Samenvatting Maatschappijleer Samenvatting Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 2322 woorden 29 mei 2013 3,3 4 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Maatschappijleer samenvatting H2 : parlementaire democratie 1: Wat is politiek? De belangrijkste keuzes in NL worden genomen door de regering en het parlement. Zij hebben de meeste politieke macht, maar burgers, media en ambtenaren kunnen deze besluiten wel beïnvloeden en hebben dus ook politieke macht. Politiek = de manier waarop een land bestuurd wordt Politici maken besluiten over o.a.: openbare orde en veiligheid (bijv. het inzetten van meer politieagenten) buitenlandse betrekkingen (bijv. het uitzenden van militairen) infrastructuur (bijv. het aanleggen van spoorwegen) welvaart (bijv. de zorg voor voldoende werkgelegenheid) welzijn (bijv. het wegwerken van de wachtlijsten in ziekenhuizen) onderwijs (bijv. het gratis maken van schoolboeken) Voor het realiseren van plannen betalen burgers belasting. In ruil daarvoor krijgen ze het recht om invloed uit te oefenen op de politiek. Dit kan d.m.v.: Stemmen Lid worden van een politieke partij (als lid kan je de inhoud van het verkiezingsprogramma beïnvloeden en je verkiesbaar stellen voor bijv. de tweede kamer of de gemeenteraad) Contact opnemen met politici Een verzoek indienen De media benaderen Pagina 1 van 8
Aansluiten bij een actiegroep (invloed door demonstreren, handtekeningenacties etc.) Een bezwaarschrift indienen of naar de rechter stappen als je het ergens niet mee eens bent Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid: het openlijk overtreden van de wet om politici ervan te overtuigen dat een genomen besluit verkeerd is. democratie een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming directe democratie het volk neemt zelf beslissingen indirecte democratie het volk neemt niet zelf beslissingen, maar kiest vertegenwoordigers Kenmerken van de Nederlandse parlementaire democratie: - alle Nederlanders vanaf 18 jaar hebben het recht om te kiezen en om verkozen te worden - iedereen mag een politieke partij / vereniging oprichten - iedereen mag demonstreren of op een andere manier zijn mening uiten - de leden van de Staten-Generaal (parlement, 1e & 2e kamer) worden gekozen door geheime stemming - de wetten worden vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal samen dictatuur / autocratie alle macht is in handen van één persoon of een kleine groep mensen fascisten erg nationalistisch; het eigen land & volk is het best en belangrijkst religieuze dictatuur als de macht gebaseerd is op het streng volgen v/h geloof (vb: Iran) Kenmerken van dictatuur: - grondrechten worden niet beschermd - geen vrijheid van meningsuiting - oppositiepartijen zijn verboden - militairen grote politieke rol 2: Politieke stromingen Politieke partijen hebben allemaal een ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. De aanhangers van een ideologie vormen samen een politieke stroming. De meeste ideeën van ideologie gaan over: waarden en normen de ideale sociaaleconomische verhoudingen de ideale machtsverdeling in de samenleving Nederland kent drie grote ideologieën / stromingen: het liberalisme, het socialisme en het confessionalisme. progressief vooruitstrevend, veranderend Pagina 2 van 8
conservatief behoudend reactionair als conservatieven zo behoudend zijn dat ze ook regels van vroeger terugwillen politiek rechts zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid en vrijheid (CDA, VVD, SGP,PVV) politiek links zoveel mogelijk gelijkwaardigheid (SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren, PvdA) politiek midden zowel politiek rechts als politiek links (D66, ChristenUnie) confessionalisme politieke opvattingen gebaseerd op geloofsovertuigingen Liberalisme Socialisme Ontstaan Eind 18e eeuw; Franse Revolutie Reactie op de slechte werkomstandigheden v/d arbeiders in de 19e eeuw Ideologie persoonlijke vrijheid economische vrijheid gelijkheid verzorgingsstaat Kenmerken kapitalisten communisten & sociaaldemocraten Vb VVD PvdA, SP, GroenLinks rentmeesterschap de mens heeft de taak om goed voor de aarde te zorgen waarop hij leeft maatschappelijk middenveld o.a. welzijnsinstellingen