Diabetescentrum. Locatie VUmc. Insulinepomptherapie

Vergelijkbare documenten
Insulinepomptherapie Adviezen en instructies.

Informatie voor omnipodgebruikers

Informatie voor de omnipodgebruiker

Informatie voor de insulinepompgebruiker

De poliklinische instelling van de insulinepomp

PATIËNTENINFORMATIE INFORMATIE BIJ OVERWEGING INSULINEPOMPTHERAPIE

Insulinepomptherapie. Adviezen en instructies. gemini-ziekenhuis.nl

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en insulinepomp. Algemene informatie voor kind en ouders

INSULINEPOMP OMNIPOD. Het infuussysteem:

Informatie voor de omnipodgebruiker

Handleiding voor de insulinepomp Voor kinderen

VOORBEREIDEN POMPTHERAPIE

Richtlijnen insulinepomptherapie

Praktische informatie voor insulinepompgebruikers

Aandachtspunten bij gebruik van een insulinepomp

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Wat te doen bij ontregeling van een kind met diabetes mellitus en een insulinepomp

Insulinepomptherapie

INSULINEPOMP MEDTRONIC (Smart Guard 640G)

PATIËNTEN INFORMATIE. Reizen met diabetes. Vakantietips en paklijst

INSULINEPOMPTHERAPIE. Richtlijnen

Handleiding voor gebruikers insulinepomp. Voor volwassenen

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij pomptherapie

Zelfcontrole bij diabetes

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij intensieve therapie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders

Aandachtspunten bij gebruik van een insulinepatchpomp

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Insulinepomptherapie bij diabetes mellitus

Insulinepomptherapie. Interne geneeskunde

Richtlijnen bij insulinepomptherapie

Diabetes en bewegen. Esther Pekel, diabetes diëtist Misja Sprengers, verpleegkundig specialist diabetes

Diabetes Mellitus Insulinepomptherapie

Insulinepomptherapie; patchpomp

Wat je moet weten over je insulinepomp

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

Richtlijnen insulinepomp/

Sporten met diabetes

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime


Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Insuline pomptherapie. Continu Subcutane Insuline Infusie (CSII)

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Diabetesvoorlichting Flexibele Insuline Therapie

Diabetes mellitus insulinepomp therapie

Werkboek Diabetes en zelfregulatie

Insulinepomptherapie. Interne geneeskunde

Voorlichting insulinepomptherapie

Insuline pomptherapie. Continu Subcutane Insuline Infusie (CSII)

Richtlijnen bij insulinepomptherapie

Diabetes en zwanger worden

Zelfregulatie voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes die één of meerdere malen per dag insuline spuiten

Zelfregulatieschema voor intensieve insulinetherapie

voorbereiding op behandeling voor diabetespatiënten

Nieuwe technologie bij pomptherapie, wat biedt het ons meer? Agaath Zeinstra & Jolanda Hensbergen Diabetesverpleegkundigen

Informatie. Insulinepomptherapie begeleidingstraject

Sporten met diabetes. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Praktische adviezen bij een 1 maal daags insulineregime

Diabetes mellitus insulinepomp therapie

Informatie. Insulinepomptherapie bij kinderen. Begeleidingstraject

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Diabetes mellitus en zwangerschap. Begeleiding in het Refaja ziekenhuis

Diabetes en zelfregulatie. Werkboek

PATIËNTEN INFORMATIE. Diabetes en sport

insulinepompen bij diabetes

De inwendige pomp. Pomp ja of nee? Intraperitoneale insuline-pomp. Langerhans Cursus Utrecht, dec Insuline pompen: CSII Start en aanpassing

Accu-Chek Insight. De insulinepomp waarmee kinderen gewoon zichzelf kunnen zijn.

