Klaas Kuiper Ingezonden door Irene Maas



Vergelijkbare documenten
Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Herinnering aan Elisabeth Bangert - tante Betje ( ) FREEK DIJS

Rembrandt van Rijn. Hoofdstuk 1 : Rembrandt zijn eerste jaren.

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Heilig Jaar van Barmhartigheid

De tijd die ik nooit meer

Het leven van Petronella Kortenhof (l ), een Haarlemse vondelinge en inwoonster van Heemstede.

Welkom in de Open Hof

Bijbel voor Kinderen. presenteert JACOB DE BEDRIEGER

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen


De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

LES 6. Nu zie je Hem wel, nu zie je Hem niet.

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

Gerardus BESSELING Anna, Mactiae CRAMER (KRAEMETS) Joannis CRAMER (CREMER) Mariae HOEVEN Hendrick BESSELING Annitje BESSELING

H E T V E R L O R E N G E L D

DE WONDEREN VAN JEZUS

Eerste nummer. Op kamers Eerst durfde ik de woonkamer niet naar binnen. Eetfobie. Het was moeilijk om te zien dat mijn nichtje van 5 meer at dan ik.

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

Speech tijdens opening tentoonstelling Oorlog! Van Indië tot Indonesië , Bronbeek.

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Genealogie van Arend Cornelisse van der Swan

Verhaal: Jozef en Maria

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus.

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

Misschien zit u hier wel met de grote vraag: wat is Kerst eigenlijk?

Parenteel van Ari (Arien) Jansz Kwant (ook: Quant)

Welke opdracht gaf Jakob aan zijn zonen vanwege de hongersnood?

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VERLOREN ZOON

De aansluiting van De Tak Rotterdam-Giessendam

Cornelis van Huijk(Huik) ( )

Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam

DE WEEK VOOR WE HET AV0NDMAAL VIEREN

1 Het ontstaan van het Koninkrijk De geboorte van een prins De jeugd van prins Willem-Alexander 20

Blad 1. Kwartierstaat van Antoon van den Berg ( ) Zus Mina van den Berg

Beste Janien, familie, vrienden, allen hier aanwezig, Het is goed om vanavond bijeen te zijn in deze Sint-Joriskerk.

10. Bijbel, Lucas 15. Vertaling L. ten Kate. Vertaling NBG/BBG, Haarlem/Brussel 1951.

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep

Ruth 1. Ruth en Noömi

Waar in de Bijbel vraagt God aan Abraham om een opmerkelijk offer? Genesis 22. Abraham wordt door God op de proef gesteld!

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Inhoud. Woord vooraf Ik haat de dood 11 Overdenking bij 1 Korintiërs 15:

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht

OOGGETUIGE. Johannes 20:30-31

Gebedsboek. voor dagelijks gebruik. Dinsdag

Verteld door Schulp en Tuffer

Gerechtsbestuur Schalkwijk, (105)

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Een Berbers dorp. Mijn zussen en ik mochten van mijn vader naar school. Meestal mochten alleen jongens naar school.

LES6. De wegloper belonen. Sabbat. Zondag Lees Lees 'De wegloper. Teken Teken een gympie en. Leer Begin met het uit je hoofd

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

Wat wist Naomi aan haar schoondochter te vertellen en welk advies gaf zij aan Ruth?

Beste vrienden, ik mag jullie vandaag vertellen over de laatste week van het leven van Jezus.

EEN PRINS WORDT EEN HERDER

Een doktersrekening uit 1875.

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

Bij wie vroeg Jakob hulp toen zijn zonen de tweede reis naar Egypte gingen maken?

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

KINDEREN VAN HET LICHT

Lesbrief. De familieblues Yvonne Kroonenberg

Zondag 6 maart 2016, uur Jeugddienst. Voorganger: ds. Bert de Wit

De kern van het christelijk geloof

Ten slotte wens ik je veel plezier bij het lezen. Hopelijk geeft het de kennis en de inspiratie om ook zelf met je kinderen aan de slag te gaan!

DE GEBOORTE VAN JEZUS

De Bijbel open (09-11)

LEVEN MET LEF Bijbelstudie 6: Een vrouw voor Izak: Op zoek naar de ware Jacob(a)

Blad 1. Kwartierstaat van Betje Hendriks ( ) De ouders van Betje

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

De gelijkenis van de verloren zoon.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

Dit verslag is van Ylaine en Ryanne Mulder '03. Verslag van het oude Egypte Ylaine en Ryanne Mulder

Kom erbij Tekst: Ron Schröder & Marianne Busser Muziek: Marcel & Lydia Zimmer 2013 Celmar Music / Schröder & Busser

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

De jongen weet dat hij niet in slaap moet vallen. Want dan zullen dieven zijn spullen stelen. Ook al is het nog zo weinig wat hij heeft.

Mijn mond zat vol aarde

Huwelijken Grosthuizen

Alleen een plastic tasje

Café Kerkemeijer te Rekken

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

Openingsgebeden INHOUD

Het drama van twee geliefden, die niet met elkaar mochten trouwen, terwijl zij 7 maanden zwanger was

Jezus en jij. Tekst: Willem de Vink. Illustraties: Arjan Wilschut, Timo Visser en Willem de Vink

De vorm van het verhaal

Welk Bijbelboek gaat over dit hoofdstuk? Waarheen trok Abraham en zijn gevolg?

werkt voor en met bewoners in wijken en buurten

STAMBOOM DE JAGER RIENKS

Het verhaal van onze kerststal

Mag ik jou een vraag stellen?

Transcriptie:

