Rapportage openbare verlichting 2007-2022

Vergelijkbare documenten
*D * D

P. Roest raad00777

Verlichtingsscan. Gemeente Koggenland. Juli Pagina 1 van 16

Datum 29 september 2011

Raadsvoorstel. 1. Aanleiding

GEMEENTE BOEKEL. Onderwerp : Beleidsbeheerplan openbare verlichting 2016 gemeente Boekel

Bijlage 2. Plan van Aanpak Duurzaamheid. Gemeente Teylingen. November Pagina 1 van 9

Startnotitie beleidsplan en beheerplan gemeente Goeree-Overflakkee. Versie: V2_0 Status: definitief 7 december Vught, Apeldoorn, Leek

Voorstel voor de Raad

Experiment toepassen zonne-energie Castellum in Oudheusden

Evaluatie Beleidsuitgangspunten. Openbare Verlichting. Gemeente Geertruidenberg

Onderwerp: Beleidsplan Openbare Verlichting

BIJLAGE 3 TOELICHTING ENERGIEVERBRUIK EN ENERGIEBESPARINGSOPTIES

Onderwerp Grootschalige vervanging ledverlichting Oud Krimpen en Stormpolder

Notitie LH/01160İVS3. Grootschalige ledvervanging Stormpolder. L. Hoebink R. Briënne

Actualisering visie en beleid Openbare Verlichting, beleidsperiode

Gemeentelijk besluit Energiebesparing bij Openbare Verlichting (OVL)

Onderwerp: Grootschalige vervanging ledverlichting Oud Krimpen en Stormpolder

Uitvoeringsplan Openbare Verlichting

Advies aan de gemeenteraad

Beantwoording vragen raadscommissie 2 september 2014 inzake Beleid en beheerplan openbare verlichting

Raadsvoorstel Voorstel Inleiding Beoogd doel Argumenten

: Verantwoord en Duurzaam verlichten. Inhoudsopgave. Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 5. Bijlage(n): 1

Kwaliteit & Kosten Verlichting Openbare Ruimte

dhr. T. de Vries - Openbare werken 3. Beheer openbare ruimte

Aan de Raad. 2.1 Geeft meer veiligheid voor burgers en weggebruikers.

Bureau Openbare Verlichting. Lek - Merwede

Nr Houten, 2 november 2010

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel:

Advies aan de gemeenteraad

Verkenning van mogelijkheden tot reductie van stroomverbruik en CO 2 -uitstoot in de Openbare Verlichting in de gemeente Heusden

*ZE9F6A93BD7* Raadsvergadering d.d. 26 mei 2015

Openbare verlichting uitrol led pilot Utrechtse Heuvelrug

Technieken. 2. Telemanagementsysteem

003. Openbare Verlichting

Verduurzamen gemeentelijk openbare verlichting

sßk Aan de raad van de gemeente Emmen emmen,nl Geachte leden van de raad,

veilig en energiezuinig) 2. Concept raadsbesluit

nieuwkoop raadsvoorstel G G.A.H. Eikhuizen Beheer Openbare Ruimte ( Frans Lamfers/Cees Tas)

Verantwoord Verlichten. Roger van Ratingen, Consultant Ziut

Raadsstuk. Onderwerp: Beleidsplan openbare verlichting Reg.nummer: 2016/ Inleiding

*ZEA3E9FBA15* Raadsvergadering d.d. 22 maart 2016

Onderwerp : Beleidsplan Openbare Verlichting

Beleidsuitgangspunten. openbare verlichting. Midden-Drenthe

Hardenberg. Gemeente. Zaakkenmerk: Raad: 15 november 2011 Afdelingshoofd: G.D. van Lenthe

*ZE9C48C23CC* Raadsvergadering d.d. 16 december 2014

Aan de raad, Onderwerp: Beleidsplan Openbare Verlichting

Presentatie Beleidsplan Openbare verlichting

loonstijging gesubsidieerde instellingen: 0,0% 1,6% prijsstijging gesubsidieerde instellingen: 0,0% 2,25% inflatiecorrectie tarieven: 1,08% 1,08%

ADDENDUM KADERBRIEF 2015 INZAKE HERZIENE MEERJARENBEGROTING OMBUIGINGSOPERATIE GEMEENTE TUBBERGEN

Woongebieden. Foto: Gorenweg in Buinen. Lantaarnpaal schijnt volop in het huis. Dat kan anders.

Verduurzamen gemeentelijk openbare verlichting

GEMEENTE HOOGEVEEN. Voorstel voor burgemeester en wethouders. Onderwerp Beleidsplan Openbare verlichting (planperiode 10 jaar).

Samenvatting Voorjaarsnota - decembercirculaire

gemeente Bunnik Bijlage 1 Notitie vervanging openbare verlichting

Raadsvoorstel. Onderwerp Beleidsplan Openbare Verlichting

Aan: de gemeenteraad Vergadering: 29 februari Voorstel aan de gemeenteraad om in te stemmen met het beleidsplan OVL

Inhoudsopgave. I Inleiding 3. II Financiële beschouwing begroting 2016 en meerjarenraming 3. III Kaders begroting

Collegevoorstel onder verantwoordelijkheid van. : wethouder mw. W.J.F. van der Rijt-van der Kruis

OPENBARE VERLICHTING VERKEERSSIGNALISATIE EN LICHTPLAN STAD GENT

Agendapunt Onderwerp 6 Beleidsplan openbare verlichting

OVL beleidsplan op 1 A4: verduurzaming, betere kwaliteit én lagere kosten. Het kan. Ralph Groenendaal

Verklaring afwijking referentiebudgetten Amsterdam voor openbare verlichting...

Wegenbeheerplan en Voorziening Wegen

BNR PRODUCTS LED GROEN BOEK. Een kostenvergelijking van led met traditionele gloeilampen, halogeen spots en CFL spaarlampen

VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING 27 september 2016 NR.: RI

College van Gedeputeerde Staten Statenvoorstel. Ontwerp-besluit pag. 4. Toelichting: pag. 5

Onderwerp: Vaststellen keuze kwaliteitsniveau Integraal beheerplan

Raadsvoorstel Voorstel Inleiding Beoogd doel Argumenten

Bijlage 1 bij Beleidsplan Openbare verlichting

Evaluatie beleidsplan openbare verlichting gemeente Nuth (periode 2012 t/m 2014).

RAADSVOORSTEL. 24 november Wijk- en Stadsbeheer oktober Aanpassen trekkenwand Theater De Lam peg iet Fysieke Leefomgeving

= = Besluitvormende raadsvergadering d.d. 23 april 2013 Agendanr. 12. Onderwerp: Verduurzamen openbare verlichting (MIP 1201)

Meerjarenprogramma Kunstwerken (MJPK-2) Beheer in balans

Collegevoorstel 151/2003. Registratienummer Opgesteld door, telefoonnummer Guus Cornelissen, Programma Mobiliteit

Beheerplan. Openbare Verlichting. Gemeente Oldebroek

High Level Business Case Energiecoöperatie

Peter Roest raad december 2012

PEILING. TITEL Funglijbaan sportcomplex Hogekwartier

Raadsvergadering, 27 oktober Voorstel aan de Raad. Onderwerp: Reconstructie Brug Singel.

drs A.J. Ditewig 26 september 2013

Beleid Openbare verlichting (OVL) Gemeente Stadskanaal. Henk Ensing Beleidsadviseur Team Stadsbeheer Gemeente Stadskanaal

Raadsstuk. Onderwerp: Verhuur en exploitatie multifunctionele sporthal Duinwijck BBV nummer: 2013/520442

KENNISNEMEN VAN De stand van zaken van het project Eemplein/Eemhuis en de daaruit voortvloeiende actualisatie van de risico s en kostenramingen.

IBML Financieel technische vragen begroting 2017

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Bijlagen 1 Voorjaarsnota

Openbare verlichting: hoe kan het efficiënter?

Datum 10 januari 2015 Betreft Beantwoording vragen over de energierekening huishoudens cf. de NEV 2014

CityTouch. Openbare verlichting. 4 redenen om te kiezen voor slimme verlichting

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 28 mei 2013 Corr. nr.:

GJ/C10748/2014/0147. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Sociaal Fonds Taxi. Zoetermeer, november 2014

Beleidskader meerjarige onderhoudsplannen

OXT.?W III III MUI MUI INI II Advies B&W. Beslissing. Bespreken. Burgemeester Gelok. Registratienummer

Onderwerp : Zienswijzemogelijkheid programmabegroting 2018 en jaarverantwoording met resultaatbestemming 2016 Veiligheidsregio Brabant-Noord.

