moet, in ieder geval tot 2040, rekening worden gehouden met een voortdurende daling van de bevolking. De sterkste daling doet zich voor in de periode 2010-2015, het aantal leerlingen daalt in deze periode met meer dan 2% per jaar.

Binnen Limburg zijn grote regionale verschillen waarneembaar. De Westelijke Mijnstreek zal in de periode 2007-2025 met bijna 30% de grootste daling in het aantal leerlingen tegemoet zien. In het noorden en midden van Limburg heeft de krimp later ingezet en zal naar verwachting minder sterk zijn dan in het zuiden. Maar ook in de meer noordelijke regio s moet rekening gehouden worden met een daling van ruim 20%. De personeelsbehoefte in het primair onderwijs daalt evenredig aan het aantal leerlingen en neemt in Limburg met bijna 1.400 fte s af. De huisvestingsbehoefte daalt eveneens sterk, namelijk met bijna 130.000 m2. 4 Figuur 1: Ontwikkeling Primair Onderwijs 1995-2025 in Limburgse regio s 110 105 100 95 90 85 80 75 70 65 Noord-Limburg Parkstad* Maastricht Heuvelland Midden-Limburg Westelijke Mijnstreek 60 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2010 2020 Voortgezet Onderwijs Het voortgezet onderwijs krimpt in Limburg sinds 2005 licht. Tussen 2005 en 2007 is het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs in de provincie gedaald met ruim 2.000 (-3%). Ook in het voortgezet onderwijs heeft de daling van het aantal leerlingen zich in het zuiden van de provincie al enkele jaren eerder ingezet. De krimp zet zich in de komende jaren versterkt door. Het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs neemt in de periode 2007-2025 naar verwachting met 28% af (17.000 leerlingen). Ook in het voortgezet onderwijs laten de dalingen grote regionale verschillen zien (zie figuur 2). Parkstad gaat de grootste afname in het aantal leerlingen tegemoet met een daling van 35%. De kleinste daling doet zich voor in de regio Noord-Limburg, in deze regio daalt het aantal leerlingen met 22%. Op basis van de meest recente bevolkingprognoses voor de provincie Limburg moet ook na 2025 rekening worden gehouden met een voortgaande daling van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs. De personeelsbehoefte in het voortgezet onderwijs neemt volgens de huidige schatting tot 2025 af met bijna 1.400 fte s. De huisvestingsbehoefte neemt in de periode 2007-2025 met 167.000 m2 af.

Figuur 2: Ontwikkeling Voortgezet Onderwijs 2000-2025 in Limburgse regio s 110 Parkstad Westelijke Mijnstreek Maastricht Heuvelland Noord Limburg Midden Limburg 105 100 95 90 85 80 75 70 5 65 60 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2007 2010 2015 2020 2025 MBO en HBO De ontwikkeling van het aantal MBO- en met name HBO-studenten is in mindere mate demografisch gerelateerd dan de ontwikkelingen in het primair en het voortgezet onderwijs. In het MBO is in de periode 2007-2025 een afname van 25% in het aantal studenten te verwachten, vooral na 2010. Het HBO vertoont als enige onderwijssoort een stijging van het aantal studenten in de komende tien jaar. De daling in het aantal studenten manifesteert zich pas echt in de periode 2020-2025. Structurele karakter van krimp Opvallend is dat de krimp structurele trekken heeft. Ook in de regio s waar de daling van de leerlingenaantallen al is ingezet vóór de eeuwwisseling moet met een voortgaande en zich verdiepende krimp worden gerekend. Op grond van de meest recente bevolkingsprognose is te verwachten dat de bevolkingsdaling tot in ieder geval 2040 doorzet. Gegeven het structurele karakter kan de krimp niet met tijdelijke maatregelen worden opgelost. Het structurele karakter van de krimp verscherpt de opgave waarvoor schoolbesturen en gemeenten zich geplaatst zien. Demografische ontwikkelingen in nationaal perspectief Ook andere regio s in Nederland krijgen te maken met een daling van het aantal leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs (zie figuur 3). Op nationaal niveau is in de periode 2006-2025 een afname van het aantal jeugdigen (0-20 jarigen) te verwachten met 7%. Tegenover een groei van de jeugdige bevolking in grootstedelijke regio s (en Flevoland) staat een afname in meer perifere gebieden. De voorziene krimp in bijv. Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Groningen is vergelijkbaar met de Zuid-Limburgse situatie.

Figuur 3: Ontwikkeling 0-20 jarigen 2006-2025 op regioniveau 100 Zuid-Limburg Oost-Groningen Noord-Limburg Zeeuwsch-Vlaanderen Midden-Limburg Nederland 95 90 85 6 80 75 2006 2010 2015 2020 2025 II Diepteverkenning Het diepteonderzoek concentreert zich op twee regio s in Zuid-Limburg, Parkstad en Maastricht Heuvelland. De kwantitatieve analyse heeft duidelijk gemaakt dat deze regio s reeds langere tijd geconfronteerd worden met teruglopende leerlingaantallen. De hiermee samenhangende opgave wordt de komende jaren verscherpt wanneer het aantal leerlingen jaarlijks circa 2% terugloopt. In de diepteverkenning is onderzocht welke (financiële) gevolgen de demografische ontwikkelingen hebben voor het primair en voortgezet onderwijs en voor de indirect betrokken (gemeentelijke) beleidsterreinen in Parkstad en Maastricht/Heuvelland. Remanenzkosten In een beleidsarm scenario worden scholen geconfronteerd met zgn. Remanenzkosten. Met dit begrip wordt gedoeld op het verschijnsel dat bij teruglopende bevolkingsaantallen de kosten in eerste instantie nagenoeg hetzelfde blijven, terwijl de inkomsten direct dalen. De inkomsten van de schoolbesturen zullen in een min of meer gelijke tred met het aantal leerlingen afnemen omdat de lumpsumbudgetten in het primair en het voortgezet onderwijs sterk gerelateerd zijn aan demografische parameters. Overigens werkt de daling van het aantal leerlingen ook door in het macrobudget. Bij een geringer aantal leerlingen neemt het totale lumpsumbudget dat beschikbaar is voor alle scholen in Nederland dus af. Daarnaast werkt de afname van het aantal leerlingen snel door in de inkomsten van het primair en het voortgezet onderwijs omdat er sprake is van een geringe vertragingsstructuur van één jaar respectievelijk drie maanden in de bekostigingstructuur. De uitgaven van de schoolbesturen lopen echter minder snel terug omdat een deel van de uitgaven vaste lasten zijn. Voorts nemen de personeelskosten toe door de vergrijzing. De hogere kosten van salarissen en van ouderenregelingen (BAPO) worden echter in de bekostiging niet integraal vergoed. Krimp en Kwaliteit Naast een financiële component kent de krimp ook een kwalitatieve component. Door de terugloop van de inkomsten en door de inflexibiliteit in de materiële kosten worden personele uitgaven verdrongen en komen maatschappelijke gewenste onderwijsvernieuwingen

