Cultuur en criminaliteit. Ruud Strijp*



Vergelijkbare documenten
Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Eindexamen filosofie vwo I

Huwelijk en echtscheiding in een migratiecontext Birsen Taspinar 24 april 2012

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Proefschrift Girigori.qxp_Layout 1 10/21/15 9:11 PM Page 129 S u m m a r y in Dutch Summary 129

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Op zoek naar illegalen in de grote stad. Jan Rath*

dat organisaties als Sharia4Belgium en steekpartijen in metrostations die vooroordelen in de hand werken.

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

Examen HAVO. Nederlands

Partnerkeuze bij allochtone jongeren

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Eindexamen filosofie vwo II

Allochtone Nederlandse ouderen: de onverwachte oude dag in Nederland

Eindexamen filosofie vwo I

Samenvatting (Summary in Dutch)

Informatie over de deelnemers

IMAMS IN NEDERLAND: EEN IMPRESSIE

Het belangrijkste verhaal is eigenlijk een samenvatting van alles wat Hij gedaan heeft

Onderbouwing van de keuze van de vluchtelingengemeenschappen binnen het project

SIPP persoonlijkheidsvragenlijst

In de afgelopen decennia heeft ongehuwd samenwonen overal in Europa. toegenomen populariteit van het ongehuwd samenwonen is onderdeel van

Als het economisch tegenzit, worden zij hard getroffen. Ze zitten vaker dan gemiddeld in de bijstand.

SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt

1. Met andere ogen. Wetenschap en levensbeschouwing. De wereld achter de feiten

Samen eenzaam. Frida den Hollander

Evaluatie netwerkbijeenkomst Autisme bij meisjes en vrouwen

Jezus, het licht van de wereld

Herman Dooyeweerd en de international politiek Herman Dooyeweerd Symposium, VU Amsterdam, 8 oktober 2015 Sander Luitwieler

Samenvatting. De volgende onderzoeksvragen zijn geformuleerd:

Weten het niet-weten

Introductie cultuursensitief werken: een kwestie van kennis én houding

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten)

Dit rapport behandelt de meervoudige verhouding tussen criminaliteit enerzijds en

Artikel zonder titel

VERTROUWELIJK RESULTATEN VIP-TEST_ LEIDINGGEVEN. Kandidaat: de heer Bart Datum praktijksimulatie: Adviseur: Dennis Luijks INLEIDING

MUSLINKED BRINGING TALENTS TOGETHER

5 Samenvatting en conclusies

Islam door vrouwenogen 3: Ontmoeting met moslimvrouwen of moskeebezoek

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Prof. Doekes over de kerk (1)

Eindexamen filosofie vwo I

Van huidige situatie naar gewenste situatie

= = = = = = =jáåçéêüéçéå. =téäòáàå. Het TOPOI- model

Wat is realiteit? (interactie: vraagstelling wie er niet gelooft en wie wel)

Samenvatting (Summary in Dutch)

Vluchtelingenproblematiek: Je bent beschaafd of racistisch

Nederlands CSE GL en TL. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Sociaal kapitaal: slagboom of hefboom? Samenvatting. Wil van Esch, Régina Petit, Jan Neuvel en Sjoerd Karsten

Forum. Pedagogiek 24e jaargang

Bij Mattheus 5 : Zout en licht Laat ons het zout der aarde zijn, het licht der wereld, klaar en rein,

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

BIJLAGE CULTUURDIMENSIES

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

Sami Inal. Jaargang 7, nr. 12, december 1995 ONDERSCHEID TUSSEN BUURT EN STEDELIJK JONGERENWERK

Opvoeden in andere culturen

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Vragenlijst persoonlijke onderhandelingsstijlen: de samenwerker, de vechter en de analyticus

afgelopen jaren beweren vele professionele organisaties specifieke human resource (HR)

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Extern MVO-management. MVO-management, duurzaamheid en duurzame communicatie

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

Delinquent gedrag bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

WAT WIL HIJ, WAT WIL ZIJ?

