Gemeente Hengelo Van Alphenstraat 11a. Van Alphenstraat 11a. Project

Vergelijkbare documenten
datum dossiercode Samenvatting van de watertoets (normale procedure)

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

U heeft een watertoets uitgevoerd op de website Op basis van deze toets volgt u de normale procedure.

Nota van aanpassingen en wijzigingen behorende bij het bestemmingsplan Euregio Bedrijvenpark d.d. april 2014

01 Post IN

bestemmingsplan Beuningen. Dit betreft een actualiseringsplan van de kern Beuningen. Er vinden geen ontwikkelingen plaats.

Bijlage VI Watertoets. - Watertoets, d.d. 14 juni Memo Antea group, Invloed op de waterhuishouding, 13 augustus 2014

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

datum dossiercode Samenvatting van de watertoets (normale procedure)

Duinkampen 23 te Paterswolde

Ruimtelijke onderbouwing Hollandseweg 19, Someren. Gemeente Someren

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

BESTEMMINGSPLAN WIJZIGING BESTEMMINGS-/BOUWVLAK PROF. DONDERSWEG 8, BEEK EN DONK GEMEENTE LAARBEEK. 10 december 2015 vastgesteld

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

Team stedelijk water B

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Quickscan Bedrijven. n en milieuzonering Binnenweg 31 te Tw. wello Project

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Ruimtelijke onderbouwing Clermontstraat 10 te Margraten. Gemeente Eijsden-Margraten

Ruimtelijke onderbouwing Schakerpad 5 in Twello

Bestemmingsplan Hoofdweg 237 te Paterswolde V O O R O N T W E R P

Bijlage 1 Watertoets en (standaard) waterparagraaf

Bijlage IV Watertoets. Uitgevoerd door R. Zuidema, 14 juni 2014

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Oprichten aanduidingsmast McDonald s Vlietweg 16 te Santpoort-Noord

Gasthuisbergweg 18 te Wijchen

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

WIJZIGINGSPLAN NATUURONTWIKKELING BOSRAND 25 EN OMGEVING, LIESHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 30 augustus 2016 vastgesteld

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

1. INLEIDING BESTAANDE SITUATIE PERCEEL EN OMGEVING GEMEENTELIJK BELEID DIVERSE TOETSINGSCRITERIA JURIDISCHE REGELING...

Gemeente Achtkarspelen (ontwerp) Ruimtelijke onderbouwing "bouwen van een woning op het perceel de Wide Pet 14 te Harkema"

Datum: 14 mei 2009 RJ/KvdN/MMu/BA 85-3-NO Betreft: Watertoets in het kader van project Zwembad de Krommerijn te Utrecht

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat SK Sprundel

Code: Datum: Samenvatting van de watertoets

(Ontwerp) Ruimtelijke Onderbouwing. Afwijking bestemmingsplan. Tolhuisweg 49 Midlaren. Herbouw schuur

Ruimtelijke motivering. Molenstraat 1a te s-hertogenbosch. Functiewijziging van wonen naar kleinschalig hotel

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

TOELICHTING. Reparatieplan bijgebouwen GEMEENTE VIANEN

Toelichting 1 Inleiding 2 Beleidskader 3 Beoordeling

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Toepassen gebiedsgerichte grondwaterbescherming voor bestemmingsplan locatie Hongerdijk 16 te Bruchterveld

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

HOOFDSTUK 1 Inleiding

Beheersverordening Kornputkwartier

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V.

2.2 Provinciaal beleid

Ruimtelijke onderbouwing. behorend bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de herbouw van een kleedruimte aan de Pierswijk te Marum

Memo. Figuur 1 Overzicht plangebied en omgeving (bron: googlemaps) blad 1 van 7

Akoestiek en bestemmingsplan Sotaweg Roelofarendsveen. Gemeente Kaag en Braassem

Blad 2. Beoordeling verzoek

9.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

Bestemmingsplan Waterdael III, herziening Boerenkamplaan 5. Gemeente Someren

datum dossiercode Geachte heer / mevrouw R.G. Zuidema,

TOELICHTING BESTEMMINGSPLAN RANDWEG WEST

Ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van een woning aan Laurens Stommespad 2 te Middelburg

