Codeerhandleiding Minimale Ziekenhuis Gegevens

Vergelijkbare documenten
OEFENINGEN BIJ HET OPLEIDINGHANDBOEK MZG

Codeerhandleiding. Minimale Ziekenhuis Gegevens

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu DG 1 Dienst Datamanagement. CODEERHANDLEIDING Verpleegkundige Gegevens van de MZG

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu DG 1 Dienst Datamanagement. CODEERHANDLEIDING Verpleegkundige Gegevens van de MZG

Casus 2: De pediatrische patiënt OPLOSSING

CODEERHANDLEIDING VG-MZG 2.0

Onderzoek van de resultaten. Enkele klinische scenario s met behulp van de dynamische feedback tool

Casus 3: De Intensieve patiënt OPLOSSING

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu DG 1 Dienst Datamanagement

Katholieke Universiteit Leuven

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu DG 1 Dienst Datamanagement

Casus 4: De geriatrische patiënt OPLOSSING

MZG Globalisatietabellen Verpleegkundige gegevens April 2011

Casus 1: De chirurgische patiënt OPLOSSING

CODEERHANDLEIDING VG-MZG

Aanvullende tabellen op de algemene federale feedback MVG 2006

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Openbare instelling opgericht bij de wet van 9 augustus 1963 TERVURENLAAN BRUSSEL

Er was eens 09u35. Het San Joaquinpatiëntenclassificatiesysteem. Johan Engels. Op de dienst spoedgevallen 16/04/2013. Mevr.

Richtlijnen bij het gebruik van de evaluatieschaal

Actualisatie MVG: Illustratie van concrete voorbeelden

FAQ ZORGKUNDIGE. 1. Welke verpleegkundige handelingen kunnen worden gedelegeerd aan de zorgkundige sinds de lijst van 12 januari 2006?

OPLEIDINGSDAG NRG NEW 26/10/2018

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

1. Periodische personeelsregistratie

Verpleegkundige gegevens MZG Analyse en meta-analyse van (test)gegevens uit een verpleegkundige registratie in verschillende Vlaamse ziekenhuizen

BIJLAGE 41. heeft gedeeltelijke hulp nodig om zich te wassen boven of onder de gordel

GELIEVE DEZE VRAGENLIJST VOLLEDIG IN TE VULLEN

Deel I: Sociaal verslag

Domein 2 Personeelsgegevens

AANVRAGEN DOOR PROFESSIONELEN

Dienst geriatrie Interne liaison. Informatiebrochure voor de patiënt en de familie

Proces verantwoordelijke. Hiërarchisch Verantwoordelijke

Domein 4 Verpleegkundige gegevens

Samenwerking tussen zorgkundigen en verpleegkundigen

AANVRAAG TOT OPNAME IN EEN ASSISTENTIEWONING.

A.1 VOLLEDIG VERPLEEGDOSSIER ALS VERGOEDINGSVOORWAARDE

Amandeloperatie bij volwassenen

Externe vraag tot opname op de dienst revalidatie

BelRAI- project: BelRAI en Thuiszorg

2. Sociale gegevens. 3. Medische gegevens Woonsituatie van de aanvrager voor de opname: 2.2. Welke toekomstmogelijkheden worden voorzien?

Verpleegkundige registratie: codeerhandleiding VG-MZG versie 1.6 Samenvatting van wijzigingen/aanvullingen

Stoelgang. die niet vanzelf gaat

AANVRAAG TOT OPNAME. Te zenden naar: Datum intake: Datum aanvraag: Door:.. Aanvraag: Dringend Preventief. Sociale dienst: 1. ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

urologie informatiebrochure Sachse/otis-urethrotomie (het opheffen van vernauwingen in de plasbuis)

DAGZIEKENHUIS VOOR KINDEREN. campus Sint-Lucas, campus Volkskliniek

Aanvraag tot opname. Sociaal verslag. Faxen naar of mailen naar Adres:

Bijlage A VG-MZG PERSONEELSREGISTRATIE SYNTHESE

PATIËNTEN INFORMATIE. onthaalbrochure

K.B In werking B.S

AANVRAAG ZORGVERBLIJF DRIE EIKEN

CM Zorgverblijven Aanvraag oriënterende zorg

keizersnede Materniteit

Coordinatie--Minimale-klinische-gegevens

verpleegeenheid MiCS medium care / hartbewaking / eenheid voor acute beroertezorg

MZG Nationale feedback Verpleegkundige gegevens April Nationale feedback verpleegkundige gegevens : Extern toelichtend document

INFORMATIE voor de ouders vroegtijdig ontslag uit de dienst NEONATOLOGIE

VERPLEEGKUNDIGE OVERDRACHT PALLIATIEVE ZORG

Opname in het ziekenhuis

AANVRAAG ZORGVERBLIJF DRIE EIKEN

AANVRAAG TOT OPNAME. vast verblijf

ONTHAALBROCHURE GERIATRIE

... Contactpersoon. Telefoon.. Mutualiteit Verbond.. Inschrijvingsnummer Hoedanigheid. 2)... 3)...

MZG Globalisatietabellen Verpleegkundige gegevens Oktober 2011

AANMELDINGSDOCUMENT ZORG M./Mw..

Keizersnede INFORMATIEBROCHURE VOOR DE PATIËNT

Coordinatie--ZH--Chirurgische-daghospitalisatie--Normen--KB doc

K.B B.S In werking

HOOFDSTUK IV. - VERLOSSINGEN

Stoelgang. die niet vanzelf gaat

Bijkomende informatie over bedindexen, verpleegeenheden en verpleegkundige zorgperioden

INFORMATIEBROCHURE STUDENTEN

AANVRAAG TOT OPNAME. Datum intake: Datum aanvraag: Te zenden naar: Door:.. Aanvraag: Open afdeling. Sociale dienst: Gevraagde periode VAN TOT.

VG-MZG Algemene Nationale feedback E-audit van de verpleegkundige gegevens September Algemene Nationale feedback verpleegkundige gegevens:

Verpleegkunde in de wet

15 FEBRUARI Koninklijk besluit betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen

K.B B.S In werking

VERPLEEGKUNDIGEN Art. 8 pag. 1 officieuze coördinatie

Patiënteninformatie. Sondevoeding

Kinderdagziekenhuis Informatiebrochure

1.1. Inventaris van de diensten waar cytostatica mogen toegediend worden: In de ziekenhuizen worden op verschillende diensten cytostatica toegediend.

PATIËNTEN INFORMATIE. Geriatrie

Coordinatie--ZH--KB bepaling-regels---mee-te-delen-ziekenhuisgegevens.doc

Domein 1 Structuur van het ziekenhuis

Nr Naam informatie-item Verplicht Type Lengte Invulkolom Codering Opmerkingen Naam X Alfanumeriek 40. X Alfanumeriek 40

De weg naar zelfzorg bij de stomapatiënt. Luc De Kimpe Julie Ramon AZ- Sint Lucas Gent Abdominale heelkunde (straat 64)

Heelkunde. trajectopname. C-plateau

Evaluatieverslag zelfredzaamheid patiënt

AANVRAAG TOT OPNAME G - SP-AFDELING

Welkom op de dienst: Algemene heelkunde (A3) Abdominale heelkunde Urologie MKA ORL IVF Patiënteninformatie

Volledige blaaswegname met vervangblaas

Hoe u doorligwonden (decubitus) kunt voorkomen

I Autonome verzorgingsinstelling. Informatiebrochure. Chronische revalidatie dienst Sp