Namen van God en van Christus in de eerste brief aan Timoteüs

GBS 'Alt-Hoeselt' schoolwerkplan deel 3 : pedagogisch - didactische aspecten 1

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Passend Onderwijs voor de kinderen op school: samen met ouders en leerkracht

Leren parafraseren & synthetiseren

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Verschuivende machtsrelaties in allochtone gezinnen Trees Pels

Uiteindelijk gaat het om het openbreken van macht

Superdiversiteit. Implicaties voor de onderwijspraktijk. Prof. Maurice Crul VU Universiteit Amsterdam Erasmus Universiteit Rotterdam

Interculturele jeugd en opvoedhulp

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

3.6 Diversiteit is meer dan verschil in cultuur Antwoorden uit de gezondheidswetenschappen

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Culturele diversiteit en interculturele bemiddeling in de ziekenhuizen. Zohra Chbaral 1

nhoud Maatschappelijke problemen als collectieve kwaden Sociaal-wetenschappelijk onderzoek in macro-micro- macroperspectief

2. Vooruitgang Werk hebben dat leidt tot betere mogelijkheden/kansen en grotere verantwoordelijkheid.

Inhoud Inleiding Een nieuw beroep, een nieuwe opleiding Een nieuwe start bouwt voort op het voorgaande Relaties aangaan Omgaan met gevoelens

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Mensen willen best meehelpen aan het verbeteren van hun buurt, maar van de gemeente willen ze vooral zo min mogelijk last hebben.

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

CULTURELE ASPECTEN VAN HET SOCIALE LEVEN VAN

Week 2 Geld Verdien Machine. Ik heb een markt en nu??

Transcriptie:

Cultuur en criminaliteit Ruud Strijp* F. van Gemert, Ieder voor zich. Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens. Proefschrift Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Het Spinhuis, 1998, 265 pp. Soms verschijnen er boeken die al voordat ze in de boekhandel te koop zijn veel stof doen opwaaien. Frank van Gemerts dissertatie Ieder voor zich - Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens is zo'n boek. Het trok meteen de aandacht van tal van journalisten, met in hun kielzog een aanzienlijke groep vertegenwoordigers, hulpverleners en onderzoekers van Marokkaanse en andere etnische groepen in Nederland. Naast instemming oogstte Van Gemert daarbij soms nogal felle kritiek. Van Gemert doet in zijn studie verslag van een in de periode 1993-1995 verricht antropologisch onderzoek naar criminaliteit onder Marokkaanse jongens in drie wijken in Rotterdam-Zuid. Over Marokkaanse meisjes heeft hij geen systematische gegevens verzameld. Wel trekt hij op enkele plaatsen vergelijkingen met de criminaliteit onder Turkse jongens. Doel van het onderzoek was het geven van een antwoord '...op de vraag hoe de specifieke aard en omvang van de criminaliteit van Marokkaanse jongens begrepen kunnen worden' (p. 7). Voor de beantwoording van dit vraagstuk borduurt Van Gemert in theoretisch opzicht voort op de inzichten van eerdere studies over criminaliteit in Nederland. Op de hierin gegeven verklaringen voor de relatief hoge mate van criminaliteit onder Marokkaanse jongens formuleert hij verschillende kritieken (pp. 15 e.v.). Zo wijst hij verklaringen waarin een verband wordt gelegd met het migratieproces af, omdat ze verschillen in criminaliteit tussen etnische groepen onbelicht laten. Om dezelfde reden distantieert hij zich van verklaringen die de maatschappelijke positie van de betrokkenen benadrukken. Immers, hoewel de sociale positie van Marokkaanse en Turkse migranten in Nederland min of meer gelijk is loopt hun aandeel in de criminaliteit uiteen. Ook verklaringen die een tekort aan sociale controle als oorzaak voor criminaliteit aanvoeren kunnen niet op zijn instemming rekenen, omdat jongeren zich volgens Van Gemert juist aan deze sociale controle pogen te onttrekken. Zelf zoekt Van Gemert de verklaring voor de betrekkelijk hoge mate van criminaliteit onder Marokkaanse jongens in Nederland niet zozeer in de omgeving ('... de fysieke, sociale, economische, politieke en religieuze structuren waarbinnen leden van een groep zich bevinden', p. 26) als wel in de (Marokkaanse) cultuur. Doordat verklaringen voor achterstand of criminaliteit tekortschieten wanneer ze zich louter tot omgevingsfactoren beperken, moeten volgens hem ook factoren binnen etnische groepen in beschouwing worden genomen: 'Het is zinvol om ook wat zich binnen de Marokkaanse gemeenschap afspeelt niet uit het oog te verliezen. Dit betekent dat de cultuur van deze groep hier een plaats krijgt in het zoeken naar een verklaring voor het vraagstuk van de criminaliteit van Marokkaanse jongens' (p. 10). Van Gemert beseft terdege hiermee een gevoelig liggend onderwerp aan te snijden. Culturele factoren als verklaring van criminele handelingen zijn immers lange tijd buiten beschouwing gebleven, zo niet taboe geweest. Toch betekent zijn gerichtheid op cultuur niet dat hij het