Klaas Kuiper Ingezonden door Irene Maas Oud en arm en van allen verlaten Dominee Huizinga schreef op 12 October 1852. Naar de Koog bij Simon Duinker koffij gedronken, aldaar Klaas Kuiper. Hij wenscht een nieuwe breukband, daar hij dubbel gebroken is en daar zeer veel last van heeft. Klaas Kuiper wenschte graag een paar bos wrakke latten te hebben om daarmede wat stroo op zijn huisje te binden, opdat zij toch droog mogten zitten, daar elke regenbui binnen dringt. Maar het scheen er niet af te kunnen. Simon Duinker laat zich zeer sterk uit over de karigheid van Kuiper en Roeper, daar deze man toch hun vader was en dringt er sterk op aan dat ik toch een woord te zijnen gunste zal spreken. Later, na het vertrek van Kuiper sloeg ik aan Duinker voor (die reeds veel van de goede vooruitgang zijner zaken had gesproken) dat wij elk 1 gulden zouden geven, dan had de man tenminste de zoo noodige latten. Maar nu had hij allerlei verontschuldigingen. Kuiper kon zich wel redden, daar hij alle weken 4 gulden vrij geld had. Er ging teveel geld aan koek en boltjes op enz. Het bleek alzoo dat zijne barmhartigheid maar een praatje was. Pieter Kuiper was zeker in geen 10 jaar bij zijn vader geweest om hem eens aan te spreken, Roeper kwam nog wel eens. Zij gaven hem echter niet meer dan 4 gulden per week. Die aantekening riep verschillende vragen op: Wie was deze Klaas Kuiper? Waar woonde hij? Woonde hij daar alleen? Hij had kinderen (Kuiper en Roeper). Waarom hielpen die hem niet? Deze man was toch hun vader? Twee huwelijken Volgens Texelse Geslachten II had Klaas een administratieve betrekking in Oudeschild en trouwde hij op Texel met de gefortuneerde Trijntje Pieters Dijksen. Na de dood van zijn vrouw werd hij Onderinstituteur aan het instituut der Maatschappij van Weldadigheid te Wateren. Hij hertrouwde met Anna Sophia Leuringh uit Nieuwolda. Tenslotte keerde hij naar Texel terug en werd strandvonder in De Koog. Uit beide huwelijken zijn nog afstammelingen op Texel in leven. Gefortuneerd, maar heel onfortuinlijk Pieter Dijksen was de vader van Trijntje, haar moeder Trijntje Harmanus Zuidewind was jong gestorven, op 24-7- 1786, nog maar 26 jaar oud. Ze had een broer Jacob (1781-1856). Die trouwde in 1800 met Gerbrig Aries Dijksen (1781-1866). Van Trijntje is niet precies bekend wanneer ze is geboren, bij de doopsgezinden telt meer het jaar van opname in de gemeenschap bij de bejaardendoop dan de verjaardag. Men is met ongeveer 18 jaar dan oud genoeg om toe te treden. In het Geslachtenboek staat ± 1784. Het jaar van overlijden van haar moeder zou heel goed haar geboortejaar kunnen zijn. Trijntje Dijksen trouwde op 2 februari 1806 met Klaas Kuiper. Ze kregen twee kinderen, Pieter (1806-1884) en Guurtje (1807-1889). Pieter werd op 13 mei 1806 geboren, 3 maanden na de trouwerij. Hij was geboren in Alkmaar (1779-1857), zoon van Jacob Kuijper en Guurtje Wentel. Van de familie Kuiper is weinig meer bekend dan dat Jacob uit Egmond-Binnen kwam en op 1 juli 1755 is gedoopt. In het Boerderijenboek staat dat Klaas een zeemanszoon was. De eerste Wentel die op Texel kwam was Adriaen Wentel, Opziener van de Gemenelandswerken te Den Helder, die door Gecommitteerde Raden naar Texel werd gestuurd om te zien wat er waar was van de klachten van de regenten van Texel in 1690 over de afname van het eiland na de storm van december 1690. Hij moest bepalen wat voor voorzieningen getroffen moesten worden om het wechvloeien verder te voorkomen. Men moest helm planten en poten. Hij moest dit advies nog vaak herhalen. Zijn zoon Jan Wentel bracht in 1717 rapport uit over de toestand van de Texelse kust. De familie Wentel woonde in Den Helder, Adriaan Jansz werd notaris in Oudeschild, opgevolgd door zijn zoon Abraham. Een jongere broer Lucas was er kaagschipper. Niet onbekend op Texel Guurtje, de moeder van Klaas was geboren op Texel. Ze woonde met haar familie in Oudeschild. Misschien kwam ze daar haar zeeman tegen. In het Dagboek van Neeltje Schiere, echtgenote van Abraham Wentel, komt een Klaas voor. Omdat ze voor hem geen achternaam gebruikt denk ik dat het een familielid is. Neeltje was met enkele familieleden en kennissen op de vlucht voor de Engelse invallers gegaan: We besloten dan met de kaag van Lucas naar Amsterdam te gaan. Dat wil zeggen, zijn vrouw en kinders, en ik en de vrouw van Pruijt met haar dochter en de dochter van Aerjen Dieksen [Gerbrig Aries Dijksen?]. We vertrokken om 4 uur. Die dinsdag kwamen we om 9 uur bij Wieringen. Woensdagochtend hoorden we dat de Engelsen zich best gedroegen en niemand overlast bezorgden. We besloten niet verder dan Wieringen te gaan. Dit lieten we op Texel weten en Claas kwam ons woensdagmiddag met een klein schuitje vertellen dat alles op Texel wel was. Klaas ging donderdagochtend 29 augustus weer naar Texel.

Dat was vast onze Klaas, die was een volle neef van de man van Neeltje. Zij schreef over de zomer van 1799, over de Engelse en Russische Invasie in Noord Holland. Misschien woonde Klaas na de dood van zijn ouders in huis bij een van de Texelse ooms en tantes. Het kan ook zijn dat hij in Alkmaar op school was en de zomer doorbracht bij zijn familie. Op Texel was alleen een Openbare Lagere School, waar een kind leerde lezen en schrijven, maar niet veel meer. Om in de betere kringen mee te kunnen doen was vervolgonderwijs noodzakelijk. In Alkmaar woonde oom Hendrik Wentel, daar zou Klaas naar de middelbare school geweest kunnen zijn. Hendrik Wentel woonde in 1783 op de Cooltuin, in 1799 op de Achterdam, in 1802 in de Ridderstraat. Abraham verhuisde in 1812 met zijn vrouw naar Alkmaar, beroep rentenier. Klaas kwam van zijn moeders kant uit de beste kringen, althans wat de materiële kant van het leven betrof. In 1801 vestigde Klaas zich op Texel. MK: Uit de notulen van de municipaliteit, GAT 10, vergadering 10-3-1801: Binnengestaan Klaas Kuijper zeggende als nu 21 jaar oud geworden te zijn, waaromme hij verzocht de verklaring te mogen doen en zich als stemgerechtigde burger in te schrijven. Geaccordeerd hebbende daarop de verklaring gedaan en zich in het stemregister ingeschreven. Zijnde de secretaris als toen gelast hem hier van bewijs te geven. Misschien dat een van de familieleden de jonge Klaas aan een baantje in Oudeschild heeft geholpen, hij was bij de belastingen Gaarder van de gemeene middelen. Ondertussen was hij 20 jaar oud, hij had werk op Texel en was lid van een aanzienlijke familie. De toekomst zag er vrij goed uit, mooie vooruitzichten, maar daar is niet veel van terechtgekomen. Hij lijkt in de loop van zijn leven de maatschappelijke ladder tamelijk ver afgesukkeld te zijn, gezien het verhaal van Huizinga. Die kwam in zijn aantekeningen niet terug op dit geval. Een vreemdeling! Klaas was niet geboren op Texel, wat hem wellicht juist op het eiland tot een begerenswaardig iemand maakte. Trijntje was ruimschoots zwanger toen ze trouwde, wat op Texel beslist niet als een grote zonde werd beschouwd. In dit geval echter zou het feit dat de aanstaande schoonzoon een vreemdeling was een zeer zwaarwegende reden voor Trijntjes vader kunnen zijn geweest om hem niet met open armen te verwelkomen. Hij kende die jongeman immers niet! Dat Ik ken hem niet en Van wie ben je der ien? gaat op Texel vrij ver. Ook al is iemand er jaren lang opgegroeid, hij blijft een vreemde. Zijn ouders waren immers geen Texelaars! Er was daarbij erg weinig contact tussen de geboren echte Texelaars en de ambtelijke bovenlaag van notarissen en commiezen enzovoort. Dat waren en bleven vreemden, hoe lang ze ook op Texel woonden. Ook de verwanten van Klaas waren misschien niet ingenomen met het trouwen met een inheemse vrouw, al was ze nog zo rijk. Het was toch een heel ander soort mensen. Huizinga 3 February 1848. Dezen voormiddag dronk Vrendenberg hier koffij. Hij verhaalt een staaltje hoe Texelaars tegen vreemden ingenomen zijn. [Bakker] [Eppo Jansz] Dekens, die hier nu zoveel jaren burger is geweest en door zijn huwelijk [met Neeltje Simons Wuis] enz geheel genaturaliseerd, heeft alleen daarom bij de Bank van Leening niet [geen geld] gekregen dewijl hij van afkomst geen Texelaar is [hij kwam uit Groningen]. Huizinga 11 Juny 1853. Des namiddags bij den Burgemeester een bezoek gebragt om de verwijdering weg te nemen die in de laatste weken tuschen ons beiden bestond. Het geheele volgende gesprek toonde hoe hij zocht naar verontschuldiging, nogtans zeide hij het een en ander dat mij ook in het vervolg stoffe tot ernstig nadenken gaf, bijvoorbeeld dat ik hier vreemdeling was en altijd bleef, daar zij als Texelaars hier geboren waren, leefden en stierven. Ook oordeelde hij dat ik geen recht had om van mijn liefde tot de Gemeente te spreken. Zij, zij hadden liefde tot de Gemeente, want zij waren het zelve, die die Gemeente uitmaakten. Maar was Klaas wel zo vreemd op Texel? Dat dacht ik eerst, maar het kan ook anders zijn geweest. Misschien was hij er wel opgevoed na de dood van zijn moeder in 1786. Waar zijn vader bleef en hoe lang die bleef leven heb ik nergens gevonden. Dan was er iets anders aan hem wat Vader Kuiper niet aanstond. Bezwaar tegen een gemengd huwelijk De familie Dijksen was doopsgezind, de familie Wentel gereformeerd. Men geloofde aan dezelfde god, maar op een andere manier. Tussen deze richtingen was het niet allemaal vrede. Een gemengd huwelijk werd afgeraden, twee geloven op een kussen! Dat kon niet goed gaan. Er was ook nog wat oud zeer: Huizinga 19-4-1853. Het waren de Hervormden die overal adressen [tegen het herstel van de bisschoppelijke Hierarchie in Nederland] teekenden. Van hen hadden wij nog even veel te vreezen als van de Roomschen. Het heugde nog velen wat men in vroeger eeuwen van de Hervormden had moeten lijden. Zwanger Door de zwangerschap kwam het toch tot een huwelijk. Trijntje wilde deze man en kon dat afdwingen. Een vrouw met een kind was meerderjarig en kon beslissingen nemen waar haar ouders niet blij mee waren. Zover heeft haar vader het toch maar niet laten komen. Veel geluk heeft Trijntje er niet van kunnen hebben- het huwelijk duurde net 2 jaar, ze stierf al 4 maanden na haar tweede bevalling, op 27-2-1808 in Oudeschild, en werd begraven op 1 maart. Ze was nog maar 24 jaar oud (geboren ca. 1784 ). Ze was misschien rijk, gefortuneerd zelfs, maar niet erg fortuinlijk in haar leven. Kleine Klaas Zeer toevallig vond ik, bladerend in het boek Tien Texelse Families, een aanwijzing over een mogelijke reden voor het ongenoegen tussen Klaas en zijn schoonfamilie.

