BESLUIT. 2. Bij besluit van 4 december 2007, kenmerk /20, (hierna: bestreden besluit), heeft de Raad op de aanvraag van Van Wijnen beslist.

Vergelijkbare documenten
BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. 3. Bij schrijven van 4 juni 2009 heeft Enexis een ingevuld reactieformulier ingediend.

De bezwaren van RENDO worden in deze beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure

BESLUIT. 2. Bij brief van 15 mei 2012, door de Raad ontvangen op 16 mei 2012, heeft ChipSoft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit.

Besluit van de Autoriteit Consument en Markt op het bezwaar van De Graaf Logistics B.V. tegen het besluit van 22 april 2011.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Verloop van de procedure

Pagina ONTWERPBESLUIT. Ontwerpbesluit. Ons kenmerk: ACM/DE/2014/ Zaaknummer:

BESLUIT. Met deze beslissing op bezwaar heeft de Raad zijn primaire besluit van 21 december 2007, met kenmerk /1, herroepen.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Pagina 1/10 ONTWERPBESLUIT. Ontwerpbesluit. Ons kenmerk: ACM/DE/2015/ Zaaknummer:

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Electriciteitswet.

Pagina 1/11. Besluit Openbaar. 1 Inleiding. 2 Aanvraag. Ons kenmerk: ACM/DE/2014/ Zaaknummer:

Openbaar besluit ACM/UIT/500126

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

ECLI:NL:CBB:2012:BW8457

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. I. Inleiding II. Feiten. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Openbaar. Besluit ACM/UIT/513907

Openbaar besluit ACM/UIT/499583

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Openbaar. Openbaar

Tarieven- en Vergoedingsregeling Aansluiting, Transport en Diensten Elektriciteit, zoals geldig met ingang van 1 januari Schiphol Nederland B.V.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

Pagina 1/9. Besluit. 1 Inleiding. 2 Wettelijk kader

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

1 Inleiding. 2 Wettelijk kader BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Pagina BESLUIT. Besluit Openbare versie. Ons kenmerk: ACM/DE/2016/205733_OV Zaaknummer:

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

BESLUIT. Inleiding. Status van het besluit. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT

BESLUIT. 2. Bij brief van 19 mei 2005 heeft Essent Netwerk B.V. (hierna: Essent) het reactieformulier ingestuurd.

BESLUIT. 4. Van de hoorzitting is een verslag opgemaakt, dat op 10 juni 2009 aan partijen is toegezonden.

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Ons kenmerk: ACM/DE/2013/ Zaaknummer: Pagina 1/7

Ons kenmerk: ACM/DE/2013/ Zaaknummer: Pagina 1/7

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Ons kenmerk: ACM/DE/2013/ Zaaknummer: Pagina 1/7

1 Inleiding. 2 Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

Beslissing op bezwaar

Tarievencode Elektriciteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

De bezwaren van RENDO worden in deze beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.

TarievenCode Elektriciteit

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 19 van de Gaswet.

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

Besluit. Geschilbesluit Crown Van Gelder

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Openbaar. Besluit. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

TarievenCode Elektriciteit

Ons kenmerk: ACM/DE/2013/ Zaaknummer: Pagina 1/7

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

TarievenCode. TarievenCode. Gewijzigd vastgesteld door de directeur DTe. bij besluit van 21 augustus 2003, nr /119

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. 2. Onderhavig besluit betreft de vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2005 voor Intergas Netbeheer B.V.

Bijlage beschrijving huidige tarievensystematiek

Nederlandse Mededingingsautoriteit

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ELEKTRICITEIT TARIEVEN Aansluiting en Transport voor grootverbruikers

BESLUIT. Dienst uitvoering en toezicht Energie. van Netbeheerder Centraal Overijssel B.V.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Verloop van de procedure. Het wettelijk kader

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

Tarieven Aansluiting en Transport voor grootverbruikers

Openbaar. Besluit. Muzenstraat WB Den Haag ACM/UIT/497973

Pagina. Besluit. Ons kenmerk: Zaaknummer: ACM/DJZ/2014/206976

Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 36, lid 1 van de Elektriciteitswet 1998.

Pagina 1/11 BESLUIT. Besluit Openbare versie. Ons kenmerk: Zaaknummer: ACM/DE/2015/204559_OV

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij besluit van 20 februari 2007, kenmerk: /34 (hierna: bestreden besluit), heeft de Raad op de aanvraag van de gemeente beslist.