belang van de omgeving ontkent. Integendeel, zowel cultuur als omgeving verdienen in zijn ogen een plaats in de verklaring. Hij wil beide daarom in hun onderlinge samenhang onderzoeken. Het boek is in twee delen opgesplitst. In het eerste deel beschrijft Van Gemert hoe cultuur en omgeving van de hoofdpersonen in dit boek in elkaar grijpen en hun gedrag kunnen verklaren. Daarbij gaat hij achtereenvolgens in op de situatie in Marokko en vooral in de Rif (hoofdstuk 2), de migratie van Marokkanen naar Nederland (hoofdstuk 3), de socialisatie van Marokkaanse kinderen in Nederland (hoofdstuk 4), de omgeving van Rotterdam-Zuid en de kansen die deze omgeving aan Marokkaanse jongens biedt (hoofdstuk 5), en de dagelijkse gang van zaken in het buurthuis waar Van Gemert het grootste deel van zijn onderzoeksmateriaal verzameld heeft (hoofdstuk 6). In het tweede deel van het boek gaat hij dieper in op de criminaliteit onder Marokkaanse jongens. Na in hoofdstuk 7 de aard van de door hen gepleegde delicten te hebben behandeld, schetst hij in hoofdstuk 8 een beeld van de daders binnen zijn onderzoeksgroep. Hierbij onderscheidt hij drie groepen, van wie 'de boefjes' verreweg de meeste criminele activiteiten op hun naam hebben. Van Gemert neemt hier onder meer afstand van de door andere onderzoekers geuite opvatting, dat er sprake zou zijn van Marokkaanse jeugdbendes. Zelf benadrukt hij het tegendeel: van een hechte structuur tussen de jongens die zich op het criminele pad begeven is geen sprake. Het gaat veeleer om een verzameling van eenlingen. In hoofdstuk 9 onderzoekt hij vervolgens de sociale reactie van Marokkaanse Rotterdammers op het crimineel gedrag van Marokkaanse jongens. Tenzij het om verwanten gaat blijken zij hen meestal weinig in de weg te leggen en zelfs naar buiten toe af te schermen. In zijn slotbeschouwing (hoofdstuk 10) vat Van Gemert de bevindingen van zijn onderzoek als volgt samen (p. 206; vgl. pp. 43-45): 'Het wantrouwen, de met leeftijd veranderende betekenissen van gedrag, de beperkte verinnerlijking van gedragscodes en het uitproberen, alsook de verhullende en legitimerende werking van de godsdienst zijn culturele aspecten die het gedrag van Marokkanen karakteriseren. Zij zijn van grote invloed op hun onderlinge relaties en die met anderen. Dat was het geval in Noord-Afrika, maar ook onder Marokkanen in Nederland kunnen deze aspecten van hun weet- en waarderingsbezit worden gereproduceerd. Niet alleen hun alledaagse, "normale" gedrag is van die aspecten doortrokken, maar ook hun criminele activiteiten.' Tot slot volgen dan nog twee appendices: een uitgebreide over de onderzoeksmethode en een korte over de ethische dilemma's bij het onderzoek. Van Gemert heeft een boek geschreven, dat mede door zijn helder betoog en prettig leesbare schrijfstijl voor een breed publiek toegankelijk is. Hij getuigt van een ruime kennis van zaken over de door hem behandelde problematiek en geeft tal van verwijzingen naar verwante en andere relevante studies. Toch is het boek juist mede interessant vanwege Van Gemerts eigen materiaal en de manier waarop hij dit inbedt in een breder maatschappelijk, cultureel en wetenschappelijk kader. Zijn verhalen en schetsen van de groep Marokkaanse jongens zijn