Themamiddag Duurzame Openbare Verlichting 27 augustus 2012

Financieel beeld van de gemeente Naarden, Muiden, Bussum September 2014

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

Willemsoord BV Rapportage aan de gemeenteraad

Willemsoord BV Rapportage aan de gemeenteraad

Transcriptie:

Rapportage openbare verlichting 2007-2022 Technische en financiële achtergronden bij raadsinformatiebrief OVL 2014 1 februari 2014

Colofon Deze rapportage is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de gemeente Amersfoort, afdeling Stedelijk Beheer, met ondersteuning van Spectrum Advies & Design B.V te Putten 2013, gemeente Amersfoort Uitgegeven in eigen beheer Alle rechten voorbehouden. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Publicatie en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming. De gemeente Amersfoort aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. Titel Openbare verlichting; technische en financiële achtergronden bij RIB 2014-XX Document #4425458 v2 - achtergronden bij raadsinformatiebrief ovl 2014; Datum 19-02-2014 Status definitief Opstellers Hans van Bakel, Ad van den Berg, Ko Dieleman, Diane Geerts en Jan-Wim Vermeulen

Inhoudsopgave Samenvatting 4 1 Inleiding 7 2 Verlichtingsbeleid tot 2007 8 2.1 Stand van zaken medio 2007: feiten en cijfers 9 2.2 Doelstellingen en ambities uit nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 10 3 Wat is in de periode 2007-2012 gebeurd? 12 3.1 Wijkgerichte verbetering in de periode 2007-2012 12 3.2 Vervangingen in de periode 2007-2012 12 3.3 Meer licht met minder energie: lamptechnologie 13 3.4 Kostensoorten: exploitatie en vervanging 15 3.5 Ontwikkeling van de kosten in de periode 2007-2012 15 3.6 Ontwikkeling van het budget voor verlichting in 2007-2012 16 3.6.1 Effect van prijsstijging op besteedbaar budget 2007-2012 17 4 Aanpak in de periode 2013-2022 18 4.1 Algemeen: beleid en uitvoering wordt veel meer budget gestuurd 18 4.2 Algemeen: bij beheer gaat exploitatie vóór vervanging 19 4.2.1 Effect van nullijn op exploitatie en investeringen 19 4.3 Benodigd budget voor exploitatie 20 4.3.1 Effect van de nullijn voor de exploitatie 20 4.4 Benodigd budget voor vervanging 21 4.4.1 Effect van de prijsstijging voor de vervangingen 23 4.5 Totaal overzicht benodigd en beschikbaar budget 24 4.6 Tekort opvangen door uitstel vervanging van masten en armaturen 25 4.6.1 Effect op de lange termijn. 25 4.6.2 Aanpak in de periode 2013-2022 25 4.7 Verbetering van de lichtniveaus in de periode 2013-2017 26 5 Motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting 27 6 Bijlagen 29-3 -

Samenvatting Voor het schrijven van deze rapportage zijn er twee aanleidingen: In de eerste plaats geeft deze rapportage de technische en financiële achtergronden voor uitvoering van de motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting, die de gemeenteraad in november 2012 heeft aangenomen. In de tweede plaats heeft de meest recente beleidsnota over verlichting, de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012, een looptijd tot 2013. De vraag doet zich dan voor wat de stand van zaken is en of bijstelling van het beleid gewenst is. In deze rapportage komen achtereenvolgens drie tijdvakken aan de orde: de periode tot 2007, de periode van 2007 tot en met 2012 en de periode van 2013 tot en met 2022. Wist u dat..één lichtmast jaarlijks ongeveer 200 kwh gebruikt? Voor elke 2 a 3 huishoudens is ongeveer 1 lichtmast nodig.per huishouden is het energiegebruik voor OVL niet meer dan 83 kwh per jaar. Dat is 2,5% van het gemiddelde energiegebruik per huishouden per jaar. Een gemiddeld huishouden gebruikt 3400 kwh per jaar. Al vanaf begin jaren 90 van de vorige eeuw wordt de openbare verlichting (afgekort als OVL) planmatig beheerd, dat wil zeggen dat van iedere lichtmast alle gegevens geautomatiseerd worden bijgehouden. Eveneens begin jaren 90 is gekozen voor het op grote schaal vervangen van niet-energiezuinige verlichting door de meest energiezuinige verlichting van het moment. Ongeveer 11.000 armaturen (40% van het totaal) zijn toen vervangen door energiezuinige apparatuur met lage onderhoudskosten. Omdat energiezuinige verlichting al lange tijd wordt toegepast is er nog maar een klein verschil tussen het energiegebruik van de aanwezige energiezuinige verlichting en de nieuwste vormen van energiezuinige verlichting, zoals LED. In die zin is er sprake van een remmende voorsprong. Zou er nog verlichting zijn uit bijvoorbeeld de jaren 80 van de vorige eeuw, dan is het energiegebruik daarvan zo hoog zijn dat een forse verbeterslag mogelijk zou zijn. Dat is in Amersfoort niet het geval. In de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 zijn de beoogde resultaten voor de periode 2007-2012 vastgelegd. De belangrijkste doelstelling was verhoging van het verlichtingsniveau in een reeks van wijken. Die doelstelling is gehaald; in de wijken die in 2007 daar voor waren aangewezen is de verbetering van de verlichtingsniveaus ook gerealiseerd. En ondanks de verhoging van het lichtniveau per lichtmast in de wijken die zijn aangepakt, is het energiegebruik per lichtpunt gelijk gebleven. Dat is het gevolg van het toepassen van nieuwe technologie. Kortom: de geplande verbeteringen in de lichtniveaus zijn volgens planning en op een duurzame manier gerealiseerd. De andere doelstelling uit de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 was de gemiddelde leeftijd van lichtmasten bij vervanging terug te brengen tot circa 40 jaar. Lichtmasten hebben een gegarandeerde levensduur van 40 jaar. De stabiliteit van lichtmasten ouder dan 40 jaar loopt terug en moet dus steeds regelmatiger gecontroleerd worden. De gemiddelde leeftijd bij vervanging was in 2007 41,7 jaar. Doelstelling was die leeftijd terug te brengen tot ongeveer 40-4 -

jaar. Om dat te bereiken moesten zo n 2.000 lichtmasten vervangen worden in de periode 2007-2012. In werkelijkheid zijn er niet meer dan 1320 vervangen zodat de gemiddelde leeftijd bij vervanging in 2012 is opgelopen tot ruim 42 jaar. Deze doelstelling is dus niet gehaald en het daarvoor beschikbare budget is niet volledig besteed. Als gevolg daarvan is de reservering voor vervangingsinvesteringen voor verlichting opgelopen tot 1,8 mln. De aanpak voor de komende jaren wijkt niet af van de aanpak uit de periode 2007-2012. Er is dus geen noodzaak voor vaststelling van nieuw beleid, alleen het concretiseren van de doelstellingen aan de hand van het bestaande beleidskader. Voor het concretiseren van de te behalen resultaten is het beschikbare budget leidend. Na implementatie van de bezuinigingen gaat het niet primair om de vraag: hoeveel geld is er nodig voor uitvoering van het beleid, maar wordt de vraag: welk deel van het beleid is uitvoerbaar met het beschikbare budget en welke prioriteiten stellen we daarbij. De eerste prioriteit bij het besteden van het beschikbare budget ligt bij het veilig stellen van de exploitatie van de verlichting. Op kosten voor energie, oplossen van storingen, reparatie van schade enzovoorts, valt niet veel te bezuinigen. Het overblijvende deel van het budget is beschikbaar voor vervangingen. De ontwikkeling van LED ten opzichte van andere energie zuinige armaturen is zodanig dat LED zich nu kan meten aan andere technieken voor wat betreft gegarandeerde levensduur en de verhouding tussen investerings- en exploitatiekosten. Dat geldt in ieder geval voor de hoofdverkeerswegen, voor woonstraten is conventionele energiezuinige verlichting nog steeds efficiënter. Het beleid was, is en blijft het toepassen van de meest energiezuinige technologie, voor zover dat past binnen het beschikbare budget. Op dit moment is de gemiddelde leeftijd bij vervanging van lichtmasten opgelopen tot ruim 42 jaar. Om die achterstand niet verder op te laten lopen is voor vervanging in de periode 2013-2022 een bedrag nodig zijn van 8,6 mln. (prijspeil 2012). In de periode 2013-2022 is er, uitgaande van de meerjaren begroting waarin de bezuinigingen zijn verwerkt, een bedrag beschikbaar voor exploitatie en vervanging samen, van 20,6 mln. De exploitatiekosten bedragen in die periode in totaal 14 mln., zodat er 6,6 mln. overblijft voor vervangingen. Samen met de nog niet bestede reserve van 1,8 mln. is er in totaal voor vervangingen een bedrag van 8,4 mln. beschikbaar. Dat komt vrijwel overeen met het benodigde bedrag van 8,6 mln., zodat het budget voor vervangingen voor deze periode voldoende is om de achterstand in vervangingen niet verder op te laten lopen. Belangrijk daarbij is dat alle berekeningen gebaseerd zijn op prijspeil 2012. Als het budget voor verlichting door de jaren heen niet aangepast wordt aan de ontwikkeling van de prijzen zal de achterstand in vervanging toch verder toenemen. In 2013 en 2014 worden de budgetten in de gemeentebegroting - 5 -