Coordinatie--ziekenhuizen--hoofdgeneesheer--geneesheer-diensthoofd--KB

1. PRIVACY WETGEVING:

Klinische hongerprovocatie

Bijkomende informatie voor de registratie van nietbeëindigde verblijven waarvoor reeds verpleegkundige gegevens doorgestuurd moeten worden

Omzendbrief aan - de algemeen directeur - de MZG-verantwoordelijke - de hoofdgeneesheer - het hoofd van het verpleegkundig departement

BIJKOMENDE INFORMATIE VOOR DE REGISTRATIE VAN INHOUD DAGHOSPITALISATIES

verpleegeenheid intensieve zorg

Sondevoeding in de thuissituatie

Transcriptie:

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu DG 1 Dienst Datamanagement Codeerhandleiding Minimale Ziekenhuis Gegevens September 2006 1

WAARSCHUWING Deze coderingshandleiding is de derde officiële versie (V1.3.), gepubliceerd door de FOD. Met deze versie wordt de vorige versie van de coderingshandleiding aangepast zonder de structuur en de items te wijzigen. Sommige items werden gewijzigd na consultatie van de onderzoeksequipes en de werkgroep. De wijzigingen hebben betrekking op de lay-out van dit document en/of hebben als doelstelling de nauwkeurigheid, leesbaarheid en de overeenstemming tussen de Nederlandstalige en Franstalige versie te verbeteren. De aangepaste en/of toegevoegde tekst werdt in het grijs aangeduid. De zinnen en woorden die werden verwijderd werden vervangen door *** Deze versie is de definitieve voor de nieuwe registratie in 2007. Nieuwe versies (2.1., ) met een wijziging van de items kunnen gepubliceerd worden na 2007 en dit aan de hand van aanbevelingen van de permanente commissie voor actualisatie. Het is uitdrukkelijk afgeraden om eerdere versies of persoonlijke versies te gebruiken. 2

INHOUDSOPGAVE 1. Deel I...4 1.1. Inleiding...4 1.2. Wat zijn de MZG?...4 1.3. Toegediende verpleegkundige zorgen:...4 1.3.1. Wat zijn de toegediende verpleegkundige zorgen?...5 1.3.3Wat is een registratiedag?...6 1.4. Patiëntengegevens...7 2. Deel II...8 2.1. Inleiding...8 2.2. De opbouw van de MZG zorgitems...8 2.2.1. De domeinen...9 2.2.2. De klassen...9 2.2.3. De items...10 2.2.4. De keuzemogelijkheden...10 2.3. s...10 2.4. De verpleegkundige zorgen...12 Domein I: Zorg bij de elementair fysiologische functies...13 Klasse A: Bevorderen van activiteiten en lichaamsbeweging...14 Klasse B: Zorg voor de uitscheiding...15 Klasse C: Zorg voor de mobiliteit...24 Klasse D: Zorg voor voeding...29 Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort...36 Klasse F: Ondersteunen van persoonlijke zorg...40 Domein 2 : Complexe fysiologische functies...46 Klasse G: Zorg voor de *** elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht...47 Klasse H: Zorg bij geneesmiddelengebruik...52 Klasse I: Neurologische zorg...57 Klasse K: Zorg voor de ademhaling...59 Klasse L: Huid- en wondverzorging...62 Klasse M: Temperatuurregeling...71 Klasse N : Zorg voor de weefseldoorbloeding...72 Domein 3 : Gedrag...79 Klasse O : Gedragstherapie...80 Klasse P : Cognitieve therapie...82 Klasse Q: Bevorderen van de communicatie...84 Klasse R : Ondersteunen bij probleemhantering...85 Klasse S : Patiëntenvoorlichting...88 ***...89 Domein 4 : Veiligheid...90 Klasse V: Risicobestrijding...91 Domein 5 : Gezin en familie...98 Klasse W : Zorg rondom geboorte...99 Klasse X : Zorg voor gezin en familie...104 Domein 6: Gezondheidszorgbeleid...105 Klasse Y : Bemiddeling in de zorg...106 Klasse Z : Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer...108 3

1. Deel I 1.1. Inleiding o Het uitgangspunt van de registratie van minimale ziekenhuis gegevens (MZG) is een weergave te kunnen geven van de verpleegkundige zorg uitgevoerd door het verpleegkundig personeel. De MZG registratie heeft als doel informatie te verzamelen voor heel diverse toepassingen zoals een personeelsallocatiesysteem, financiering van verpleegkundige activiteit in het ziekenhuis, kwaliteitstoetsing enz. 1.2. Wat zijn de MZG? De te registreren gegevens via de minimale ziekenhuis gegevensregistratie omvatten: algemene gegevens van de instelling; de toegediende verpleegkundige zorgen; patiëntengegevens; gegevens per verpleegafdeling. o Aangezien dit document gericht is aan verpleegkundigen en vroedkundigen die de zorg registreren, worden enkel de onderdelen de verpleegkundig toegediende zorgen en patiëntengegevens gedetailleerd besproken.. 1.3. Toegediende verpleegkundige zorgen: o Voor het in kaart brengen van de toegediende verpleegkundige zorgen worden er verschillende gegevens opgevraagd zoals het erkenningsnummer, het registratiejaar, het registratiesemester, de verblijfsnummer van de patiënt, het verpleegeenheidsnummer etc. Deze gegevens worden vaak centraal in het ziekenhuis opgesteld en bewaard waardoor verpleegkundigen meestal niet in aanraking komen met deze gegevens. De gegevens waarbij meestal wel een notitie noodzakelijk is op de verpleegeenheid zijn de volgende : opnamedatum; ontslagdatum; registratiedag; nummer verpleegeenheid. Opnamedatum en -uur o Dit is de datum en het uur van de dag waarop de patiënt opgenomen wordt op de afdeling. Ontslagdatum en -uur o Dit is de datum en het uur van de dag waarop de patiënt ontslagen wordt op de afdeling. Registratiedag o Dit is de datum van de dag waarop geregistreerd wordt. Deze datum geeft aan op welke datum uit de MZG periode de MZG items betrekking hebben en maken het mogelijk de verpleegkundige activiteiten op een verpleegeenheid te koppelen met de personeelsgegevens van de desbetreffende verpleegeenheid. Nummer verpleegeenheid o Deze nummers worden bepaald door de MZG verantwoordelijke van de instelling en moeten éénduidig en uniek zijn voor alle verpleegeenheden in een zelfde instelling. 4