Insulinepomptherapie Adviezen bij ontregeling

Zelfregulatie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Accu-Chek insulinepomptherapie

Diabetespatiënt. adviezen na een hernia-operatie. leefregels bij gebruik van insulinepomp. ZorgSaam

Zelfregulatie bij Diabetes Mellitus

Hypo- en hyperglycaemie

Diabetespoli. Zelfregulatie bij Diabetes Mellitus

Insulinepomp- therapie bij kinderen

Accu-Chek insulinepomptherapie

Adviezen bij insulinepomptherapie

Patiënteninformatie. Insulinepompwijzer. Informatie over belangrijke aspecten bij de start van insulinepomptherapie

PATIËNTEN INFORMATIE. Informatie bij overweging insulinepomptherapie

PATIËNTEN INFORMATIE. Diabetes en sport

Insulinepomp- therapie bij kinderen

HOE GEBRUIK IK ABASAGLAR

Continue glucose monitoring (CGM)

PATIËNTEN INFORMATIE. Diabetes en sport

PATIËNTEN INFORMATIE. Pompeducatie. bij insulinepomptherapie

Wat te doen bij hoge bloedglucosewaarden. 3 Maatregelen bij hoge bloedglucosewaarden: 5 6. Wat te doen bij lage bloedglucosewaarden.

Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycemie

Voor overleg met het Diabetesteam kunt u op werkdagen contact opnemen met: Tussen uur en uur en uur en uur


Interne Geneeskunde Diabetesverpleegkundigen

Praktische handleiding voor de gebruiker van de insulinepomp

Insulinepomptherapie was nog nooit zo eenvoudig.

hoe bereidt u zich voor op het onderzoek?

Hoofdstuk 6B Lichaamsbeweging en sport

Eerste hulp bij ketonen

Voorbereiding onderzoek voor diabetespatiënten

Zelfregulatie voor mensen met diabetes die een insulinepomp gebruiken

Diabetes, sport en voeding

Diabetes en ketonen. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Beweging en diabetes. Informatiebrochure Beweging en Diabetes

Transcriptie:

Diabetescentrum Locatie VUmc Insulinepomptherapie

Amsterdam UMC Diabetescentrum 3 Inhoud Algemene doelstelling van insulinepomptherapie: Een verbeterde glucoseregulatie en een verhoging van de kwaliteit van leven. Deze folder geeft u informatie over: 1. De indicaties en voorwaarden van insulinepomptherapie 4 2. De voor- en nadelen van insulinepomptherapie 6 3. Gebruik en werking van een insulinepomp 7 4. Begeleiding bij het gebruik van een insulinepomp vanuit 9 Amsterdam UMC, locatie VUmc 5. Wat u kunt doen bij technische problemen met de pomp 11 6. Wat u kunt doen bij medische problemen bij gebruik van 11 de insulinepomp 7. Hyper- en hypoglycaemieën 12 8. Sporten en lichamelijke inspanning 14 9. Vakantie 16 10. Praktische tips 16 11. Belangrijke telefoonnummers 17 Bijlage 1: acute hyperglycaemische ontregeling 18 Bijlage 2: acute hypoglycaemische ontregeling 19

4 Amsterdam UMC Diabetescentrum 1. De indicaties en voorwaarden van insulinepomptherapie Indicaties voor insulinepomptherapie Matig tot slechte diabetesregulatie ondanks intensieve insulinetherapie. Nuchter hoge bloedglucosewaarden, waarbij ophogen van de basale insuline leidt tot hypoglycaemieën. Onverklaarbare schommelingen in de bloedglucosewaarden. Hypo unawareness. Zwangerschap of de wens daartoe. Motivatie/wens van de patiënt. Contra-indicaties voor insulinepomptherapie Onvoldoende gezichtsvermogen. Onvoldoende handvaardigheid. Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Onvoldoende inzicht in gebruik van de insulinepomp. Allergische reactie op pompnaald en/of katheterpleisters. Gestelde voorwaarden aan de patiënt voor insulinepomptherapie Zelfcontrole, minimaal 4 keer per dag. Voldoende kennis, inzicht en vaardigheden met betrekking tot het ziektebeeld, het gebruik van de insulinepomp en ten aanzien van voeding. Verantwoordelijkheidsgevoel. Voldoende motivatie. Voldoende kennis over koolhydraten. Opstellen van een of meerdere doelen van pomptherapie en hoe deze doelen te bereiken. Afspraken maken wanneer doelen niet behaald worden. Regelmatig bezoek aan internist, diëtist en diabetesverpleegkundige (dvk).

