B 84 30 augustus 2018 VOORSTEL nr. 0 Betreft: Vervanging van het provinciale mobiliteitscharter met de Vlaamse overheid - ondertekening In 2013 sloot elke Vlaamse provincie het mobiliteitscharter af met de Vlaamse minister van Mobiliteit. Het charter kadert in het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid, gewijzigd door het BVR van 15 december 2017. Het juridisch kader is verder uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013. Het mobiliteitscharter is een beleidsovereenkomst en bepaalt de verbintenissen die de provincies met het Vlaams Gewest in het kader van het mobiliteitsbeleid aangaan. In het huidige charter hebben deze verbintenissen betrekking op vijf thema s: 1. provinciaal fietsbeleid; 2. woon-werkverkeer; 3. ontwikkelen en realiseren van gebiedsgerichte mobiliteitsvisies; 4. mobiliteitseducatie en sensibilisatie; 5. trage mobiliteit. Het huidige charter bepaalt: zonder uitdrukkelijke opzegging uiterlijk één jaar voor de datum waarop de beleidsovereenkomst afloopt, wordt de beleidsovereenkomst automatisch verlengd met eenzelfde periode van 6 jaar. Partijen kunnen de beleidsovereenkomst op elk moment in consensus wijzigen of beëindigen. De voorbije maanden werd overleg gehouden tussen het kabinet van minister Weyts en de provinciale administraties (dienst mobiliteit) en werd een nieuw voorstel voor mobiliteitscharter, voor opnieuw 6 jaar, voorgesteld en besproken. Er werd ook voorgesteld om het huidige charter te laten bestaan tot het nieuwe voorstel door alle provincies was goedgekeurd. Op 5 juli 2018 ontving de gedeputeerde bevoegd voor mobiliteit Tom Dehaene, net zoals de bevoegde gedeputeerden bij de andere Vlaamse provincies, een brief van minister Weyts (bijlage 2), met de boodschap dat het huidige charter toch stopgezet wordt op het einde van 2018 en dat de provincies in het najaar zo de kans krijgen om het nieuwe voorgestelde charter te laten goedkeuren door deputatie en provincieraad, zodat het kan ingaan op 1 januari 2019. 1 / 7
Op 20 juli 2018 gaf de Vlaamse regering een principiële goedkeuring aan het voorontwerp van decreet betreffende basisbereikbaarheid. Het huidige decreet van 20 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid wordt daarbij volledig opgeheven met het oog op de consistentie van de regelgeving. In het nieuwe voorstel van decreet is geen verwijzing meer naar het provinciale mobiliteitscharter. Een definitieve goedkeuring van het decreet en uitvoeringsbesluiten zullen pas in 2019 of later volgen. Aangezien gelijktijdig met de opmaak van dit decreetsvoorstel het kabinet Weyts met de provincies in overleg is gegaan voor de hernieuwing van het charter en tot een gezamenlijk tekstvoorstel is gekomen en uit de brief van minister Weyts ook blijkt dat er gewerkt wordt aan een nieuw voorstel, wordt er van uitgegaan dat de Vlaamse minister opnieuw een aantal verbintenissen met de provincies wil aangaan. Nieuw mobiliteitscharter (voorstel in bijlage 1) Twee taakstellingen uit het huidige charter worden geschrapt, één wordt herschreven en twee worden behouden en uitgebreid. De Vlaamse overheid wil focussen op de thema s die in alle provincies op min of meer dezelfde wijze aanwezig zijn en wil het aantal focuspunten beperken tot 3. Worden behouden, meer geconcretiseerd en uitgebreid: 1. Fietsbeleid Huidige tekst: De provincie zorgt voor een efficiënt fietsbeleid gebaseerd op harde (infrastructuur) en zachte {begeleidende) maatregelen en een goede samenhang tussen de verschillende maatregelen. Overleg met alle betrokkenen is een uitgangspunt. De provincie investeert in de realisatie van fietsinfrastructuur waarbij subsidies voor