in de knel. Dit probleem wordt verscherpt door het feit dat de macrobudgetten voor materiële bekostiging structureel te laag zijn vastgesteld. In de komende jaren komen personele budgetten in het voortgezet onderwijs verder onder druk te staan omdat de terugloop van het aantal leerlingen sneller verloopt dan de natuurlijke uitstroom van docenten. Door deze asynchrone ontwikkeling dreigt de instroom van nieuwe docenten op te drogen waardoor de kwaliteit van het onderwijs in het geding komt. Daarnaast heeft de afname in het aantal leerlingen ook een direct gevolg op de kwaliteit wanneer er té kleine scholen ontstaan die uit onderwijskundig oogpunt niet gewenst zijn. Bovendien heeft de daling van leerlingen ook negatieve gevolgen voor de segregatie. Met name in Maastricht is dit verschijnsel zichtbaar. Aangezien de krimp verder doorzet, zullen er maatregelen moeten worden genomen om de negatieve gevolgen van krimp te beperken 7 Maatregelen Scholen en overheden in Zuid-Limburg hebben met vertraging op de krimp gereageerd. Uitzondering vormt de gemeente Kerkrade waar al sinds 1998 een ingrijpend proces van herstructurering en kwaliteitsverbetering is ingezet. Maar ook in deze gemeente zullen aanvullende maatregelen moeten worden getroffen om aan de voortdurende krimp het hoofd te blijven bieden. Inmiddels is er bij gemeenten en schoolbesturen in Zuid-Limburg een toenemend gevoel van urgentie waarneembaar. Deze urgentie is echter zeker nog niet overal in Limburg in voldoende mate aanwezig. De beperkte respons op de enquêtes en de zeer uiteenlopende kwaliteit van de antwoorden zijn een vingerwijzing dat nog niet alle schoolbesturen en gemeenten in Limburg op dit moment de demografische ontwikkelingen hoog op de agenda hebben staan. Veel schoolbesturen en gemeenten hebben alleen ramingen tot en met 2010 tot hun beschikking. Een lange termijn visie ontbreekt veelal. Waar ramingen voor de langere termijn zijn ontwikkeld zijn deze in sommige gevallen gebaseerd op zeer optimistische vooronderstellingen. Huisvestingsplannen Om het verschil in inkomsten en uitgaven te verkleinen worden verschillende maatregelen getroffen. In de onderzochte regio s zijn integrale huisvestingsplannen geformuleerd, in samenwerking tussen de gemeente, schoolbesturen en kindpartners zoals kinderdagverblijven, naschoolse opvang en sociaal cultureel werk. De operationele uitwerking van de plannen verschilt nog sterk per gemeente en loopt uiteen van het vaststellen van uitgangspunten tot het beschrijven van scenario s en formuleren van concrete maatregelen. In alle integrale huisvestingsplannen is de doelstelling schaalvergroting in combinatie met kwaliteitsverhoging. Waar mogelijk wordt met tijdelijke en flexibele bouw geanticipeerd op krimp. De uitwerking van de huisvestingsplannen is een aandachtspunt. Vaak ontbreekt nog een financiële paragraaf. Schaalvergroting en regionalisatie Een belangrijke succesfactor bij het doorvoeren van noodzakelijke maatregelen wordt gevormd door de schaalvergroting op school- en bestuursniveau. De schaalvergroting bij

8 de schoolbesturen op bestuurlijk niveau bevordert de samenwerking in positieve zin. Gemeenten behoeven daardoor met veel minder partijen overleggen. Daarnaast zijn de gefuseerde schoolbesturen professioneler dan voorheen waardoor ze kunnen meedenken over mogelijke scenario s en maatregelen. Dit neemt niet weg dat uit de interviews naar voren komt dat de samenwerking tussen gemeenten en schoolbesturen voor verbetering vatbaar is. Ook op bestuurlijk niveau worden samenwerkingsverband geïntensiveerd. Op dit moment gaan de grote schoolbesturen in het voortgezet onderwijs (SVO PL en LVO) na hoe zij in samenwerking de krimp kunnen opvangen en tegelijkertijd een kwaliteitslag kunnen maken. Investeringen Om de kwaliteit van de scholen te waarborgen en om het voorzieningen-niveau in overeenstemming te brengen met de veranderende bevolkingsomvang moet er extra geïnvesteerd worden in het onderwijs. Deze investeringen dienen in eerste instantie te komen vanuit de gemeente en vanuit het schoolbestuur. De reservepositie van de schoolbesturen in Zuid-Limburg bevat op dit moment nog enige buffer om een deel van de Remanenzkosten op te vangen. Zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs is de weerstandspositie van de schoolbesturen vergelijkbaar met de rest van Nederland. We moeten ons echter realiseren dat de grootste dalingen nog moeten komen en dat we nog aan het begin staan van een langdurig aanpassingstraject. Van de verwachte leerlingendaling tot 2025 is in Limburg op dit moment nog slechts 20% gerealiseerd. Het structurele en hardnekkige karakter van krimp vergt daarom middelen die al binnen enkele jaren de reserves van de scholen ver te boven gaan. Eenzelfde opmerking geldt grosso modo voor de bijdragen van de gemeenten. Het algemene beeld is dat de gemeenten in Zuid-Limburg op dit moment minder geld uitgeven aan onderwijshuisvesting dan zij uit het Gemeentefonds ontvangen. Daarmee wijken de Limburgse gemeenten niet af van het landelijke beeld. Op korte termijn zou een verhoging van het onderwijshuisvestingsbudget door de gemeenten de financiële problematiek enigszins verlichten. De ervaring met Kerkrade waar de leerlingendaling het eerst is ingetreden en waar al vroeg in het beleid is geaccommodeerd leert echter dat de budgetten voor onderwijshuisvesting uit het Gemeentefonds niet voldoende zijn om de noodzakelijke toekomstige aanpassingen door te voeren. Naar verwachting zal deze gemeente vanaf 2010 25% van de uitgaven voor onderwijshuisvesting moeten dekken uit de algemene reserve. Dat zal de gemeente voor pijnlijke keuzes stellen. Daarbij moeten we ons realiseren dat de middelen die gemeenten ontvangen uit het Gemeentefonds eveneens sterk demografisch gedreven zijn waardoor in de Limburgse regio s ook andere gemeentelijke sectoren geconfronteerd worden met teruglopende inkomsten bij (aanvankelijk) gelijkblijvende uitgaven. De doorwerking van de krimp naar andere maatschappelijke sectoren beperkt de bijdragen die vanuit die sectoren kunnen worden geleverd. De woningmarkt is in sommige regio s in Limburg door een ontbrekende marktvraag zeer onevenwichtig waardoor de interesse voor vrijkomende onderwijsgebouwen en grond gering of zelfs afwezig is.