Amsterdam UMC Diabetescentrum 5 Uw behandelend arts, diëtist en diabetesverpleegkundigen dienen allemaal goedkeuring te geven voor de start van insulinepomptherapie.

6 Amsterdam UMC Diabetescentrum 2. Voor- en nadelen van insulinepomptherapie Voordelen van insulinepomptherapie kunnen zijn: Optimaliseren van de diabetesregulatie. Minder schommelingen in de bloedglucosewaarden. Minder hypoglycaemieën. Flexibelere levensstijl. Minder injecties door een toedieningssysteem voor twee tot drie dagen. Nadelen van insulinepomptherapie kunnen zijn: Eerder kans op ontregeling bij pomp/katheterproblemen. Groter risico op snelle ketoacidotische ontregeling. Mogelijk kleine littekens van de pompnaald. Mogelijk sociale/psychische belemmeringen door het continu aanwezig zijn van de pomp op het lichaam.

Amsterdam UMC Diabetescentrum 7 3. Begeleiding vanuit Amsterdam UMC bij gebruik van een insulinepomp Sinds 2017 zijn de regels en voorwaarden ten aanzien van het gebruik van de insulinepomp door de NDF (Nederlandse Diabetes Federatie) aangescherpt. Het diabetesteam van Amsterdam UMC, locatie VUmc dient zich aan deze voorwaarden te houden, evenals de patiënt die de pomp gebruikt. Starten met insulinepomp Als u start met een insulinepomp, moet u rekenen op een startbegeleidingstraject van ongeveer 2-3 maanden. Deze tijd is nodig om u voldoende uitleg en inzicht te geven over de werking van de insulinepomp. De volgende aspecten worden met u besproken: het doel, uw motivatie en de verwachtingen van de insulinepomp; de keuze van de insulinepomp; de werking van de insulinepomp en de infusiesetjes; uw kennis over diabetes, hyper- en hypoglycaemieën en veel andere aspecten komen aan de orde; u doorloopt met uw diëtist een traject om te leren rekenen met koolhydraten, om koolhydraat ratio s en uw insulinegevoeligheid te laten berekenen en om te leren werken met de boluscalculator; u ontvangt instructies over het technisch gebruik van de insulinepomp van de instructeur van de insulinepomp firma en van de diabetesverpleegkundige; de diabetesverpleegkundige en u maken duidelijke afspraken over het contact dat na aansluiten van de insulinepomp eerst dagelijks en later minder frequent zal plaats vinden.

8 Amsterdam UMC Diabetescentrum Afspraken bij insulinepomptherapie Als u de pomp in gebruik heeft, wordt het gebruik van de pomp regelmatig geëvalueerd: elke 2-3 maanden stuurt u aan de diabetesverpleegkundige een overzicht van uw diabetesregulatie via een upload van uw pompgegevens; u heeft minimaal 4 contactmomenten per jaar met de internist en/of diabetesverpleegkundige/diëtist; minimaal één keer per jaar evalueert u met de diëtist uw voedingspatroon, insulinegevoeligheid en koolhydraatratio s. Een insulinepompgarantie duurt 4 (of 5) jaar, houd deze termijn zelf in de gaten. Een aantal maanden voordat de garantie verloopt, neemt u contact op met uw diabetesverpleegkundige om het gebruik van de pomp te evalueren. In het behandelteam wordt gezamenlijk besloten of deze vorm van behandeling voortgezet wordt.

Amsterdam UMC Diabetescentrum 9 4. Gebruik en werking van een insulinepomp De pomp U draagt de pomp dag en nacht. Draag de insulinepomp dicht op het lichaam zodat het een constante temperatuur heeft, voorkom grote temperatuurverschillen. U kunt de pomp op verschillende manieren op uw lichaam dragen. Bijvoorbeeld aan uw riem, in uw broekzak, of (voor vrouwen) in uw bh. De pomp geeft elke 3 minuten een kleine hoeveelheid insuline af aan uw lichaam. De hoeveelheid eenheden per uur is per persoon verschillend en wordt berekend door de diabetesverpleegkundige en uw arts. We noemen dit de basaalstand. Bij de maaltijden geeft u een extra hoeveelheid insuline via de pomp. We noemen dit een bolus. U kunt de pomp na het geven van een bolus tot maximaal 2 uur afkoppelen als u bijvoorbeeld gaat sporten, douchen, vrijen of naar het strand gaat. Het is wel belangrijk dat u in deze situatie regelmatig uw bloedglucosewaarden controleert. De Omnipod van Insulet kunt u niet afkoppelen. Insuline De insulinepomp bevat kortwerkende insuline. Voor u de insuline in de pomp plaatst, zorgt u ervoor dat deze op kamertemperatuur is. Een aangebroken ampul insuline is tot een temperatuur van 30 graden Celsius een maand houdbaar.