fietsinfrastructuurprojecten gelegen op trajecten van het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk, als vermeld in artikel 49 en artikel 50 van het Besluit, als investeringsinstrument worden ingezet. Het Vademecum Fietsvoorzieningen geldt daarbij als richtlijn. De provincie bewaakt de kwaliteit van het Bovenlokale Functionele Fietsroutenetwerk (BFF) en de afstemming met het Bovenlokale Recreatieve Fietsroutenetwerk. Om fietsen als duurzaam verplaatsingsmiddel te bevorderen, verspreidt de provincie informatie over fietsbeleid en zorgt voor de nodige educatie en sensibilisatie. In de nieuwe tekst wordt de provinciale taakstelling rond fiets gevoelig uitgebreid en aangepast aan het redelijk nieuwe gegeven van de fietssnelwegen én de fietstellingen en aan het huidige inhoudelijke fietsbeleid van de provincie(s). Vlaanderen wil met een ambitieus beleid het potentieel van de fiets verzilveren. Er wordt daarbij gekozen voor een positieve aanpak. Het fietsbeleid is bij uitstek een beleid dat het resultaat is van het samenspel tussen verschillende beleidsniveaus. Alle krachten worden daarom gebundeld ten dienste van de fiets. De talrijke inspanningen van de provincies en lokale besturen spelen vandaag reeds een belangrijke rol. Tegelijk is de Vlaamse overheid de bewaker van een geïntegreerd en aanmoedigend beleid. De provincie onderschrijft de doelstellingen van het Vlaamse Fietsbeleidsplan en werkt mee aan de uitvoering van een efficiënt en ambitieus fietsbeleid: a) De provincie zorgt voor een efficiënt fietsbeleid gebaseerd op harde (infrastructuur) en zachte (begeleidende) maatregelen en een goede samenhang tussen de verschillende maatregelen. Overleg en afstemming met alle betrokkenen is daarbij het uitgangspunt. 2 / 7
b) De provincie investeert in de realisatie van fietsinfrastructuur waarbij subsidies voor fietsinfrastructuurprojecten gelegen op trajecten van het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk, als vermeld in artikel 49 en artikel 50 van het Besluit, als investeringsinstrument worden ingezet. Het Vademecum Fietsvoorzieningen geldt daarbij als richtlijn. c) De provincie stelt jaarlijks een programma op voor de realisatie van de fietssnelwegen. De status van de fietssnelwegen wordt opgevolgd aan de hand van fiches die de provincie voorziet en gegevens over de projecten worden geregistreerd via de daarvoor voorziene kanalen. Informatie over de status van de fietssnelwegen en de geplande fietsprojecten kan door alle betrokkenen geraadpleegd worden. d) De provincie zal de ontwikkeling van kennis omtrent fietsbeleid mee ondersteunen en bijdragen aan de verspreiding ervan. Hiertoe wordt constructief samengewerkt met verschillende partijen. e) De provincie bewaakt de kwaliteit van het Bovenlokale Functionele Fietsroutenetwerk (BFF) en de afstemming met het Bovenlokale Recreatieve Fietsroutenetwerk. Zij staat in voor het beheer van de ligging van het BFF, in nauwe samenwerking met de vervoerregio s. f) De provincie ondersteunt het open databeleid met betrekking tot fietsdata. Daarnaast neemt de provincie het engagement op om fietsdata mee op te volgen, te verzamelen en uit te wisselen. 