Scholen en gemeenten zijn zich ervan bewust dat bij een geringer leerlingenaantal een structureel lager voorzieningen- en bekostigingsniveau hoort. Tegelijk moet worden geconstateerd dat de weg naar het structureel lagere niveau tijdelijk, maar gezien het karakter van de krimp langjarig, substantiële extra kosten met zich meebrengt. Schoolbesturen en gemeenten constateren dat de ruimte om de kosten van krimp te financieren steeds kleiner wordt en binnen enkele jaren volstrekt tekortschiet. De bekostigingsystematiek in het onderwijs is niet ingesteld op massieve en langjarige krimpsituaties. Zonder aanpassing in de bekostigingsystematiek lopen de scholen grote financiële risico s die doorwerken in de kwaliteit van het onderwijs en de leefbaarheid van de wijken en dorpen. 9

10

Deelrapport I Kwantitatieve analyse 11

12

1 Inleiding 1.1 Aanleiding De provincie Limburg heeft al een aantal jaar te maken met een krimpende bevolking. Deze krimp wordt enerzijds veroorzaakt door de vergrijzing en anderzijds door de ontgroening van de bevolking. Zowel de vergrijzing als de ontgroening hebben effect op het onderwijsstelsel. Door de ontgroening neemt het aantal leerlingen af en de vergrijzing werkt door in het lerarenbestand. Deze ontwikkelingen noodzaken de onderwijsinstellingen tot het nemen van ingrijpende maatregelen. 13 In dit rapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat APE in opdracht van de Provincie Limburg en een aantal Limburgse schoolbesturen heeft uitgevoerd naar de gevolgen van de demografische veranderingen voor het onderwijs. Het APE-onderzoek bestaat uit twee delen, een kwantitatieve analyse en een diepteverkenning. Dit deelrapport heeft betrekking op de kwantitatieve analyse. Daarin is het aantal leerlingen naar onderwijssoort geraamd voor de periode 2007-2025. Naast het aantal leerlingen zijn tevens de personeelsbehoefte, de ruimte behoefte en de budgettaire gevolgen geraamd. Dit deel van het onderzoek is ruim opgezet en beslaat de gehele provincie. 1.2 Onderzoeksvragen De probleemstelling van de kwantitatieve analyse kan als volgt worden geformuleerd: Wat zijn - onderscheiden naar schoolsoorten- bij ongewijzigd beleid de gevolgen van demografische ontwikkelingen in Limburg voor leerlingen, personeel, gebouwen en bekostiging op provinciaal, subregionaal en stedelijk niveau? De probleemstelling voor de diepteverkenning laat zich als volgt omschrijven: Welke (vooral financiële gevolgen) hebben de demografische ontwikkelingen voor het PO/VO onderwijs in Parkstad en Maastricht/ Heuvelland; voor de indirect betrokken (gemeentelijke) beleidsterreinen in deze subregio s in de periode 2007-2015?

14 1.3 Aanpak in hoofdlijnen In het kwantitatieve deel is van verschillende databronnen gebruik gemaakt. De aanvankelijke opzet voor het maken van de prognoses leunde zwaar op de informatie van de schoolbesturen over de toekomstige situatie in het onderwijs in Limburg. Daartoe is een enquête uitgezet onder alle Limburgse schoolbesturen waarin werd gevraagd naar ramingen van leerlingen, personeel en het bruto vloeroppervlak voor de periode tot en met 2025. Daarnaast werd gevraagd naar het budget voor personeel, materieel en huisvesting. Uit de respons bleek dat het voor veel schoolbesturen niet mogelijk was om de gevraagde ramingen op korte termijn te leveren. De voornaamste redenen hiervoor waren capaciteits- en tijdgebrek. Schoolbesturen die wel in staat waren gegevens aan te leveren, waren sterk geografisch geclusterd. Een representatief provinciaal beeld ontbrak daardoor. Bovendien verschilden de door de schoolbesturen toegepaste ramings methodieken aanzienlijk van elkaar, waardoor het maken van een vergelijking bemoeilijkt werd. 1 Om toch een adequate prognose te kunnen maken voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs is gebruik gemaakt van de bevolkingsprognose 2008-2040 van de provincie Limburg. Voor het primair onderwijs is de prognose van het aantal jongeren in de leeftijd 4 tot en met 11 jaar plus 30% van de 12-jarigen gebruikt. Voor het voortgezet onderwijs is de groep 13- tot en met 18-jarigen plus 70% van de 12-jarigen gehanteerd als basis voor de prognose van het aantal leerlingen. Voor het voortgezet onderwijs zijn verder gegevensbronnen van het Cfi toegepast om de uitgangspositie van de prognoses vast te stellen. Daarnaast is voor het primair onderwijs gebruik gemaakt van de bekostigingsformules van het ministerie van OC&W om zo de bruto vloeroppervlakte, de personeelsbehoefte en het benodigde budget te voorspellen. Voor het voortgezet onderwijs zijn dergelijke formules afgeleid uit een prognosemodel van LVO. Het ministerie van OC&W en het Cfi hebben tevens gegevens geleverd om een prognose te kunnen maken voor zowel het middelbaar beroepsonderwijs als het hoger beroepsonderwijs. Voor deze twee typen onderwijs hebben wij ons beperkt tot het maken van leerlingenramingen. 1.4 Opzet en indeling kwantitatieve analyse In hoofdstuk 1 wordt gestart met een terugblik op de ontwikkeling van het aantal leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs in de periode 1991-2005. In de hoofdstukken 1 tot en met 6 worden voor verschillende onderwijssoorten prognoses van het aantal leerlingen, de benodigde huisvesting, de personeelsbehoefte en de aanverwante kosten gepresenteerd voor het (speciaal) primair en het voortgezet onderwijs en het middelbaar- en hoger beroepsonderwijs. De opbouw van de hoofdstukken verloopt identiek. Eerst wordt er een toelichting gegeven op de toegepaste methodiek waarna de resultaten worden gepresenteerd en de validiteit van de ramingen wordt behandeld. 1 In bijlage 1 staat een overzicht van de respons.