sowieso niet geïndexeerd, voor de jaren 2015 en 2016 is de verwachting dat ook dan de nullijn zal worden gehanteerd. Zie daarvoor de doorrekening van het collegeprogramma, aan de raad aangeboden ter voorbereiding op de besluitvorming over de begroting 2014. Als de prijzen in de periode 2013-2022 met hetzelfde percentage stijgen als in de periode 2007-2012, namelijk 2,2 %, en de prijsstijging niet verwerkt wordt in het budget voor verlichting in de gemeentebegroting, dan ontstaat het volgende beeld: totaal kosten versus beschikbaar budget in de periode 2013-2022 kostensoort prijspeil 2012 met 2,2%index Nodig voor exploitatie 14 mln. 15,6 mln. Nodig voor vervangingen 8,6 mln. 9,8 mln. totaal kosten 22,6 mln. 25,4 mln. beschikbaar budget beschikbaar in begroting beschikbaar als reservering totaal beschikbaar prijspeil 2012, niet geïndexeerd 20,6 mln. 1,8 mln. 22,4 mln. verdeling exploitatie / vervanging prijspeil 2012 met 2,2%index nodig voor exploitatie 14 mln. 15,6 mln. blijft over voor vervanging 8,4 mln. 6,8 mln. tekort op vervanging 0,2 mln. 3 mln. Het effect van het niet aanpassen van de begroting aan de prijsstijging zal zijn dat een belangrijk deel van de vervangingen niet kan worden uitgevoerd. Het gaat om een tekort van 3 mln. op een totaal budget van 9,8 mln., dat is 30% van het vervangingsbudget voor de periode 2013-2022. Gevolg daarvan is weer dat vervangingen niet allemaal kunnen worden uitgevoerd en de verbetering van de verlichtingsniveaus, bijvoorbeeld de toepassing van LED, in de periode 2013-2022 achter zal blijven bij de planning. Het niet aanpassen van de budgetten aan de prijsontwikkeling heeft ook tot gevolg dat een steeds kleiner deel beschikbaar komt voor vervanging. Bij een prijsstijging van 2,2% is rond 2022 ongeveer het gehele budget nodig voor exploitatie, waardoor er ná 2022 helemaal geen geld meer is voor vervanging. Omdat de lichtmasten in Amersfoort relatief jong zijn is het benodigde budget voor vervangingen in de periode 2013-2022 relatief laag. Anders wordt dat in de periode 2022-2045, omdat dan de verlichting in de groeistad -wijken aan vervanging toekomt. Om dat op te kunnen vangen zal vanaf 2022 een forse aanpassing van budget noodzakelijk zijn. - 6 -

1 Inleiding Deze rapportage geeft een beeld van de huidige situatie van de openbare verlichting en laat de aanpak voor de komende jaren zien uitgaande van het beschikbare budget. Voor het schrijven van deze rapportage zijn er twee aanleidingen, namelijk: Motie veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. Op 6 november 2012 heeft de raad de motie M-3.5a aangenomen veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. In die motie verzoekt de raad het college: 1. in een business case inzichtelijk te maken hoe snel op de kosten voor openbare verlichting kan worden bespaard, rekening houdende met de terugverdientijd, ruimtelijke kwaliteit en een milieuanalyse, 2. in het eerste kwartaal van 2013 voorstellen te doen voor een aanpak van de openbare verlichting. Nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 Naar aanleiding van de motie is nagedacht over de vraag of het beleid voor verlichting wellicht moet worden aangepast. Die vraag is ook aan de orde omdat het bestaande beleid is vastgelegd in de Nota Verlicht Amersfoort 2007-2012. Deze Nota heeft dus een werkingsduur tot 2013. LEESWIJZER Achtereenvolgens komt aan de orde: De stand van zaken tot 2007. In dat jaar is het laatste beleidsplan vastgesteld (hoofdstuk 2). Uitgevoerde maatregelen in het kader van het planmatig beheer in de periode van 2007 tot en met 2012, en het effect er van op de verlichtingsniveaus en de energiebesparing. Daarbij wordt ingegaan op de ontwikkeling van het beschikbare budget, het effect van de prijsstijgingen en de ontwikkeling van de technische mogelijkheden tijdens deze periode (hoofdstuk 3) Op basis van de huidige stand van zaken is een aanpak ontwikkeld voor het planmatig beheer in de komende jaren, binnen de randvoorwaarde van het in de toekomst beschikbare budget (hoofdstuk 4). In het laatste (hoofdstuk 5) wordt uiteengezet hoe het planmatig beheer aansluit op de motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. De opbouw van de rapportage is dus gebaseerd op de verschillende genoemde tijdvakken. Om het verhaal te kunnen volgen is de noodzakelijke inhoudelijke toelichting opgenomen in de hoofdstukken per tijdvak. - 7 -

2 Verlichtingsbeleid tot 2007 Energiebesparing in het verleden Eind 90-er jaren heeft de gemeente in 5 jaar tijd circa 11.000 armaturen (40% van het totaal) vervangen door - op dat moment - de meest energiezuinige apparatuur met zeer lage onderhoudskosten. Deze apparatuur is nu stap voor stap weer aan de beurt om vervangen te worden. Het absolute effect op de energiebesparing van vervanging is nu veel beperkter, omdat de bestaande armaturen al energiezuinig zijn. Amersfoort is in al in het begin van de 90-er jaren begonnen met het planmatig beheren van de OVL. Al meer dan 20 jaar wordt, met behulp van automatisering, van elke lichtmast en elk armatuur bijgehouden waar en wanneer het geplaatst is, welk type het betreft enzovoorts. In 1994 is een eerste nota Verlicht Amersfoort vastgesteld door de gemeenteraad. Deze nota is voor het eerst gebaseerd op gegevens van de OVL die in het beheersysteem zijn bijgehouden. In de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 zijn de beleidsdoelen uit 1994 aangescherpt en geconcretiseerd. De openbare verlichting heeft primair tot doel bij te dragen aan de veiligheid van de stad. Daartoe worden wegen en woongebieden verlicht gedurende de periode tussen zonsondergang en zonsopgang. De nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 geeft daarvoor de volgende beleidsuitgangspunten: Bij nieuwbouw binnen de bebouwde kom dient de verlichting te voldoen aan de landelijk opgestelde richtlijnen 1. De richtlijnen gaan over de gewenste hoeveelheid licht, ondermeer afhankelijk van het type straat en het tijdstip in de nacht. Bij bestaande bouw dient minimaal 80% van de straten aan deze richtlijnen te voldoen. Bij aanleg en herstructurering van een gebied wordt een eigen gemeentelijk OV- net aangelegd. Daartoe is besloten om, zeker op termijn, minder afhankelijk te zijn van de netwerkbeheerder. Rekening houden met het beperken van lichthinder en lichtvervuiling door hierop te sturen bij het ontwerp. Het zorgvuldig kiezen van de positie van de lichtmasten en apparatuur, waardoor geen licht in ongewenste richting schijnt, draag hieraan bij. Niet verlichten van parken en groenstroken en het beperken van de verlichting in buitengebieden. Op locaties waar geen sociale controle aanwezig is, kan verlichting een onterecht gevoel van veiligheid oproepen. Daarom worden bijvoorbeeld speelplaatsen en honden- uitlaatplaatsen niet verlicht. Het verlichten van particuliere achterpaden en onderdoorgangen is soms wel gewenst, maar behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. Sinds de jaren 90 wordt energiezuinige OVL toegepast. De technische ontwikkelingen op dit gebied worden gevolgd. Bij vervanging wordt altijd de meest energiezuinige variant gekozen, voor zover dat economisch verantwoord is. Ingekochte stroom is 100% groene stroom. 1 Landelijke verlichtingsrichtlijnen: in 1994 was NSVV-richtlijn voor openbare verlichting. In 2002 is deze geactualiseerd in de NPR 13201-1. In 2011 is hiervoor de ROVL 2011 in de plaats gekomen en deze richtlijn is tot op dit moment nog steeds actueel. - 8 -

Bovenstaande beleidsuitgangspunten zijn nog steeds actueel. 2.1 Stand van zaken medio 2007: feiten en cijfers Openbare verlichting bestaat uit verschillende technische onderdelen. Allereerst is er het netwerk, de kabels in de grond, waarop de verlichting moet worden aangesloten. De meeste lichtmasten in Amersfoort zijn direct aangesloten op de elektriciteitskabels voor huishoudens en bedrijven. Een deel is aangesloten op een apart netwerk voor OVL. In 2007 waren er in totaal 26.000 lichtmasten, daarvan waren er 3.100 aangesloten op een apart OVL-net, alle andere zijn direct aangesloten op algemene voedingskabels. De algemene voedingskabels zijn in beheer bij de netwerkbeheerder Stedin. Afrekening met Stedin vindt plaats op basis van het berekende energiegebruik, het energiegebruik wordt dus niet gemeten. Naast het netwerk bestaat de OVL uit lichtmasten, armaturen en lampen: Armatuur Lamp Lichtmast Bij het Stedinnet is de zekering het overdrachtspunt tussen Stedin en de gemeente Amersfoort Zekering Stedinnet, laagspanningskabel Eigennet, OV-kabel Amersfoort Aftakmof Enkele kengetallen uit 2007: Cijfers 2007 omvang toelichting Lichtmasten 26.000 stuks, waarvan 1.200 ouder dan 40 jaar Armaturen 27.400 stuks, waarvan 1.500 ouder dan 20 jaar Lampen 30.900 stuks. Totaal energiegebruik 5.140 MWh per jaar (berekend). Energiegebruik per lichtmast 198 kwh Gemiddeld per lichtmast per jaar (2007) - 9 -