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Toelichting. Wijzigingsplan Sander-Banken, Sander 30

WIJZIGINGSPLAN MORTIERE FASE 5A. GEMEENTE MIDDELBURG vastgesteld 6 december ruimte voor ideeën

Onderzoek bedrijven-milieuzonering Rhijenhove te Den Haag Opdrachtgever Varese Projectontwikkeling te Rotterdam

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijzigingsplan Buitengebied Noord, deelplan Noorderhoofddiep 16 te Nieuweroord. Vastgesteld

Stedenbouw/welstandsrichtlijnen Aangezien er enkel een interne verbouwing zal plaatsvinden, zal de uiterlijke verschijningsvorm niet wijzigen.

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

Waterparagraaf Heistraat Zoom

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

Wijzigingsplan Torenvalk 58a Surhuisterveen

NOTITIE BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING BOSSCHEBAAN 37 TE HEESCH GEMEENTE BERNHEZE

Ruimtelijke onderbouwing Fort Imperial te Breskens

BESTEMMINGSPLAN 'STOKEKKERS HAPERT HERZIENING 2013'

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Reactienota. Behorende bij de Structuurvisie "Wernhout 2025"

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

Bijlage 3b Aanwijzing van categorieën van gevallen, beperkingen en

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Omgevingsvergunning Hollewandsweg 28

VASTGESTELD Wijzigingsplan bestemmingsplan Halfweg Hee Hoofdweg, ten westen van de Richel

4. Toetsingskader kleinschalige windturbines

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

GEMEENTE HOOGEVEEN. BESTEMMINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan Trambaan 5 te Nieuweroord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 WABO

Oude Badweg 60 Eelderwolde

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Herinrichting parkeerterrein sportpark Rooswijk Rooswijklaan 4 te Velsen-Noord

Wijzigingsplan Wyldpaed West 3 te Twijzelerheide ONTWERP

Ruimtelijke onderbouwing

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

Ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van functiewijziging Agrarisch naar Wonen van de boerderij aan de Wergeasterdyk 45 Leeuwarden

Transcriptie:

Gemeente Hengelo Project projectnummer project opdrachtgever De heer R. Legtenberg IMRO-idn versie Definitief datum 14 april 2010 auteur Ing. E.M. Rupert bestand G:\3.Projecten\2009\9182 van alphenstraat 11a Hengelo\7.Rapportage Lycens Milieu & Ruimte B.V. (tel. 0541-570730). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever

Toelichting 2 van 71

Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan 5 1.2 Begrenzing plangebied 5 1.3 Vigerende bestemmingsplannen 6 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Bestaande situatie 7 Beschrijving van het plan 9 Hoofdstuk 4 Relevant beleid 10 4.1 Rijksbeleid 10 4.2 Provinciaal beleid 11 4.3 Gemeentelijk beleid 13 4.4 Conclusie 17 Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden 18 5.1 Water 18 5.2 Flora en fauna 24 5.3 Monumenten en archeologie 25 5.4 Milieu 25 5.5 Economische uitvoerbaarheid 32 Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan 33 6.1 Uitgangspunten 33 6.2 Het digitale bestemmingsplan 33 6.3 Planopzet 34 6.4 Handhaving van het plan 37 6.5 Verder verloop van de procedure 39 Bijlagen bij de toelichting 40 Bijlage 1 Digitale watertoets 41 Bijlage 2 Verslag wateroverleg 42 Bijlage 3 Natuuronderzoek in 7 gebieden in het buitengebied van de gemeente 43 Bijlage 4 Quickscan Bedrijven en milieuzonering Bouwplan Van Alpenstraat 11a te Hengelo 44 Bijlage 5 Milieutechnisch verkennend bodemonderzoek aan de Van Alphenstraat 11A te Hengelo 45 Bijlage 6 Akoestisch onderzoek Van Alpenstraat 11a te Hengelo 46 3 van 71