2 Ontwikkelingen leerlingen 1991-2005 15 2.1 Inleiding Alvorens de blik te richten op de effecten van krimp in de toekomst van het onderwijs in Limburg analyseren we eerst de ontwikkelingen uit het verleden te analyseren. In paragraaf 2.2 laten we zien dat de krimp een fenomeen is dat al langer in delen van Limburg waarneembaar is. Voor een deel kan de krimp verklaard worden uit migratie. In paragraaf 2.3 besteden we aandacht aan de migratie van leerlingen van en naar België. 2.2 Aanvang krimp 2.2.1 Primair onderwijs Figuur 1 laat het verloop van het aantal leerlingen in het primair onderwijs zien in de periode 1995 tot en met 2005. Uit de grafiek wordt duidelijk dat Parkstad de eerste regio is die met krimp wordt geconfronteerd. In Parkstad neemt het aantal leerlingen in het primair onderwijs vanaf 1997 jaarlijks gemiddeld met bijna 2% af. In de Westelijke Mijnstreek zet de daling in het primair onderwijs een jaar later in. De daling is echter minder sterk dan in Parkstad. In de periode 1998-2005 neemt in deze regio het aantal leerlingen jaarlijks met gemiddeld 0,8% af. Maastricht Heuvelland heeft vanaf 1999 met een dalend aantal leerlingen in het primair onderwijs te maken, gemiddeld 1,2% per jaar. Met name in de noordelijke delen van de provincie is de krimp later waarneembaar en geringer van omvang. In de regio Midden-Limburg stabiliseert het aantal leerlingen vanaf 1998. De eerste tekenen van krimp zijn in 2002 waarneembaar. In de periode 2002-2005 is de krimp jaarlijks 0,8%. In Noord-Limburg vindt de stabilisatie van het aantal leerlingen een jaar later plaats (1999), hier zet de daling van het aantal leerlingen zich eveneens in 2002 in. Hier is de jaarlijkse daling van het aantal leerling in de periode 2002-2005 0,5%. In figuur 2 is de krimp op gemeentelijk niveau geanalyseerd. Daarbij valt op dat de demografische ontwikkelingen per gemeente behoorlijk kunnen verschillen. In Kerkrade zet de krimp in 1996 als eerste in. Het aantal leerlingen in het primair onderwijs neemt hier vanaf 1996 structureel af met gemiddeld 2,4% per jaar. Dit resulteert in een afname van meer dan 20% in de periode 1996-2005. De gemeente Heerlen krijgt vanaf 1997 te maken met een dalend aantal leerlingen binnen het primair onderwijs. De afname in het aantal leerlin-

gen is in de periode 1997-2005 16%, wat een jaarlijkse afname betekent van gemiddeld 1,9%. De gemeente Maastricht wordt als laatste met een dalend aantal leerlingen geconfronteerd. In deze gemeente is in 1999 de eerste daling waar te nemen. Vanaf 1999 daalt het aantal leerlingen in Maastricht met gemiddeld 1,3% per jaar. Figuur 1: Ontwikkeling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs 1995-2005 onderverdeeld naar regio 16 110 Noord-Limburg Parkstad* Maastricht Heuvelland Midden-Limburg Westelijke Mijnstreek 105 100 95 90 85 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Bron: CBS (bewerking APE) Figuur 2: Ontwikkeling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs 1995-2005 in drie gemeenten in Zuid- Limburg 105 Heerlen Kerkrade Maastricht 100 95 90 85 80 75 70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Bron: CBS (bewerking APE)

2.2.2 Voortgezet Onderwijs De daling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs bereikt het voortgezet onderwijs enkele jaren later. In de gehele provincie Limburg is in 2004 sprake van een omslagpunt wanneer het aantal leerlingen (licht) daalt met 0,5%. In figuur 3 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de krimp in het voortgezet onderwijs binnen de vijf Limburgse regio s. Logischerwijze manifesteert ook hier de krimp zich als eerste in Parkstad (2002). In Parkstad daalt het aantal leerlingen van 2002 tot en met 2005 met 0,4% per jaar. Maastricht-Heuvelland doet de krimp in 2003 zijn intrede. Hier is de jaarlijkse daling 0,9%. De Westelijke Mijnstreek ziet in 2002 een eerste daling in het aantal leerlingen. Deze daling wordt een jaar later echter weer omgezet in een lichte stijging, in 2004 is er een duidelijkere daling waarneembaar in deze regio. In totaal neemt het aantal leerlingen in de Westelijke Mijnstreek in de periode 2002 2005 nauwelijks af. Ook in de noordelijkere provincies is al enige krimp zichtbaar in de periode 2000-2005. Noord Limburg heeft sinds 2002 al een dalend aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs. Deze daling is echter geringer dan in de zuidelijkere regio s, namelijk 0,1% per jaar. In Midden-Limburg zijn in 2004 de eerste tekenen van krimp zichtbaar. 17 Figuur 3: Ontwikkeling aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs 2000-2005 naar regio Parkstad Westelijke Mijnstreek Maastricht Heuvelland 110 Noord Limburg Midden Limburg 105 100 95 90 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Bron: CBS (bewerking APE)

18 2.3 Migratie van leerlingen Een mogelijke verklaring van de leerlingendaling zou gelegen kunnen zijn in de migratie van leerlingen. Uit cijfers van de gemeente Maastricht blijkt dat het aantal Maastrichtse kinderen dat primair onderwijs volgt in België tussen 2002 en 2007 weliswaar nagenoeg is verdubbeld, maar dit aantal blijft nog altijd achter bij het redelijk stabiele aantal leerlingen dat vanuit België onderwijs in Maastricht volgt. Per saldo neemt de nettomigratie naar Nederland tussen 2002 en 2007 af van 132 leerlingen naar 47 leerlingen. Als deze trend doorzet zal in de komende jaren een negatief migratiesaldo ontstaan in het primair onderwijs. In dat geval wordt de verwachte afname in het aantal leerlingen versterkt. Binnen het voortgezet onderwijs is sprake van een afwijkend beeld. Hier is vanaf het schooljaar 2004/2005 een negatief migratiesaldo zichtbaar van ruim 80 leerlingen. Er volgen dus jaarlijks meer Maastrichtse leerlingen voortgezet onderwijs in België dan omgekeerd. Deze ontwikkeling wordt vooral veroorzaakt door de forse toename (+250%) van het aantal Maastrichtse leerlingen dat onderwijs volgt in België in de periode 2002-2007. Ook in het voortgezet onderwijs zal een continuering van de trendmatige ontwikkeling de daling van het aantal leerlingen in de toekomst verscherpen.