Tarieven Aansluiting en Transport voor grootverbruikers. Stedin. De nieuwe naam van Eneco NetBeheer

ECLI:NL:CRVB:2001:AB2258

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Openbaar. Openbaar

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

3. Op 6 maart 2015 heeft ACM de heer [VERTROUWELIJK] uitgenodigd voor de hoorzitting op 1 april 2015.

Transcriptie:

Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 102497/54 Betreft zaak: Bezwaarschrift Continuon / Van Wijnen Besluit op het bezwaar van N.V. Continuon Netbeheer, tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit d.d. 4 december 2007, kenmerk 102497/20 inzake het geschil tussen Van Wijnen Holding N.V. (hierna: Van Wijnen) en N.V. Continuon Netbeheer (hierna: Continuon). I. Verloop van de procedure 1. Bij brief van 1 december 2006 heeft Van Wijnen zich gewend tot de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) met een aanvraag tot geschilbeslechting als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet), in verband met een tussen Van Wijnen en Continuon gerezen geschil. 2. Bij besluit van 4 december 2007, kenmerk 102497/20, (hierna: bestreden besluit), heeft de Raad op de aanvraag van Van Wijnen beslist. 3. Op 9 januari 2008 heeft Continuon tegen het bestreden besluit een pro forma bezwaarschrift ingediend als bedoeld in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De gronden van bezwaar zijn bij brief van 14 februari 2008 kenbaar gemaakt. 4. Op 3 april 2008 heeft in het kader van de bezwaarprocedure een hoorzitting plaatsgevonden, waarbij Continuon en Van Wijnen vertegenwoordigd waren. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt, dat bij brief van 25 april 2008 aan Continuon en bij brief van 29 april 2008 aan Van Wijnen is toegezonden. 1

II. Juridisch kader 5. Ingevolge artikel 27, lid 1, van de E-wet - voor zover hier relevant - zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel met betrekking tot de door hen jegens afnemers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net en het tarief waarvoor transport van elektriciteit ten behoeve van afnemers zal worden uitgevoerd. Ingevolge artikel 27, lid 2, aanhef en onder a, wordt in de tariefstructuren in ieder geval opgenomen dat een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd. 6. Ingevolge artikel 29, lid 2, van de E-wet wordt het tarief voor transport van elektriciteit in rekening gebracht bij iedere afnemer die een aansluiting heeft op een net dat wordt beheerd door een netbeheerder. De tarieven voor de ontvangst van elektriciteit kunnen verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarop de elektriciteit wordt ontvangen, en de tarieven voor het invoeden van elektriciteit kunnen verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarop de elektriciteit wordt ingevoed. 7. Ingevolge artikel 36, lid 1, van de E-wet stelt de Raad de tariefstructuren vast. Dit is gebeurd in de TarievenCode Elektriciteit (hierna: de TC). 8. Ingevolge artikel 3.2.1 van de TC dient het transporttarief ter dekking van de kosten van de door de netbeheerder beheerde infrastructuur voorzover deze kosten geen deel uitmaken van de aansluitkosten. 9. Artikel 3.2.2 van de TC bepaalt vervolgens dat de kosten worden ingedeeld in twee categorieën, te weten de transport-afhankelijke kosten en de transport-onafhankelijke kosten. 10. Artikel 3.2.3 van de TC bepaalt dat voor de transport-afhankelijke kosten een indeling van netvlakken wordt gehanteerd. 11. Paragraaf 3.6 van de TC heeft betrekking op het transport-afhankelijke tarief en kostentoerekening aan verbruikers volgens het cascade-beginsel. 12. Ingevolge artikel 3.6.1 van de TC, voor zover hier van belang, worden voor de kostentoerekening aan verbruikers kosten van een net op een hoger spanningsniveau toegerekend aan een net op een lager spanningsniveau naar rato van het aandeel van 2