levensecht en de vrucht van langdurig participerend onderzoek. Allerlei kleine voorvallen worden boeiend beschreven en veelal met behulp van theoretische noties uit de antropologie geanalyseerd en becommentarieerd. Het boek heeft weliswaar criminaliteit als hoofdthema, maar door crimineel gedrag te beschouwen in het licht van de sociale betrekkingen van Marokkaanse migranten in Nederland krijgt het boek een aanzienlijke meerwaarde. Een concept waarvan Van Gemert zich hierbij bedient is dat van 'gelijkenissen': door te wijzen op overeenkomsten tussen crimineel gedrag en 'normale', alledaagse onderliggende ervaringen, opvattingen en percepties probeert hij de criminaliteit onder Marokkaanse jongens in culturele termen te verklaren. De keerzijde van deze benadering is overigens dat de context meer aandacht krijgt dan de criminaliteit zelf. Telt het eerste deel van het boek bijna 130 pagina's, het tweede deel omvat nog niet de helft daarvan. Hiervan hebben bovendien alleen de hoofdstukken 7 en 8 direct betrekking op de door de Marokkaanse jongens verrichte delicten. Het was daarom wenselijk geweest wanneer Van Gemert zijn betoog in dit tweede deel had uitgebreid met enkele tot in detail beschreven casussen van criminele handelingen van Marokkaanse jongens. Hij had bijvoorbeeld uiteen kunnen zetten hoe zij tot de betreffende daad kwamen, hoe zij deze uitvoerden, waarom zij wel of niet met anderen samenwerkten, hoe die samenwerking tot stand kwam of voortijdig schipbreuk leed, hoe ze na een delict werden gearresteerd en gestraft, wat de reactie van henzelf en anderen daarop was, enzovoort. Zijn voornaamste conclusie, dat in de criminaliteit verzeild geraakte Marokkaanse jongens in belangrijke mate vanwege het enorme onderlinge wantrouwen onder Marokkanen vooral hun eigen plan trekken - met andere woorden, 'ieder voor zich' te werk gaan - en dat de samenwerking met anderen bij de door hen gepleegde delicten vaak een toevallig karakter draagt, was dan empirisch steviger onderbouwd geweest. Er zijn meer kanttekeningen bij het boek te plaatsen. Mijn voornaamste betreft Van Gemerts invulling van het begrip (Marokkaanse) cultuur. Hij reduceert deze tot een aantal volgens hem karakteristieke cultuurelementen, in het bijzonder een diepgeworteld onderling wantrouwen, de ieder-voor-zich strategie, leeftijdsgebonden gedrag en een religie die als dekmantel fungeert. Ik ontken niet dat het hierbij om belangrijke aspecten van de Marokkaanse cultuur gaat, zowel in Marokko als in de emigratielanden. Ook Van Gemerts these dat ze in de criminaliteit doorspelen snijdt in mijn ogen zeker hout. Terecht vestigt hij bij de verklaring voor het verschil in gepleegde delicten bijvoorbeeld de aandacht op het belang van leeftijd: ouderen dienen aan andere verwachtingen te voldoen dan jongeren en vertonen daarom ander gedrag, inclusief ander crimineel gedrag. Maar dit neemt niet weg dat ik mij afvraag af of er niet andere, veel belangrijker elementen zijn die de Marokkaanse cultuur maken tot wat hij - in al zijn complexiteit, variatie en dynamiek - is en die bovendien eveneens van invloed zijn op criminaliteit. (Dit nog afgezien van de vraag of het vanuit wetenschappelijk oogpunt nog wel geoorloofd is om een cultuur als een verzameling van cultuurelementen te beschouwen.) Om twee voorbeelden te noemen: het sociale leven van Marokkaanse migranten kent ondanks alle verscheidenheid een vrij stringente scheiding der seksen. Deze komt ook tot uitdrukking in de criminaliteit, die onder meisjes veel geringer is dan onder jongens. Daarnaast vormt het huwelijk een uitermate belangrijk sociaal gebeuren in het leven van Marokkaanse mannen en vrouwen, zowel in Nederland als in Marokko. Het