3 Prognoses primair onderwijs 2007-2025 19 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden leerlingenramingen gepresenteerd die betrekking hebben op het primair onderwijs. In paragraaf 3.2 komt het reguliere basisonderwijs aan bod en in paragraaf 3.3 wordt vervolgens het speciale basisonderwijs behandeld. 3.2 Primair onderwijs 3.2.1 Inleiding In deze paragraaf worden de ramingen voor het primair onderwijs getoond. In paragraaf 3.2.2 wordt de toegepaste methodiek toegelicht. Vervolgens worden de resultaten van onze prognoses gepresenteerd. Het betreft hier de prognoses van het aantal leerlingen, de personeelsbehoefte, huisvestingsbehoefte en de budgettaire gevolgen hiervan. Vervolgens wordt de validiteit van de prognoses besproken. 3.2.2 Methodiek De oorspronkelijke opzet van het onderzoek was de ramingen rechtstreeks te betrekken van de schoolbesturen. Een flink aantal schoolbesturen kon om verscheidene redenen de gewenste gegevens echter niet leveren. Daarnaast was geretourneerde informatie niet altijd bruikbaar en niet representatief voor de gehele provincie door sterke geografische clustering en grote verschillen in toegepaste methodes. Verder gaf het gros van de enquêtes alleen leerlingenramingen, omdat het voor schoolbesturen een arbeidsintensieve en gecompliceerde taak is om tevens ramingen te maken voor personeel en ruimtebehoefte. Omdat de gegevens uit de enquêtes niet toereikend waren voor het trekken van conclusies heeft APE naast de ramingen van schoolbesturen andere bronnen geraadpleegd. Om toch een valide voorspelling te kunnen doen omtrent het aantal leerlingen in het primair onderwijs is de bevolkingsprognose voor de Provincie Limburg gebruikt. Het betreft hier een prognose van de basisgeneratie 4- tot en met 11 jarigen en 30% van het aantal twaalfjarigen 2, gemaakt door het onderzoeksbureau Etil. De ramingen van Etil zijn gebaseerd op de middenvariant van de lange termijn bevolkingsprognose van het CBS. Deze raming wordt gebruikt om per gemeenten en per leeftijdsjaar een prognose te maken op basis van gemeentelijk specifieke vruchtbaarheidscijfers, sterftekansen en migratiesaldi. 2 Deze basisgeneratie vertegenwoordigt de basisschoolpopulatie van een gemeente aangezien alle kinderen in deze leeftijd een leerplicht hebben.

Op basis van de bevolkingsprognoses van Etil heeft APE prognoses gemaakt over het aantal leerlingen in de periode 2007 2025. Een voordeel van deze prognoses is dat voor iedere gemeente dezelfde methodiek is toegepast. Dit vergemakkelijkt het vergelijken van de ramingen met elkaar. Daarnaast zijn de ramingen van Etil zeer recent (januari 2008). 20 Over de behoefte aan personeel, huisvesting en bekostiging gaf de respons op de enquête onder de schoolbesturen slechts in zeer beperkte mate informatie. Om toch een vertaalslag te kunnen maken zijn door APE sleutels toegepast op de leerlingenramingen die een beeld geven van de effecten van de krimp op de bekostiging, de inzet van het personeel en de omvang van de huisvesting. Deze sleutels zijn afgeleid uit de bekostigingssystematiek van het ministerie van OC&W. Tevens is gebruik gemaakt van rekentools op de website onderwijspaleis.nl. In bijlage 2 staat een beschrijving van de toegepaste sleutels. 3.2.3 Resultaten Leerlingenramingen In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het aantal leerlingen per regio en gemeente. Tabel 1 : Leerlingramingen 2007-2025 Primair Onderwijs (absolute getallen) Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 99.096 93.884 82.143 76.828 75.783 Noord-Limburg 27.594 26.675 23.762 21.942 21.688 Midden-Limburg 21.546 20.644 18.067 16.799 16.614 Parkstad* 20.128 18.965 16.546 15.704 15.491 Westelijke Mijnstreek 13.460 12.314 10.676 9.806 9.576 Maastricht Heuvelland 16.367 15.285 13.092 12.577 12.413 Heerlen 6.997 6.590 5.889 5.628 5.463 Kerkrade 3.401 3.160 2.863 2.839 2.845 Landgraaf 3.110 3.061 2.703 2.498 2.391 Maastricht 8.620 8.068 6.937 6.458 6.373 Roermond 4.809 4.730 4.401 4.273 4.206 Sittard-Geleen 8.381 7.794 6.678 6.273 6.214 Venlo 8.130 8.019 7.697 7.353 7.139 Venray 4.285 4.054 3.367 2.982 2.808 Weert 4.576 4.263 3.759 3.534 3.510 * inclusief gemeente Nuth Bron: Etil, bewerkt door APE Uit de tabel komt naar voren dat in de provincie Limburg het aantal leerlingen in het primair onderwijs tussen 2007 en 2025 terugloopt met ruim 23.000 leerlingen. Dit is een daling van ruim 24% (1,5% per jaar). De verwachte krimp is daarmee op jaarbasis sterker dan in de periode tot 2007, toen de gemiddelde daling 1% per jaar bedroeg. De krimp manifesteert zich het sterkst in de periode 2010-2015. Het leerlingenaantal neemt in deze periode met 2,5% per jaar af. In de periode 2015-2020 zwakt de krimp af naar ruim 1% per jaar. In de periode 2020-2025 daalt het aantal leerlingen nog licht.

De Westelijke Mijnstreek is in de periode 2007-2025 de snelst krimpende regio. In de periode 2007-2010 neemt hier het aantal leerlingen met 9% af. Parkstad en Maastricht Heuvelland zien eveneens een forse daling tegemoet in het aantal leerlingen. In de periode 2007-2010 neemt het aantal leerlingen in deze regio s met respectievelijk 7% en 6% af. De sterkste krimp is in de periode 2010-2015 waar te nemen. In alle Limburgse regio s neemt het aantal leerlingen fors af. De daling varieert van 11% in Noord-Limburg tot 15% in Maastricht Heuvelland. In de periode 2015-2020 vlakt de krimp in heel Limburg af, het sterkst in de regio s Westelijke Mijnstreek en Parkstad. De leerlingendaling in deze regio s ongeveer even hoog als in de rest van Limburg (7%). In de laatste periode lijkt de krimp zich in de verschillende regio s redelijk te stabiliseren, het aantal leerlingen blijft echter afnemen met 1 à 2%. 21 Op gemeentelijk niveau zijn er duidelijke verschillen te zien in de prognoses. In de gemeenten Heerlen, Kerkrade, Maastricht, Sittard-Geleen en Weert neemt het aantal leerlingen in de periode 2007-2010 met 6 à 7% af, terwijl het leerlingenbestand in de overige grote gemeenten met een geringere afname te maken hebben. De daaropvolgende periode hebben alle gemeenten met een forse krimp te maken. Vooral Venray ziet een grote daling in het aantal leerlingen tegemoet (21%), maar ook steden als Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Sittard-Geleen en Weert zullen in deze periode te maken krijgen met een grote daling in het aantal leerlingen. De gemeente Venlo kent tussen 2010 en 2015 de laagste daling. De daling van het aantal leerlingen in de grote gemeenten zet door in de periode 2015-2020, zij het in een lager tempo. De laatste periode vertoont een stabilisatie. Venray, Sittard-Geleen en Maastricht zullen over de gehele periode de grootste daling zien in het aantal leerlingen. In deze steden ligt de krimp tussen de 25 en 35%. Tegen deze achtergrond is de daling in Venlo en Roermond met ongeveer 12% bescheiden te noemen. Personeelsbehoefte De daling van het aantal leerlingen in het primair onderwijs zal zich weerspiegelen in de personeelsbehoefte. In Tabel 2 wordt de personeelsbehoefte weergegeven (in aantal onderwijs fte s). Voor de provincie Limburg als geheel neemt de personeelsbehoefte over de gehele periode gelijkmatig af met de daling in het aantal leerlingen. In totaal neemt in de Provincie Limburg de personeelsbehoefte in de periode 2007-2025 met bijna 1400 fte s af. In de Westelijke Mijnstreek is procentueel gezien de grootste afname in personeelsbehoefte, in deze loopt de personeelsbehoefte terug met 233 fte s af. Noord-Limburg heeft daarentegen verhoudingsgewijs de minste afname in personeelsbehoefte te verwachten. Het zwaartepunt in de vermindering van de personeelsbehoefte ligt tussen 2010 en 2015. In die periode neemt de personeelsbehoefte in de provincie Limburg af met ruim 12% (700 fte s).