laatstgenoemd net in de totale afname van energie en/of vermogen van het eerstgenoemde net (het cascade-beginsel). 13. Paragraaf 3.7 van de TC regelt de tariefstructuur van het transport-afhankelijke verbruikers transporttarief (TAVT). 14. Ingevolge artikel 3.7.1. van de TC worden voor de bepaling van het transport-afhankelijke verbruikers-transporttarief de volgende tariefcategorieën onderscheiden: ( ) d. MS e. Trafo MS/LS ( ) 15. Ingevolge artikel 3.7.2., aanhef en onder c, van de TC wordt een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen boven een door de netbeheerder bepaalde minimumgrens doch beneden een door de netbeheerder bepaalde middengrens ingedeeld in de tariefcategorie Trafo MS/LS. 16. Ingevolge artikel 3.7.2., aanhef en onder d, van de TC wordt een verbruiker met een gecontracteerd transportvermogen boven de onder c bedoelde middengrens doch beneden een door de netbeheerder bepaalde bovengrens ingedeeld in de tariefcategorie MS. 17. Ingevolge artikel 3.7.3. van de TC komen de grenzen genoemd in artikel 3.7.2. overeen met de grenzen in tabel 2.3.3.C. Ingevolge de tweede volzin van artikel 3.7.3 kan de verdeling van de aangeslotenen over de categorieën voor het gecontracteerde transportvermogen ex artikel 3.7.2. echter afwijken met die voor de gewenste aansluitcapaciteit ex artikel 2.3.3. in die zin dat aangeslotenen voor het gecontracteerde transportvermogen op verzoek van de afnemer in een lagere categorie kunnen worden ingedeeld dan voor de gewenste aansluitcapaciteit. 18. Ingevolge artikel 3.7.4. van de TC wordt onder gecontracteerd transportvermogen verstaan dat vermogen dat een verbruiker redelijkerwijs verwacht maximaal op enig moment in het jaar nodig te hebben voor zijn aansluiting. Iedere verbruiker met een aansluiting groter dan 3*80 A is verplicht om aan de netbeheerder een waarde voor het gecontracteerde transportvermogen op te geven. Deze waarde is gelijk of kleiner dan de waarde van de gewenste aansluitcapaciteit. 19. Paragraaf 2.2 van de TC heeft betrekking op de kosten die worden gedekt door het aansluittarief. 3

20. Ingevolge artikel 2.2.2. van de TC geldt met betrekking tot de initiële investeringskosten van de aansluiting dat slechts de kosten van rechtstreeks met de totstandbrenging van de aansluiting gemoeide investeringen in aanmerking worden genomen, waarbij de netbeheerder voor de standaardaansluitingen, zoals aangegeven in tabel 2.3.3.C, uitgaat van gemiddelden. 21. Paragraaf 2.3. van de TC regelt de tariefstructuur van de aansluitdienst. 22. Ingevolge artikel 2.3.3. van de TC wordt, met inachtneming van de tabel genoemd in 2.3.3.C, het aansluittarief bepaald door de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst. Het is de netbeheerder toegestaan om voor zijn gebied afwijkende grenzen vast te stellen. Deze afwijkende grenzen liggen ter inzage bij de netbeheerder en worden, ook bij wijzigingen ervan, schriftelijk gemeld bij de Raad. 23. In de voetnoot van tabel 2.3.3.C staat vermeld dat, indien de netbeheerder in tabel 2.3.3.C afwijkende grenzen hanteert, die afwijkende grenzen dan eveneens worden gehanteerd in artikel 3.7.2. van de TC. III. Feiten 24. Niet in geschil is dat Van Wijnen op haar vestiging aan de Badweg 82 te Gorredijk een MS/LS-aansluiting op het LS-rek van een middenspanningsstation heeft. Het betreft een standaardaansluiting in categorie 4, een zogenoemde AC4b-aansluiting. Van Wijnen heeft een gecontracteerd transportvermogen van 180 kw. 25. Het geschil spitst zich toe op de vraag of Van Wijnen voor de bepaling van het transporttarief dient te worden ingedeeld in tariefcategorie MS (zoals bepleit door Van Wijnen) dan wel tariefcategorie MS/LS (zoals bepleit door Continuon). 26. Voor het transporttarief geldt dat, hoe hoger de categorie waarin de aangeslotene is ingedeeld, des te lager het tarief dat de aangeslotene moet betalen. Indeling in de hogere transportcategorie MS leidt derhalve tot een lager tarief voor de aangeslotene dan indeling in de lagere transportcategorie MS/LS. Voor het aansluittarief geldt het omgekeerde: hoe hoger de categorie waarin de aangeslotene is ingedeeld, des te hoger ook het tarief dat de aangeslotene moet betalen. 4