10 Amsterdam UMC Diabetescentrum Infusieset naald/venflon en slang/katheter Was eerst uw handen voor u een naald in de huid inbrengt, u hoeft de huid niet te desinfecteren met alcohol. In principe is de gehele buik (2 a 3 cm van de navel af) geschikt om de naald in te brengen. U kunt, in overleg met de diabetesverpleegkundige ook op andere plaatsen de naald inbrengen. U kunt de naald inschieten met een speciaal apparaat of handmatig inprikken, dit is afhankelijk van het gekozen systeem. De naald wordt elke 2 tot 3 dagen vervangen, plaats deze elke keer op een andere plaats om te voorkomen dat er opnameproblemen van de insuline ontstaan Als er tijdens het inbrengen van de naald een kleine bloeding ontstaat, kunt u overwegen om een nieuwe naald op een andere plaats in te brengen. Controleer of er geen luchtbelletjes in de slang/katheter zitten door de slang even te laten doorlopen of om tegen de slang aan te tikken, die kunt u voor het aansluiten op de naald beter verwijderen. Controleer een uur na het inbrengen van de naald uw glucose om te zien of de naald goed is ingebracht. Wissel de naald daarom niet vlak voor het slapen gaan.

Amsterdam UMC Diabetescentrum 11 5. Wat te doen bij technische problemen met de insulinepomp Indien de problemen met de pomp van technische aard zijn, neemt u contact op met de fabrikant van de insulinepomp. Wanneer er een luchtbelletje in de katheter zit en deze groter is dan ½ centimeter, dient u de naald van de katheter los te koppelen en laat uw pomp opnieuw de slang/katheter vullen. Bij problemen met het plaatsen van de naald, kunt u contact opnemen met de diabetesverpleegkundige. 6. Wat te doen bij medische problemen bij gebruik van de insulinepomp Indien u ziek bent en dit gepaard gaat met koorts of veel pijn, stijgen uw bloedglucosewaarden en heeft u meer insuline nodig. Neem dan contact op met uw diabetesverpleegkundige om de basaalstand eventueel aan te passen. Bij misselijkheid en/of braken en bij onverklaarbare hoge bloedglucosewaarden bel altijd met de diabetesverpleegkundige of het ziekenhuis (spoed), zie contactgegevens achter in deze folder.

12 Amsterdam UMC Diabetescentrum 7. Hyper- en/of hypoglycaemieën Mogelijke oorzaken van langdurig TE HOGE bloedglucosewaarden (hyper) Te weinig insuline bij de maaltijd of te lage basaalstand van de insulinepomp. Ziekte en pijn. Stress/emoties/spanningen. Hormonaal (menstruatie). Verstopte naald of slang/katheter van de insulinepomp. Insuline die niet meer houdbaar is of langer dan een maand buiten de koelkast is bewaard. Gebruik van bepaalde medicijnen. Verdikking van de huid op injectieplaats van de naald insulinepomp. Acties bij blijvend TE HOGE glucosewaarden Vervang de insulineampul, de slang/katheter en de naald. Geef een bolus insuline indien de bloedglucose boven de 20 mmol/l is. Meet de bloedglucose na een half uur om te zien of de waarde is gedaald. Drink minimaal één groot glas water per uur. Meet na 2 uur nogmaals de bloedglucosewaarde. Als de bloedglucose binnen 2-3 uur niet is gezakt tot onder de 15 mmol/l, neem dan direct contact op met diabetesverpleegkundige of internist via (020) 444 1120 of via de centrale (020) 444 4444 Braken = altijd bellen