Op blz. 70 vond ik Jannetje Dros (1785-1843) die later winkelierster was te Oudeschild. Zij was in 1808 samenwonend met Klaas Kuiper. Ze zal wel meid of huishoudster zijn geweest. Uit deze relatie werd een zoon Klaas Kuiper geboren, op 27-1- 1809. Dat is krap een jaar na de dood van Trijntje, het kindje moet verwekt zijn in april, terwijl zij nog maar net begraven was! Dat is wel erg snel, maar er staan in de Texelse Geslachtenboeken wel meer van dit soort huwelijksreeksen, waarbij het eerste kind van de volgende vrouw wel erg snel na het sluiten van dat huwelijk werd geboren. Echt vreemd was het niet op Texel. De kleine Klaas bleef bij zijn moeder wonen, die in 1813 een dochtertje kreeg, weer buiten huwelijk. Pas in 1815 trouwde Jannetje met een oud-zeeman IJsbrand Buijs. Er kwamen nog 4 kinderen. Dat zijn stiefvader een zeeman was verklaart de verdere levensloop van Klaas- hij werd matroos en overleed in 1832 op het schip Vrouwe Hendrica, komend van Batavia. Na de dood van zijn vrouw Klaas ging van Texel weg. Waarom? Was er geen werk meer voor hem op Texel dat hij kon doen zodat hij bij zijn kinderen kon blijven? Wilde hij weg van de plek waar zijn jonge vrouw gestorven was? Was hij niet welkom geweest in de familie, maar slechts getolereerd omwille van Trijntje? Werd het samenwonen met Jannetje niet getolereerd? Doodslag Maar er was nog iets, wat ik niet in mijn boeken kon vinden (het staat niet in de eerste druk van Texelse Geslachten, wel in de tweede, maar die had ik nog nooit gezien) en wat mij werd meegedeeld in een brief van Piet Kuiper, een betachterkleinzoon van Klaas. Marius Dijt heeft ergens gevonden dat er een ongeluk is gebeurd, een in nevelen gehulde doodslag. Een ruzie, een aanval van drift? Doodslag is geen moord, maar het is wel heel erg. Wat voor straf stond daar op in die tijd? Om zijn straf (wat was in die tijd de straf voor doodslag- levenslang?) te ontlopen moest Klaas het eiland verlaten en er niet meer terug komen tot de verjaringstermijn verstreken was. Hoe lang zou die termijn zijn geweest? Meer dan 30 jaar! Volgens het Burgerlijk Wetboek is de periode waarin er mogelijkheid is om voldoening af te dwingen na een misdrijf, de zogenaamde bevrijdende verjaring, 30 jaar. Daarna was rechtsvervolging niet meer mogelijk. Dan is de doodslag al in 1808 voorgevallen, zelfs nog vóór de geboorte van de kleine Klaas Jannetjeszoon. Dat blijkt uit onderstaand stuk over zijn borgen. MK: OR6817, folio 193, 26-1-1809: Pieter Dijkse, De Waal was borg voor Klaas Kuijper, gaarder van de gemeene middelen op Texel, en moest, net als medeborg Klaas Visser, alles voldoen wat Klaas Kuijper aan het rijk te achteren is gebleven. Het is zeker dat Klaas Kuijper enige jaren niet op Texel te verwachten is, waardoor zijn achtergebleven weinige meubelen aan 't verderf staan blootgesteld. Verzoek boedel te verkopen. MK: Het registre civique van 1811, noemt Klaas Kuiper niet. Hoogst waarschijnlijk was hij dus niet (meer) op Texel woonachtig. Deze akte is opgemaakt op de dag voor de geboorte van Kleine Klaas. Dat betekent dat de vader inderdaad al weg was. Zou de familie hem op weg geholpen hebben of was het echt een wilde vlucht? Zo snel mogelijk buiten het rechtsgebied van de schout van Texel zien te komen, naar het oosten? Ging hij met de kaag van oom Lucas mee, of alleen in een schuitje? Voor de borgen was het een grote zorg. Er moest zo te lezen flink geld bij. En hoe is het gegaan met Jannetje Dros en haar zoontje? Die bleef wel erg alleen achter! Het was wel erg flink van haar om haar zoontje voluit naar zijn vader te noemen. Kreeg ze steun van de familie Wentel? Of moest ze zichzelf maar zien te redden? Wie was Klaas Visser? Er was een Klaas Benjaminsz Visser, die in deze jaren in Oudeschild woonde. Franse tijd In die tijd was Texel nog een erg afgelegen eiland. Men kon per schip naar Harlingen en het Nieuwediep, er was beurtvaart naar Amsterdam, Kampen, Groningen. Een snelle vlucht, onopgemerkt, was moeilijk. Misschien heeft oom Lucas wel geholpen, die had een schip en kende schippers, vissers enzovoort. Wie eenmaal het toneel van het misdrijf had verlaten was moeilijk meer te vinden. Er waren geen foto s voorhanden, de opsporing ging per brief, waarin een beschrijving van de gezochte misdadiger te lezen was. Maar waarheen moest men zo n brief sturen? Het ene rechtsgebied werkte niet direct samen met het andere. Het was de Franse tijd, een rare rommelige tijd. Bataafse Republiek, Koninkrijk Holland en na 1813 de neergang van Napoleon en het herstel van Nederland onder koning Willem I. Het land was door de Fransen heringedeeld in Departementen. Arrondissementen en gemeentes. Groningen hoorde met Friesland tot het Departement van de Eems, Texel bij het Departement van Texel. Vergeleken met wat er in die tijd in de wereld gebeurde was de zaak van Klaas het ergste nog niet. Het was oorlog! Zolang Klaas ver van Texel bleef, was hij betrekkelijk veilig. Het was vast zwaar, zo ver van huis, zonder hulp van familie en vrienden. Hielden ze contact, schreven ze, stuurden ze hem geld? Het was beter niet bekend te maken waar Klaas gebleven was. Klaas moest zich maar zien te redden in den vreemde. Hij nam geen andere naam aan in zijn nieuwe leven. Maar zo gauw de 30 jaar voorbij waren ging hij terug naar Texel, met zijn vrouw en kinderen. Was het een hartelijk weerzien? Wat had hij verwacht?