IV. Bestreden besluit 27. De Raad heeft in het bestreden besluit overwogen dat een verbruiker met een gecontracteerd vermogen van 180 kw op grond van de artikelen 3.7.2., aanhef en onder d, en 3.7.3. van de TC, in onderlinge samenhang gelezen, en met inachtneming van de afwijkende tabel die door Continuon wordt gehanteerd, wordt ingedeeld in de transportcategorie MS. Daarbij is voorts overwogen dat Continuon niet kan worden gevolgd in haar betoog dat bij de indeling in het kader van het transporttarief niet slechts dient te worden gekeken naar het gecontracteerde vermogen en dat de historische situatie van een aansluiting, met name de situatie vóór inwerkingtreding van de tariefregulering, mede bepalend is voor genoemde indeling. De E-wet noch de TC voorziet in een overgangsregeling die eerbiediging van bestaande situaties met zich brengt. De bestaande situatie zal derhalve moeten worden gekwalificeerd aan de hand van de huidige wet- en regelgeving. Gelet op artikel 3.7.2 van de TC is het gecontracteerd vermogen leidend voor de categorie-indeling. Dat een individuele, contractuele situatie is ontstaan vóór inwerkingtreding van de regulering doet daar niet aan af. Op grond van artikel 3.7.3 van de TC kan een afnemer in een lagere categorie worden ingedeeld dan de indeling die geldt voor de gewenste aansluitcapaciteit, indien de afnemer daarom verzoekt. Van een dergelijk verzoek is echter niet gebleken, aldus het bestreden besluit. In het bestreden besluit wordt geconcludeerd dat Continuon ten onrechte de vestiging van Van Wijnen aan de Badweg 82 te Gorredijk heeft ingedeeld in de transportcategorie MS/LS. V. Bezwaren 28. Continuon heeft kort samengevat het volgende aangevoerd. Het bestreden besluit is in strijd met de E-wet 29. Continuon is van mening dat het bestreden besluit in strijd is met het systeem van de E-wet en in het bijzonder de artikelen 29, tweede lid, en 24, derde lid. 30. Het bestreden en het betoog van Van Wijnen resulteren in een loskoppeling van de aansluit- en transportcategorie. De E-wet gaat evenwel uit van een koppeling tussen aansluit en transportcategorie. Dit blijkt volgens Continuon uit de totstandkoming van de bepalingen omtrent tariefregulering maar ook uit de ratio en totstandkoming van artikel 27, tweede lid, onder a, van de E-wet. De gevolgen van de loskoppeling tussen aansluitcategorie en transportcategorie zijn in strijd met de E-wet en de belangen die de wetgever beoogt te beschermen. 5

Het bestreden besluit is in strijd met de Tarievencode 31. Het bestreden besluit geeft volgens Continuon een onjuiste invulling aan het begrip gecontracteerd transportvermogen in artikel 3.7.4. 32. Een afnemer kan niet op zijn verzoek voor het transporttarief in een hogere categorie worden ingedeeld dan voor de gewenste aansluitcapaciteit en dat is volgens Continuon geen omissie. Dat wordt ook bevestigd door de totstandkoming van de artikelen 3.7.3 en 3.7.4. 33. Volgens Continuon gaat het niet voor niets bij de voorgeschreven kostentoerekening per netvlak om de toerekening aan fysiek te onderscheiden netdelen met een bepaald spanningsniveau (artikel 3.2.3 juncto artikel 1.2.5 van de Tarievencode). 34. De Tarievencode kent ook een aantal specifieke gevallen, zoals de artikelen 3.1.3 en 3.3.3, waaruit blijkt dat de totale ontkoppeling tussen transportcategorie en aansluitcategorie in het bestreden besluit onjuist is. 35. Voorts verbindt het bestreden besluit onjuiste gevolgen aan het ontbreken van een overgangsbepaling voor bestaande gevallen. 36. Continuon verwijst tevens naar een vergelijkbare kwestie in het verleden tussen Continuon en BFE. Het bestreden besluit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur 37. Omdat NMa/DTe zonder motivering in het bestreden besluit haar eerdere opvatting wijzigt en de toepasselijke transportcategorie volledig wordt losgekoppeld van de aansluitcategorie, is volgens Continuon sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel. Daarom is ook sprake van strijd met het (formele) zorgvuldigheidsbeginsel ex artikel 3:2 van de Awb en strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel ex artikel 3:4, eerste en tweede lid, Awb. Ook is de motivering van het bestreden besluit gebrekkig, zodat sprake is van strijd met het motiveringsbeginsel. 6