2. Woon-werkverkeer Deze taakstelling blijft hetzelfde; inhoudelijk verandert er niets en wordt de bestaande werking van de provinciale mobiliteitspunten verder gezet. Het nieuwe charter verwoordt het zo: De provincie richt zich op maatregelen inzake woon-werkverkeer die een bijdrage leveren tot de duurzame bereikbaarheid van economische activiteitenzones en bedrijven. Tot deze taken behoren o.a.: a) het informeren, adviseren en begeleiden van bedrijven over duurzame mobiliteit en het sensibiliseren van werkgevers en werknemers; b) het ondersteunen en begeleiden van bedrijven en instellingen in het kader van het Pendelfonds, volgens de taakstelling zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het Pendelfonds van 30 september 2016 en het Ministerieel Besluit houdende vaststelling van de praktische modaliteiten dat nadere uitvoering geeft aan het besluit. Wordt herschreven: 3. Ontwikkelen en realiseren van gebiedsgerichte mobiliteitsvisies Basisbereikbaarheid Nieuwe tekst: in het nieuwe charter wordt het principe van de basisbereikbaarheid ingevoerd (en de vervoerregio s). Ook hierin worden aan de provincies concrete taken toebedeeld. Basisbereikbaarheid staat voor het kunnen bereiken van belangrijke maatschappelijke functies op basis van een vraaggericht openbaar vervoerssysteem en met een optimale inzet van middelen. Het aanbod van openbaar vervoer staat hierbij niet langer op zichzelf, maar maakt deel uit van het totale mobiliteitsnetwerk, waarbij vanuit de idee van combimobiliteit, voor- en natrajecten met fiets, auto en andere vervoersmiddelen worden gefaciliteerd. De verschillende mobiliteitsnetwerken en -modi zijn daartoe optimaal verknoopt. De provincie levert een actieve bijdrage aan de vervoerregiowerking en stelt haar expertise ter beschikking bij de opmaak van de mobiliteitsplannen in de vervoerregio s. 3 / 7
Specifieke aandacht gaat daarbij naar de concretisering van het fietsbeleid en de bereikbaarheid van tewerkstellingslocaties. Worden geschrapt: 4. Mobiliteitseducatie en sensibilisatie : deze taak wordt weliswaar door alle provincies uitgevoerd, maar op een heel verschillende wijze. Bovendien is hier de Vlaamse Stichting Verkeerskunde een zeer grote (Vlaamse) speler, waar ook de dienst mobiliteit al nauw mee samenwerkt. 5. Trage mobiliteit : de taken rond buurtwegen zitten vervat in de Wet op de buurtwegen. Het trage-wegenbeleid (en bijhorend subsidiereglement) is eigen provinciaal beleid. Het feit dat deze taken geschrapt worden in het charter, betekent niet dat het provinciale beleid hierrond moet worden stopgezet (tenzij na beslissing van de provincie zelf). De schrapping betekent wel dat over deze thema s niet meer moet gerapporteerd worden aan Vlaanderen. Andere aspecten uit het voorgestelde charter Blijven hetzelfde: - jaarlijkse rapportering; - bedrag van de subsidie, namelijk 110 000,00 euro per jaar; - beleidsoverleg: 1 keer per jaar; bestaat uit de vijf gedeputeerden Mobiliteit en de minister; - duur : 6 jaar. Wijzigingen: - ambtelijke werkgroep : het huidige charter bepaalt dat de uitvoering van deze beleidsovereenkomst wordt begeleid door een ambtelijke werkgroep die de thema s opvolgt en aanbevelingen formuleert voor het beleidsoverleg. Uit de praktijk van de afgelopen vijf jaar is gebleken dat deze werkgroep zelden of niet samenkomt, omdat er thematisch al genoeg overlegmomenten zijn met Vlaanderen over de specifieke thema s: onderling overleg tussen de provinciale mobiliteitspunten (PMP), een Fietsteam enz. De ambtelijke werkgroep wordt dan ook opgeheven. Alle vijf de diensten mobiliteit en gedeputeerden bevoegd voor mobiliteit vinden de inhoudelijke wijzigingen in het charter positief. De inhoudelijke wijzigingen beantwoorden immers aan recente ontwikkelingen in het mobiliteitsveld: de realisatie van de basisbereikbaarheid en de vervoerregio s, het feit dat de provincies trekker zijn van de fietssnelwegen en het bovenlokale fietsbeleid. De uitdagingen inzake mobiliteit zijn complex en cruciaal, ook voor de provincies: een geïntegreerde, gebiedsgerichte werking, samenwerking op maat van de gemeenten en terreinkennis en expertise zijn broodnodig. In die zijn lijkt dit nieuwe mobiliteitscharter dan ook een goede zaak. Voor de uitvoering van het charter zijn momenteel geen bijkomende financiële middelen nodig. De huidige dienstverlening van de dienst mobiliteit valt grotendeels reeds binnen de toepassingsgebieden van het charter, met het daaraan verbonden budget. 4 / 7