2.2 Doelstellingen en ambities uit nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 Verlichtingsniveaus worden per wijk of buurt beoordeeld. Immers, bij aanleg van een hele wijk of buurt wordt gekozen voor één bepaald systeem, gebaseerd op de van toepassing zijnde norm. Verbetering van de verlichting wordt daarom ook per wijk of buurt uitgevoerd. Voor vervanging van lichtmasten is een levensduur van ongeveer 40 jaar uitgangspunt. Armaturen moeten minstens de helft van de levensduur van een mast meegaan, dus minimaal ongeveer 20 jaar. In 2007 was de gemiddelde levensduur van masten die werden vervangen 41,7 jaar. Er bestond dus een achterstand in vervanging, uitgaande van een levensduur van 40 jaar. Doelstelling in 2007 was de toen bestaande achterstand in de periode 2007-2012 in te lopen. Kwalitatieve doelstelling van de beleidsnota 2007-2012 was dat in 2012 in minimaal 80% van de straten in een wijk, voldaan zou worden aan het landelijk geaccepteerde verlichtingsniveau. 2. 2 In 2007 was dat de NPR 13201-1 (NPR=Nederlandse Praktijkrichtlijn). In 2011 is hiervoor de ROVL 2011 in de plaats gekomen (ROVL=Richtlijn Openbare Verlichting). - 10 -

Kattenbroek Bruggensingel. Het plaatje linksboven geeft de situatie in 2005 weer, het plaatje rechtsboven de aanpak zoals die in 2007 is gepland. Beide plaatjes zijn overgenomen uit de beleidsnota 2007. Hieronder is de gerealiseerde situatie in 2012 weergegeven, gemeten naar de normen van 2012. De normen voor verlichting liggen in 2012 wat hoger dan de normen uit 2007. Daardoor zijn er een aantal wijken in het zuid-oosten van de stad die in de geplande aanpak voor 2007 donkergroen waren, uiteindelijk niet meer dan lichtgroen. Dit ondanks alle investeringen in die wijken. Voor oudere wijken is het niet mogelijk overal te voldoen aan de ROVL 2011 omdat daarvoor hier en daar de afstand tussen de lichtmasten te groot is. Gerealiseerde situatie 2012, gemeten naar de normen van 2012. Uit de plaatjes blijkt dat de kwalitatieve ambities uit 2007 voor 2012, grotendeels zijn gehaald. - 11 -

3 Wat is in de periode 2007-2012 gebeurd? 3.1 Wijkgerichte verbetering in de periode 2007-2012 De aanpak 2007-2012 is als volgt samen te vatten: In 2007 had de gemeente 7087 armaturen met verouderde technologie in beheer. Eind 2012 was dat aantal gedaald tot 4535, een reductie van 35%. Bij vervanging is steeds gekozen voor het meest energiezuinige armatuur waarmee het beoogde verlichtingsniveau kan worden gehaald en dat past binnen de financiële randvoorwaarden. Op hoofdwegen loont het om gedimde verlichting toe te passen. Daarom zijn, op het moment dat vervanging aan de orde is, op dit soort wegen consequent lichtmasten met dimunits geplaatst. Een voorbeeld daarvan is de Zielhorsterweg. De dimunits werken zelfstandig per lichtmast en behoeven niet centraal te worden aangestuurd, zie de bijlage op blz. 36. Het aantal lichtmasten met gedimde verlichting is gestegen van 530 in 2007 naar circa 1.000 stuks eind 2012. Het totale energiegebruik OVL in Amersfoort is gestegen ten gevolge van de flinke uitbreiding van Vathorst en herinrichtingprojecten in de bestaande stad. Ondanks de verhoging van het lichtniveau per lichtmast in de wijken die zijn aangepakt, is het energiegebruik per lichtpunt vrijwel gelijk gebleven. Dat is het gevolg van het toepassen van nieuwe technologie, zie daarvoor paragraaf 3.3. Resumerend: de geplande kwalitatieve verbeteringen op wijkniveau zijn gerealiseerd. 3.2 Vervangingen in de periode 2007-2012 In Amersfoort staan er eind 2012 in totaal 29.020 lichtmasten. In die masten zitten in totaal 31.227 armaturen. Het aantal armaturen is hoger dan het aantal masten omdat sommige masten meer dan één armatuur hebben. Voor vervanging van lichtmasten is een levensduur van ongeveer 40 jaar uitgangspunt. In 2007 was de gemiddelde levensduur van masten die werden vervangen 41,7 jaar. Gemiddeld betekent in dit verband dat masten die in zandige, droge en schone grond staan soms pas na 50 jaar worden vervangen, terwijl gecorrodeerde lichtmasten vaak veel eerder aan vervanging toe zijn. Verlichting wordt per wijk of per buurt aangelegd en vervangen. Hoe die wijkgerichte aanpak in de periode 2007-2012 concreet per wijk is uitgevoerd wordt weergegeven in de bijlage op bladzijde 34. In de periode 2007-2012 zijn 1320 bestaande masten vervangen. Doelstelling in de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 was de gemiddelde leeftijd bij - 12 -

vervanging terug te brengen tot circa 40 jaar. Om dat te bereiken zouden er zo n 600 masten meer moeten zijn vervangen dan nu het geval is geweest. Wist u dat..openbare verlichting relatief zuinig is. Eén lichtmast gebruikt jaarlijks ongeveer 200 kwh. Voor elke 2 a 3 huishoudens is ongeveer 1 lichtmast nodig. Voor OVL is het energiegebruik per huishouden per jaar niet meer dan 83 kwh. Dat is 2,5% van het gemiddelde energiegebruik per huishouden per jaar. Een gemiddeld huishouden gebruikt 3400 kwh per jaar. De doelstelling uit 2007 om de gemiddelde leeftijd bij vervanging terug te brengen is niet gelukt. Integendeel, de gemiddeld leeftijd bij vervanging is opgelopen van 41,7 jaar in 2007 naar ruim 42 jaar in 2012. Het achterlopen van de vervangingsinvesteringen in genoemde periode is vooral het gevolg van onvoorziene personele omstandigheden. Het vervangen van de extra 600 masten, inclusief armaturen, zou een investering hebben gevergd van ruim 700.000. Dat geld was beschikbaar. Minder snel vervangen leidt tot het niet volledig besteden van de beschikbare middelen. Ondanks de bezuinigingen en ondanks de extra vervangingen van armaturen is het beschikbare budget voor vervangingsinvesteringen medio 2013 opgelopen tot 1,8 mln. 3.3 Meer licht met minder energie: lamptechnologie Hoofddoelstelling van de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 was het verlichtingsniveau in een groot aantal wijken te verhogen, zie paragraaf 3.1. Bij de uitvoering van die doelstelling is steeds gekozen voor het meest energiezuinige armatuur waarmee het beoogde verlichtingsniveau kan worden gehaald. Randvoorwaarde was wel dat de meerkosten van hogere investeringen voor een energiezuiniger armatuur, terugverdiend moet worden door lagere kosten tijdens de levensduur van het armatuur. De gekozen aanpak heeft resultaat gehad dankzij de ontwikkeling van steeds energiezuiniger lamptechnologie. Het verlichtingsniveau in de aangepakte wijken is verhoogd door toepassing van moderne armaturen, terwijl het gemiddelde energiegebruik per lichtpunt vrijwel gelijk is gebleven. Was in 2007 het gemiddelde energiegebruik per lichtmast 198 kwh per jaar, in 2012 is dat gestegen tot niet meer dan 200 kwh per jaar. In de achterliggende periode was de LED-verlichting weliswaar beschikbaar, maar de meerprijs ten opzichte van conventionele energiezuinige armaturen kon op geen stukken na terugverdiend worden tijdens de gegarandeerde levensduur. Intussen gaan de ontwikkelingen heel snel en is de gegarandeerde levensduur van LED-verlichting toegenomen tot ongeveer 20 jaar, dus vergelijkbaar met conventionele energiezuinige armaturen. Daarnaast is de aanschafprijs zodanig gezakt dat de meerkosten nu terug verdiend kunnen worden uit de lagere kosten voor onderhoud. Dat geldt in ieder geval voor de grotere vermogens die toegepast worden langs hoofdverkeerswegen. Naast de langere gegarandeerde levensduur en de lagere aanschafprijs speelt nog een ander aspect van de LED-verlichting mee. De hoeveelheid licht bij het zelfde elektriciteitsgebruik is fors toegenomen. Een LED-lamp uit 2011 die 500 ma gebruikt geeft 140 lumen / watt, nu koop je een LED-lamp met - 13 -

hetzelfde vermogen die 182 / watt lumen geeft. Dat is een toename in lichtniveau van 30%. Vergelijking LED- en conventioneel energiezuinige verlichting voor hoofdverkeerswegen Kosten componenten Conventioneel energiezuinig 2010 2013 LED Conventioneel energiezuinig Prijs armatuur met lamp 576 1.050 588 652 Totale energiekosten per armatuur in 20 jaar 423 400 449 318 Onderhoudskosten in 20 jaar 373 12 345 16 Extra armatuur i.v.m. levensduur 12 jaar 1.050 LED Totale kosten over 20 jaar 1.371 2.512 1.382 986 Verschil in kosten in 20 jaar + 1.141-396 Gegarandeerde levensduur in jaar 20 12 20 20 Terugverdientijd meerkosten LED in jaren nooit 3,5 jaar Opvallend is dat het grootste verschil tussen kosten tijdens de levensduur niet zit in het lagere energiegebruik; het grootste verschil zit in de lagere kosten voor vervangingen tijdens de levensduur. Conventionele energiezuinige OVL is ook zeer energiezuinig, maar de lampen moeten om de zoveel tijd wel vervangen worden. Dat laatste geldt niet voor LED. Overeenkomstig de doelstellingen uit de nota Verlicht Amersfoort 2007-2012 wordt altijd de meest energiezuinige variant gekozen, uitgaande van het vereiste lichtniveau en passend binnen het budget. Dat heeft uiteraard geleid tot een duidelijke toename van het percentage energiezuinige armaturen, zowel standaard energiezuinige armaturen als armaturen met de nieuwste technieken zoals LED. - 14 -