Regels Hoofdstuk 1 Inleidende regels 48 Artikel 1 Begrippen 48 Artikel 2 Wijze van meten 53 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 55 Artikel 3 Wonen 55 Hoofdstuk 3 Algemene regels 59 Artikel 4 Antidubbeltelregel 59 Artikel 5 Algemene bouwregels 60 Artikel 6 Algemene gebruiksregels 61 Artikel 7 Algemene aanduidingsregels 62 Artikel 8 Algemene ontheffingsregels 64 Artikel 9 Algemene wijzigingsregels 65 Artikel 10 Algemene procedureregels 66 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 68 Artikel 11 Overgangsrecht 68 Artikel 12 Slotregel 70 4 van 71

Toelichting Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan De heer R. Legtenberg is voornemens de bestaande woning op de locatie te Hengelo te slopen en vervangende nieuwbouw op te richten. De bestaande woning is gerealiseerd met een zgn. artikel 19-vrijstelling. Deze vrijstelling is specifiek verleend voor de bestaande woning en vervangt niet het bestemmingsplan, waardoor er ter plaatse nog steeds een agrarische bestemming geldt. De vervangende nieuwbouw past daar niet binnen. Om de vervangende nieuwbouw mogelijk te maken, zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten. 1.2 Begrenzing plangebied De locatie heeft een oppervlak van ruim 1.600 vierkante meter en is gelegen in het Weusthagpark in de noordelijke helft van Hengelo. Het is gelegen op het adres te Hengelo, kadastraal bekend gemeente Hengelo, sectie Q, nr 536. Figuur 1.1: begrenzing plangebied 5 van 71

1.3 Vigerende bestemmingsplannen Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied 1963 van de gemeente Hengelo. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 april 1965, goedgekeurd door G.S. op 27 juni 1966 en onherroepelijk geworden 22 augustus 1969. De voor onderhavig plangebied geldende bestemming is 'Agrarische bebouwing'. Zie voor de plankaart figuur 1.2. Figuur 1.2: uitsnede uit vigerende bestemmingsplankaart met geel omcirkeld het plangebied Op gronden met deze bestemming mogen uitsluitend worden opgericht gebouwen en inrichtingen, welke blijkens hun aard rechtstreeks en uitsluitend ten dienste staan van de landbouw en/of veeteelt. Daaronder wordt mede één bedrijfswoning per bedrijf verstaan. Het voorgenomen plan betreft geen agrarische bedrijfswoning, maar een burgerwoning zonder agrarisch/bedrijfsmatig karakter. Het voorgenomen plan past daarmee niet binnen de geldende bestemming past en het is tevens niet te realiseren middels een binnen- of buitenplanse ontheffing. 6 van 71

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie De planlocatie is centraal gelegen in de noordelijke helft van Hengelo. De locatie ligt aan het doodlopende deel van de Van Alphenstraat en maakt deel uit van waterwingebied Hasselo. Vanwege deze waterwinning is het gebied nooit grootschalig bebouwd. Hengelo heeft zich met de aanleg van de wijk Slangenbeek en bedrijventerrein Westermaat om de waterwinning heen ontwikkeld, waardoor het gebied als een groene long is ingeklemd geraakt en nu fungeert als stadspark Weusthag." Figuur 2.1: ligging plangebied Het stadspark heeft een zeer diverse, nog niet erg samenhangende invulling met vooral recreatieve functies. Hier en daar staan er ook (clusters van) woningen. De locatie van het bouwvoornemen maakt ruimtelijk gezien deel uit van zo'n cluster woningen aan de Van Alphenstraat. Echter, de locatie is gelegen achter de andere woningen aan de Van Alphenstraat en is daar haaks op georiënteerd. Deze woningen staan aan de rand van de oudere delen van de wijk Hengelose Es en vormen een overgang van de stedelijke bebouwing naar het groene stadspark. Direct ten noorden en westen van de planlocatie liggen weilanden, met kort daarachter de Dijksweg en daarachter de te bouwen nieuwbouwwijk Medaillon. In het verlengde van een deel van de Dijksweg ligt een vrijliggende busbaan door deze wijk. Aan de overzijde van de Van Alphenstraat (oostzijde plangebied) liggen tennisvelden en daarnaast de natuurijsbaan. Aan de zuidzijde staan de particuliere opstallen behorende bij de woning op het adres Van Alphenstraat 1a. De figuren 2.2 en 2.3 verduidelijken deze beschrijving. 7 van 71

