Voorganger: ds. G.H. Olsman Ouderling van dienst:? Zondag 30 juni 2019 Organist: Erik Nijzink KND: Hilde Rotmensen Liederen en lezingen tijdens deze dienst: Lied 848 Lied 221 Lied 299J Lied 416 Lied 304 Lezing: Lucas 15: 11-32 - Als er kinderen in de oppas zijn kunnen zij tijdens het collecteren opgehaald worden, zodat wij met elkaar de zegen kunnen ontvangen. - Er is na de dienst koffie, thee en limonade in de zalen van de Drieklank, u wordt hiervoor van harte uitgenodigd.
Overige mededelingen van de kerkenraad
Psalm Lied 848 43 67 66 : 1, en 3, 42
Psalm 43 : 1, 3, 4
Psalm 43 : 1, 3, 4
Psalm 43 : 1, 3, 4
Psalm 43 : 1, 3, 4
Psalm Lied 299J 43 67 : : 1, 31 3, en 42
Psalm 43 : 1, 3, 4
Lied 704 634 304: 1 en 3
Lied 634
Lied 634
De kinderen gaan naar hun eigen dienst terwijl we samen zingen:
2. Wij geven Gods verhalen door: en wie zich openstelt ervaart misschien een beetje licht door wat er wordt verteld. 3. Straks zoeken wij elkaar weer op en elk heeft zijn verhaal. het licht verbindt ons met elkaar: het is voor allemaal.
lezing Lucas 15: 11-32
11Vervolgens zei hij: Iemand had twee zonen. 12De jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb. De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.
17Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners. 20Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem.
21 Vader, zei zijn zoon tegen hem, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. 22Maar de vader zei tegen zijn knechten: Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden. En ze begonnen feest te vieren.
25De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27De knecht zei tegen hem: Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. 28Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. 29Hij zei tegen zijn vader: Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
30Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht. 31Zijn vader zei tegen hem: Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.
Lied 634 Zonder maat is Gods er bar - men Weid ser dan de o - ce - aan Zo vol mild heid is zijn oor - deel Meer dan vrij-heid bie den kan On ze zor - gen, on-ze zon - den Val len juist de he mel zwaar; Ner-gens is het oor-deel mil - der en ge na de ger dan daar
Lied 634 Want de ma te van Gods lief-de O ver - stijgt Nie mand is de men-sen-maat: zo ruim van har-te, Kent zo n milde o- ver - daad Met de maat waarmee wij me-ten En Hem me - nen trouw te zijn Doen wij Hem te kort; wij denk - en van zijn lief - de veel te klein
Lied 634 Zo vol uit geldt zijn be vrij - ding Die met bloed be ze geld is; Dank-en wij niet on-ze vreug - de Aan Hem die ge- kruis igd is? De ze rijk - dom aan ge na - de Geldt ook wat te wach-ten staat: Nieu-we schep-ping-en die bloei-en als de he mel o - pen gaat.
Lied 634 Ken-den wij maar lief des een-voud, Waar wordt dan zijn woord van eer; Niets dan vreug - de zou ons deel zijn, Lou-ter vreug de in de Heer.
Mens durf te leven - Wende Snijders Je leeft maar heel kort, maar een enkele keer En als je straks anders wilt, kun je niet meer Mens durf te leven Vraag niet elke dag van je korte bestaan: Hoe hebben m n pa en m n grootpa gedaan? Hoe doet er m n neef en hoe doet er m n vrind? En wie weet, hoe of dat nou m n buurman weer vindt? En wat heeft Het Fatsoen voorgeschreven? Mens, durf te leven!
De mensen ze schrijven je leefregels voor Ze geven je raad en ze roepen in koor: Zo moet je leven! Met die mag je omgaan, maar die is te min Met die moet je trouwen al heb je geen zin En daar moet je wonen, dat eist je fatsoen En je wordt genegeerd als je t anders zou doen Alsof je iets ergs had misdreven Mens, is dat leven?
Het leven is heerlijk, het leven is mooi Maar vlieg uit in de lucht en kruip niet in een kooi Mens, durf te leven Je kop in de hoogte, je neus in de wind En lap aan je laars hoe een ander het vindt Hou een hart vol van warmte en van liefde in je borst Maar wees op je vierkante meter een Vorst! Wat je zoekt, kan geen ander je geven Mens, durf te leven!
Lied 678: 849 221 1, 2 en 9
Collecte
Lied 416
Lied 416
Lied 416
Lied 416
Lied 416
Lied 416
Lied 416
Lied 416