3.4 Kostensoorten: exploitatie en vervanging Bij de besteding van het budget voor OVL is er onderscheid tussen exploitatiekosten en vervangingskosten: Exploitatiekosten: o energie o netwerk o onderhoud: oplossen van storingen, afdoen van meldingen, om de zoveel tijd vervangen van lampen - afhankelijk van het type armatuur, incidenteel vervangen van lichtmasten bij schade, etc. Vervangingskosten: o vervanging van het armatuur meestal op de helft van de vervangingsperiode voor de lichtmast; o vervanging van de lichtmast. Een lichtmast heeft een gemiddelde technische levensduur van 40 jaar. Langer kan wel, maar dan moet de technische staat van de lichtmasten vaker gecontroleerd worden. De exploitatiekosten worden direct uit het jaarbudget betaald. Voor de planmatige vervangingen wordt gebruik gemaakt van het Fonds Openbare Ruimte. Omdat het bij vervangingsinvesteringen meestal om grotere bedragen gaat, wordt het ene jaar geld onttrokken aan het fonds, terwijl het fonds in andere jaren wordt bijgevuld vanuit het jaarbudget. 3.5 Ontwikkeling van de kosten in de periode 2007-2012 De energieprijzen zijn in een periode van 5 jaar met ruim 12% gedaald, maar die daling wordt gedeeltelijk weer teniet gedaan door de stijging van de energiebelasting. De kosten voor onderhoud en vervangingen zijn prijzen die door de markt worden bepaald; deze werkzaamheden worden aanbesteed. De netwerkkosten worden eenzijdig bepaald door de netwerkbeheerder. Al met al gaat het om niet beïnvloedbare prijsstijgingen. Kostensoort % van het budget Prijs ontw. 2007 - gemiddeld / jaar 2012 Energie 17,79% -12,12% -2,55% Energie belasting 3,56% 18,20% 3,40% Netwerkkosten 17,91% 21,41% 3,96% Groepsremplace 7,95% 16,80% 3,15% Onderhoud 29,95% 12,40% 2,37% Vervangingen 22,84% 12,40% 2,37% gemiddelde gewogen naar % van budget 2,18% De prijsstijgingen van de diverse kostensoorten tellen niet allemaal even hard mee in de besteding van het budget. Afhankelijk van het deel van het budget waar het over gaat is een totaal gemiddelde berekend voor de gehele periode, namelijk 2,18% per jaar. - 15 -

Wat verder opvalt in bovenstaande tabel is dat het deel van het budget dat de achterliggende jaren besteed is aan vervangingen kleiner is dan in het landelijke beeld. Niet meer dan 23% is besteed aan vervangingen, terwijl het landelijke percentage voor vervangingen, gemiddeld over een lange termijn, op ongeveer 50% van het budget ligt. Het accent lag in de beschreven periode op kwalitatieve verbetering van het verlichtingsniveau in de daarvoor aangewezen wijken. Het beeld van de bestedingen wijkt daardoor af van het algemene landelijke beeld voor kostenverdeling van OVL. 3.6 Ontwikkeling van het budget voor verlichting in 2007-2012 Voor OVL was in de periode 2007-2012 ongeveer 1,75 mln. per jaar beschikbaar. Van dat budget is ongeveer 1,4 mln. nodig voor de exploitatiekosten van de verlichting, zodat zo n 0,35 mln. over blijft voor vervangingen, dat is een verhouding van respectievelijk 80% voor exploitatie en 20% voor vervangingsinvesteringen. In de periode 2007-2012 zijn bezuinigingen doorgevoerd. De eerste keer in 2011, vervolgens in 2012 en 2013. Vanaf 2014 wordt een deel van deze bezuinigingen weer gecompenseerd, omdat duidelijk is dat het budget voor vervangingen te veel onder druk is komen te staan. In de oorspronkelijke meerjarenbegroting, vóór de bezuinigingen uit 2011 tot 2013, was rekening gehouden met de toenemende kosten voor vervanging. Doelstelling was de achterstand in vervanging in te lopen, zodat stadsbreed de gemiddelde leeftijd bij vervanging van lichtmasten weer teruggebracht zou worden naar zo n 40 jaar. Het beschikbare budget voor verlichting liep in de oorspronkelijke meerjarenbegroting op van 1,75 mln. in 2008 naar 2,3 mln. in 2016. - 16 -

Het blijvend effect van de bezuinigingen is per saldo een structurele budgetverlaging voor verlichting van 135.000 per jaar, dat komt overeen met 6,5% van het budget. In de grafiek hieronder wordt de ontwikkeling van het budget van 2007 tot 2022 weergegeven, gebaseerd op de bezuinigingen en de besluitvorming in de gemeenteraad tot en met de begroting 2014, prijspeil 2012. In totaal is er voor de periode 2013-2022 een budget beschikbaar van 20,6 mln., het oorspronkelijke budget, dus zonder bezuinigingen, was voor die periode 22,4 mln. Alle bedragen zijn prijspeil 2012. 3.6.1 Effect van prijsstijging op besteedbaar budget 2007-2012 Naast bovenstaande reguliere bezuinigingen is het niet compenseren van de prijsstijging van grote invloed. Van 2007 tot en met 2012 is het gemeentelijk budget voor OVL over de hele periode met in totaal met 2,73% verhoogd, terwijl de prijzen in die periode met 11,5 % zijn gestegen. Dat het budget over de gehele periode met niet meer dan 2,73% is verhoogd is het gevolg van niet meer aanpassen van de budgetten in de gemeentebegroting aan de prijsstijgingen. Een index van 2,73% over 5 jaar komt neer op een gemiddelde verhoging van 0,54% per jaar. Het verschil tussen de kostenstijging in deze periode, namelijk gemiddeld 2,2% per jaar, en de gemeentelijke index van 0,54% per jaar, is 1,66%. Dat lijkt weinig, maar over 5 jaar gaat het om 8,6% van het totaal. Op een jaarbudget van grofweg 1,75 mln. gaat het om een impliciete bezuiniging van 150.000. - 17 -

4 Aanpak in de periode 2013-2022 4.1 Algemeen: beleid en uitvoering wordt veel meer budget gestuurd De nota verlichting Amersfoort 2007-2012 was gebaseerd op de gedachte: we stellen het beleid vast voor een sobere, doelmatige en duurzame verlichting en het geld dat daarvoor nodig is wordt vervolgens in de begroting geregeld. Op die manier was voor uitvoering van de nota uit 2007 voldoende geld beschikbaar, een tekort werd toen eerst verwacht vanaf 2018 / 2020, omdat dan relatief veel masten vervangen moeten gaan worden. Met de komst van de kredietcrisis in 2008 en de daarop volgende bezuinigingen is de manier van denken omgekeerd. Uitgangspunt is nu veel meer het beschikbare budget; beleid maken waarvoor extra geld nodig is heeft geen zin. De vraag is nu: wat hebben we beschikbaar en wat kunnen we daar maximaal mee doen, voor een doelmatige en duurzame verlichting? Vandaar dat in dit hoofdstuk eerst wordt ingegaan op het benodigde en beschikbare budget en daarna pas op de beleidskeuzes die daaruit voortvloeien. Bezuinigingen worden op 2 manieren ingevoerd. In de eerste plaats door reguliere bezuinigingen: bepaalde posten op de begroting worden verlaagd. In de tweede plaats door voor één of meer jaar de prijsstijging niet, of niet geheel, te compenseren. Er is dan sprake van de nullijn. Vaak is het effect van het niet compenseren van de prijsstijging verdergaand dan het effect van een budgetverlaging in één keer. Zeker in een rapportage die gaat over de aanpak tot en met 2022 is het van belang de (mogelijke) effecten van de nullijn expliciet aandacht te geven. Daarom wordt bij ieder onderwerp steeds een aparte paragraaf gewijd aan het effect van de prijsstijgingen. Duidelijk is, dat in ieder geval voor 2013 en 2014 de prijsstijging niet gecompenseerd wordt, zie de doorrekening van het collegeprogramma, blz. 19. Over compensatie van de prijsstijging ná 2014 is op gemeentelijk niveau nog geen definitief besluit genomen, maar voorgesteld wordt de nullijn voort te zetten tot en met 2017, zie bladzijde 24 van de genoemde doorrekening. Het niet of niet geheel compenseren van de prijsstijging vergt ook een andere manier van omgaan met de cijfers. Tot 2008 was het regel dat de bedragen in de begroting werden verhoogd met de gemiddelde prijsstijging. Daarvan uitgaand was het mogelijk de bedragen van nu toe te passen op de jaren in de toekomst. Bijvoorbeeld: als het budget nu voldoende is om lichtmasten te vervangen met een prijs van 750, dan is dat budget ook voldoende in, bijvoorbeeld, 2018. Immers, de prijs van zo n lichtmast kan wel omhoog gaan door de inflatie, maar de hoogte van het budget gaat dan in grote lijnen mee. - 18 -