is nauw verbonden met hun sociale positie in de samenleving. Het zou mij daarom niet verbazen wanneer (het vooruitzicht op) het sluiten van een huwelijk meer op crimineel gedrag van invloed is dan de leeftijd van de betrokkenen. Ook op Van Gemerts behandeling van de door hem genoemde cultuurelementen valt trouwens nog wel iets af te dingen. In zijn verklaring ruimt hij een centrale plaats in voor het grote wantrouwen onder Marokkaanse en vooral Riffijnse migranten. Een 'diepgeworteld wantrouwen' geeft volgens hem vorm aan de relaties die Marokkanen met elkaar en anderen aangaan en aan het gedrag dat daarmee samenhangt (p. 202; vgl. pp. 43-45, 56, 74). Kinderen worden opgevoed om niemand te vertrouwen, en deze houding is van invloed op de criminaliteit. Van Gemert plaatst dit wantrouwen in een historisch kader door het te koppelen aan een ethos in de Marokkaanse Rif, de bergachtige, moeilijk toegankelijke, dichtbevolkte en in het verleden regelmatig door hongersnood geteisterde en door buitenstaanders bedreigde herkomstregio van veel Marokkaanse migranten in Nederland. Macht en prestige speelden er een belangrijke rol, list en bedrog waren er aan de orde van de dag. Dat dit ook in Nederland nog het geval is - Van Gemert spreekt in dit verband van een grote continuïteit en van culturele traagheid - verklaart hij door erop te wijzen, dat zowel vroeger in de Rif als tegenwoordig in de Nederlandse omgeving waar de door hem onderzochte Marokkaanse jongens wonen een 'relatieve schaarste' van economische hulpbronnen heerst (pp. 90-91). Als gevolg hiervan volgen de jongens een ieder-voor-zich strategie. Zij streven verbetering van de eigen positie na of pogen in elk geval te voorkomen dat anderen hun positie kunnen verbeteren. Hoe belangrijk wantrouwen - een term met een trouwens nogal negatieve lading; waarom niet gesproken van 'voorzichtigheid', 'behoedzaamheid' of 'terughoudendheid' bij contacten met (relatief) onbekenden, of wellicht zelfs van 'individualisme'? - en de daarmee samenhangende ieder-voor-zich strategie ook mogen zijn onder Marokkanen en Marokkaanse migranten, Van Gemert dicht ze in zijn betoog een wel erg absoluut en bepalend karakter toe. Het lijkt alsof er geen gradaties van vertrouwen of wantrouwen bestaan en alsof beide los staan van zowel de relaties tussen personen als de specifieke context - een lokale setting waarin velen elkaar kennen en waarin de constructie van een sociale identiteit en het verwerven van prestige belangrijke aspecten van het dagelijks gedrag vormen. Het zou alleszins verhelderend zijn geweest wanneer hij naast illustraties van situaties waarin wantrouwen een hoofdrol speelde ook beschrijvingen zou hebben gegeven van gevallen waarbij wèl van onderling vertrouwen sprake was. In hoeverre spelen bijvoorbeeld verwantschapsrelaties of gemeenschappelijke regionale herkomst hierbij een rol? Zijn betoog zou daarmee aan diepgang en nuance gewonnen hebben. Ik betwijfel verder ten zeerste dat wantrouwen inderdaad 'een specifiek Marokkaanse verschijnsel' is, zoals Van Gemert beweert (p. 202). En eveneens vraag ik mij af of de door hem aangevoerde 'relatieve schaarste' van economische hulpbronnen een voldoende verklaring vormt voor het voortbestaan van wantrouwen onder Marokkanen in Nederland. Niet alleen in de Rif is de economische situatie de afgelopen 25 jaar immers enorm veranderd, ook in Nederland is dat het geval. Men mag veronderstellen dat dit consequenties heeft voor de sociale verhoudingen en daarmee voor de mate van onderling wantrouwen onder Marokkanen. Bovendien, de Marokkaanse migranten die zich drie tot vier decennia geleden in West-Europa vestigden begaven zich niet of in veel geringere mate op