VI. Standpunt van Van Wijnen 38. Op de hoorzitting van 3 april 2008 heeft Van Wijnen kort samengevat het volgende opgemerkt. 39. Van belang is dat de begrippen aansluiting en transport wezenlijk verschillen. Bij een lager gecontracteerd transportvermogen valt men in een andere deelmarkt en wordt het transporttarief hoger. Van Wijnen verduidelijkt dat een aansluiting op MS-niveau een gecontracteerd transportvermogen zou moeten hebben van boven de 136 kw. Als de klant besluit om het gecontracteerd transportvermogen te wijzigen in bijvoorbeeld 80 kw zou volgens de redenering van Continuon het transporttarief gelijk moeten blijven. In de praktijk past Continuon in een dergelijk geval echter terecht het MS/LS-tarief toe. 40. Continuon heeft gesteld dat de E-wet uitgaat van een koppeling tussen aansluit- en transportcapaciteit. Er wordt in artikel 27, lid 2, onder a van de E-wet niet gesproken over een transportcategorie. In artikel 3.7.3 TarievenCode is juist wel sprake van een ontkoppeling van transportcategorie en aansluitcategorie. Ook Continuon moet die scheiding doorzetten. 41. Van Wijnen wijst erop dat in de huidige praktijk vaak sprake is van de omgekeerde situatie. Bij een nieuwe aansluiting kan een afnemer beslissen ongeacht wat de uitspraak van de NMa zal zijn een grotere aansluiting te nemen met een groter gecontracteerd transportvermogen zonder dat dit gebruikt gaat worden. Daar zit een stukje rek in voor de diepte-investeringen van Continuon. 42. Gecontracteerd transportvermogen heeft met afname te maken en niet met de aangesloten capaciteit. Daarin heeft de klant een keuzemogelijkheid die vastligt in de E- wet. Van Wijnen vindt dan ook dat de klant de mogelijkheid moet hebben om een keuze voor een bepaald gecontracteerd transportvermogen te maken. VII. Beoordeling van de bezwaren Algemeen 43. De TC regelt overeenkomstig artikel 27, eerste lid, van de E-wet de structuren van het tarief waarvoor afnemers zullen worden aangesloten op een net, van het tarief waarvoor het transport van elektriciteit ten behoeve van afnemers zal worden uitgevoerd en van het tarief waarvoor de systeemdiensten worden verricht. 7