Wie was er trouwens doodgeslagen? Waar? Waarom? Waarmee? Die arme kindertjes De kinderen van Trijntje en Klaas kwamen waarschijnlijk bij hun oom Jacob en tante Gerbrig, die zelf een gezin aan het opbouwen waren. Die hadden: Geertje (1804-1808), Arien (1809-1900), Trijntje ((vernoemd naar haar jonggestorven tante) 1810-1854), Geertje (1816-1871) en Pieter (1821-1867). Wat een drama in zo n familie! Oom Jacob en Tante Gerbrig Niet alleen Trijntje Dijksen was gefortuneerd, haar broer ook. Zijn naam was Jacob Dijkse ofwel Jawik Diekse, maar men noemde hem ook Jawik Riekse. MK: In 1826 kocht Jacob Pieters Dijksen een huis in Den Burg in de Warmoesstraat voor f 800,-. De helft was echter bestemd voor Pieter en Guurtje Kuiper, de kinderen van zijn overleden zus Trijntje Pieters Dijksen Er werd blijkbaar door hun oom goed voor de kinderen van Trijntje en Klaas gezorgd, wat deze familie zich ook wel kon permitteren. Jacob Pietersz Dijksen (Jawik Diekse) werd wel Jawik Riekse genoemd omdat hij zo rijk was. Hij kocht in 1831 het huis Braakenstein van de erven Den Berger. Het geeft ook aan dat er een warme band bestond tussen oom Jacob en Pieter en Guurtje. In 1826 waren Pieter en Guurtje nog ongetrouwd. Dat deden ze allebei in 1828. Huizinga 4 January 1850. Gerbrig Aries Dijksen, 70 jaar, hoest zwaar alsof het kinkhoest ware. 15 October 1852. Bij den Heer Jakob Dijksen. Zij hebben veel last van hunne kleinkinderen, die hier altijd om den deur loopen. 10 Juny 1856. Des avonds bij Jakob Dijksen. Zijn krachten verminderen. Hij gevoelde wel, dat zijne afneming van kracht hem naar het einde voerde. Ik wees duidelijk aan wanneer alleen men het einde niet heeft te vreezen, als men zijn leven wel heeft besteed. Drentse landbouwkolonieën In 1818 was de Maatschappij voor Weldadigheid begonnen met het stichten van landbouwkoloniën. Arme mensen konden daar met steun van beter gesitueerden een nieuw bestaan opbouwen, ze konden leren wonen en werken. Zij kregen een kans op een beter leven en de rijken werden verlost van een groep armen, die jaar na jaar moesten worden bedeeld en ondersteund en toch nog kwamen bedelen langs de deur. De Maatschappij vroeg de burgers een stuiver per week opzij te leggen. Met het zo gevormde kapitaal zouden arme gezinnen naar het onontgonnen Drenthe overgebracht kunnen worden om daar te leren de eigen kost te verdienen. Een groot succes, binnen een jaar waren er in het land al 700 Subcommissies van Weldadigheid opgericht. De eerste kolonie was Frederiksoord, Willemsoord werd gebouwd in 1820 en Wilhelminaoord in 1821. Bij aankomst werden de kolonisten in koloniekleren gestoken, blauwe uniforme kleding. Als mensen nette spulletjes hebben zullen ze zich vanzelf netjes gaan gedragen, was de gedachte. Maar ook- deserteren werd door deze goed herkenbare kleding moeilijker. Uiteindelijk was men hier niet vrijwillig naar toe gekomen. Ze betrokken een nieuw gebouwde hoeve, onder van steen, boven van riet, met er tegenaan gebouwd een houten schuur. Eenvoudige huisjes, maar altijd beter dan waar ze vandaan kwamen. En er was werk. Men moest het eigen kostje bij elkaar werken, maar ook de gedane investeringen terug verdienen. Men dat geld kon dan weer een volgende kolonie gesticht worden, voor andere mensen die hulp nodig hadden. Zij waren niet de enigen die het slecht hadden.. Er waren in die tijd ontelbaar veel arme mensen. Mannen en oudere jongens werkten op het land, deels in loondienst bij de Maatschappij, deels op hun eigen landje. De vrouwen moesten huishouden en vlas en wol spinnen. Het leek aan alle kanten voordelig, zowel voor het land, de maatschappij en de arme mensen. De woeste gronden zouden tot bruikbaar land worden ontgonnen door de armen, die er zelf betere mensen van werden. Maar zo eenvoudig was dat niet. Sommige arme mensen wilden zich niet verbeteren. Al na enkele jaren moest men dwangkoloniën stichten, om dat soort nietsnutten aan te pakken. Ommerschans en Veenhuizen waren geen aangename oorden. Onderinstituteur Klaas heeft inderdaad in Wateren gewerkt. In het Kolonistenarchief heet het Onderdirecteur, wat hetzelfde betekent als Onderinstituteur. Klaas was op 19-9-1825 bij engagement aangesteld als onderdirecteur te Wateren. Daar was het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding. Hij verdiende per 1 april 1827 F 270,40 per jaar in zilver, 5,20 per week. Was dat veel in die tijd, minder dan een gulden per dag? Klaas ging echter niet meteen na zijn vlucht daar aan het werk, want toen bestond deze Kolonie nog niet. Er zit een lange tijd tussen 1808 en 1825. Klaas was al ver voor het stichten van de Kolonie in het Oosten van het land, gezien zijn huwelijk met een Groningse vrouw, Aleida Leuring (1795-1861) uit Nieuw Wolda, rond 1820. Ook zij zou een rijke vrouw zijn geweest. De oudste zoon werd in 1821 geboren in Appingedam. Er blijft een periode van ruim 17 jaar over waarvan niet duidelijk is waar Klaas toen was en wat hij deed. Het Kolonistenarchief vermeldt dat Klaas in 1826 op 19 september te Wateren kwam met zijn gezin en al op 15-3-1829 weer vertrok. Dat is net 2½ jaar. Bij aankomst in Wateren in de kolonie Wilhelminaoord waren er 3 kinderen, Jacobus (Nieuwolda 1821), Catharina (1823) en Geertje (Norg 1825). In Wateren werd weer een Geertje geboren (1826). Er kwamen na het vertrek uit Wateren nog