1.3.1. Wat zijn de toegediende verpleegkundige zorgen? o De lijst van zorgitems beoogt de uitgevoerde verpleegkundige zorg in beeld te brengen. Deze lijst wordt ingedeeld in 25 klassen. Voor de structuur van MZG werd gebruik gemaakt van het raamwerk van de Nursing Interventions Classification (NIC). 1. De structuur bestaat uit 4 hiërarchische niveau s. Het hoogste niveau bestaat uit 6 domeinen. Onder deze domeinen vallen 26 klassen die het 2 de niveau vormen. o Het 3 de niveau bestaat uit MZG items. Sommige items worden op hun beurt nog eens onderverdeeld in mutueel exclusieve keuzemogelijkheden. Deze keuzemogelijkheden vormen het 4 de en laagste hiërarchische niveau. Voor een uitgebreide definiëring en beschrijving van de klassen, items en keuzemogelijkheden wordt verwezen naar deel II van dit document. 1.3.2. Welke gerealiseerde verpleegkundige interventies worden geregistreerd? De registratie van de verpleegkundige gegevens van de MZG is een minimale verpleegkundige registratie en niet een zorgregistratie. Dit betekent: De verpleegkundige interventies (zoals gedefinieerd en bepaald in de coderingshandleiding), gerealiseerd door de beoefenaars van de verpleegkunde (hoofdverpleegkundige, verpleegkundige, vroedkundigen, verzorgingsassistenten, art. 54 bis, zorgkundigen, brancardiers ingeschreven als zorgkundige in het kader van K.B. 78), worden geregistreerd. Een verpleegkundige interventie uitgevoerd door een logistiek assistent(e) is niet legaal (M.B. 17 juni 1997 definieert de rol van de logistiek assistent(e)) en kan bijgevolg niet geregistreerd worden in de verpleegkundige gegevens van de MZG. Interventies uitgevoerd door patiënten of niet verpleegkundig personeel zoals geneesheren, kinesitherapeuten, paramedisch personeel, sociaal assistent, psycholoog,..worden niet geregistreerd, zelfs indien ze deel uitmaken van het personeel van de verpleegeenheid. De verpleegkundige gegevens van de MZG worden geregistreerd indien een verpleegkundige interventie werd gerealiseerd in de verpleegeenheid door een beoefenaar van de verpleegkunde die permanent of tijdelijk verbonden is aan de eenheid (mobiele equipe, verpleegkundige van een andere verpleegeenheid, centrale transportdienst, centrale labodienst, interim-verpleegkundige, ) Indien er verpleegkundige handelingen werden uitgevoerd van een ondersteunende centrale dienst (brancardiers, mobiele ploeg, centrale labodienst,.) dan moeten deze diensten geregistreerd worden. De registratie van de gerealiseerde verpleegkundige interventies gebeurt telkens op het niveau van de verpleegeenheid waar de patient verblijft. 5

Het verantwoordelijkheidsprincipe is een bijkomend aspect in de registratie: De gerealiseerde verpleegkundige interventies bij een patient fysiek aanwezig in de verpleegeenheid staan onder de verantwoordelijkheid van de verpleegequipe of het personeel geaffecteerd aan deze verpleegeenheid. Deze worden in rekening gebracht in de registraties voor deze verpleegeenheid. De gerealiseerde verpleegkundige interventies bij een patiënt fysiek afwezig van de verpleegeenheid (vb. cafetaria) zijn onder verantwoordelijkheid van de verpleegequipe of het personeel geaffecteerd aan de verpleegeenheid, waar de patiënt verblijft. De gerealiseerde verpleegkundige interventies, uitgevoerd door personeel dat zich verplaatst van de eenheid, worden eveneens geregistreerd door de betreffende eenheid. 1.3.3Wat is een registratiedag? o De MZG registratiedag loopt van 0-23u59. Er is een registratie per dag, per patiënt en per verpleegafdeling. o Wanneer een patiënt gedurende een registratiedag op meerdere verpleegafdelingen verblijft (bv. een patiënt verhuist van de ICU naar een heelkundige afdeling), zijn er meerdere MZG registraties per patiënt. Gemeten zorgen zijn dus enkel toe te wijzen aan één bepaalde afdeling. Er worden geen registraties over diensten heen doorgegeven bij het verhuizen van de patiënt naar een andere verpleegafdeling (geen concatinatie van gegevens). o In de registratie wordt de volgorde van de verpleegafdelingen waar de patiënt verbleven heeft en de duur van zijn verblijf (in dagen indien langer dan 24u; in uren indien minder dan 24u) geregistreerd. o Per registratie wordt de tijdsduur (uitgedrukt in uren) aangegeven waarop deze registratie betrekking heeft. Als een patiënt een hele registratiedag op een eenheid verbleven heeft, is dit 24u. Wanneer een patiënt gedurende een registratiedag opgenomen, ontslagen of getransfereerd wordt naar een andere verpleegafdeling is dit minder dan 24u. Om dit te berekenen wordt er gewerkt met het opname- en ontslaguur van de afdeling. Bv. De patiënt verblijft op de afdeling A maar wordt om 18u getransfereerd naar de afdeling B Op afdeling A was hij 18u aanwezig en op afdeling B was hij 6u aanwezig. Op welke afdelingen worden zorggegevens geregistreerd? o In deze paragraaf wordt de plaats besproken waar de verpleegkundige zorgen geregistreerd dienen te worden. o De verpleegkundige activiteiten worden via MZG geregistreerd op spoedgevallenzorg, (C, D, H) dagziekenhuis (Z), en alle hospitalisatieafdelingen. o Met inbegrip van: Geriatrie (G), S-verpleegafdeling (S1 tot S6), Pediatrie (E), Heelkunde (C), Interne geneeskunde (D), Intensieve zorgen (I), Gemengde verpleegafdeling (H*), Maternele verpleegafdeling (M), MIC-dienst voor intensieve observatie van hoogrisicozwangerschappen (MI), afdeling voor niet-intensieve neonatale zorg (N*), NIC-dienst voor intensieve neonatale zorg (NI) en Verloskamer (OB, met uitzondering van de zorgen na een sectio). o De verpleegkundige activiteiten worden niet geregistreerd op: Operatiezaal, Recovery, Medisch technische afdelingen, Consultatie, Dialyse-afdeling, 6

Verpleegafdeling Neuro-psychiatrie voor observatie en behandeling (A), Verpleegafdeling Neuro-psychiatrie voor kinderen (K), Verpleegafdeling voor Neuropsychiatrische behandeling (T) en Ambulante spoedgevallenzorg. Bemerking: o De afdelingen Materniteit en Bevallingskwartier worden afhankelijk van de organisatie van het ziekenhuis apart of samen geregistreerd. Er zal dan ook een aparte kenletter voor beide typen van afdelingen gehanteerd worden. 1.4. Patiëntengegevens o Deze gegevens worden geregistreerd voor alle patiënten opgenomen op hoger vermelde verpleegeenheden (1.3.4). o Om de anonimiteit van de gegevens te waarborgen, worden zowel op het niveau van de patiënt, als op dat van het ziekenhuis de nodige garanties in de registratie ingebouwd. o De patiëntengegevens houden volgende aspecten in: o uniek, anoniem patiëntennummer (door het ziekenhuis bepaald); o geboortejaar en geslacht van de patiënt; o datum en uur van opname en ontslag in/uit de verpleegafdeling. 7

2. Deel II 2.1. Inleiding o Dit onderdeel bespreekt in detail de zorgitems die geregistreerd moeten worden. Er wordt aandacht besteed aan de logische opbouw van de classificatie waarin de items zijn ondergebracht. Nadien worden enkele belangrijke termen gedefinieerd die regelmatig voorkomen in de beschrijving van de items. In het laatste hoofdstuk worden de items in detail toegelicht en uitgewerkt. 2.2. De opbouw van de MZG zorgitems o De structuur waarin de MZG items zijn ondergebracht bestaat uit 4 niveau s. Het 1 ste niveau bestaat uit 6 domeinen. Het 2 de niveau bestaat uit 23 klassen, het 3 de niveau uit 78 items en het 4 de niveau bestaat uit keuzemogelijkheden. 4 Niveau s: 6 Domeinen 23 Klassen 78 MVG Items Keuzemogelijkheden o Deze 4 niveau s komen ook terug in de opbouw van de MZG code. Deze codes bestaan uit 4 karakters. Dit wordt toegelicht aan de hand van een voorbeeld. o Karakter 1: De letter die verwijst naar de NIC-klasse o Karakter 2: Het cijfer dat verwijst naar het item o Karakter 3: Het cijfer dat verwijst naar de keuzemogelijkheid o Karakter 4: Een reservecijfer Klasse Item R 1 1 O Basis emotionele ondersteuning R 1 2 O Gerichte emotionele R 1 3 O Opvang van een emotionele Keuzemogelijkheid Reservecijfer 8