44. De Raad leidt uit de in rubriek II aangehaalde bepalingen van de TC het volgende af. 45. In artikel 3.7.1 van de TC worden voor de bepaling van het transport-afhankelijke verbruikers-transporttarief verschillende tariefcategorieën onderscheiden. Blijkens dit artikel houden deze categorieën verband met het spanningsniveau van het netvlak waarop de aansluiting is gerealiseerd. Uit artikel 3.7.2 van de TC volgt dat de indeling in deze categorieën afhankelijk is van de omvang van het gecontracteerde transportvermogen van een verbruiker. Onder gecontracteerd transportvermogen wordt ingevolge artikel 3.7.4 van de TC verstaan dat vermogen dat een verbruiker redelijkerwijs verwacht maximaal op enig moment in het jaar nodig te hebben voor zijn aansluiting. 46. Ingevolge artikel 3.7.3 van de TC komen de grenzen genoemd in artikel 3.7.2 van de TC overeen met de grenzen in de tabel in 2.3.3.C van de TC. Artikel 2.3.3 van de TC heeft betrekking op de tariefstructuur van de aansluitdienst. Ingevolge deze bepaling wordt het aansluittarief bepaald door de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst, met inachtneming van de hiervoor bedoelde tabel. Zoals ook uit artikel 2.2.2 van de TC blijkt, zijn in deze tabel de standaardaansluitingen met de bijbehorende capaciteitsgrenzen aangegeven. Met de zinsnede de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst wordt naar het oordeel van de Raad derhalve ook gedoeld op de gewenste standaardaansluiting. 47. Ingevolge de tweede volzin van artikel 2.3.3 van de TC is het de netbeheerder toegestaan om met het oog op de bepaling van het aansluittarief voor zijn gebied afwijkende grenzen vast te stellen. In voetnoot 1 bij tabel 2.3.3.C van de TC is aangegeven dat, indien de netbeheerder van die tabel afwijkende grenzen hanteert, die afwijkende grenzen dan eveneens worden gehanteerd in artikel 3.7.2 van de TC. Met andere woorden: eventuele afwijkende grenzen gelden ook voor het transporttarief. 48. Blijkens artikel 3.7.4 van de TC is de waarde van het gecontracteerde transportvermogen (als bedoeld in de artikelen 3.7.2 en 3.7.3) gelijk aan of kleiner dan de waarde van de gewenste aansluitcapaciteit. Dat wil zeggen dat in het systeem van de TC de waarde van het gecontracteerde transportvermogen niet hoger mag zijn dan de waarde van de gewenste aansluitcapaciteit. 1 Volgens artikel 3.7.3 van de TC kan de verdeling van de aangeslotenen over de categorieën voor het gecontracteerde transportvermogen ex 1 De waarde van het gecontracteerd transportvermogen wordt uitgedrukt in kw. De waarde van de aansluitcapaciteit wordt echter uitgedrukt in kva. De verhouding tussen deze waarden is afhankelijk van de arbeidsfactor (cos phi). Continuon gaat er vanuit dat de arbeidsfactor (cos phi) 0,85 is. Dit betekent dat op een aansluiting met een doorlaatwaarde van 160 kva maximaal een transportvermogen van 136 kw kan worden gecontracteerd. 8

artikel 3.7.2 weliswaar afwijken met de verdeling van de aangeslotenen over de categorieën voor de gewenste aansluitcapaciteit ex artikel 2.3.3 van de Tarievencode in die zin dat aangeslotenen voor het gecontracteerde transportvermogen op verzoek van de afnemer in een lagere categorie kunnen worden ingedeeld dan voor de gewenste aansluitcapaciteit. Afwijkingen in omgekeerde zin zijn in het systeem van de TC evenwel niet mogelijk. 49. Uit het vorenstaande blijkt onmiskenbaar dat in het systeem van de TC een koppeling bestaat tussen het transporttarief en het aansluittarief. Er is sprake van rechtstreeks met elkaar samenhangende tariefcategorieën die op hun beurt rechtstreeks verband houden met de gewenste aansluitcapaciteit. Met dit laatste wordt, als gezegd, ook gedoeld op de gewenste standaardaansluiting. In het systeem van de TC passen bij elke tariefcategorie bepaalde standaardaansluitingen met bijbehorende capaciteitsgrenzen en een daarmee corresponderend maximum te contracteren transportvermogen. Bij de toepassing van de TC op het transporttarief moet de hier bedoelde koppeling - met uitsluitend de mogelijkheid van een afwijking naar beneden - als uitgangspunt worden gehanteerd. Dat wil zeggen dat in het systeem van de TC aangeslotenen voor het gecontracteerde transportvermogen niet in een hogere categorie kunnen worden ingedeeld dan voor de gewenste aansluitcapaciteit. Het gecontracteerd transportvermogen als bedoeld in artikel 3.7.2 is daarmee maximaal het gecontracteerde vermogen dat correspondeert met de capaciteitsgrenzen behorende bij de standaardaansluiting waarover de aangeslotene beschikt. 50. De Raad vindt voor voormelde uitleg van de TC steun in de geschiedenis van totstandkoming van artikel 27, tweede lid, onder a, van de E-wet. Ingevolge deze bepaling heeft een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd. In de toelichting bij het amendement 2 waarmee deze bepaling is ingevoerd, staat het volgende vermeld: De hoogte van het door netbeheerders in rekening te brengen transporttarief hangt af van het spanningsniveau waarop een afnemer is aangesloten. ( ) Het voorgestelde recht op een aansluiting op het door de betreffende afnemer gewenste spanningsniveau stelt de afnemer in staat rechtstreeks invloed uit te oefenen op de hoogte van het bij hem in rekening te brengen transporttarief. Hieruit blijkt dat de wetgever een verband heeft gelegd tussen het transporttarief en het aansluittarief. Ook in de toelichting van de eerste indiener van dit amendement 3 wordt dit verband gelegd: Dat recht, dat een nadere uitwerking vormt van het bepaalde in artikel 23 van de E- wet, is overigens niet onbeperkt: wij moeten namelijk ook niet onredelijk zijn. Zo is het recht 2 TK 2002-2003, 28174, nr. 41. 3 TK 2002-2003, 28174, nr. 54, p. 25. 9