Amsterdam UMC Diabetescentrum 13 Mogelijke oorzaken van een TE LAGE bloedglucosewaarde, onder de 4 mmol/l (hypo) Te veel insuline. Te weinig/te laat gegeten. Lichamelijke activiteiten/sporten. Stress/emoties/spanning. Alcohol. Acties bij een TE LAGE bloedglucosewaarde Neem ongeveer 20 gram snelwerkende koolhydraten (bijv. 5 dextro energy tabletten) of 1 glas gezoete limonade om de hypo op te lossen. Meet na een kwartier opnieuw uw glucosewaarde Bij blijvend te lage glucosewaarden, overweeg de insulinepomp af te koppelen. Koppel hem weer aan als de glucosewaarden hoger dan 7 mmol/l zijn. De pomp mag niet langer dan 2 uur afgekoppeld of uit zijn. Het is belangrijk dat huisgeno(o)t(en) of collega s weten hoe te handelen bij een te lage bloedglucosewaarde. Wanneer u zelf niet in staat bent om de hypo op te lossen, kan een ander u helpen door; 5 dextro-tabletten of een glas gezoete limonade aan je te geven, of bij bewustzijnsverlies je een Glucagon injectie te geven. Vraag aan de arts een recept voor een Hypokit (Glucagon injectie). De diabetesverpleegkundige kan de gebruiksinstructie geven.

14 Amsterdam UMC Diabetescentrum 8. Sporten en lichamelijke inspanning Controleer altijd uw bloedglucose voordat u gaat sporten en autorijden. Beweging heeft invloed op uw bloedglucosewaarde. Bij duursport is vaak een dalend effect en bij krachtsport vaak een stijgend effect. Houd bij het gebruik van een insulinepomp rekening met de intensiteit van sport. Mogelijkheden om de pomp te stoppen tijdens het sporten, of de pomp op een tijdelijk lagere basaalstand in te stellen, kunt u met de diabetesverpleegkundige bespreken. Zwemmen kan alleen met een insulinepomp die 100% waterdicht is. Ga dit goed na voordat u het water in gaat. Koppel de insulinepomp af bij douchen of stop de pomp in een douchezakje. Laat de pomp wel doorlopen (runstand) en plaats het beschermkapje op de naald. Ga niet sporten als uw glucose lager is dan 5 mmol/l of hoger is dan 15 mmol/l. Uw bloedglucosewaarde kan na het beëindiging van sporten beïnvloed worden door de gedane inspanning. Hou er rekening mee dat dit effect wel nog 12 uur lang merkbaar kan zijn.

Amsterdam UMC Diabetescentrum 15 Beslisboom sport en diabetes Diabetesfonds 2017 Bron PEAK onderzoeksprogramma naar DM1 en sport Start Vindt de beweging plaats na een lange tijd niet eten en je weinig insuline in je lichaam hebt? nee Kan de bolusinsuline bij de maaltijd worden verminderd? nee Neem extra koolhydraten à 0.5-1 g/kg lichaamsgewicht per beweeguur, afhankelijk van de intensiteit en duur en de bloedsuiker. ja ja Verlaag de basale insulinedosis of neem een koolhydraatrijke snack (of allebei). Verlaag de bolus insuline met 25-75% bij de maaltijd voor de activiteit, afhankelijk van de intensiteit (25% voor lichte, 50% voor matige en 75% voor hoge intensiteit). Gebruik je een insulinepomp? nee Neem extra koolhydraten (bijv. 20-30 gram/uur. Overweeg een 20% afname in basale insuline op dagen met langdurige activiteit. ja Verlaag de basale insuline met 50-80% vanaf 90 minuten vvor de start tot de activiteit stopt. Of overweeg een pomponderbreking (niet langer dan 60 minuten) vanaf de activiteit. Neem extra koolhydraten als dit nodig is op basis van glucosemonitoring (bijv. 10-20 gram/uur). Overweeg voor de eerste maaltijd na de activiteit (binnen 90 minuten) 1-1,2 gram/kj koolhydraten en afname van de insulinebolus met 50%; om het risico of verlate nachtelijke hypo s te verkleinen. Met afname wanneer de activiteit in de namiddag of avond plaatsvindt, verlaag dan de nachtelijke basale insuline met 20% of neem een snack voor het slapen zonder insuline toe te dienen.