meer kinderen: Maria (Assen 1830-1910), Pieter Ernestus Jacob (Assen 1835- De Koog 1869) Antje (Texel 1838-1882). Ze zijn dus voor 1838 op Texel terug gekomen, in 1838 was de 30 jaar voorbij, Klaas kon op Texel zijn gezicht weer laten zien zonder in het gevang te belanden. Gezien de verhouding tussen kinderen en vader die Huizinga beschreef was het geen warm welkom. Strandvonder in De Koog In de tijd dat Klaas voor het eerst op Texel woonde, was daar Hendrik van Lith strandvonder, met hulpstrandvonders, opgevolgd door Notaris Willem Bok. In 1852 werd de functie van strandvonder gekoppeld aan het burgemeesterschap. Het werk werd gedaan door substituut-strandvonders, gewoon gezegd onderstrandvonders, net als nu. Huizinga 6 September 1852: Aan Bok is nu ook zijn post als Opperstrandvonder ontnomen, die op de Burgemeester is overgegaan. In de strandvonderpapieren werd de naam van Klaas Kuiper niet genoemd, maar wel eens bij het aanspoelen van een lijk. In 1850 werd hij als onderstrandvonder opgevolgd door zijn zoon Jacob. Die deed het werk tot 1862, waarna Reijer Daalder het stokje overnam. Die was getrouwd met Catharina Kuiper, dus de functie bleef in de familie. In 1838 woonde de familie Kuiper in wijk Koog op nr. 32. Op dit blad van het bevolkingsregister staan geen buren. In 1848 woonden ze op nr. 43, met als buren op 40 Martje Dijker en Barend Nielen, op 42 Jan Cornelisz Koorn en op 44 Machiel Koorn, daarnaast Gerrit Mulder. Die had in 1844 een keet op het veld waar nu de Zilvermeeuw is, tegen de Nieuwe Aanleg aan. In 1848 had hij meer landjes gepacht in die buurt. Martje Dijksen weduwe van Aldert Nielen woonde met haar zwager Barend in 1830 op nummer 40. Het was het op 1 na zuidelijkste huis van het dorp. Misschien waren er werkelijk in die tijd bijna geen huizen tussen het dorp en de Nieuwe Aanleg. Dan zou Klaas met zijn gezin ergens onder de duinen in een keet gewoond hebben- stenen huizen waren daar zeker nog niet. Op de Bewonerslijst van wijk Koog, rond 1856 opgemaakt, was het nr. 41, Klaas Kuiper doorgestreept, zijn zoon Jacobus als hoofdbewoner. In 1879 werd het huisnummer 41 veranderd in 58. Dat laatste was geen verandering van huis, maar van nummer wegens gemeentelijke herziening van de huisnummers. Dat huis lag, gezien de buren, meer in het dorp. Op nummer 40 woonde de onderwijzer, die in de buurt van de school woonde en niet ergens buiten op de Everstekogermient. 1856 36 Duinker wed. Arie Schouten (Kuiper Pieter Cornelis) Kuiper Jacobus 41 Kuiper (Klaas) Jacobus 53 (Duinker Jan Simonsz ) Wal Francisca v/d wed. Jan S. Duinker Kuiper Maria wed. Petersen 56 Pals Trijntje wed. P. Kuiper 82 (Reijer Huisman) Kuiper Jannetje wed. R. Huisman Burger Nieuwland 1879 Dienstbodengeld Koog 41 58 Jacobus Kuiper M 1 V J 1 M 2 Op nummer 65 bij Cornelis Maas: Knecht Klaas Kuiper zoon van Trijntje Pals 1879 68 Kuiper Cornelis, Bakker Meijert Wz Hoog Koog Behalve Klaas woonde ook zijn zonen Jacob en Pieter in De Koog, net als Cornelis Kaatjes Kalis, echtgenoot van Geertje Kuiper. Schoonzoon Reijer Daalder was een voorkind van de vrouw van Simon Duinker, en woonde ook in het dorp. Van de 12 huizen was bijna de helft bewoond door familieleden. Klaas leefde tot 10 juni 1854, hij overleed rond 10 uur. De aangifte werd gedaan door zijn zoon Jacobus, 33 jaar oud, werkman in de Koog, en Sijbrand Keijser, 24 jaar, makelaar te den Burg. Zo komen er weer andere vragen op: Wat deed Klaas aan de Overkant voor hij in Wateren kwam te werken? Waar waren ze daarna, na 1829? Tenslotte kwam Klaas omstreeks 1838 weer op Texel, maar Pieter Kuiper was in geen 10 jaar bij zijn vader geweest schreef Huizinga. Waarom moesten er latten gekocht worden, terwijl het strand in die tijd vol lag met hout in alle maten en soorten? Kon niet een van zijn zonen en kleinzonen even dat dak maken? Waarom wilde niemand Klaas helpen? Was hij wellicht niet zo n erg aardige man? Het lijkt erop dat men betekenis van de functies van Klaas Kuiper achteraf wat opgewaardeerd heeft, Onderinstituteur klinkt goed, al was hij dat maar voor heel korte tijd. Zelfs de naam van zijn vrouw schreef men luxer, Leuringh in plaats van Leuring. Achtergrond van de kinderen van Klaas Kuiper: Eerste gezin Pieter (13-5-1806 tot 23-2-1884 De Waal). Hij trouwde in 1828 met Pietertje Sijbrands Keijser, kinderen Trijntje, Grietje, Jacob, Marretje, Immetje en Anna Petronella Guurtje (25-10-1807 tot 9-12- 1889 De Waal). Zij trouwde in 1828 met Jacob Jansz Roeper, kinderen Jan, Jan, Trijntje, Naantje, Pieter, Antje, Aagtje, Jacob, Hermanus, Hermanus, Klaas (na 7 jaar)