Nu het voor de eerstkomende jaren regel lijkt te worden dat de prijsstijging niet of slechts gedeeltelijk wordt gecompenseerd, is er met hetzelfde budget in de toekomst minder te doen. Dat zorgt er voor dat je voortdurend alert moet zijn op de vraag: heb je het over euro s uit 2012 of over euro s uit, bijvoorbeeld, 2018. 4.2 Algemeen: bij beheer gaat exploitatie vóór vervanging Jaarlijks is er geld beschikbaar binnen de gemeentebegroting voor verlichting. De exploitatiekosten voor bijvoorbeeld energie, het verhelpen van storingen en het vervangen van lampen worden direct uit het jaarbudget betaald. Voor planmatige vervanging van armaturen en lichtmasten wordt gebruik gemaakt van het Fonds Openbare Ruimte. Omdat het bij vervangingsinvesteringen meestal om grotere bedragen gaat, wordt het ene jaar geld onttrokken aan het fonds, terwijl het in andere jaren wordt bijgevuld vanuit het jaarbudget. Op de exploitatiekosten is vrijwel niet te bezuinigen, tenzij je verlichting uitzet. Als bezuinigen gaat over grotere bedragen komt het dus vrijwel altijd neer op minder geld voor investeringen. Dat principe geldt niet alleen voor verlichting maar is in hoofdlijnen ook van toepassing op andere aspecten van beheer: wegen, groen (met name bomen), riolen, water (baggeren), afval inzameling en verwerking, bruggen en andere civiele kunstwerken, 4.2.1 Effect van nullijn op exploitatie en investeringen Het effect van een langdurige nullijn is vaak groter dan het effect van incidentele kortingen op het budget. Bovendien is het effect van de nullijn op voorhand moeilijker in kaart te brengen, omdat de toekomstige prijsstijgingen nog niet bekend zijn. Schematisch ziet het effect van de nullijn er als volgt uit: Het effect van de nullijn op het budget voor investeringen. De bovenstaande grafiek is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: - 19 -

exploitatie gaat vóór vervanging; budgettaire nullijn gedurende 10 jaar; prijzen stijgen met 2,2% per jaar (zie paragraaf 3.5); verhouding exploitatie versus investeringen is 80 / 20% van het oorspronkelijke budget (zie paragraaf 3.6). Het resultaat is dat bij deze uitgangspunten het budget voor vervangingsinvesteringen in 10 jaar tijd terugloopt van 20% naar 3% van het oorspronkelijke budget. In de bijlage op bladzijde 31 wordt verder ingegaan op de financiële achtergronden, daar staan ook grafieken die gebaseerd op andere percentages voor de prijsstijging. Bovenstaande grafiek is een schematische weergave, het maakt inzichtelijk op welke wijze het beschikbare budget wordt verdeeld bij toepassing van de nullijn. Hieronder wordt eerst weergegeven welke budgetten voor exploitatie en onderhoud noodzakelijk zijn. Vervolgens wordt het tekort in kaart gebracht en worden de consequenties voor de uitvoering beschreven. 4.3 Benodigd budget voor exploitatie De opbouw van exploitatiekosten ziet er gemiddeld per jaar als volgt uit (prijspeil 2012): energie + energiebelasting 360.000 netwerkkosten 330.000 groepsremplace (vervangen lampen) 140.000 onderhoud (storingsdienst, incidentele vervangingen etc.) 570.000 totaal exploitatiekosten / jaar 1,40 mln. Het bedrag voor exploitatie kan vrijwel niet beïnvloed worden, tenzij er verlichting wordt uitgezet of weggehaald. Bezuinigingen op exploitatie kan vrijwel niet. 4.3.1 Effect van de nullijn voor de exploitatie De gemiddelde prijsstijging van 2007 en met 2012 was 2,2%. Voor de periode 2013-2022 wordt dat percentage als uitgangspunt genomen, ook al zal de kostenstijging van 2013 tot en met 2022 eerder meer zijn dan minder. Met een gemiddelde prijsstijging van 2,2%. per jaar zullen de kosten voor exploitatie stijgen van 1,40 mln. in 2013 tot 1,73 mln. in 2022. Over de gehele periode 2013-2022 is er voor exploitatie een bedrag nodig van 15,6 mln. Als de kostenstijging van 2013 tot en met 2022 hoger is dan 2,2%, wat heel goed mogelijk is, zullen de exploitatiekosten navenant stijgen. Zie daarvoor ook de grafieken in de bijlage over financiële achtergronden op bladzijde 31. - 20 -

4.4 Benodigd budget voor vervanging Uit landelijke gegevens blijkt dat, gemiddeld over de lange termijn, dat de kosten voor vervanging ongeveer gelijk zijn aan de kosten van exploitatie. Dat die situatie zich in Amersfoort (nog) niet voordoet komt door de relatief lage gemiddelde leeftijd van de masten. Dat is dan weer het gevolg van de groeistad periode. Als er geen masten vervangen zouden worden loopt het percentage masten, ouder dan 40 jaar, na 2017 en 2022 snel op, zoals blijkt uit de rechter grafiek. Dat is uiteraard een vrij theoretische benadering, uitgaande van de situatie dat er helemaal niet meer vervangen wordt. Het beeld roept wel de vraag op hoeveel geld er nodig is om de geschetste ontwikkeling te voorkomen. Een lichtmast kost, inclusief plaatsing maar exclusief armatuur, gemiddeld 750. Een armatuur kost gemiddeld 450 (prijspeil 2012, ex BTW). Alles bij elkaar vertegenwoordigen lichtmasten en armaturen in Amersfoort de volgende waarde (prijspeil 2012, ex BTW): Aantallen Waarde investering lichtmasten 29.060 21,8 mln. armaturen 31.227 14,0 mln. samen 35,8 mln. Algemeen uitgangspunt is dat lichtmasten na zo n 40 jaar vervangen moeten worden, maar intussen is de gemiddelde levensduur bij vervanging al opgelopen naar ruim 42 jaar. Vervanging van het armatuur vind zoveel mogelijk halverwege de levensduur van de mast plaats. Een punt is natuurlijk dat de aantallen te vervangen masten en armaturen helemaal niet evenredig verdeeld zijn over de jaren. Dat levert over de jaren heen een sterk wisselend beeld op van de aantallen te vervangen masten en armaturen: - 21 -

In bovenstaande grafiek is uitgegaan van een gemiddelde levensduur van 42 jaar per mast, dus van circa 21 jaar per armatuur. Het blijkt dat het aantal masten dat voor vervanging in aanmerking komt in de periode 2013 tot 2022 laag ligt. Dat is het gevolg van de nog beperkte groei van de stad tot 1985. Het grootste aantal masten zal vervangen moeten worden in de periode 2027 2052, als gevolg van de groei van de stad in de periode 1985-2010 (Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland, Vathorst). Als we voorgaand grafiek toespitsen op de periode 2013-2022 ontstaat het volgende beeld: Ook in deze grafiek is uitgangspunt de vervanging van masten bij een gemiddelde leeftijd van 42 jaar en vervanging van armaturen bij een gemiddelde leeftijd van 21 jaar. Omdat het qua uitvoering niet altijd lukt vervanging precies in het geplande jaar uit te voeren, zijn de vervangingen steeds gemiddeld over een periode van 3 jaar; dat zijn de gestippelde lijnen. - 22 -

Voorgaande grafiek, omgezet in geld, geeft het volgende beeld voor het benodigde budget voor vervangingen (prijspeil 2012 gemiddeld over perioden van 3 jaar): Het aantal masten dat voor vervanging in aanmerking komt in de periode 2013 tot 2022 ligt relatief laag. Heel anders ligt dat de met aantallen te vervangen armaturen. In de periode 2013-2022 moeten relatief veel armaturen worden vervangen, omdat relatief veel armaturen in die periode de leeftijd bereiken van 21 jaar of ouder. Armaturen die geplaatst zijn in de periode 1990-2000 zijn dan aan vervanging toe, bijvoorbeeld in Kattenbroek en De Hoef Voor de periode 2013-2022 zijn de kosten voor vervanging van armaturen ongeveer 6 keer zo hoog als de kosten voor vervanging van de masten. totaal in 2013-2022 prijspeil 2012 gemiddeld per jaar prijspeil 2012 aantallen euro's aantallen euro's masten 1609 1.207.000 161 120.700 armaturen 16456 7.405.050 1646 740.505 totalen 8.612.050 861.205 In de tabel hierboven zijn alle kosten voor vervanging in de periode 2013-2022 bij elkaar opgeteld. Daarbij is geen rekening gehouden met de effecten van prijsstijging, alle cijfers zijn prijspeil 2012. 4.4.1 Effect van de prijsstijging voor de vervangingen Duidelijk is dat de nullijn van toepassing is op de jaren 2013 en 2014. Onduidelijk is nog of die nullijn ook voor de jaren daarna zal worden gehandhaafd, dat wordt besloten in de nieuwe raadsperiode na april 2014. - 23 -