op een aansluiting op een bepaald spanningsniveau niet van toepassing in het geval dat de afnemer een aansluiting vraagt op een spanningsniveau dat op geen enkele wijze aansluit bij het door deze afnemer gevraagde transportvermogen. 51. De Raad overweegt dat voormelde uitleg van de TC ook in overeenstemming is met het in artikel 3.6.1. van de TC neergelegde cascade-beginsel. Dit beginsel houdt in dat in het tarief voor iedere transporttrap mede zijn begrepen de kosten voor het transport van elektriciteit over de hogere transporttrappen. Het cascade-beginsel brengt tot uitdrukking dat voor de aflevering van elektriciteit op een bepaald spanningsniveau de andere spanningsniveaus ook nodig waren en is rechtstreeks afgeleid van het kostenveroorzakingsbeginsel. Dit houdt in dat de totale kosten van het hoogste net naar rato worden toegerekend aan verbruikers aangesloten op het hoger gelegen net en aan de daaraan gekoppelde onderliggende netten. Vervolgens worden voor het onderliggend net de kosten van het net zelf en de vanuit het hogere net toegerekende kosten verdeeld naar rato van het gebruik door verbruikers, aangesloten op het net en de daaraan gekoppelde onderliggende netten. Met deze methode vindt een juiste kostentoerekening plaats op basis van het werkelijk gebruik en belasting. 52. De Raad stelt vast dat er gevallen bestaan waarin het feitelijk gecontracteerde transportvermogen niet correspondeert met de capaciteitsgrenzen behorende bij de standaardaansluiting waarover de aangeslotene beschikt, maar daarvan naar boven toe afwijkt. Daarbij gaat het om gevallen waarin de standaardaansluiting in de periode voor de invoering van de regulering is gerealiseerd en waarbij met gebruikmaking van extra kabels en zwaardere zekeringen de aansluitcapaciteit is vergroot. Ook in die gevallen brengt een redelijke uitleg van de artikelen 3.7.1. tot en met 3.7.4. van de TC met zich dat voor de toepassing van deze bepalingen wordt uitgegaan van het gecontracteerde transportvermogen dat correspondeert met de capaciteitsgrenzen behorende bij de standaardaansluiting waarover de aangeslotene beschikt. Een andere uitleg zou volgens de Raad bovendien ertoe leiden dat de hierboven bedoelde gevallen anders worden behandeld. Gelet op het hogere gecontracteerde transportvermogen, zouden de hierboven bedoelde gevallen, anders dan de aangeslotenen die geen standaardaansluiting van voor de invoering van de regulering hebben waarbij de aansluitcapaciteit is vergroot, kunnen profiteren van een lager transporttarief dan het transporttarief dat correspondeert met de capaciteitsgrenzen van de standaardaansluiting waarover de aangeslotene beschikt. 53. De Raad overweegt daarbij ten overvloede dat in de TarievenCode, zoals vastgesteld door de directeur DTe bij besluit van 30 september 1999, nummer 002, is onderkend dat er vanuit het verleden gevallen bestaan waarin het feitelijk gecontracteerde transportvermogen niet correspondeert met de capaciteitsgrenzen behorende bij de 10