22 Tabel 2: Personeelbehoefte 2007-2025 Primair Onderwijs (in fte s) Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 5.946 5.633 4.929 4.610 4.547 Noord-Limburg 1.656 1.601 1.426 1.317 1.301 Midden-Limburg 1.293 1.239 1.084 1.008 997 Parkstad* 1.208 1.138 993 942 929 Westelijke Mijnstreek 808 739 641 588 575 Maastricht Heuvelland 982 917 786 755 745 Heerlen 420 395 353 338 328 Kerkrade 204 190 172 170 171 Landgraaf 187 184 162 150 143 Maastricht 517 484 416 387 382 Roermond 289 284 264 256 252 Sittard-Geleen 503 468 401 376 373 Venlo 488 481 462 441 428 Venray 257 243 202 179 168 Weert 275 256 226 212 211 * inclusief gemeente Nuth Bron: Ettil, bewerkt door APE Huisvestingsbehoefte Ook de behoefte aan huisvesting is sterk gerelateerd aan het aantal leerlingen. Het benodigde aantal vierkante meter is berekend op basis van het aantal klaslokalen en het aantal scholen dat weer is afgeleid van het aantal leerlingen. Op deze manier is per gemeente een prognose gemaakt van het bruto vloeroppervlak waar de gemeente recht op heeft. In Tabel 3 wordt de ruimtebehoefte per gemeente weergegeven. Aangezien de afname van het aantal leerlingen in de periode 2010-2015 het sterkst speelt, is de daling in de ruimtebehoefte tevens het grootst in deze periode. Het benodigde bruto vloeroppervlak neemt in de provincie Limburg in de periode 2007-2025 met 128.905 m2 af (24%). De daling in de ruimtebehoefte neemt sneller af dan de daling in het aantal leerlingen. Dit komt omdat de berekening van het aantal benodigde vierkante meters gerelateerd is aan het geraamde aantal groepen per gemeente. Indien de afname in het aantal leerlingen marginaal is, hoeft dit dus geen afname in het aantal groepen en derhalve het aantal vierkante meters te betekenen. Als het aantal leerlingen substantieel daalt, heeft dit tot gevolg dat het aantal groepen nog harder terugloopt.

Tabel 3: Huisvestingsbehoefte (Benodigde Bruto Vloeroppervlakte in m 2 ) 2007-2025 voor Primair Onderwijs Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 542.535 508.795 444.360 419.090 413.630 Noord-Limburg 152.425 145.845 127.470 120.505 118.965 Midden-Limburg 118.720 111.405 98.070 91.175 90.930 Parkstad* 108.290 103.040 90.125 85.610 84.875 Westelijke Mijnstreek 73.640 66.500 57.540 52.780 51.590 Maastricht Heuvelland 89.460 82.005 71.155 69.020 67.270 Heerlen 38.080 35.700 32.130 29.750 29.750 Kerkrade 17.850 16.660 15.470 15.470 15.470 Landgraaf 16.660 16.660 14.280 14.245 13.090 Maastricht 46.410 42.840 36.890 34.510 34.510 Roermond 26.180 24.990 23.800 22.610 22.610 Sittard-Geleen 45.220 41.650 35.700 33.320 33.320 Venlo 44.030 42.840 41.650 39.270 38.080 Venray 24.605 21.420 17.850 16.835 15.470 Weert 24.990 22.610 20.230 19.040 19.040 * inclusief gemeente Nuth Bron: Etil, bewerkt door APE 23 Personeelsbekostiging Nadat er een schatting is gemaakt van de personeelsbehoefte kan deze schatting worden vertaald naar de bekostiging van het personeel. Deze bekostiging is sterk gerelateerd aan de ontwikkeling van het aantal leerlingen en laat daarom het zelfde verloop zien als de prognose voor het aantal leerlingen. Uit tabel 4 is af te lezen dat de bekostiging vanuit de overheid voor het personeel in de periode 2007-2025 met 59 mln. terugloopt.

24 Tabel 4: Personeelsbekostiging (x 1.000) 2007-2025 voor Primair Onderwijs Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 255.129 239.753 210.207 197.848 195.479 Noord-Limburg 71.220 68.292 60.729 56.388 55.978 Midden-Limburg 55.505 52.709 46.172 43.181 42.842 Parkstad* 51.766 48.422 42.401 40.528 39.945 Westelijke Mijnstreek 34.508 31.371 27.290 25.224 24.708 Maastricht Heuvelland 42.130 38.959 33.615 32.526 32.006 Heerlen 18.066 16.860 15.133 14.534 14.086 Kerkrade 8.718 8.100 7.361 7.355 7.329 Landgraaf 7.994 7.843 6.903 6.419 6.143 Maastricht 22.257 20.662 17.816 16.681 16.502 Roermond 12.442 12.163 11.325 11.022 10.844 Sittard-Geleen 21.467 19.847 17.119 16.181 16.058 Venlo 21.015 20.651 19.772 18.907 18.384 Venray 11.069 10.302 8.586 7.629 7.230 Weert 11.758 10.871 9.635 9.096 9.075 * inclusief gemeente Nuth Bron: Etil, bewerkt door APE Materiële bekostiging Afsluitend is een prognose gemaakt voor de materiële bekostiging. Tabel 5 geeft hier een overzicht van. De materiële bekostiging loopt over de periode 2007-2025 voor de gehele Provincie Limburg met 13 mln. terug. De regio s zien een terugloop van rond de 2 mln. tegemoet, en op stedelijk niveau zal het budget maximaal met circa 1 mln. afnemen.