Het effect van de prijsstijging blijkt uit onderstaande tabel. Het is dezelfde berekening als de tabel hierboven, maar dan met als uitgangspunt dat de prijzen jaarlijks met 2,2% stijgen, dezelfde prijsstijging als in de periode 2007-2012. totaal in 2013-2022 met 2,2% prijsstijging / jr. gemiddeld per jaar met 2,2% prijsstijging / jr. aantallen euro's aantallen euro's masten 1609 1.379.564 161 137.956 armaturen 16456 8.391.038 1646 839.104 totalen 9.770.602 977.060 Rekening houdend met een prijsstijging van 2,2% per jaar is er voor vervanging van masten en armaturen in de periode 2013-2022 een bedrag nodig van 9,8 mln. 4.5 Totaal overzicht benodigd en beschikbaar budget Met behulp van voorgaande berekeningen is nu een overzicht te maken van de benodigde budgetten voor exploitatie en vervanging van de OVL over de gehele periode 2013-2022. Kosten van: gemiddeld / jaar prijspeil 2012 totaal 2013-2022 prijspeil 2012 totaal 2013-2022 met 2,2% index exploitatie 1,4 mln. 14,0 mln. 15,6 mln. vervanging 0,86 mln. 8,6 mln. 9,8 mln. samen 2,26 mln. 22,6 mln. 25,4 mln. Voorafgaand aan de reguliere bezuinigingen, dus de verlagingen van het budget in de jaren 2011, 2012 en 2013, was er in de begroting voor de periode 2013-2022 een bedrag beschikbaar van 22,4 mln., zie paragraaf 3.6. Na de bezuinigingen in genoemde jaren is het totale budget voor de periode 2013-2022 20,6 mln. Al deze bedragen zijn prijspeil 2012. Als we er van uitgaan dat het budget de gehele periode 2013-2022 niet wordt aangepast aan de prijsstijgingen, dan ontstaat er een tekort over deze periode van 25,4 minus 20,6 is 4,8 mln. Daarop moet in mindering worden gebracht de reservering voor vervanging van verlichting in het Fonds Openbare Ruimte van 1,8 mln., zodat een tekort resteert van 3 mln. Dat tekort komt in mindering op het budget voor vervangingen. - 24 -

4.6 Tekort opvangen door uitstel vervanging van masten en armaturen 4.6.1 Effect op de lange termijn. Zoals eerder gezegd is het gevolg van bezuinigingen op het budget voor verlichting dat vervangingen worden uitgesteld. Bij plaatsing van de huidige masten in Amersfoort is gekozen voor een levensduur van 40 jaar, het beschikbare vervangingsbudget was daar ook op afgestemd. Langer wachten met vervanging kan wel, dat blijkt uit de praktijk. Maar oudere masten moeten vaker gecontroleerd worden, er komen meer incidentele vervangingen en er komen meer storingen. Dat betekent dat de exploitatiekosten toenemen bij uitstel van vervanging. Bovendien kan bij ouder wordende bestaande masten de fysieke veiligheid in het geding komen. Masten kunnen doorrotten waardoor ze, onder fysieke belasting, om kunnen vallen. Het financiële effect van het uitstel van vervangingen over een lange termijn, dus meer dan 40 jaar is, in verhouding tot het totale benodigde jaarbudget, relatief klein. Voor de tabel hieronder is het gehele bestand lichtmasten en armaturen doorgerekend voor vervanging bij een levensduur oplopend van 40 tot 48 jaar. Alles op prijspeil 2012. Het blijkt dat uitstel van vervanging van lichtmasten met 2 jaar leidt tot verlaging van de vervangingskosten met iets meer dan 4%. Daartegenover staan hogere exploitatiekosten die op voorhand lastig zijn in te schatten, omdat er geen ervaringscijfers zijn. levensduur aantal te vervangen lichtmasten/jaar aantal te vervangen armaturen per jaar totale vervangingskosten per jaar 40 726 1561 1.246.733 42 691 1487 1.187.364 44 660 1419 1.133.393 46 631 1358 1.084.115 48 605 1301 1.038.944 Later vervangen van masten en armaturen heeft vooral financieel effect op de kortere termijn. Door het opschuiven van de leeftijd bij vervanging is het beroep op het vervangingsbudget gedurende enkele jaren uiteraard lager. Maar het structurele effect op langere termijn is beperkt omdat de te maken kosten worden doorgeschoven naar de toekomst. 4.6.2 Aanpak in de periode 2013-2022 Bij vervanging van lichtmasten bij een gemiddelde leeftijd van 42 jaar moeten er gemiddeld over de lange termijn zo n 700 lichtmasten en zo n 1500 armaturen per jaar worden vervangen. Dat zijn de gemiddelden over de totale levensduur van masten en armaturen, dus een periode van meer dan 40 jaar. Die aantallen over de lange termijn zijn veel hoger dan de aantallen genoemd voor de periode 2013-2022. Voor de periode 2013-2022 gaat het gemiddeld om 161 lichtmasten en 1650 armaturen per jaar. Maar na 2013-2022, vanaf 2023-25 -

tot ongeveer 2045, moeten er veel grotere aantallen masten en armaturen vervangen worden. Dat zijn de effecten van de groeistad periode van na 1985. Het tekort op vervangingen bedraagt 3 mln.; het totale geplande bedrag aan vervangingen in de periode 2013-2022 is 9,8 mln. Zo n 30% van de geplande vervangingen kunnen dus niet doorgaan; dat komt overeen met het niet vervangen van grofweg 50 lichtmasten en 500 armaturen. Het gevolg daarvan is weer dat meer vervangingen naar de toekomst worden verschoven en de verbeteringen, ook in de zin van duurzaamheid, later zullen worden uitgevoerd. Op voorhand is lastig te zeggen welke masten en welke armaturen niet vervangen zullen worden. Dat wordt bepaald aan de hand van de technische staat van de masten en armaturen. Door regelmatig die kwaliteit te checken kan de ontwikkeling worden gevolgd. Sommige armaturen gaan wel 25 jaar mee, anderen moeten al na 18 of 19 jaar worden vervangen. 4.7 Verbetering van de lichtniveaus in de periode 2013-2017 In nieuwere wijken wordt voldaan aan de huidige standaard, namelijk ROVL 2011. Dat zijn de donkergroene wijken. Verbetering van het lichtniveaus in de oudere wijken wordt bereikt door vervanging van de armaturen door armaturen met meer lichtopbrengst. Ook dan is het voor oudere wijken niet altijd mogelijk overal te voldoen aan de ROVL 2011 omdat de daarvoor hier en daar de afstand tussen de lichtmasten te groot is. Dat is niet op te lossen door vervanging van de armaturen, ook niet door vervanging van de lichtmasten op dezelfde plaats. Op die plekken waar de lichtmasten te ver uit elkaar staan kan alleen aan de ROVL worden voldaan door de verlichting opnieuw aan te leggen. Dat is uiteraard veel te kostbaar. Voor ongeveer 10% van het verlichte gebeid in de oudere wijken kan niet worden voldaan aan de verlichtingsnorm, voor 90% van die gebieden gaat dat wel lukken. - 26 -

5 Motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting Op 6 november 2012 heeft de raad de motie M-3.5a aangenomen veilig en duurzaam besparen op straatverlichting. Deze motie is afgedrukt als bijlage bij deze rapportage op bladzijde 35. In die motie verzoekt de raad het college: 1. in een business case inzichtelijk te maken hoe snel op de kosten voor openbare verlichting kan worden bespaard, rekening houdende met de terugverdientijd, ruimtelijke kwaliteit en een milieuanalyse, 2. in het eerste kwartaal van 2013 voorstellen te doen voor een aanpak van de openbare verlichting. De raad verwijst in zijn motie onder meer naar recente aanpassingen van de richtlijnen voor verlichting. Voor openbare verlichting gelden geen wettelijk voorgeschreven normen. De noodzaak van openbare verlichting vloeit voort uit de algemene verantwoordelijkheid van een gemeente voor de veiligheid van gebruikers van de openbare ruimte. Die verantwoordelijkheid is gebaseerd op de algemene wettelijke aansprakelijkheid voor de toestand van wegen en alles wat daarbij hoort, geregeld in artikel 174 van het Burgerlijk Wetboek. In de praktijk wordt algemeen gewerkt met richtlijnen die worden opgesteld door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Het ontwikkelen van die richtlijnen wordt voorbereid door een commissie die voor ongeveer de helft is samengesteld uit vertegenwoordigers van belangengroeperingen en beheerders, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de verlichtingsindustrie. Kern van de nieuwe richtlijn is dat er meer mogelijkheden worden geboden om verlichtingsniveaus te variëren. De regeling voorziet in vereenvoudiging van de regels voor het plaatsen en toepassen van dimmers. Niet alleen het dimmen in een deel van de nacht wordt daardoor beter uitvoerbaar, ook het meebewegen van verlichting met fietsers en wandelaars wordt daardoor mogelijk binnen de richtlijn. Tilburg heeft de primeur voor een wijkbrede toepassing van dit principe. De raadsstukken over de besluitvorming hierover zijn te vinden op de website van de gemeente Tilburg. In Tilburg worden verouderde SOX armaturen vervangen door LED verlichting. Bovendien wordt die LED verlichting zoveel mogelijk gedimd. Daarmee wordt het energiegebruik van de verlichting 80% lager en kunnen de meerkosten van de investering terug betaald worden met de uitgespaarde energiekosten. - 27 -