standaardaansluiting waarover de aangeslotene beschikt. Voor die gevallen is in de TarievenCode namelijk een overgangsbepaling opgenomen in artikel 5.4.1. Artikel 5.4.1 luidde: Voor aansluitingen die bij vaststelling van het transporttarief op basis van deze regeling reeds bestaan, wordt de bestaande tariefcategorie gehandhaafd tot 1 januari 2002 of tot het moment waarop het gecontracteerde transportvermogen wijzigt wanneer dit voor 1 januari 2002 plaatsvindt. In bedoeld besluit is dienaangaande overwogen: Op grond van het door de gezamenlijke netbeheerders aangevoerde argument, namelijk het voorkomen van onverantwoord hoge kosten voor bepaalde aangeslotenen indien een overgangstermijn voor bestaande aansluitingen wordt gehanteerd van één jaar, heeft de directeur DTe geoordeeld dat de voorgestelde termijn van maximaal twee jaar acceptabel is. Met de regeling moet duidelijk zijn dat voor aansluitingen die bij vaststelling van het transporttarief op basis van de tariefstructuren reeds bestaan, de bestaande tariefcategorie wordt gehandhaafd tot uiterlijk 2002 of zoveel eerder als het gecontracteerde transportvermogen voor die datum wordt gewijzigd. 54. Uit de aldus toegelichte toenmalige overgangsbepaling van artikel 5.4.1 van de TC kan worden afgeleid dat ook voor de bij de inwerkingtreding van de TarievenCode op 1 oktober 1999 bestaande gevallen waarin het feitelijk gecontracteerde transportvermogen niet correspondeert met de capaciteitsgrenzen behorende bij de standaardaansluiting, maar daarvan naar boven toe afwijkt, uiterlijk op 1 januari 2002 het systeem van de TC onverkort is gaan gelden. Gelijk in randnummer 49 hiervóór is overwogen, brengt dat systeem mee dat aangeslotenen voor het gecontracteerde transportvermogen niet in een hogere categorie kunnen worden ingedeeld dan voor de gewenste aansluitcapaciteit. Van Wijnen 55. Continuon heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3.3, tweede volzin, van de TC afwijkende grenzen voor de te onderscheiden deelmarkten vastgesteld. Zij heeft voor het jaar 2007 de grenzen voor de deelmarkt Afnemers Trafo MS/LS vastgesteld op > 50 kw t/m 136 kw en de grenzen voor de deelmarkt Afnemers MS op 137 kw t/m 2 MW. 56. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft Van Wijnen op haar vestiging aan de Badweg 82 te Gorredijk een MS/LS-aansluiting van het type AC4b en een gecontracteerd transportvermogen ter grootte van 180 kw. Bij een AC4b-aansluiting hoort echter althans bij Continuon - een maximaal gecontracteerd transportvermogen van 136 kw. Gelet op hetgeen hiervoor onder 49 is overwogen, moet derhalve in het geval van Van Wijnen voor de toepassing van de artikelen 3.7.1. tot en met 3.7.4. van de TC worden uitgegaan van een gecontracteerd transportvermogen van 136 kw. 57. Gelet hierop, komt de Raad thans, anders dan in het bestreden besluit, tot het oordeel dat Continuon Van Wijnen voor haar vestiging aan de Badweg 82 te Gorredijk ter 11

bepaling van het transporttarief terecht heeft ingedeeld in de tariefcategorie MS/LS. Het bezwaar is derhalve gegrond. Het bestreden besluit dient te worden herroepen. VIII. Beoordeling van verzoek om vergoeding proceskosten bezwaarprocedure 58. Nu het bestreden besluit wordt herroepen, dienen, ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht de kosten, die Continuon in verband met de behandeling van haar bezwaren redelijkerwijs heeft moeten maken, door de Nederlandse Mededingingsautoriteit aan haar te worden vergoed. De onderhavige zaak en de zaak De Basis, waarin de Raad bij besluit van heden het bestreden besluit eveneens heeft herroepen, zijn samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Rekening houdend met deze omstandigheid en gelet op de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, worden de kosten van Continuon begroot op 2 (bezwaarschrift, verschijnen hoorzitting) x 1,5 (zwaar) x 1 (minder dan 4 samenhangende zaken) x 0,5 (aandeel van de onderhavige zaak in het totale aantal zaken) x EUR 322 = EUR 483. 12

IX. Besluit De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit besluit: I. Herroept het besluit van 4 december 2007, kenmerk 102497/20; II. Wijst de klacht van Van Wijnen af; III. Verstaat dat Van Wijnen voor haar vestiging aan de Badweg 82 te Gorredijk voor het transporttarief dient te worden ingedeeld in tariefcategorie MS/LS; IV. Verstaat dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit aan N.V. Continuon Netbeheer een bedrag van EUR 483 vergoedt, in verband met de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Datum: 2 juli 2008 De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze, W.g. P. Kalbfleisch Voorzitter van de Raad van Bestuur Tegen dit besluit kan degene wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA, s-gravenhage. 13