Tabel 5: Materiële bekostiging (x 1.000) 2007-2025 voor Primair Onderwijs Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 54.255 51.175 44.705 41.964 41.425 Noord-Limburg 15.158 14.622 12.866 12.007 11.890 Midden-Limburg 11.829 11.228 9.844 9.162 9.089 Parkstad* 10.938 10.337 9.052 8.566 8.480 Westelijke Mijnstreek 7.366 6.693 5.802 5.326 5.203 Maastricht Heuvelland 8.964 8.296 7.141 6.904 6.764 Heerlen 3.825 3.594 3.223 3.031 2.987 Kerkrade 1.825 1.700 1.559 1.553 1.554 Landgraaf 1.686 1.673 1.456 1.386 1.311 Maastricht 4.686 4.356 3.748 3.497 3.475 Roermond 2.629 2.547 2.398 2.303 2.285 Sittard-Geleen 4.561 4.221 3.617 3.387 3.371 Venlo 4.433 4.342 4.195 3.981 3.863 Venray 2.386 2.183 1.816 1.646 1.545 Weert 2.506 2.300 2.043 1.922 1.916 * inclusief gemeente Nuth Bron: Etil, bewerkt door APE 25 3.2.4 Validiteit De bovenstaande leerlingenprognoses zijn vergeleken met de ramingen van een drietal Limburgse gemeenten: Kerkrade, Roermond en Heerlen elk van deze gemeenten heeft onderzoeksbureau Pronexus ingeschakeld om een prognose te maken voor hun gemeente. De ramingen van Pronexus zijn net als die van Etil gebaseerd op de ontwikkeling van de basisgeneratie. Pronexus maakt gebruik van software die wordt toegepast bij het opstellen van wijkgerichte bevolkingsprognoses van inwoners van 4 tot en met 12 jaar. Deze prognose wordt gekoppeld aan het herkomstgebied van leerlingen van een basisschool, om zo een prognose per school te kunnen maken. De ramingen van de gemeente Roermond dateren uit januari 2007 en geven een prognose voor de basisscholen in Roermond. Ten opzichte van de Etil ramingen vertoont de prognose van Pronexus een positiever beeld. Pronexus gaat in de prognose uit van een toename van de basisgeneratie tot en met 2017. Deze stijging kan voornamelijk worden toegeschreven aan een verwachte bevolkingstoename in het nieuwbouwgebied Oolderveste. Echter, ook wanneer de nieuwbouw buiten beschouwing wordt gelaten blijft er nog een stijging tot 2010 in het huidige bebouwde gebied waarneembaar in de raming van de gemeente Roermond. Gegeven dit verschil in uitkomst is ook de CBS-raming voor de relevante leeftijdscategorie in beschouwing genomen. Het CBS raamt eveneens een daling in het aantal leerlingen over de gehele periode.

De prognose van de gemeente Kerkrade stamt uit 2006. Pronexus hanteert voor de prognose van de basisgeneratie ditmaal dezelfde leeftijdsgroep als Etil, namelijk het aantal 4 tot en met 11 jarigen plus 30% van de 12 jarigen. De prognose van de gemeente Kerkrade en de leerlingenramingen uit dit rapport vertonen in de eerste periode een identiek verloop. In de periode 2010-2015 voorspelt Etil een snellere daling dan Pronexus. In de laatste twee periodes is de daling die Etil prognosticeert geringer dan die van Pronexus. De daling over de gehele periode is echter eenduidig. 26 De leerlingenramingen van Pronexus voor de gemeente Heerlen laten voor de periode 2007-2015 een gelijk verloop zien als de ramingen van Etil. De prognose van de gemeente Heerlen voorspelt echter een grotere krimp in de periode 2015-2025 dan de raming van Etil. De ramingen van Etil zijn ook vergeleken met ramingen die schoolbesturen hebben aangeleverd. De meeste ramingen komen overeen met die van Etil. Er zijn echter twee uitzonderingen. Voor de gemeente Eijsden zit er een fors verschil tussen de ramingen van Etil en het schoolbestuur. De raming van Etil voorspelt dat het aantal leerlingen fors toeneemt in de periode 2015-2020, terwijl het schoolbestuur van een minder forse stijging uitgaat. Dit verschil kan worden veroorzaakt door de veronderstellingen ten aanzien van het tempo van uitvoering van bouwplannen in de gemeente. Daarnaast is er in de raming voor de gemeente Sevenum een verschil tussen de raming van het schoolbestuur en Etil. Het schoolbestuur voorspelt dat in de periode 2020 2025 het aantal leerlingen afneemt, terwijl Etil een toename voorspelt. Het verloop van het aantal leerlingen is tot 2015 echter gelijk. 3.3 Speciaal basisonderwijs 3.3.1 Inleiding Ook voor het speciaal basisonderwijs zijn prognoses gemaakt. De opbouw van deze paragraaf kent dezelfde structuur als die van het primair onderwijs;eerst wordt de toegepaste methodiek toegelicht om vervolgens de resultaten van de prognoses te presenteren. Afsluiten wordt kort aandacht besteed aan de validiteit van de prognoses 3.3.2 Methodiek De respons op de enquête was voor het speciaal basisonderwijs (SBO) beperkt en de door de schoolbesturen gehanteerde uitgangspunten bij de ramingen verschilden sterk van elkaar. Hierdoor is APE genoodzaakt tevens andere bronnen te raadplegen. Zoals beschreven in paragraaf 2.2.1 heeft APE voor het PO gebruik gemaakt van prognoses van de basisgeneratie 4 tot en met 11 jarigen plus 30% van het aantal 12 jarigen. Voor een prognose voor het speciaal basisonderwijs kon deze prognose ook toegepast worden. Deze prognose op zich is echter niet toereikend voor het schatten van het aantal leerlingen. Daarom zijn tevens gegevens van het CBS omtrent de ontwikkeling in Limburg van het aantal leerlingen in het SBO geraadpleegd. Hierbij is gekeken naar het aantal leerlingen in het primair onderwijs en het speciaal basisonderwijs in de periode 2000-2007.

De gegevens van het CBS zijn gebruikt om te bekijken hoe het aantal SBO leerlingen zich tegenover het totaal aantal leerlingen in het primair onderwijs heeft ontwikkeld. Onder het special basisonderwijs vallen de volgende drie groepen leerlingen: 1. Lom leerlingen Dit zijn kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. 2. MLK leerlingen Onder deze categorie wordt verstaan het basisonderwijs aan moeilijk lerende kinderen. 3. Iobk leerlingen Dit betreft het basisonderwijs aan in hun ontwikkeling bedreigde kleuters. Het aandeel SBO leerlingen is ten eerste voor de provincie Limburg als geheel berekend. Het gemiddelde aandeel SPO-leerlingen is hier 3%. Het aandeel is over de periode 2000-2007 gemiddeld met 0,05 procentpunt gedaald, dit is dus een zeer lichte daling. Bij de prognoses zijn we er daarom van uit gegaan dat de verhouding gelijk is gebleven. Vervolgens is er gekeken naar de verhouding per gemeente, niet elke gemeente heeft immers een school voor speciaal primair onderwijs. Om een prognose te maken voor het aantal benodigde vierkante meters en fte s en voor de bekostiging zijn de gegevens uit de enquêtes zijn gebruikt. 27 3.3.3 Resultaten Leerlingenramingen In Tabel 6 wordt een overzicht gegeven van het aantal leerlingen in het speciaal primair onderwijs. Het verloop van de krimp is hetzelfde als bij het primair onderwijs aangezien de prognose op dezelfde basisgeneratie is gebaseerd. In de provincie Limburg neemt het aantal leerlingen in het speciaal primair onderwijs over de gehele periode met 753 leerlingen af (24%). De regio Midden-Limburg zal het grootste aantal leerlingen verliezen, namelijk 159. De gemeente met de grootste daling in het aantal leerlingen is Sittard-Geleen met 142 leerlingen. Evenals in het primair onderwijs vindt de grootste afname in het aantal leerlingen plaats in de periode 2010-2015.