2.2.1. De domeinen Het 1 ste hiërarchisch niveau van de MZG zorgitems bestaat uit 6 overkoepelende domeinen. Deze domeinen zijn opgebouwd i.f.v. zorgen m.b.t. de volgende aspecten: Elementaire fysiologische functies Complexe fysiologische functies Gedrag Veiligheid Gezin en familie Gezondheidszorgstelsel. 2.2.2. De klassen o Onder elk van deze domeinen vallen één of meerdere klassen. In de huidige klassificatie zijn 23 klassen ingevuld. De klassen worden in de volgende paragraaf weergegeven per domein. Domein I: Elementaire fysiologische functies o A) Bevorderen van activiteiten en lichaamsbeweging o B) Zorg voor de uitscheiding o C) Zorg voor de mobiliteit o D) Zorg voor voeding o E) Bevorderen van lichamelijk comfort o F) Ondersteunen van de persoonlijke zorg Domein II: Complexe fysiologische functies o G) Zorg voor de elektrolytenbalans en het zuur-base-evenwicht o H) Zorg bij geneesmiddelengebruik o I ) Neurologische zorg o K) Zorg voor de ademhaling o L) Huid- en wondverzorging o M) Temperatuurregeling o N) Zorg voor de weefseldoorbloeding Domein III: Gedrag o O) Gedragstherapie o P) Cognitieve therapie o Q) Bevorderen van de communicatie o R) Ondersteunen bij probleemhantering o S) Patiëntenvoorlichting Domein IV: Veiligheid o V) Risicobestrijding Domein V: Gezin en familie o W) Zorg rondom de geboorte o X) Zorg voor gezin en familie Domein VI: Gezondheidszorgstelsel. o Y) Bemiddeling in de zorg o Z) Beheer van zorgvoorzieningen & informatiebeheer 9

De klassen J, T en U zijn klassen die bestaan binnen de NIC classificatie, maar die binnen de MZG registratie niet zijn ingevuld. Ze worden dan ook niet weergegeven in deze bundel. Deze blijven echter wel ter beschikking voor invulling in de toekomst. 2.2.3. De items o Onder elke klasse vallen één of meerdere items. Deze items worden in 2.4. in detail beschreven aan de hand van de volgende structuur: : de definitie geeft aan wat onder het item wordt verstaan. : onder scoremogelijkheid wordt op een overzichtelijke wijze de toegelaten scores en hun respectievelijk betekenis vermeld. Wanneer er meerdere scores toepasbaar zijn tijdens 1 registratiedag, wordt de hoogste score geregistreerd. : de controle geeft de voorwaarden weer waaraan moet voldaan worden om het item te kunnen scoren. : bij de opmerking worden alle nodige bijkomende toelichtingen verduidelijkingen, bijzonderheden, uitzonderingen opgesomd waarmee rekening moet gehouden worden om het item concreet te registreren. 2.2.4. De keuzemogelijkheden o Sommige items worden onderverdeeld in keuzemogelijkheden. De keuzemogelijkheden hebben als doel de items nog specifieker te maken. Binnen 1 item kan slechts één keuzemogelijkheid gescoord worden. Indien er twee keuzemogelijkheden samen voorkomen op één registratiedag, wordt keuzemogelijkheid met de hoogste MZG code gekozen. Dit wordt toegelicht aan de hand van een voorbeeld. o Wanneer een zorgverlener basis emotionele ondersteuning (MZG-code:R110) geeft en ook aan opvang van een emotionele crisis (MZG-code R130) uitvoert, kan er maar één keuzemogelijkheid gescoord worden, namelijk R130. 2.3. s o De volgende paragrafen verduidelijken enkele definities van de termen die gebruikt worden in het beschrijven van de items. De termen die gebruikt worden in de beschrijving van de items worden met een indexcijfer aangeduid om te verwijzen naar de definitie (bv. patientendossier²). 1) zorgverlener o In deze registratiebundel zal de verzamelnaam zorgverlener gebruikt worden. Een zorgverlener is een professionele hulpverlener, die deel uitmaakt van de verpleegequipe (cfr. 1.3.2.). 2) patiëntendossier o Een patiëntendossier is het geheel van patiëntgegevens. Dit is ruimer dan enkel het verpleegdossier. Met patiëntendossier wordt het geheel van medisch, verpleegkundig paramedisch en sociaal-psychologisch dossier bedoeld, dat wordt gearchiveerd door 10

de instelling na het verblijf van de patiënt. Dit kan bestaan uit zowel elektronische als niet elektronische documenten. 3) Meetinstument. Het betreft een gavalideerd wetenschappelijk meetinstument. De validiteit werd minstens erkend door een publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift en bij voorkeur in peer-reviewd wetenschappelijk tijdschrift terug te vinden (Medline, CINAHL, INIST-CNRS, BDSP ). De wetenschappelijke referenties van het gebruikte meetinstument kunnen voorgelegd worden aan de verpleegkundige auditeurs. De handleiding en de wetenschappelijke referenties moeten beschikbaar zijn op de verpleegeenheid. 4) significante naaste o Dit is een familielid, partner of nauwe vriend/kennis die de patiënt in het ziekenhuis bijstaat en/of de patiënt thuis zal begeleiden wanneer deze uit het ziekenhuis wordt ontslagen. 5) educatie o De educatie bestaat uit een verpleegkundige zorg met de bedoeling het kennen, het kunnen en het handelen van de patiënt eenvoudiger te maken. Het opzet is een verandering van gedrag te bekomen bij de patiënt, zijn familie of significante naaste. Een standaardeducatieplan moet minstens bestaan uit een evaluatie van kennis en handelen, geprogrammeerde educatiesessies en een evaluatie van de bekomen resultaten. 6) standaardplan o Een standaardplan is een referentie voor gebruik bij een specifieke verpleegkundige diagnose of probleem. o Het omvat de omschrijving van het probleem, de geplande interventies in relatie tot het probleem en een evaluatie van de verkregen resultaten. 6bis) protocol o Een protocol beschrijft de uitvoeringswijze (gebruikt materiaal, producten manier van verzorgen) van een bepaalde medische of verpleegkundige techniek. 7) 24u op 24u of onondebroken verblijf op een zorgeenheid. o De vermelding 24h/24h betekent continu tijdens het verblijf op de verpleegeenheid en dit van 0 tot 23u59. Indien de patiënt minder dan 24 uur verblijft op de verpleegeenheid (onderzoek, ingreep, transfer naar een andere verpleegeenheid,.) betekend 24u het gedurende het ganse verblijf van de patiënt op de verpleegeenheid. o Indien een patiënt voor de volledige duur van de registratie verblijft op een eenheid maar afwezig is wegens een onderzoek, een chirurgische ingreep, dan wordt deze afwezigheid niet in aanmerking genomen, dwz. dat de zorgperiode als ononderbroken wordt aanzien. Bv. de patiënt verblijft op de interne afdeling D2 van 0 tot 10 u., 11

vervolgens gaat hij naar radiologie voor een abdominale foto van 10 tot 12u. en komt hij terug naar D2 van 12 tot 23u59. In deze situatie registreert men één zorgperiode. o Indien, gedurende het verblijf, de patiënt verblijft op verschillende eenheden waar MZG geregisteerd wordt, dan gelden er verschillende zorgperioden. Bv. de patiënt verblijft op de afdeling C1 van 0 tot 9u30., van 9u30 tot 17u. verblijft hij op OK en ontwaakzaal, van 17 tot 21u. verblijft hij op IZ en daarna keert hij terug naar C1 van 21 tot 23u59. In deze situatie worden er 3 zorgperioden geregisteerd (want er is geen registratie op OK en ontwaakzaal). 8) de woorden benoemd, aangeduid en genoteerd in het dossier o Indien de woorden benoemd, aangeduid en genoteerd in het dossier vermeld worden onder de rubriek controle dan wordt hieronder verstaan dat men zowel de planning als uitvoering van de zorg dient neergeschreven te zien. Een planning wordt gewoonlijk opgesteld vooraleer men de zorg uitvoert. Na het uitvoeren van de zorg wordt de volgende gepland. In noodsituaties gebeurt de planning en validering van de zorg op het ogenblik van de uitvoering. 9) multidisciplinair Drie disiplines, waarvan minstens één verpleegkundige/vroedkundige, stellen een gemeenschappelijk zorgplan op en/of evalueren het zorgplan tijdens een overlegvergadering. Discipline dient begrepen te worden als beroep bepaald in het K.B. 78. 10) verpleegprobleem o Een verpleegprobleem of verpleegkundige diagnose is een klinische uitspraak over de reacties van een persoon, gezin of groep op feitelijke of dreigende levensprocessen. De verpleegkundige diagnose is de grondslag voor de keuze van verpleegkundige interventies. 2.4. De verpleegkundige zorgen 12