De Vlaamse minister wil het nieuwe charter doen ingaan per 1 januari 2019 en vraagt daarom aan de provincies het vernieuwde charter dit najaar goed te keuren. De 5 provincies brengen het charter allemaal in september voor de provincieraad. Indien de provincieraad akkoord gaat met dit voorstel, wordt hij verzocht het volgende besluit te nemen: 5 / 7
DE PROVINCIERAAD VAN VLAAMS-BRABANT, Gelet op artikel 42 van het provinciedecreet; Gelet op volgende doelstelling en actieplan van het provinciale beleid 2014-2019:102MOB01: Om ruimte te maken voor een duurzame leefomgeving en mobiliteit, bouwt de dienst mobiliteit op een innovatieve manier aan een istop-provincie (eerst Stappen en Trappen, dan Openbaar vervoer en Personenwagen) die rekening houdt met ieders verplaatsingsbehoeften. Gelet op het feit dat het mobiliteitscharter uitvoering geeft aan artikel 22 van het decreet van 20 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid en artikel 51 en 52 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid, gewijzigd door het BVR van 15 december 2017; Gelet op het huidige mobiliteitscharter, afgesloten tussen de Vlaamse Overheid en de provincie Vlaams-Brabant in 2013 en gelet op het feit dat dit charter tot doel heeft de verbintenissen vast te leggen die de provincies met het Vlaams Gewest in het kader van het mobiliteitsbeleid aangaan; Gelet op het feit dat het huidige charter zonder uitdrukkelijke opzegging uiterlijk één jaar voor de datum waarop de beleidsovereenkomst afloopt, automatisch verlengd wordt met eenzelfde periode van 6 jaar en gelet op het feit dat partijen de beleidsovereenkomst op elk moment in consensus kunnen wijzigen of beëindigen; Gelet op de versie van het gewijzigde provinciaal mobiliteitscharter dat op 27 juni 2018 via de B- commissie Mobiliteit van de VVP bezorgd werd aan de provincies; Gelet op de brief van minister van Mobiliteit, Ben Weyts, met de vraag om het mobiliteitscharter in het najaar van 2018 goed te keuren in de provincieraden; Overwegende dat in overleg met het kabinet van de Vlaamse minister een nieuw voorstel voor charter is opgemaakt; Overwegende dat het toepassingsgebied van het nieuwe mobiliteitscharter omschreven wordt als volgt: 1. fietsbeleid 2. basisbereikbaarheid 3. woon-werkverkeer; Overwegende dat alle Vlaamse provincies akkoord kunnen gaan met de voorgestelde wijzigingen en dat deze wijzigingen beantwoorden aan een aantal recente belangrijke evoluties binnen het mobiliteitsdomein, alsook aan de taken die provincies opnemen binnen het Vlaamse provinciale mobiliteitsbeleid; Overwegende dat het afsluiten van dit mobiliteitscharter voor de provincies een belangrijke verankering betekent van haar taakstellingen op gebied van mobiliteit en een zekere erkenning inhoudt van het provinciale niveau op gebied van mobiliteitsmateries; 6 / 7
Op voorstel van de deputatie, BESLUIT: Artikel 1 De provincieraad stemt in met het afsluiten van een nieuw mobiliteitscharter tussen de provincie en de Vlaamse Regering met ingangsdatum 1 januari 2019.Op dat moment wordt het bestaande charter met vervaldag 1 juli 2019 opgeheven. Art. 2 De deputatie wordt gemachtigd om het mobiliteitscharter tussen de provincie en de Vlaamse regering af te sluiten. Leuven, Van raadswege: Marc COLLIER provinciegriffier Chris TAES voorzitter 7 / 7