en schoolbesturen 3: Politieke partijen politieke partij ene groep mensen met dezelfde ideeën over een ideale samenleving belangenorganisaties belangen van één bepaalde groep mensen (vb: ANWB) Soorten partijen: partijen op basis van een ideologie one-issuepartijen: richten zich op 1 aspect van de samenleving (duidelijk standpunt) protestpartijen (zoals D66) niet-democratische partijen (fascistische of rechts-extremistische partijen), niet vaak in parlement Belangrijke taken van politieke partijen in onze samenleving: integratiefunctie: partijprogramma informatiefunctie: informeren van de kiezers over standpunten participatiefunctie: proberen burgers te stimuleren om actief mee te doen in de politiek selectiefunctie 4: Verkiezingen Kiezen op verschillende niveaus: Pagina 3 van 8
- Europees Parlement - Tweede Kamer - Provinciale Staten - gemeenteraden Partijen die mee willen doen aan de verkiezingen moeten: - zich officieel registreren bij de Kiesraad - in alle 19 kiesdistricten een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van 30 personen inleveren - een borgsom van 11.250,- betalen. De partij krijgt dit bedrag terug als ze 75% van de stemmen haalt die nodig is om één zetel te krijgen (ongeveer 45.000 stemmen) actief stemrecht alle Nederlanders van 18 jaar of ouder mogen bij de landelijke verkiezingen hun stem uitbrengen passief stemrecht het recht om je verkiesbaar te stellen lijsttrekker de bekendste kandidaat v/d partij is nr. 1 op de kandidatenlijst, moeten kiezers winnen (vaak d.m.v. beloftes) Redenen om op een partij te stemmen: - de standpunten van een partij komen overeen met jouw ideeën - de partij let goed op jouw belangen - strategisch - aantrekkingskracht v/d lijsttrekker, bijv. omdat die persoon goed kan debatteren evenredige vertegenwoordiging alle zetels worden eerlijk verdeeld op basis van alle geldig uitgebrachte stemmen kiesdeler de hoeveelheid stemmen die een partij nodig heeft voor één zetel vb: een partij heeft 10% v/d stemmen, dus krijgen ze 15 zetels (0,10 x 150) Als een Kamerlid uit de partij stapt mag hij alsnog als persoon blijven zitten. voorkeursstemmen als iemand die laag op de lijst staat alsnog gekozen wordt De avond voor de verkiezingen wordt een tv-debat georganiseerd tussen de lijsttrekkers van de verschillende partijen. Het doel hiervan is om de zwevende kiezers te winnen (kiezers die niet op een vaste partij stemmen maar makkelijk van partij wisselen). Als er Tweede Kamer verkiezingen zijn gehouden weet je hoeveel zetels iedere partij krijgt in de Tweede Kamer. Maar de verkiezingen bepalen ook welke partijen het nieuwe kabinet (alle ministers & staatssecretarissen) kunnen gaan vormen. 5: De regering regering koningin en ministers Direct na de Tweede-Kamerverkiezingen begint altijd de kabinetsformatie. Het doel is om een kabinet te vormen van ministers en staatssecretarissen die - het samen globaal eens zijn over het toekomstige beleid - samen de steun hebben van de meerderheid v/d Tweede Kamer dus minstens 76 leden Vorming kabinet: Pagina 4 van 8
1) Adviezen de dag na de verkiezingen ontvangt de koningin de vice-president van de Raad van State (het belangrijkste adviescollege van de regering) de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de fractievoorzitters van de politieke partijen in de Tweede Kamer. Ze adviseren haar welke partijen het beste een regering kunnen gaan vormen en op basis hiervan benoemt de koningin een informateur. 2) De informateur begint hij/zij gaat onderzoeken welke combinatie van partijen de meeste kans van slagen heeft. Behalve een meerderheid v/d Tweede Kamer moeten de partijen ook inhoudelijk goed kunnen samenwerken. Omdat ze verschillende standpunten hebben, laat de informateur allerlei compromissen afsluiten. Als dat lukt is er coalitie mogelijk: een samenwerkingsverband van 2 of meer partijen. Onder leiding van de informateurstellen de coalitiepartijen een regeerakkoord op waarin de hoofdlijnen staan van het beleid voor de komende jaren. 