Domein I: Zorg bij de elementair fysiologische functies Interventies gericht op de ondersteuning van de functionele gezondheidstoestand. 13

Klasse A: Bevorderen van activiteiten en lichaamsbeweging Interventies gericht op de ondersteuning bij lichamelijke activiteiten en het energiebehoud en -verbruik. Item A1**: Lichamelijke oefeningen A100: Gestructureerde lichamelijke oefeningen Passieve of actieve lichamelijke oefeningen, begeleid en opgevolgd door een zorgverlener, die geïntegreerd zijn in een standaard zorgplan of specifiek voorgeschreven zijn voor een patiënt en geïntegreerd in het zorgplan. Dit standaard zorgplan of het zorgplan, specifiek voor een patiënt, is uitgeschreven door een kinesist, arts, verpleegkundige of een multidisciplinair team. Passief: bewegingsoefeningen van de patiënt die uitgevoerd worden door een zorgverlener Actief: bewegingsoefeningen, uitgevoerd door de patiënt, en dit onder het permanent toezicht van de zorgverlener o 1 = Aanwezig. o Het standaard zorgplan of het zorgplan specifiek voor een patiënt is aanwezig in het patiëntendossier. o Op minstens wekelijkse basis moet er in het patiëntendossier een verslag terug te vinden zijn waarin de doelstellingen geëvalueerd worden. **** 14

Klasse B: Zorg voor de uitscheiding Interventies gericht op de totstandkoming en instandhouding van regelmatige uitscheidingspatronen en de zorg voor de gevolgen van gewijzigde patronen. Item B1**: Zorgen aan het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding B100: Zorgen aan het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding Het geheel van zorgen m.b.t. de uitscheiding van het kind jonger dan 5 jaar zoals bv. luier verversen, aanbrengen van crème/poeders, installatie van, en /of toezicht op een kind dat op het toilet (potje) zit. 1 = Zorg aan het kind dat zindelijk is, maar wordt bijgestaan door een zorgverlener 1. Bv. het kind wordt tijdens de toiletgang in het oog gehouden en/of bijgestuurd m.b.t. de uitscheiding. 2 = Zorg aan het kind dat overdag zindelijk is, maar s nachts bijgestaan wordt door een zorgverlener wegens niet zindelijk zijn. 3 = Zorg aan het niet zindelijke kind zowel overdag als s nachts. bv. op regelmatige tijdstippen de luier controleren en verversen. o Leeftijd van de patiënt. o De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o Indien aan het leeftijdscriterium niet is voldaan, wordt dit item niet gescoord. Als criterium voor de leeftijdsbepaling wordt de leeftijd genomen op de dag van opname. o Voor het scoren van de uitscheiding bij een kind < 5 jaar is dit item voldoende tenzij een sonde, of een stoma aanwezig is. (bv. Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinair stoma (B240), Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinaire verblijfssonde (B250), Uitvoeren van een blaassondage (B300), Fecale uitscheiding: zorg m.b.t. een fecaal stoma/pouch (B440), Toediening lavement en/of verwijderen faecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie (B500) en educatie m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding (B600)). 15

Item B2**: Zorg bij urinaire uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code : B250>B240>B230>B220>B210) B210: Urinaire uitscheiding: het opvolgen van de mictie van de urinair continente patiënt Het opvolgen van de mictie van de urinair continente patiënt. Bv. navragen laatste mictie, toezicht houden op de urinaire uitscheiding (bv. frequentie, volume, kleur en geur) o 1 = Aanwezig. o De opvolging moet in het dossier terug te vinden zijn (bv.navragen laatste mictie). o Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding (B100). B220: Urinaire uitscheiding: ondersteuning van de urinair continente patiënt De patiënt is continent, maar kan niet op eigen krachten of op onvoldoende veilige wijze de nodige hulpmiddelen hanteren om te urineren. Meer concreet wordt de patiënt geholpen op het toilet of op de toiletstoel, of wordt de bedpan of urinaal aangereikt. o 1 = Aanwezig. o De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o Deze keuzemogelijkheid kan niet samen gescoord worden met het item zorgen aan het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding (B100) 16

B230: Urinaire uitscheiding: zorg bij de urinair incontinente patiënt De patiënt krijgt preventief of curatief hulpmiddelen voor het opvangen van urine (bv. luiers, onderleggers, condoomkatheter). Regelmatige controle, lediging of vernieuwing is vereist. o 1 = Aanwezig. o De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o De incontinentie wordt in het patiëntendossier 2 gespecifieerd als een verpleegprobleem. o Een patiënt bij wie een verblijfssonde is aangebracht is niet incontinent. Zorg aan een urinaire verblijfssonde wordt gescoord in item B250. o Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding (B100). B240: Urinaire uitscheiding: zorg aan een urinair stoma Verzorging van een patiënt met urinaire uitscheiding via een urinair stoma (= plakplaat + zakje). De patiënt heeft hulp nodig van een zorgverlener 1 voor één of meerdere aspecten van de verzorging aan het urinair stoma. o 1 = Aanwezig. o De zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o De wondverzorging aan een recente stoma-operatiewonde wordt gescoord bij L200. Van zodra de suturen of andere hechtingen verdwenen zijn bij een stoma-operatiewonde spreekt met niet meer van een recente stoma-operatiewonde. o Indien een sonde of suprapubische sonde aanwezig is, spreekt men van een verblijfssonde (B250). Enkel wanneer een plakplaat op de huid gekleefd is, spreekt men van een stoma, ongeacht de aanwezigheid van bv. urethercatheters. M.a.w. een plakplaat is het criterium om te spreken van een urinair stoma. 17

B250: urinaire uitscheiding: zorg aan een urinaire verblijfssonde Verzorging van een patiënt met een urinaire verblijfssonde (bv. verblijfssonde, suprapubische verblijfssonde, nefrostomiesonde ). De patiënt heeft hulp nodig van een zorgverlener 1 voor één of meerdere aspecten van de verzorging aan de sonde (bv. de uitwendige zorg aan de blaassonde of meatuszorg, het ledigen en/of vervangen van de urinecollector, blaasspoelingen, tijdelijk afklemmen van de sonde etc.). o 1 = Aanwezig. o De zorgen m.b.t. de urinaire verblijfssonde worden benoemd in het patiëntendossier² of er wordt verwezen naar een zorgplan. o In dit item worden urinaire stoma s (B240) en condoomkatheters (B230) niet gescoord. o Indien een sonde of suprapubische sonde aanwezig is, spreekt men van een verblijfssonde. Enkel wanneer er een plakplaat op de huid gekleefd is, spreekt men van een stoma, ongeacht de aanwezigheid van bv. urethercatheters. M.a.w. een plakplaat is het criterium om te spreken van een stoma (B240). o Indien een verblijfssonde wordt geplaatst op de dag van registratie kan dit gescoord worden bij het item B300 Uitvoeren van een blaassondage. 18