28 Tabel 6: Leerlingenramingen 2007-2025 Speciaal basisonderwijs Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 3.130 2.957 2.604 2.418 2.377 Noord-Limburg 730 702 635 581 571 Midden-Limburg 690 663 586 540 531 Parkstad* 630 591 519 488 482 Westelijke Mijnstreek 490 450 391 357 348 Maastricht Heuvelland 590 551 473 452 445 Heerlen 210 197 173 163 161 Kerkrade 150 141 123 116 115 Landgraaf 110 103 91 85 84 Maastricht 440 411 353 337 332 Roermond 260 250 221 203 200 Sittard-Geleen 490 450 391 357 348 Venlo 350 337 304 278 274 Venray 120 115 104 95 94 Weert 180 173 153 141 139 * inclusief gemeente Nuth Bron: E,til, bewerkt door APE Personeelsbehoefte Zoals in paragraaf 2.3.1 is aangegeven kunnen de algemene formules die zijn toegepast voor het primair onderwijs niet worden toegepast voor het speciaal primair onderwijs. Hierdoor zijn wij afhankelijk van de respons uit de enquêtes aangezien de toegepaste methode niet bekend is moeten deze resultaten met enige bedachtzaamheid worden geïnterpreteerd. Uit Tabel 7 valt af te lezen dat de personeelsbehoefte in de provincie Limburg met 98 fte s afneemt. In de laatste periode, 2020-2025, blijft de behoefte aan personeel voor alle regio s en gemeenten nagenoeg gelijk. De regio s Noord- en Midden-Limburg kennen als gevolg van de grootste leerlingendalingen de grootste afname in personeelsbehoefte, namelijk 21 fte s. Tabel 7: Personeelbehoefte 2007-2025 Speciaal basisonderwijs (in fte s) Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 407 384 339 314 309 Noord-Limburg 95 91 83 76 74 Midden-Limburg 90 86 76 70 69 Parkstad* 82 77 67 63 63 Westelijke Mijnstreek 64 59 51 46 45 Maastricht Heuvelland 77 72 61 59 58 Heerlen 27 26 22 21 21 Kerkrade 20 18 16 15 15 Landgraaf 14 13 12 11 11 Maastricht 57 53 46 44 43 Roermond 34 33 29 26 26 Sittard-Geleen 64 59 51 46 45 Venlo 46 44 40 36 36 Venray 16 15 14 12 12 Weert 23 22 20 18 18 * inclusief gemeente Nuth Bron: Etil, bewerkt door APE

Ruimtebehoefte In tabel 8 wordt een overzicht gegeven van het benodigd bruto vloeroppervlak per regio en gemeente. Het aantal benodigde vierkante meter loopt evenredig terug met het aantal leerlingen. In de provincie Limburg is de afname in bruto vloeroppervlak 9.800 m2. Tabel 8: Huisvestingsbehoefte (Benodigde Bruto Vloeroppervlakte in m2) 2007-2025 voor Speciaal basisonderwijs Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 40.180 37.660 33.180 30.800 30.380 Noord-Limburg 9.380 8.960 8.120 7.420 7.420 Midden-Limburg 8.820 8.400 7.420 6.860 6.720 Parkstad* 8.120 7.560 6.580 6.300 6.160 Westelijke Mijnstreek 6.300 5.740 5.040 4.480 4.480 Maastricht Heuvelland 7.560 7.000 6.020 5.740 5.600 Heerlen 2.660 2.520 2.240 2.100 2.100 Kerkrade 1.960 1.820 1.540 1.540 1.400 Landgraaf 1.400 1.260 1.120 1.120 1.120 Maastricht 5.600 5.180 4.480 4.340 4.200 Roermond 3.360 3.220 2.800 2.520 2.520 Sittard-Geleen 6.300 5.740 5.040 4.480 4.480 Venlo 4.480 4.340 3.920 3.500 3.500 Venray 1.540 1.400 1.260 1.260 1.260 Weert 2.240 2.240 1.960 1.820 1.820 * inclusief gemeente Nuth Bron: Etil, bewerkt door APE 29

Bekostiging personeel Parallel aan de terugloop van het aantal benodigde fte s neemt de bekostiging van het personeel in de periode 2007-2025 op provinciaal niveau af met 6 mln. Op regionaal niveau is de afname tussen de 1 mln. en 2 mln. Bij de gemeenten loopt de bekostiging tussen 1 mln. en 200.000 terug. 30 Tabel 9: Personeelsbekostiging (x 1.000) 2007-2025 voor Speciaal basisonderwijs Regio/Plaats 2007 2010 2015 2020 2025 Provincie Limburg 25.068 23.683 20.855 19.366 19.037 Noord-Limburg 5.847 5.622 5.086 4.653 4.573 Midden-Limburg 5.526 5.310 4.693 4.325 4.253 Parkstad* 5.046 4.733 4.157 3.908 3.860 Westelijke Mijnstreek 3.924 3.604 3.132 2.859 2.787 Maastricht Heuvelland 4.725 4.413 3.788 3.620 3.564 Heerlen 1.682 1.578 1.386 1.305 1.289 Kerkrade 1.201 1.129 985 929 921 Landgraaf 881 825 729 681 673 Maastricht 3.524 3.292 2.827 2.699 2.659 Roermond 2.082 2.002 1.770 1.626 1.602 Sittard-Geleen 3.924 3.604 3.132 2.859 2.787 Venlo 2.803 2.699 2.435 2.227 2.194 Venray 961 921 833 761 753 Weert 1.442 1.386 1.225 1.129 1.113 * inclusief gemeente Nuth Bron: E,til, bewerkt door APE Materiële bekostiging Als laatste is er een prognose gemaakt omtrent de materiële bekostiging. Tabel 10 laat zien dat op provinciaal niveau in de periode 2007-2025 een afname van 1 mln. in de materiële bekostiging moet worden verwacht. In de regio s zal deze afname tussen de 10.000 en 20.000 liggen. Op gemeentelijk niveau neemt het budget voor materiële bekostiging tussen de 3.000 en 15.000 af.