11 mei 1828 dubbele bruiloft Relatie Jannetje Dros (1785-1843) te Oudeschild was in 1808 samenwonend met Klaas Kuiper. Uit deze relatie werd een zoon Klaas Kuiper geboren, op 27-1-1809. Tweede gezin Jacobus Simonis Gerlaken trouwde op 8 mei 1845 met Dieuwertje Koorn (1812-1862), weduwe Hendrik Pietersz Keijzer (1807-1841). Ze had 2 kinderen, Pieter (1837-1864) en Trijntje (1839-1888). Hendrik was in 1836 getrouwd met Dieuwertje. Hij is overleden in de Koog, op 18 januari 1841, om 07.00 uur. De aangifte werd gedaan door Cornelis Maas, 26 jaar, arbeider, zwager van de overledene (getrouwd met Maartje Koorn), en Klaas Simonsz Luijtze, 52 jaar, wagenmaker, oom van de overledene. Hendrik was een kleinzoon van Dorothea Kikkert en Jan Albertsz Keijser, voogden van het Eijerlandse Huis. Hij had 4 zusters, Dorotea, Antje, Geertje en Hendrikje. De kinderen van Jacob en Dieuwertje waren Klaas (1845-1928), Jacob (1848-xx), Cornelis (1853-xx). In 1863 hertrouwde hij met Betje Verbaarschot (1833 Den Burg-1873 De Koog). Met haar kreeg Jacob nog een dochter Maria (1869-xx). Hij was arbeider, werkman en tapper. Dorpsstr. 84. De aangifte van zijn overlijden werd gedaan door Klaas Kuiper, 42 jaar, arbeider, zoon van de overledene en Arie Hendriksz Geus, 36 jaar, timmerman. Catharina trouwde in 1842 met Reijer Zoetelief Daalder, zoon van Martje Daalder (vrouw van Simon Duinker met wie Huizinga in het citaat sprak). Reijer s vader zou heel goed een Zoetelief kunnen zijn geweest gezien de naam van zijn oudste zoon. Hij was in 1836 getrouwd met Martje Aris Bremer, hun zoon Johannes Zoetelief (1837-1912). Geertje trouwde met Cornelis Kaatjesz Kalis (1823-1903) in Eierland. Na haar dood in 1855 hertrouwde Cornelis met Antje. Maria trouwde met dominee E. Petersen. Zij was meid in zijn huis, hij maakte haar zwanger. Huizinga 29 April 1853. Gisternamiddag naar de Koog. Ingeroepen bij Albert Smit, die mij met diep leedwezen mededeelt de treurige noodzakelijkheid waarin zijn Dominee Petersen is om te trouwen. Zij kwam na zijn overlijden in Augustinusga in 1867 terug naar Texel met haar 3 dochters. Pieter (1835-1869) trouwde in 1862 met Trijntje Leenderts Pals van Terschelling (1840-1920). Hun zoon heette Leendert, hun dochter Anna Margaretha Sophia. Zij trouwde in 1890 met haar neef Klaas Kalis. Leendert trouwde met Marina Kooiman. Pieter werd niet oud. In 1869 had hij wat te doen op het strand, waarbij hij onvoldoende gekleed was. Hij kreeg longontsteking en stierf daar aan. Trijntje Pals hertrouwde in 1891 met Willem Zeeders. Ze had uit een relatie met een schoolmeester in 1874 een dochter Trijntje gekregen. Boerderijenboek: [over Trijntje Pals] Zij woonde in 1900 in Den Burg op Achterom 9 met haar zoon Klaas [Leendert], waar eerst vanaf 1880 neef Klaas Jacobsz Kuiper woonde, kleinzoon van Klaas, met Dieuwertje Kaspers Tuinder en 4 kinderen. Nakomelingen van Klaas en Trijntje Kinderen: Pieter, Guurtje Kleinkinderen: Kuiper Trijntje, Grietje, Jacob, Marretje, Immetje en Anna Petronella Roeper Jan, Jan, Trijntje, Naantje, Pieter, Antje, Aagtje, Jacob, Hermanus, Hermanus, Klaas Nakomelingen van Klaas en Aleida Kinderen: Jacobus, Catharina, Geertje, Antje, Maria, Pieter Kleinkinderen: Kuiper Klaas Jacobsz, Daalder Klaas Zoetelief, Marretje, Simon, Naatje, Simon, Arie, Anna Helena, Geertje, Geertje, Jacob, Pietertje, Catharina, Leendert, Leendert, Jan, Catharina Kalis Kaatje, Anna, Anna, Jacob Kalis Klaas, Anna, Klaas, Klaas, Pieter, Jacobus Petersen Louise Christina, Welmoet en Maria Sophia. Kuiper Leendert en Anna Margaretha Sophia In het tweede gezin werd de naam Klaas heel wat vaker gebruikt dan in het eerste. Waarschijnlijk was er geen of weinig contact tussen de verschillende soorten Kuipers. Die van de Koog waren arm, de anderen rijk. Piet Kuiper schreef: Nu heeft deze Klaas wel gezorgd voor een paar onwaarschijnlijke schakels op de weg naar sommige geboorten, waaronder de mijne, met name deze: doodslag- vlucht- nieuw huwelijk en een nieuw genotype. Aantekeningen van Huizinga waarin de naam (Klaas) Kuiper ook vermeld werd: 26 November 1843. Te 12 uur gepreekt over: t Laatste Oordeel, ruim 2 uur. Bij Pieter Kuiper theegedronken, s avonds daar nog ontmoet Roeper en vrouw (zuster van Kuiper). 8 February 1848. Aan de Waal bij Jakob Roeper koffij gedronken (de 9de dag na de bevalling der vrouw Guurtje Klaas Kuiper, van een dood kind). Aldaar Doctor Stolp. [Haar vorige kind Hermanus was geboren in 1845, na het sterven van zijn broertje van dezelfde naam. In 1852 volgde nog een Klaas.] 28 Maart 1848. De vrouw Guurtje Klaas Kuiper, die weder zeer aan vlagen van zwaarmoedigheid laboreert heeft geheel geen lust en zoo zij meent geen kracht.

27 January 1857. Jakob van Grouw hier met een briefje van Pieter Klaasz Pronk uitnoodigende tot een extra Kamerdag op vrijdag naar aanleiding van een bijgevoegde brief van Bok aan de Kerkeraad, waarbij hij eene beslissing inroept van zijne schuld of onschuld. Ik vooraf koffij gedronken bij Pieter Klaasz Kuiper met Jacob Jansz Roeper en Dirk Gerritsz Kooiman. Allen waren in de beste stemming en tenvolle bereid mij in mijn pogen te ondersteunen. Ik las de gewisselde brieven voor. Kuiper zou des namiddags nog bij mij komen, doch kwam niet. Een concept geschreven dat vrijdag a.s. als antwoord aan Bok jr. kan dienen om dat morgen aan Pieter Klaasz Kuiper te zenden. Bronnen Dagboek Jakob Dirksz Huizinga Texelse Geslachten Boerderijenboek Kolonistenarchief en Wil Schackmann Volkstellingen gemeente Texel, gegevens van Mary Bakker-Zijm Brief van betachterkleinzoon Piet Kuiper Archief van Klaas Uitgeest Archief van Miriam Klaassen (MK: citaten) Berts geschiedenissite Archief J. van der Vlis Het verhaal van Neeltje Schiere is gepubliceerd in het blad van HV-Texel, nummer 99 Bijlagen Familie Wentel Adriaen of Aarjen Harmensz Wentel (1647-1706) en Aafje Jacobs (1651-1720), allebei uit den Helder. Jan (1685-1736) was getrouwd met Aagje Klaas Kleijn. Zij kwam uit Alkmaar en keerde in 1736 daarheen terug. Ze was rentenierster, had een dienstbode. In 1760 werd het huis van haar buren aan de Oudegracht verkocht (transport van huis en erf NZ Oudegracht met vrije uitgang door een gemene steeg op de Laat, belend oost Aagje Kleyn, wed. Wentel). Ze trouwden op 8-10-1713. Hun kinderen waren Abraham, Adriaan (1714-1771), Maartje (1716-1755), Cornelis (1748-xx) en Wybrig (overleden 28-10-1758). Abraham Aarjensz Wentel (1688-1767), Schepen, Weesmeester van Den Helder, trouwde op 18-8-1715 met Guurtje Alberts Grasmaaijer (1692-1736) uit Huisduinen. Hun kinderen waren Neeltje (1716-1748), Maartje (1717-1783), Lysbeth (1719-1762), Adriaan (1721-1777), Grietje (1723-1760) Albert (1725-1787) Aafje (1725-1752). Adriaan stierf op Texel. Hij was tot zijn huwelijk notaris en procureur te Huisduinen en Helder, daarna te Oudeschild. Hij trouwde met Catharina Lucas Coppens uit Den Helder. Zij overleed in 1800 in Alkmaar. Catharina hertrouwde met Jan Pietersz Braak, van de familie Braak van Braakenstein. Hun kinderen werden in Oudeschild geboren, zij waren Abraham (1749- Alkmaar 1829), Anna (1751-1779), Lucas (1752- xx), Guurtje (1753-voor juni 1786), Lucas (1756-1824), Aafje (1758-1813 Helder), Hendrik 1759-1817 Alkmaar). Doopgetuige van Anna was Mietje, van Lucas Lysbeth Wentel, van Guurtje, Lucas, Aafje en Hendrik was het Neeltje Braak. Een vriendin van hun moeder? Familie Dijksen Aantekeningen van Huizinga waarin de familie van zijn eerste vrouw Trijntje Dijksen genoemd wordt, dit zijn naaste verwanten van Klaas Kuiper geweest, ooms en tantes, neven en nichten, voor zover ik de relatie zeker weet aangeduid tussen [ ]. 20 November 1843. De grootste boeren op TEXEL hebben elk 4 à 500 schapen; deze zijn: [oom] Jakob Dijksen, [zoon] Pieter Kuiper te de Waal, zwager van Keyser, Jakob Keyser, [neef] Pieter Dijksen te Oostereind. 25 November 1843. De Burgemeester, zijn broeders Jakob en Sijmon, en ik met de kapwagen naar Brakesteijn, de plaats van [oom] Jakob Dijksen (de grootste grondeigenaar van Texel, hoofdingeland; de twee broeders [aangetrouwde neven] Sijmon en Cornelis Keyser zijn met dochters van hem getrouwd). 26 November 1843. Met burgemeester en zoon Sijbrand en dochter Grietje naar de Waal gereden, daar bij den ouden [oom] Jakob Dijksen koffij gedronken. Daar ook de Heer Baard, rijksontvanger aan den Burg. 1 February 1846. Zondag. Des avonds hier gezelschap gehad, de Burgemeester en vrouw en Grietje en de schoolmeester van Oost, Teunis Pietersz Keijzer, en zijn beminde, Simon en Cornelis Keyser en [hun] vrouwen [nichten] Trijntje en Geertje Jakobs Dijksen. 4 April 1848. Alida was vanmiddag lang niet vlug, door t bezoek (Trijntje Jakobs Dijksen en haar zuster Geertje) beterde het wat. 4 January 1850. [Tante] Gerbrig Aries Dijksen, 70 jaar, hoest zwaar alsof het kinkhoest ware.