Item B3**: Uitvoeren van een blaassondage B300: Uitvoeren van een blaassondage Het plaatsen of vervangen van een sonde of een katheter via de urethra of via een stomie, in de blaas of de kunstmatige blaas om tijdelijk of permanent urine te laten afvloeien. o Aantal uitgevoerde blaassondages. o Het plaatsen of vervangen van een sonde of een katheter werd genoteerd in het patiëntendossier. o Het intermittent sonderen is aangeduid in het patiëntendossier. Dit kan onder de vorm van een aankruising of het neerschrijven van het resultaat (bv. aantal ml urine of coderingssysteem). o Mislukte pogingen worden niet meegeteld. o Enkel het verwijderen van een verblijfssonde is onvoldoende om dit item te scoren. 19

Item B4**: Zorg bij Fecale uitscheiding (Indien er meerdere keuzemogelijkheden zijn op de dag van registratie, wordt de interventie aangeduid met de hoogste MZG-code : B440>B430>B420>B410) B410: Fecale uitscheiding: het opvolgen van de defecatie van de fecaal continente patiënt Het opvolgen van de defecatie van de fecaal continente patiënt. ( bv. navragen laatste stoelgang, navragen flatus postoperatief, frequentie, volume, consistentie, geur, kleur, ). 1 = Aanwezig. o De opvolging moet in het dossier terug te vinden zijn o Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding (B100). B420: Fecale uitscheiding: ondersteuning van de fecaal continente patiënt De patiënt is continent voor feces, maar kan niet op eigen krachten of op onvoldoende veilige wijze de nodige hulpmiddelen hanteren om te defeceren. Meer concreet wordt de patiënt geholpen op het toilet, de toiletstoel, of wordt de bedpan aangereikt. Scoringsmogelijkheid 1 = Aanwezig. o Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding (B100). 20

B430: Fecale uitscheiding: zorgen bij de fecaal incontinente patiënt De patiënt krijgt preventief of curatief hulpmiddelen, voor het opvangen van stoelgang (bv. luiers, onderleggers). Regelmatige controle en vernieuwing is vereist. 1 = Aanwezig. o De incontinentie wordt in het patiëntendossier² gespecifieerd als een verpleegprobleem. o Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o Deze keuzemogelijkheid kan niet gescoord worden samen met het item zorgen bij het kind (<5jaar) m.b.t. uitscheiding (B100). B440: Fecale uitscheiding: zorg m.b.t. een fecaal stoma/pouch Verzorging van een patiënt met fecale uitscheiding via een fecaal stoma (= plakplaat + zakje) (bv. colostomie, ileostomie of pouch). De patiënt heeft hulp nodig van een zorgverlener 1 voor één of meerdere aspecten van de verzorging aan de stoma of pouch: de uitwendige zorg aan de stoma of pouch, het ledigen en/of vervangen van de stoelgangscollector en/of plakplaat. Scoringsmogelijkheden 1 = Zorg aan een fecaal stoma. 2 = Zorg aan een fecaal pouch. o Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o De wondverzorging aan een recente stoma-operatiewonde wordt gescoord bij L200. Van zodra de suturen of andere hechtingen verdwenen zijn bij een stoma-operatiewonde spreekt met niet meer van een recente stoma-operatiewonde. 21

Item B5**: Zorgen bij toediening lavement en/of verwijderen fecalomen en/of plaatsen van een rectale canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie B500: Toediening lavement en/of verwijderen faecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule ter preventie of ter behandeling van obstipatie Het toedienen van een lavement en/of het manueel verwijderen van fecalomen en/of het plaatsen van een rectale canule of sonde ter preventie of ter behandeling van obstipatie houdt in: het spoelen van de darm via rectale weg of via colostomie (met inbegrip van glycerine en andere producten die rectaal of via een stoma worden ingebracht ter behandeling van obstipatie) o EN/OF het geheel van zorgen om manueel, via anale weg of stoma, fecalomen te verwijderen. EN/OF het plaatsen van een rectale canule of sonde 1 = Aanwezig. o Het verpleegprobleem moet in het dossier genoteerd staan. o Zorgen m.b.t. de uitscheiding worden benoemd in het patiëntendossier². o Preoperatieve lavementen (of lavementen voor bepaalde onderzoeken) worden niet in dit item gescoord. o Ook het toedienen van onopgeloste suppositoria s zijn niet voldoende om dit item te scoren. o Tot dit item behoren enkel de lavementen ter preventie of ter behandeling van obstipatie 22

Item B6**: Educatie 5 m.b.t. urinaire of/en fecale uitscheiding B600: Educatie 5 m.b.t. urinaire en/of fecale uitscheiding Het geheel van educatie met als doel het informeren, sensibiliseren of toelaten van het verwerven van bepaalde kennis, capaciteiten, competenties en het herwinnen van de autonomie met betrekking urinaire en/of fecale uitscheiding (bv. educatie met betrekking tot mictie, de verzorging van een stomie, bedwateren, het opvolgen van het mictiepatroon in functie van het behoud van de autonomie,... Dit item heeft betrekking op de patiënt, zijn familie of significante naaste. 1 = sensibilisatie en occasionele informatie met betrekking tot de urinaire en/of fecale uitscheiding. 2 = gestructureerde educatie met betrekking tot de urinaire en/of fecale uitscheiding. o occasioneel : het onderwerp van de informatie is genoteerd in het patiëntendossier. o gestructureerd : de educatie is genoteerd in het patiëntendossier en refereert naar een standaard zorgplan voor educatie of het geïndividualiseerd zorgplan in het patiëntendossier. Bemerking: o Op de materniteit, de pediatrie en de neonatologie, wordt educatie geschoord bij de baby. 23

Klasse C: Zorg voor de mobiliteit Interventies gericht op bewegingsbeperking en de zorg voor de gevolgen hiervan. Item C1** : Installeren van de patiënt C110: Installatie van de bedlegerige patiënt Onder installatie van de bedlegerige patiënt worden die zorgen verstaan die men uitvoert om de patiënt in een goede, comfortabele houding te brengen in het bed. (Zo zal bijvoorbeeld de patiënt in een andere houding moeten geplaatst worden om te eten, te slapen, te lezen of omwille van medische redenen.) 1 = Installatie van de bedlegerige patiënt (00u00 tot 23u59) of tijdens het continu verblijf op de verpleegeenheid. o Zorgen m.b.t. de installatie van een bedlegerige patiënt (00u00 tot 23u59) worden benoemd in het patiëntendossier². o De reden van het bedlegerig zijn moet genoteerd staan in het dossier. o *** o Specifieke decubituspreventie wordt niet in dit item opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar V100 decubituspreventie: gebruik van dynamische antidecubitusmaterialen en V200 decubituspreventie: wisselhouding. C120: Installatie van de NIET bedlegerige patiënt Onder zorg m.b.t. de installatie van de niet bedlegerige patiënt wordt verstaan: hulp bij het overbrengen van de patiënt van een bed naar een stoel, een zetel of rolstoel of omgekeerd. (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens de registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) 1. Begeleiding van een installatie: de patiënt wordt (bv. om veiligheidsredenen) door een zorgverlener 1 begeleid van zittend naar liggend of staande houding. 24