3) De formateur maakt het af Daarna begint de informateur verslag uit aan de koningin. Is zijn opdracht mislukt, dan gaat er een nieuwe informateur aan de slag. Is er wel een coalitie gevormd dan benoemt de koningin een formateur die geschikte ministers en staatssecretarissen bij elkaar gaat zoeken. De formateur is bijna altijd afkomstig van de grootste regeringspartij en wordt meestal zelf de minister-president. De overige posten worden zo gelijk mogelijk verdeeld over de partijen. 4) Als de formateur klaar is benoemt de koningin de ministers en staatssecretarissen en volgt de bekende foto op het koninklijk bordes. De Tweede Kamer blijft normaal 4 jaar lang, daarna komen er weer nieuwe verkiezingen. Soms lopen de problemen zo hoog op dat het bestaan van het hele kabinet in gevaar komt. Dan is er een kabinetscrisis. Dit kan op twee manieren worden veroorzaakt: de ministers zijn het onderling oneens over een aantal kwesties of de meerderheid van de Tweede Kamer steunt het kabinet niet meer. Als een kabinet ontslag neemt volgen er vaak vervroegde verkiezingen. Om het land niet onbestuurbaar te laten blijven de oude ministers meestal in functie totdat er een nieuwe is gevormd, een demissionair kabinet. De koningin is het staatshoofd maar in de rechtsstaat moet ook zij zich houden aan de grondwet of constitutie. Daarom heet het een constitutionele monarchie: een staatsvorm waarin de taken en bevoegdheden van het staatshoofd grondwettelijk zijn vastgelegd. Belangrijkste taken van de koningin: - haar handtekening plaatsen onder alle wetten - de troonrede op Prinsjesdag oplezen - ministers en (in)formateurs benoemen - regelmatig overleggen met de minister-president Belangrijkste taken van de ministers: - opstellen van wetsvoorstellen - uitvoeren van aangenomen wetten Pagina 5 van 8
- jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement Elk jaar op de 3e dinsdag van september (op Prinsjesdag) presenteert de koningen de plannen v/h komende jaar in de troonrede. In de 2e kamen presenteert de minister dezelfde dag de miljoenennota: de Rijksbegroting in de vorm van een samenvatting. portefeuille eigen beleidsterrein v/d minister en een eigen ministerie met zijn ambtenaren staatssecretarissen zijn verantwoordelijk voor een deel van ^^ beleidsterrein 6: Het Parlement politieke cultuur de manier waarop de regering en het parlement met elkaar omgaan poldermodel de bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen parlement 1e + 2e kamer (= Staten-Generaal) De 2e Kamer wordt direct gekozen, de 1e Kamer wordt indirect gekozen ( getrapte verkiezingen). De Tweede Kamer behandelt elk wetsvoorstel en mag een voorstel afwijzen of veranderen. Pas hierna spreekt de Eerste Kamer (de senaat) het voorstel. De senaat mag een wets-voorstel afkeuren of goedkeuren, dus niet meer veranderen. De Tweede Kamer heeft meer macht dan de Eerste Kamer. fractie een groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan regeringsfracties de partijen die ook ministers in de regering hebben zitten oppositiepartijen gevormd door de partijen die niet in de regering zitten; zijn het vaak niet eens met de regering, dus roepen vaker een minister ter verantwoording op of hebben wetsvoorstellen. Ministers: wetgevende & uitvoerende macht Parlement: wetgevende macht (samen met ^) + controleert de ministers Om de taak vaststelling van wetten geschiedt door de regering en Staten-Generaal gezamenlijk te laten verlopen hebben de 1e & 2e Kamer twee rechten: 1 Stemrecht bij wetsontwerpen: over ieder wetsontwerp wordt gestemd door zowel de Eerste als Tweede Kamer en beide kamers hebben het recht een wetsvoorstel te aanvaarden of te weigeren. 2 Budgetrecht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. De rijksbegroting wordt elk jaar door de regering in de vorm van een wetsvoorstel aan beide Kamers aangeboden en bevat per ministerie de plannen voor het komende jaar. Om te controleren of ministers hun werk goed doen hebben de Eerste en Tweede Kamer een aantal rechten om informatie te krijgen: - het recht om schriftelijk vragen te stellen aan ministers / staatssecretarissen Pagina 6 van 8