het criminele pad. Toch ligt het voor de hand dat ook zij een groot onderling wantrouwen kenden. In wezen onderstreept dit de grote invloed van de omgeving: deze bood hen destijds kansen, die de jongens uit het onderzoek van Van Gemert moeten ontberen. Voor (het voortbestaan van) de houding van wantrouwen onder Marokkaanse migranten in Nederland lijken mij vooral de weinig democratische politieke situatie in Marokko en hun ondergeschikte en kwetsbare positie in de Nederlandse samenleving van belang, dit in nauwe samenhang met hun veelal geringe onderlinge verschillen in sociale status en hun strijd om prestige. Hiermee kom ik bij een ander aspect van Van Gemerts betoog waarbij ik mijn bedenkingen heb. Van Gemert stelt herhaaldelijk dat onder Marokkanen sprake is van egalitaire én competitieve sociale verhoudingen (zie bijvoorbeeld pp. 39, 40, 43, 73, 121-125, 134-135 en 182). Dit laatste betwijfel ik niet, maar het eerste des te meer. Het begrip egalitair is volgens mij namelijk misleidend. Het impliceert een ideologie en/of realiteit van gelijkheid (zie voor uitlatingen in de richting van de gelijkheid van mannen, pp. 39, 40, 73). Maar deze gelijkheid is in de praktijk ver te zoeken. Er is in mijn ogen dan ook niet zozeer sprake van egaliteit als wel van kleine onderlinge sociale verschillen, wat iets wezenlijk anders is. Van Gemerts verwijzing naar het dragen van gelijksoortige kleding door de jongens om niet van elkaar af te wijken, of hun geringe neiging om zaken met elkaar te delen en zo te voorkomen dat anderen daarna meer hebben dan zijzelf, overtuigen mij niet. Niet alleen wijst de hevige onderlinge statuscompetitie op het tegendeel, ook kan men de door Van Gemert genoemde voorbeelden juist als een bevestiging van het bestaan van hiërarchische verhoudingen opvatten, zij het verhoudingen die worden gekenmerkt door zeer geringe verschillen in invloed en positie. Juist dit maakt dat de competitie tussen de jongens zo hevig is en dat zij zich, net zoals veel andere Marokkaanse migranten en Marokkanen in Marokko, zoveel inspannen om zich van elkaar te onderscheiden. Kort door de bocht gaat Van Gemert ten slotte bij zijn verwijzing naar de in zijn ogen verhullende en legitimerende werking van de islam bij de criminaliteit onder Marokkaanse jongens. Allereerst is de relatie die hij tussen criminaliteit en religie legt empirisch nogal mager. Illustratief is dat slechts een van de voorbeelden die hij ter onderbouwing van zijn betoog geeft uit zijn eigen materiaal stamt en bovendien weinig overtuigend is. De overige voorbeelden komen uit secundaire literatuur en hebben geen directe relatie met Van Gemerts eigenlijke thema criminaliteit. Zijn bewering, dat niemand zich openlijk wil verzetten tegen een Marokkaan die zich voordoet als een vroom lid van de geloofsgemeenschap (p. 195), gaat mij beslist te ver. Hetzelfde geldt zijn opmerking dat de verbinding met religie onaantastbaarheid oproept (p. 195). Evenzeer is het de vraag of mensen die op het verkeerde pad zijn beland hun gedrag steeds met een vrome levenswandel kunnen maskeren (p. 196). De islam kan namelijk niet alleen een legitimerende functie vervullen, zoals Van Gemert beweert (pp. 42-43, 66), maar ook een delegitimerende. Nog afgezien van de andere functies die een religie voor gelovigen kan hebben, kan de islam hen ook argumenten bieden om crimineel gedrag te veroordelen. Of en hoe dat gebeurt, valt niet op voorhand te zeggen. Zoals Van Gemert elders in zijn boek regelmatig illustreert (zie bijvoorbeeld p. 72), zijn het beoordelen en afkeuren van het gedrag van anderen namelijk afhankelijk van de specifieke context: de aan- of afwezigheid van bepaalde personen, hun onderlinge (machts)relaties, hun

bedoelingen. Ik sluit niet uit dat leden uit de onderzoeksgroep van Van Gemert hun criminele handelingen inderdaad met vroom gedrag probeerden te verhullen. Maar of zij al dan niet hierin slaagden heeft weinig tot niets te maken met een religie die criminaliteit legitimeert. Doorslaggevend is de machtspositie van de betrokkenen in die specifieke situatie op dat moment: de personen waar Van Gemert op doelt waren op grond van die positie kennelijk in staat om te voorkomen dat anderen hun criminele activiteiten ter discussie stelden. Maar of dat op andere momenten en in andere situaties ook het geval was, mag men ten zeerste betwijfelen. Samenvattend kan worden gesteld dat de studie van Van Gemert veel is aan te merken. Hoewel de relatie tussen cultuur en criminaliteit zeker het onderzoeken waard is, valt op de manier waarop hij dit heeft uitgewerkt nogal wat af te dingen. Vooral zijn invulling van het begrip Marokkaanse cultuur is beperkt en daardoor vertekenend, terwijl zijn voorstelling van de islam geen recht aan deze religie en haar gelovigen doet. Dit neemt niet weg dat Van Gemert een uitdagend, origineel en lezenswaardig boek geschreven heeft. Hij snijdt een belangrijk thema aan en gaat de discussie daarover niet uit de weg. Integendeel, hij biedt veel stof tot nadenken en stuurt het debat in een richting die meer aandacht verdient. En dat is een grote verdienste. Noot *Ruud Strijp is cultureel antropoloog. In 1998 promoveerde hij op het proefschrift Om de moskee - Het religieuze leven van Marokkaanse migranten in een Nederlandse provinciestad (Nijmegen: Katholieke Universiteit / Amsterdam: Thesis Publishers).