16 Amsterdam UMC Diabetescentrum 9. Vakantie Indien u op vakantie gaat, raden we u aan om minimaal 2 maanden van tevoren contact op te nemen met uw diabetes-verpleegkundige. Zij kan u specifieke adviezen geven over het regelen van een reservepomp (die u zelf kunt aanvragen bij uw insulinepomp firma), voorraad van materialen, bewaren van insuline op reis en tijdens verblijf en het overbruggen van eventuele tijdzones 10. Praktische tips Voor oriëntatie op de verschillende insulinepompen verwijzen wij u naar de website: www.pompnet.nl Controleer de voorwaarden van uw inboedelverzekering of de insulinepomp meeverzekerd is. De DVN (Diabetes Vereniging Nederland) heeft een speciale insulinepompverzekering. Kijk op www.dvn.nl/over-dvn/wat-we-doen/verzekeringen De kosten van een insulinepomp bedraagt ongeveer 4000,- per jaar. Er zijn verschillende draagsystemen ontwikkeld voor de insulinepomp. Voor meer informatie kunt u kijken op de website: www.pomptasjes.nl of www.prikkedief.nl of u kunt informeren bij uw postorderbedrijf waar u uw pompspullen van krijgt.

Amsterdam UMC Diabetescentrum 17 11. Belangrijke telefoonnummers SPOED Amsterdam UMC, locatie Vumc: (020) 444 4444 vraag naar Diabetes internist Diabetesverpleegkundigen locatie VUmc: (020) 444 1120 voor het maken van een terugbelafspraak of bij acute situatie tijdens kantoortijden Medtronic: 0800 342 23 38/ (Minimed 640G, Paradigm Veo pompen) +31 45 566 82 91 (vanuit buitenland) Roche Diagnostic: 0800 022 05 85/ (Accu chek Insight en Accu chek Combo) +31 36 539 48 58 (vanuit buitenland) Ypsomed: (Ypsopump) 0800 977 66 33/ +31 30 888 58 19 Insulet: 0800 022 9512 Insulet Corporation (Omnipod pomp) Vicentra (Kaleido pomp) 088 995 58 58 Kaleidocare Bosman

18 Amsterdam UMC Diabetescentrum Bijlage 1: acute hyperglycemische ontregeling Hyperglycemische ontregeling: glucose blijft onverklaarbaar >15 mmol/l gedurende minstens 2 uur glucose > 15 mmol/l - Check infusieset, pompinstelling en alarmen - Vervang zo nodig infusieset en insuline - Plaats nieuwe infusieset op andere plaats - Drink voldoende water (elk uur een glas) - Geen lichamelijke inspanning verrichten Braken = bellen!!! 020-444 4444 glucose > 20 mmol/l glucose 15-20 mmol/l bolus 6 EH of conform CF/IG bolus 4 EH of conform CF/IG na 30 minuten glucosemeting herhalen geen daling Bel ziekenhuis 020-444 4444 wel daling blijf voldoende drinken glucosemeting na 2 uur herhalen volg stroomschema opnieuw tot glucose < 15 mmol/l is of bij twijfel altijd bellen met ziekenhuis 020-444 4444

Amsterdam UMC Diabetescentrum 19 Bijlage 2 acute hypoglycemische ontregeling glucose < 4 mmol/l buiten bewustzijn bij bewustzijn bel 112 of ziekenhuis 020 444 4444 glucagon in huis? injecteer dit in bovenbeen of bovenarm drink en eet glucose/ koolhydraten neem 20 gram snelle suikers = 1 glas limonade/ fris overweeg pomp -50% of zet hem uit na 15-20 minuten glucosemeting herhalen herhalen glucose > 4mmol/l glucose < 4 mmol/l glucose >7 mmol/l pomp hervatten?

Amsterdam UMC Juli 2019 www.amsterdamumc.nl www.vumc.nl 305109