2. Gedeeltelijke hulp bij installatie: De zorgverlener 1 ondersteunt de patiënt maar deze laatste draagt een gedeelte van zijn lichaamsgewicht zelf. 3. Volledige hulp bij installatie: De zorgverlener(s) 1 draagt (dragen) het volledige gewicht van de patiënt al dan niet gebruik makend van hulpmiddelen (bv. een patiëntenlift). o Zorgen m.b.t. de installatie van de niet bedlegerige patiënt worden benoemd in het patiëntendossier². o Er wordt duidelijk een verschil gemaakt tussen installatie van de niet bedlegerige patiënt (C120) en hulp bij verplaatsen (C200). Bij een installatie wordt de patiënt van de ene toestand (liggend, staand, zittend) in een andere toestand (liggend, staand, zittend) gebracht, al dan niet met een tussensteunpunt. Bij het verplaatsen van de patiënt wordt er met de patiënt (op welke wijze dan ook) een wandelafstand afgelegd in eenzelfde toestand (bv. meewandelen met een opstaande patiënt, rijden met een patiënt in een rolstoel). o Ook het uit het bed opnemen van een kind en het plaatsen in een relax of kinderstoel (of omgekeerd) is een volledige hulp bij instalatie van de niet bedlegerige patiënt. 25

Item C2**: Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling C200: Hulp bij verplaatsen van de patiënt binnen de afdeling Onder het verplaatsen van een patiënt wordt verstaan dat de patiënt door een zorgverlener 1 geholpen wordt om zich te mobiliseren van de ene plaats naar de andere, ongeacht de hulpmiddelen die gebruikt worden en ongeacht de positie waarin ze verkeren (stappend, liggend of zittend). (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens de registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) 1 = Begeleiding bij het verplaatsen van de patiënt. De patiënt wordt begeleid door de zorgverlener 1 om zich te verplaatsen. Bv. een onzekere bejaarde persoon, die angst heeft om te vallen, wordt door een zorgverlener 1 arm in arm ondersteund om naar de eetzaal van de afdeling te gaan. Bv. Een kind wordt naar de eetzaal op de afdeling gebracht door de zorgverlener 1 omdat het anders verloren loopt of in andere kamers zal binnenlopen. 2 = Volledige hulp bij het verplaatsen van de patiënt. De patiënt wordt verplaatst in een rolstoel, bed of patiëntenlift. Bv. bedlegerige patiënt wordt in een patiëntenlift naar de badkamer van de afdeling gebracht. Bv. een patiënt wordt met een rolstoel naar het venster van de kamer gereden omdat de patiënt niet de kracht heeft om dit zelf te doen. o Zorgen m.b.t. de mobiliteit worden benoemd in het patiëntendossier². o Er wordt duidelijk een verschil gemaakt tussen installatie van de niet bedlegerige patiënt (C120) en hulp bij verplaatsen (C200). Bij een installatie wordt de patiënt van de ene toestand (liggend, staand, zittend) in een andere toestand (liggend, staand, zittend) gebracht, al dan niet met een tussensteunpunt. Bij het verplaatsen van de patiënt wordt er met de patiënt (op welke wijze dan ook) een wandelafstand afgelegd in eenzelfde toestand (bv. meewandelen met een opstaande patiënt, rijden met een patiënt in een rolstoel) binnen de afdeling. 26

o Dit item (C200) kan ook gecombineerd worden met het item Transport van de patiënt buiten de afdeling (C300). Item C3**: Transport van de patiënt buiten de afdeling C300: Transport van de patiënt buiten de afdeling De patiënt wordt begeleid of verplaatst (te voet, in bed, per rolstoel of met andere hulpmiddelen) buiten de verpleegafdeling (intra of extra muros) door een beoefenaar van de verpleegkunde (zie 1.3.2) Dit omvat : o Het verlaten van de verpleegeenheid o Het terugkomen op de verpleegeenheid o Niet het transport tussen twee verpleeg-technische diensten of paramedische diensten (bv. kine, ergo, ) Het aantal beoefenaars in de verpleegkunde dat het transport verzorgt, wordt niet in rekening gebracht bij de berekening van dit item. o Aantal transporten van en/of naar de verpleegeenheid. o De reden(en) en het aantal transporten zijn genoteerd in het patiëntendossier. o Indien het transport buiten de verpleegeenheid wordt gevolgd door een transport naar de verpleegeenheid, wordt het aantal transporten 2. o *** 27

Item C4**: Aanwezigheid van tractie C400: Aanwezigheid van tractie Een lichaamsdeel van de patiënt wordt geïmmobiliseerd door middel van een tractie (met gewicht) bv. Heuptractie in het kader van orthopedische redenen. 3 = Aanwezig. o Uit het patiëntendossier² is af te leiden dat een tractie aanwezig is (bv. controleparameters). o Rolstoelschelpen, externe fixators, spalken, draagdoek, kussens en andere methoden van immobilisatie worden uitgesloten. 28

Klasse D: Zorg voor voeding Interventies gericht op de handhaving of wijziging van de voedingstoestand. Item D1** : Algemene zorgen m.b.t. de voeding (Voorafgaande opmerking: De patiënten in een goede eethouding brengen wordt in klasse C behandeld) D110: Hulp bij voeding (in de patiëntenkamer) De patiënt in de patiëntenkamer helpen bij de voedselinname en/of het drinken via orale weg. (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) 1.Basishulp: opvolging of logistieke ondersteuning (bv. snijden van vlees, smeren van boterhammen, openen verpakking, glas vullen met water, glas aangeven) bij de patiënt die zelfstandig eet en drinkt. 2.Gedeeltelijke hulp: hulp bij één of meerdere aspecten van het eten of drinken waarvoor de patiënt zelf niet instaat (bv. Patiënt helpen bij het drinken of bij het eten). 3.Volledige hulp: de patiënt wordt volledig geholpen voor eten en drinken door een zorgverlener tijdens het continu verblijf op de verpleegeenheid. 4.Permanente aanwezigheid en guiding door de zorgverlener en dit telkens gedurende iedere maaltijd wegens de aanwezigheid van voedingsproblemen te wijten aan een fysieke (bv. slikstoornis, ) of psychische (bv. acute verwardheid, anorexia nervosa, ) stoornis die frequente onderbrekingen of een ernstige verlenging van de duur van elke maaltijd tot gevolg heeft. o Zorgen m.b.t. de voeding worden benoemd in het patiëntendossier². o Bij *** score 4 wordt de noodzaak tot continue aanwezigheid van een zorgverlener 1 verantwoord door de aanduiding van de fysieke of psychische stoornis in het patiëntendossier². o Bij een score 4 op pediatrie is de permanente aanwezigheid van een zorgverlener gelinkt aan de noden van het kind op het moment van de maaltijd en in functie van zijn leeftijd en graad van ontwikkeling. *** 29

D120: Hulp bij voeding (in de eetzaal) De patiënt in de eetzaal helpen bij de voedselinname en/of het drinken via orale weg. Met eetzaal wordt bedoeld: een ruimte, buiten de patiëntenkamers, speciaal ingericht voor het nuttigen van de maaltijd in groepsverband. (Wanneer 2 mogelijkheden van hulp voorkomen tijdens registratiedag, dient de hoogste score ingevuld te worden) 1.Basishulp: opvolging of logistieke ondersteuning (bv. snijden van vlees, smeren van boterhammen, openen verpakking) bij de patiënt die zelfstandig eet en drinkt. 2.Gedeeltelijke hulp: hulp bij één of meerdere aspecten van het eten of drinken waarvoor de patiënt zelf niet instaat (bv. Patiënt helpen bij het drinken of bij het eten). 3.Volledige hulp: de patiënt wordt volledig geholpen voor eten en drinken door een zorgverlener. 4.Permanente aanwezigheid en guiding door de zorgverlener en dit gedurende iedere maaltijd wegens de aanwezigheid van voedingsproblemen te wijten aan een fysieke (bv. slikstoornis, ) of psychische (bv. acute verwardheid, anorexia nervosa, ) stoornis die frequente onderbrekingen of een ernstige verlenging van de duur van elke maaltijd tot gevolg heeft. o Zorgen m.b.t. voeding worden benoemd in het patiëntendossier². o Bij *** score 4 wordt de noodzaak tot continue aanwezigheid van een zorgverlener 1 verantwoord worden door de aanduiding van de fysieke of psychische stoornis in het patiëntendossier². o Bij een score 4 op pediatrie is de permanente aanwezigheid van een zorgverlener gelinkt aan de noden van het kind op het moment van de maaltijd en in functie van zijn leeftijd en graad van ontwikkeling. 30