De vraag van de raad van Amersfoort is of een dergelijke aanpak ook hier toegepast kan worden: verbeteren van de verlichting en verlagen van het energiegebruik tegen dezelfde of lagere kosten. Is daar een businesscase van te maken? Om het antwoord op deze vraag niet theoretisch te benaderen wordt de aanpak in Tilburg vergeleken met de situatie in Amersfoort. De volgende feiten zijn van belang: De armaturen die in Tilburg vervangen worden lopen nogal achter qua techniek en energiegebruik. Het gaat om 5% van het totale aantal armaturen in Tilburg. Die 5% gebruikt 10% van het totale energiegebruik van de verlichting in Tilburg 3. Het energiegebruik van de te vervangen armaturen in Tilburg is 458 KWh per jaar per lichtpunt. Door toepassing van LED in combinatie met dimmen wordt dat energiegebruik verlaagd tot 86,1 KWh per jaar per lichtpunt. In het raadsvoorstel van Tilburg wordt als risico benoemd de onzekerheid over de stijging van de energiekosten. Als de energiekosten minder stijgen dan verwacht zal de te realiseren besparing ook minder zijn en wordt de investering minder snel rendabel. Verlichting woonstraat met LED in Tilburg. Lampen worden aangestuurd met een sensor, zodat het licht meebeweegt. Vanaf begin jaren 90 zijn verouderde armaturen in Amersfoort stelselmatig vervangen door de meest energiezuinige van dat moment, rekening houdend met de kosteneffectiviteit van die armaturen. De investeringen zijn voor een deel betaald uit de besparingen op energiekosten. Het effect van deze 3 Aldus de verantwoordelijk wethouder in Tilburg bij mondelinge toelichting op het raadsvoorstel in de raad. - 28 -

investeringen blijkt uit het gemiddelde energiegebruik per lichtpunt in Amersfoort, namelijk ongeveer 200 KWh per lichtpunt per. Dat is beduidend minder dan de 458 KWh van de lichtpunten die in Tilburg vervangen worden. Het gemiddelde energiegebruik per lichtpunt in Amersfoort is de afgelopen jaren niet lager geworden, ondanks toepassing van de meest energiezuinige verlichting. Dat is het gevolg van de verbetering van de verlichtingsniveaus in een reeks van wijken. Amersfoort heeft dus last van een remmende voorsprong. Omdat er veel geïnvesteerd is in energiezuinige armaturen is het gemiddelde energiegebruik relatief laag en zijn ook de energiekosten relatief laag. Verdergaande energiebesparing brengt dan in verhouding weinig geld op. Aan de andere kant is verdergaande besparing op energie nu en in de toekomst zeker mogelijk. Bij vervanging wordt altijd gekozen voor de meest energiezuinige variant, passend binnen de randvoorwaarden van lichtopbrengst, budget en levensduur. De ontwikkeling van LED ten opzichte van andere energie zuinige armaturen is zodanig dat LED zich nu kan meten aan andere technieken voor wat betreft gegarandeerde levensduur en de verhouding tussen investerings- en exploitatiekosten. Dat geldt in ieder geval voor de hoofdverkeerswegen, voor woonstraten is conventionele energiezuinige verlichting nog steeds efficiënter. Het beleid was, is en blijft het toepassen van de meest energiezuinige technologie, voor zover dat past binnen het beschikbare budget. - 29 -

6 Bijlagen Bijlage A. Financiële achtergrondinformatie 31 Bijlage B. Wijkgerichte aanpak 2007-2012 34 Bijlage C. Motie Veilig en duurzaam besparen op straatverlichting 35 Bijlage D. Toepassen van dimunits op stroomwegen in Amersfoort 36 Bijlage E. Praktijkvoorbeelden uit andere gemeenten 37-30 -

Bijlage A. Financiële achtergrondinformatie De kosten van OVL zijn te onderscheiden in exploitatiekosten en vervangingskosten: Exploitatiekosten: o energie o netwerk o onderhoud: oplossen van storingen, afdoen van meldingen, om de zoveel tijd vervangen van lampen - afhankelijk van het type armatuur, incidenteel vervangen van lichtmasten bij schade, etc. Vervangingskosten: o vervanging van het armatuur meestal op de helft van de vervangingsperiode voor de lichtmast; o vervanging van de lichtmast. Een lichtmast heeft een gemiddelde technische levensduur van 40 jaar. Langer kan wel, maar dan moet de technische staat van de lichtmasten vaker gecontroleerd worden. Jaarlijks is er geld beschikbaar binnen de gemeentebegroting voor verlichting. De exploitatiekosten worden direct uit het jaarbudget betaald. Voor planmatige vervanging van armaturen en lichtmasten wordt gebruik gemaakt van het Fonds Openbare Ruimte. Omdat het bij vervangingsinvesteringen meestal om grotere bedragen gaat, wordt het ene jaar geld onttrokken aan het fonds, terwijl het in andere jaren wordt bijgevuld vanuit het jaarbudget. De mogelijkheden voor bezuinigingen volgen uit de beschreven kostenindeling: Op kosten van energie en overige beheerkosten is vrijwel niet te bezuinigen, tenzij de verlichting minder vaak of deels helemaal niet wordt ingeschakeld. Op de vervangingskosten kan worden bezuinigd door de vervanging van de lichtmasten uit te stellen. Direct gevolg daarvan is dat ook de vervanging van armaturen langer zal gaan duren vervanging van armaturen vindt immers bij voorkeur plaats halverwege de (geplande) levensduur van de lichtmast. Bezuinigen zullen in hoofdzaak tot gevolg hebben dat er minder of geen geld overblijft voor vervangingsinvesteringen. Effect van de nullijn in diverse varianten op het budget voor investeringen. In paragraaf 4.2.1 is aangegeven wat het effect is van toepassen van de nullijn op het beschikbare budget. De conclusie is dat het budget voor investeringen, nu zo n 20% van het totaal, na 10 jaar vrijwel is verdwenen. Die conclusie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: exploitatie gaat vóór vervanging; budgettaire nullijn gedurende 10 jaar; prijzen stijgen met 2,2% per jaar (zie paragraaf 3.5); verhouding exploitatie versus investeringen is 80 / 20% van het oorspronkelijke budget (zie paragraaf 3.6). - 31 -

Deze uitgangspunten zijn ontleend aan het recente verleden: de prijzen voor OVL namen tussen 2007 en 2012 met gemiddeld 2,2% toe en de budgetverdeling is op dit moment 80 / 20% voor exploitatie en investeringen. Belangrijkste variabele in bovenstaande uitgangspunten is uiteraard het percentage voor de gemiddelde prijsstijging per jaar. Hieronder volgen dezelfde plaatjes als de grafiek op in paragraaf 4.2.1, maar dan voor een kostenontwikkeling van respectievelijk 1,5%, 2,5% en 3,5%: Conclusie: bij een prijsstijging van 1,5% per jaar is er na 10 jaar nog 9% van het budget beschikbaar voor vervangingsinvesteringen. Conclusie: bij een prijsstijging van 2,5% per jaar is er na 10 jaar geen geld meer beschikbaar voor vervangingsinvesteringen. - 32 -

Conclusie: bij een prijsstijging van 3,5% per jaar is er na 7,5 jaar geen geld meer beschikbaar voor vervangingsinvesteringen en ontstaat er een tekort op de exploitatie. Daarbij komt dat de prijzen voor de kapitaalgoederen in dezelfde periode ook zullen stijgen, zodat de waarde van het budget voor investeringen nog verder zal afnemen. De bovenstaande grafiekjes zijn schematisch, uitgaande van een vaste verdeling van 80% exploitatiekosten ten opzichte van 20% kosten voor vervangingsinvesteringen. Duidelijk is dat die verhouding op de lange termijn zeker niet klopt. Gemiddeld over de hele levensduur van lichtmasten, dus meer dan 40 jaar, zijn de kosten voor exploitatie ongeveer gelijk aan de kosten voor vervanging. Kosten verdeling OVL; landelijk beeld, niet specifiek Amersfoort. Los van de effecten van het niet compenseren van de prijsstijging zou het budget voor vervanging sowieso al stapsgewijs verhoogd moeten worden omdat de vervangingen in de groeistad -wijken er aan zit te komen, zeker na 2018. - 33 -