- het recht van interpellatie: een minister ter verantwoording roepen, bijv. voor zijn uitspraken, wat gebeurt tijdens een spoeddebat dat plaatsvindt als het steun heeft van min. 30 Kamerleden. - het recht op parlementaire enquête: de mogelijkheid tot een gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel v/h regeringsbeleid. Hiervoor is een speciale commissie van Kamerleden benoemd die bestuurders, ambtenaren en andere betrokkenen onder ede verhoort. - het recht om een motie in te dienen: een verzoek aan de minister om iets te doen of juist niet te doen motie van afkeuring het beleid van een minister wordt afgekeurd motie van wantrouwen als de meerderheid van de Kamer geen vertrouwen meer heeft in een minister wordt de minister ontslagen 7: Gemeente en provincie In NL zijn er 3 niveaus van politieke besluitvorming: het Rijk, de provincie en de gemeente. De rijksoverheid stelt de grote lijnen van het beleid vast, maar de gedetailleerde invulling wordt aan lagere overheden overgelaten. NL heet daarom een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Besluitvorming wordt bij voorkeur op een zo laag mogelijk niveau zo dicht mogelijk bij de betrokkenen plaatsvinden. De lagere overheden zijn dan beter op de hoogte van de situatie en kunnen dus ook beter beoordelen wat nodig is. Ook staan ze dan dichter bij de burgers en dus kunnen burgers het bestuur makkelijker aanspreken. De belangrijkste taken van de provincie liggen op de terreinen ruimtelijke ordening en milieu. De provincie maakt streekplannen waarin precies staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen. Voor de provinciale staten vindt ook 1x per 4 jaar verkiezingen plaats. De gekozen vertegenwoordigers vormen de Provinciale Staten. Het aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners van de provincie. De leden van de Provinciale Staten kiezen het dagelijks bestuur: de Gedeputeerde Staten (de gedeputeerden): een soort minister op provincieniveau. De voorzitter van zowel Gedeputeerde Staten als van Provinciale Staten is de Commissaris van de Koningin. Hij/Zij wordt niet gekozen maar benoemd. Officieel door de koningin, maar in de praktijk door de minister van Binnenlandse Zaken. Provinciale Staten kunnen de minister wel laten weten wat voor soort persoon zij graag als commissaris zouden willen. Daarvoor stellen zij een vertrouwenscommissie in die een profielschets maakt: een beschrijving van de eisen waaraan de commissie moet voldoen. Daarna selecteert de minister van Binnenlandse Zaken een aantal kandidaten waarmee de vertrouwenscommissie gesprekken voert. beleidstaken bijv. huisvesting van scholen, voorzieningen voor gehandigcapten, financiële middelen overdragen aan de gemeenten Het gemeentebestuur is beter dan het Rijk in staat om te overzien wat er in die specifieke gemeente nodig is. De gemeente kan maatwerk leveren. Op de tweede plaats zal de gemeente de nodige maatregelen ook eerder treffen als zij daar financieel belang bij heeft. Het bestuur v/d gemeente wordt gevormd door de gemeenteraad. De raadsleden worden eens in de 4 jaar rechtstreeks gekozen. Het aantal gemeenteraadsleden is afhankelijk van het aantal inwoner in de gemeente. Bij gemeenteraadsverkiezingen hebben ook mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben actief en passief Pagina 7 van 8
kiesrecht als ze min. 5 jaar in NL wonen. Het dagelijks bestuur v/d gemeente is in handen van het College van Burgemeester en Wethouders (B&W). De wethouders worden voorgedragen door de partijen die het bestuur vormen en gekozen door de gemeenteraad. De burgemeester wordt voor 6 jaar genoemd. De procedure voor de benoeming is vergelijkbaar met die van de commissaris van de koningin. 8: Internationale politiek Sommige problemen kunnen niet op nationaal niveau worden opgelost: de noodzaak tot internationale samenwerking neemt toe naarmate meer bedrijven en personen zich kunnen vestigen waar zij willen. Samenwerking met andere landen is nodig, bijv. om milieuproblemen en kinderarbeid op te lossen. Nedderland zit in de Europese Unie, de VN, de NAVO, de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de Wereldbank. Samenwerking over de grenzen is goed omdat: - Landen zijn voor de oplossing van een probleem van elkaar afhankelijk - Het is efficiënter om een probleem gezamenlijk aan te pakken Samenwerking betekent altijd dat de soevereiniteit van een land (het recht om zelf te bepalen welke regels er worden ingevoerd) wordt ingeperkt, bijv. de EU. Pagina 8 van 8