D130: De patiënt is 24u nuchter De patiënt is de volledige dag van registratie nuchter omwille van medische redenen. Van zodra de patiënt één maaltijd heeft genuttigd tijdens de registratiedag, wordt hij niet meer als nuchter beschouwd. Wanneer de patiënt nog mag drinken is de patiënt NIET nuchter. 1 = De patiënt is nuchter (00u00 / 23u59) op de dag van registratie of gedurende de volledige zorgperiode. o In het patiëntendossier² is duidelijk terug te vinden dat de patiënt nuchter was. Indien de patiënt geen 24u op de afdeling verbleef moet het feit dat hij nuchter was ***expliciet vermeld staan in het patiëntendossier². *** 31

Item D2**: Zorg bij fles- en/of borstvoeding aan een kind D200 : Zorg bij fles- en/of borstvoeding aan een kind De verpleegkundige zorg m.b.t. het voeden van een kind. Meer specifiek betreft dit het geven van flesvoeding en/of ondersteunende hulp bij borstvoeding. o Aantal voedingsmomenten waarbij flesvoeding door een zorgverlener 1 wordt gegeven EN/OF de zorgverlener 1 de moeder (vader) begeleidt en ondersteunt bij het voeden van het kind d.m.v. fles- en/of borstvoeding. o Het aantal voedingsmomenten moet in het patiëntendossier² eenduidig te tellen zijn, bijvoorbeeld a.d.h.v. klinische observaties per voedingsmoment. o De wijze waarop de voeding wordt toegediend (vb. flesvoeding, borstvoeding, ) en de taak van de zorgverlener moeten terug te vinden zijn in het patiëntendossier. o Het louter klaarmaken en brengen van flesvoeding is onvoldoende om dit item te scoren. o Dit item kan slechts gescoord worden bij het kind en niet bij de moeder. 32

Items D3**: Toedienen van sondevoeding D300: Toediening van sondevoeding Het geheel van verpleegactiviteiten m.b.t. het toedienen van sondevoeding bestaat uit het toedienen van vocht en/of voedingsstoffen via een maag-darmsonde of een gastrostomiekatheter (via spuit, pomp of druppelinfuus). Dit omvat: het klaarzetten of bereiden van voeding, het controleren van de positie en de doorgankelijkheid van de sonde, het residu bepalen, het toedienen van voeding of vocht en het naspoelen. Deze activiteit kan enkel gescoord worden indien ze uitgevoerd wordt door : een zorgverlener 1 o OF door de patiënt *** 1 = Toedienen van vocht of sondevoeding via een (naso)gastrische sonde (geen huid perforatie). 2 = Toedienen van vocht of sondevoeding via een jejuno- of gastrostomie. o De sondevoeding (product, hoeveelheid en uur) staat gepland in het patiëntendossier². o Het type van sonde moet ook in het dossier genoteerd staan. o Een darmspoeling ter voorbereiding van een operatie of onderzoek wordt niet onder dit item gescoord. o Het verpleegkundig beleid bij een evacuerende maagsonde wordt in G200 ondergebracht. 33

Items D4**: Toedienen van Totale Parenterale Nutritie (TPN) D400: Toediening TPN Onder het toedienen van totale parenterale nutritie wordt verstaan dat de patiënt wordt gevoed via intraveneuze toediening van water, lipiden, proteïnen, glucose, vitaminen, oligo-elementen en mineralen. Vitaminen en oligo-elementen moeten niet noodzakelijk toegediend worden op de dag van registratie, de andere opgesomde voedingsstoffen wel. Deze TPN-componenten kunnen toegediend worden in aparte infusen ofwel in een speciaal samengestelde oplossing door de apotheker bereid. 1 = Aanwezig. o TPN (produktnaam) en de toedieningswijze staan aangeduid in het patiëntendossier²:. o Indien gewerkt wordt met losse componenten is de samenstelling van TPN terug te vinden in het patiëntendossier². o Totale parenterale voeding wordt *** ook gescoord bij IV medicatie (H200 en H300). 34

Item D5**: Educatie m.b.t. voeding D500: Educatie m.b.t. voeding Het geheel van educatie met als doel het informeren, sensibiliseren of toelaten van het verwerven van bepaalde kennis, capaciteiten, competenties met betrekking tot de voeding (bv. ondervoeding, vermindering van de algemene toestand, ). Dit item heeft betrekking op de patiënt, zijn familie of significante naaste. 1 = sensibilisatie en occasionele informatie met betrekking tot de voeding. 2 = gestructureerde educatie met betrekking tot de voeding. o occasioneel : het onderwerp van de informatie is genoteerd in het patiëntendossier. o gestructureerd : de educatie is genoteerd in het patiëntendossier en refereert naar een standaard zorgplan voor educatie of het geïndividualiseerd zorgplan in het patiëntendossier. Bemerking: o Op de materniteit, de pediatrie en de neonatologie, wordt educatie gescoord bij de baby. 35

Klasse E: Bevorderen van lichamelijk comfort Interventies gericht op de bevordering van gemak en comfort van de patiënt. Item E1**: Symptoommanagement: pijn E100: Symptoommanagement: pijn Het systematisch opvolgen van pijn bij de patiënt. De zorgverlener 1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de pijn bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener 1 voert op basis van deze scores een zorgplan of staand order uit. o Aantal pijncontroles. o De pijnscores, afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de ***genomen acties. o Het toedienen van (pijn)medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM, H200 aantal verschillende geneesmiddelen IV, H300 het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent. 36

Item E2**: Symptoommanagement: nausea & braken E200: Symptoommanagement: nausea & braken Het systematisch opvolgen van nausea en braken van de patiënt. De zorgverlener 1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de nauseaklachten en/of het braken bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener 1 voert op basis van deze scores een zorgplan of staand order uit. o Aantal nausea en braakcontroles. o De scores i.v.m. nausea en braken die werden afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de *** genomen acties. o Het toedienen van medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM, H200 aantal verschillende geneesmiddelen IV, H300 het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent. 37

Item E3**: Symptoommanagement: moeheid E300: Symptoommanagement: moeheid Het systematisch opvolgen van moeheid bij de patiënt. De zorgverlener 1 observeert of bevraagt op regelmatige basis de moeheid bij de patiënt met een meetinstrument³. De zorgverlener 1 voert op basis van deze scores een zorgplan of staand order uit. o Aantal moeheidscontroles. o De moeheidsscores, afgenomen met een meetinstrument³ zijn terug te vinden in het patiëntendossier², alsook de *** genomen acties. o Het toedienen van medicatie kan onder volgende items gescoord worden: H100 toediening van geneesmiddelen SC/ID/IM, H200 aantal verschillende geneesmiddelen IV, H300 het meest frequent toegediende geneesmiddel IV of H400 Toediening geneesmiddelen via aërosol, puff of zuurstoftent. 38