15 October 1852. Bij den Heer Jakob Dijksen. Zij hebben veel last van hunne kleinkinderen, die hier altijd om den deur loopen. 5 February 1854. Preek aan de Waal. Bij [zoon] Kuiper thee gedronken, aldaar [neven] P. en A. Dijksen en Jakob M. Boon. 19 Augustus 1854. Even jufvrouw Keyser toegesproken, zij is uiterst zwak. 20 Augustus 1854. Jufvrouw Keyser ([nicht] Trijntje Jacobs Dijksen) overleden, langdurig ziek en steeds zwakker. 25 Augustus begraven met Dominee Vrendenberg. Ik sprak er vrij wel (niet uitmuntend). 6 September 1855. Huisbezoek met rijtuig van [neef] Pieter Jacobsz Dijksen. Oost enz, des namiddags naar het Nieuwe Schild. Des avonds met zijn tilbury terug. Hij keurt het ook niet goed dat zijn zwager Simon Keyser geen huishoudster neemt. De opvoeding der kinderen wordt zeer verwaarloosd. 20 December 1855. Des avonds bij Jakob Sijbrandsz Keyser. De vrouw schijnt wel iets beter te zijn, doch zij is zeer zwak. Zij beklaagt zich dat men het vertrek van Doctor Scheurleer aan haar wijt, omdat zij nu onlangs Hillen gehaald hadden. Doch zij meende toch vrij te zijn in haar keuze. Zij zeide dat het Doctor Scheurleer veel kwaad gedaan had dat zijn vrouw zoo trotsch was. Zij had eens in gezelschap gezegd dat het zoo naar was dat hier zoo weinig verkeering was behalve de familie Bok. Men had haar gewezen op zulken als [nicht] Trijntje Dijksen, de vrouw van Simon Keyser. Nu ja, had zij gezegd, dat is zoo, maar eigenlijk is zij toch niets anders dan eene boerin. Trijntje Jacobs Dijksen had zich er zeer vrolijk mede gemaakt toen haar dit verhaald werd, maar het had toch vermoedelijk de grond er toe gelegd, dat hij de geheele familie Dijksen voor zijne practijk verlooren had. Daarbij kwamen andere omstandigheden. Hij had ook [nicht] Geertje Jacobs Dijksen eens veronachtzaamd en de practijk in de ziekte van Trijntje Jacobs Dijksen (17 dagen zonder ontlasting of middelen daarop werkende) beviel ook niet. 28 April 1856. De laatste week meest stil te huis. Laatstleden dingsdag Kuiper, Dijksen en Jan Bakker hier als commissie tot het nazien der kerkgebouwen. 18 Mei 1856. Zondag. Preek aan Oosterend. Samuel door Jan Jansz Bakker onderweg opgenomen, ik door een zoon van A. Barhorst. Harde wind en regen. Ik vraag [neef] Pieter Jacobsz Dijksen en Cornelis Pietersz Keyser om eene gift voor H. Raven voor zijne koe, doch ik verkrijg niets. Pieter Dijksen zeide, en [aangetrouwde neef] Cornelis Keyser stemde het toe, dat zij zelve reeds zoo zware verliezen geleden hadden, dat er zooveel te geven was, dat Raven zelf wel kon komen bedelen, enz. Ik zeide erhet mijne van en verliet de gierigaards met diepe verontwaardiging, predikende vervolgens daarover, waardoor een christen zich moet onderscheiden. Ik reed met [schoonzoon] Jacob Roeper naar de Waal en vertelde het hem. Hij zeide te meenen dat ik mij met zulke inzamelingen niet moest ophouden. In alle gevalle kreeg ik ook van hem niets. 10 Juny 1856. Des avonds bij [oom] Jakob Dijksen. Zijn krachten verminderen. Hij gevoelde wel, dat zijne afneming van kracht hem naar het einde voerde. Ik wees duidelijk aan wanneer alleen men het einde niet heeft te vreezen, als men zijn leven wel heeft besteed. Hij werd ook nu zeer gevoelig bij het herdenken aan zijne overleden dochter Trijntje [gestorven in 1854]. Dit gaf aanleiding dat wij spraken over de wijze waarop de moederzorg in t huis van Simon Keyser vervangen werd. Zij hadden het ook wel zeer gewenscht dat hij, evenals ik, een jufvrouw bij zijn kinderen genomen had. [Tante] Jufvrouw Dijksen was zeer bedroefd geweest over t overlijden van mijne vrouw, en verheugde zich nu zeer als zij mijne kindertjes nu zoo vlug en wel langs straat zag gaan. Doch zij durfde tegen Keyser het meeste daarvan niet te zeggen, anders zou men nog wel de wind van voren krijgen. Hij had vele bedenkingen om iets te geven om Raven een koe terug te bezorgen. Er waren er wel die het noodiger hadden. Eindelijk kwam Simon Keyser. Ik hernieuwde mijn aanvrage bij hem. Hij was weldra bereid en gaf 2,50. Toen zei Dijksen, na zijn vroegere bedenkingen vernieuwd te hebben: En schrijf voor mij dan ook maar zooveel op. Cornelis Sijbrandsz Keyser, die inmiddels was ingekomen, deed hetzelfde, zoodat ik voor Raven nog een goede avond maakte. 7 Augustus 1856. Grietje Aries Eelman was met haar man Jakob Meijertsz Boon zeer best tevreden op dat plaatsje wat zij van den Heer Dijksen huurden. Zij hadden een best paard, waarvoor al 300 gulden was geboden. 25 January 1857. Zondag. Oosterend. Vanmorgen bij [neef] Arien Dijksen het voorgevallene met Bok verhaald. Hij oordeelde mijne handelwijze geheel te moeten goedkeuren. [Dat is een ingewikkeld verhaal, dat in het hoofdstuk over Bok geheel is opgenomen] 27 January 1857. Jakob van Grouw hier met een briefje van Pieter Klaasz Pronk uitnoodigende tot een extra Kamerdag op vrijdag naar aanleiding van een bijgevoegde brief van Bok aan de Kerkeraad, waarbij hij eene beslissing inroept van zijne schuld of onschuld. Ik vooraf koffij gedronken bij [zoon] Pieter Klaasz Kuiper met [schoonzoon] Jacob Jansz Roeper en Dirk Gerritsz Kooiman. Allen waren in de beste stemming en tenvolle bereid mij in mijn pogen te ondersteunen. Ik las de gewisselde brieven voor. Kuiper zou des namiddags nog bij mij komen, doch kwam niet. Een concept geschreven dat vrijdag a.s. als antwoord aan Bok jr. kan dienen om dat morgen aan Pieter Klaasz Kuiper te zenden.

6 September 1857. Zondag. Preek te Oosterend. De vrouw van Pieter Koning en Arien Dijksen [bezogt], allen herstellende of hersteld uit ziekte. 24 September 1859. Gister ontvingen wij een haas van Cornelis Pietersz Keyser en vandaag een van Jakob Dijksen. 8 April 1860. Stemming voor 9 Broeders die de Gemeente zullen kunnen vertegenwoordigen in zaken van een te doen Beroep. De 9 benoemden zijn Bok, Simon Keyser, Jan P. Keyser, Gerrit List, A. Rab, Pieter Bikker, Burgemeester, Pieter Dijksen. 3 October 1860. Des avonds bij Simon Keyser, hedenmiddag met de kist met het lijk zijner dochter uit Amsterdam terug gekomen. Hij verhaalt mij uitvoerig de geschiedenis van haar levensend, 14 dagen geleden had zij in de Plantage eene bloedspuwing gekregen. Al die tijd had hij Keyser geene hoop gehad op haar behoud, l.l. zaterdag meende hij reeds dat zij hem ontviel. Gerbrig Dijksen paste haar op met de dochters van Gijsen. [nichtje Gerbrig Dijksen (1841-1929) dochter van de broer van Trijntje Dijksen, Arien Dijksen en Immetje Keijser, kleindochter van Gerbrig] 3 Maart 1861. Bij A. Dijksen kaptein Gollards ontmoet, pas van de reis terug. [Scheepsgezagvoerder Dirk Tjerksz Gollards (1833-1866) was in 1861 getrouwd met Margaretha Gerberdina Aries Dijksen, ze hadden een dochter Klasine Emelie, geboren op 7-3-1866, in dezelfde maand waarin haar vader omkwam] [A. Dijksen kan zijn Arie Jacobsz of Arien Jacobsz (1809-1900), maar het is dezelfde man, getrouwd met Immetje Sijbrands Keijser. Dirk Gollards was de schoonzoon] 9 September 1861. Door A. Dijksen met rijtuig afgehaald, met hem huisbezoek gedaan, Oosterend, Oost. 25 December 1861. Kersdag. Zeer schoone dag. Des morgens hier aan den Burg ter Kerk bij Huidekoper. Ik reed daarop met C.P. Keyser en Geert Kikkert naar de Waal, waar ik predikte. Vooraf even bij P. Kuiper, aldaar kapitein Gollards en vrouw en A. Dijksen. 27 December 1861. [neef] Jacob A. Dijksen is met de meid Dieuwertje van der Vis getrouwd. [oudste zoon van Arien Dijksen, kreeg met Dieuwertje 4 kinderen en daarna met Pietertje Mantje nog 13] 19 April 1868. Zondag. Ik naar Oosterend. Bij Gerbrig Dijksen, die een telegram had ontvangen dat haar man S. Kuiper l.l. donderdagnacht bij Douvry door een stoomboot aangevaren was, zoodat zij het schip op strand hadden moeten zetten. Allen waren er goed afgekomen. Zij gevoelde zich zeer eenzaam sedert het vertrek harer ouders naar den Burg. Aan hare broeders Jakob en Sijbrand heeft zij niet veel gezellig verkeer. [Gerbrig Aries Dijksen haar man was Simon Pieter Cornelisz Kuiper (geen familie van Klaas), scheepsgezagvoerder, ze hadden een dochter Jeanette Emelie (1863-1935). Haar ouders waren Arien Dijksen en Immetje Keijser, die blijkbaar kort ervoor van Oosterend waren weggegaan] 19 Juny 1870. Zondag. Des namiddags Grietje, Aurelia, Anna en Katrina met de familie Simon Keyser en logeergasten van jufvrouw Dijksen naar Brakesteijn en daar wijn gedronken, zeer genoeglijk. Sina had Adrienne Vrendenberg bij zich. 25 Mei 1871. Jufvrouw Keyser, Geertje Jacobs Dijksen, de buurvrouw, sedert zondag ongesteld, koorts, hoesten. 28 Mei 1871. De vrouw van de buurman bezocht. Zij ligt zieltoogend, nog een paar maal daarheen, des avonds 9 uur stierf zij, ik heb toen de familie nog eens toegesproken. 1 Juny 1871. Des namiddags 4 uur ter begrafenis van jufvrouw Keyser, talrijke vergadering, mijne toespraak tamelijk goed, niet uitstekend. 27 January 1874. Doctor Ensing deelde mij gisteravond mede in welke, naar zijn oordeel gevaarlijke toestand [nicht] Anna Kuiper verkeerde, de vrouw van [neef] P. Dijksen, vanmorgen echter ontvingen wij berigt van hare gelukkige bevalling. 20 Maart 1875. Zeer bar winterweder. Van de week bij Albert Keyser, onder andere gesproken over de herinneringen onzer jeugd. Jansje (even oud als Dirk) herinnert zich nog zeer goed mijne overleden vrouw, hoe zij, vriendelijk van voorkomen, met eenigzins vluggen tred de kerk in kwam en zich nederzette, elk wie hare oogen ontmoetten vriendelijk toeknikkende. Trijntje Keyser heeft nog herinneringen van haar tweede jaar, hoe zij bij haar [oom] grootvader Dijksen (in dat jaar overleden) op zijn schoot zat en zijne centen met een zoen moest betalen enz. 26 Mei 1879. Bij de vrouw van P. Dijksen [Anna Kuiper] thee gedronken. Ik wachtte op den man, maar hij kwam niet. Zij was, zeide zij, zeer zwaartillend, spoedig beangst vooral voor hare kinderen als hun slechts iets mankeerde. Ik wees haar met alle ernst op de onmisbaarheid van een onwrikbaar geloof in Gods Vaderlijk Albestuur, te waarderen boven geld en

goed en alles. Zij beklaagde nog zeer den dood harer zuster Trijntje [1829-1877], waardoor haar [zoon] vader nu zoo alleen gelaten was. Gesprek over haar zuster Grietje [Immetje (Grietjes is getrouwd met Jacob Pietersz Koning)], haar kinderen en man Sijbrand [Ariesz Dijksen]. Vooral beklaagt zij zich over de moeijelijkheid van eene harmonie met den (dikwijls haast onzinnigen) vader, met wie zoo moeijelijk te redeneren valt. Pieter [Dijksen] moest zoo noodig op eene goede Kostschool, bijv. bij Glijnis te Bussum, geplaatst worden, dan kon er nog wat van teregt komen, maar vader Kuiper durfde bij hem die snaar haast niet aanroeren.