Figuur 2.2: de planlocatie met de functies in de directe omgeving Figuur 2.3: beeld van de directe omgeving met van links naar rechts de wijk Hengelose Es, het parkeerterrein met daarachter de tennisbanen en de schaatsbaan Het terrein is ingevuld met een in de jaren '90 gebouwde, kleine vrijstaande één-laag-met-kapwoning en vrijstaande garage. Deze woning zal worden gesloopt en vervangen door een nieuwbouwwoning. Zie figuur 2.4 voor een beeld van de situatie. Figuur 2.4: beeld van de bestaande situatie, met op de achtergrond de andere woningen w aan de Van Alphenstraat 8 van 71

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan De bestaande woning met garage wordt vervangen door een nieuwe vrijstaande woning. De gemeente is bereid om de bestemmingsplanprocedure op te starten, maar heeft daar ruimtelijke randvoorwaarden aan gesteld. Uitgangspunt hierbij is dat de bebouwing in de nieuwe situatie moet passen bij de bebouwing in de directe omgeving. Als referentie hiervoor dienen de bestaande woningen aan de van Alphenstraat 1 t/m 11. Op grond hiervan zijn de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden gesteld: 1. Het gebouw mag 2 lagen hoog zijn met daarboven een kap; 2. Het moet een eenvoudige kapvorm betreffen, met pannen gedekt; 3. De maximale inhoud van woning en bijgebouw samen mag 500 m3 bedragen; 4. De maximale oppervlakte van het bijgebouw is 50m2; 5. De contouren van de huidige bebouwing dienen te vallen binnen het bouwvlak van de nieuwe bebouwing. Het Buro voor architektuur en bouwcoördinatie G Dragt BV heeft op basis hiervan een ontwerp voor de woning uitgewerkt. Zie figuur 3.1 voor een schets (versie 22-12-2009). Het ontwerp is nog niet definitief. Figuur 3.1: schets van bouwplan De woning heeft een rechthoekige plattegrond, gesitueerd op de achterste helft van de kavel, in dezelfde rooilijn als de bestaande bebouwing. In het ontwerp is gekozen voor een groot begane grond oppervlak, waardoor de woning bestaat uit één laag met hondekap (om zo weinig mogelijk kubieke meters te gebruiken op de verdieping) en een zelfstandige, tegen het woonhuis geplaatste schoorsteen. Deze kapvorm is tevens gekozen om een dakvlak op het zuiden te creeren voor toekomstige zonnenergie. Daabij is deze kapvorm onderhoudsvriendelijk; geen windveren/boeidelen. Ook de overige delen zijn erop gericht om weinig onderhoud te hebben aan de woning: kunststof kozijnen, geen platte daken, geen boeidelen, goten in gegalvaniseerde beugels, enz. Duurzaamheid is een belangrijk aspect in dit plan, hetgeen zich behalve in onderhoudsvriendelijkheid ook uit in het beperkt houden van het energiegebruik: lage temperatuurverwarming (vloerverwarming), warmteterugwinning bij douche en ventilatie en gebruik van zonneenergie. In verband met de grondwaterbescherming worden er bij de realisatie van het voorgenomen plan geen uitloogbare materialen gebruikt die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van het grondwater. De keuken en woonkamer zijn aan de achterzijde gesitueerd om overlast van parkeerplaatsen en lichthinder te minimaliseren. 9 van 71

Hoofdstuk 4 Relevant beleid Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels. 4.1 Rijksbeleid 4.1.1 Nota Ruimte Het beleid van het Rijk over de Ruimtelijke Ordening is kenbaar gemaakt met de Nota Ruimte. Als hoofddoel is in deze Nota het volgende opgenomen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om (1) op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, (2) de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten, en (3) de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Als sturingsfilosofie om dit doel te bereiken, wordt door het Rijk als uitgangspunt gehanteerd: "centraal wat moet, decentraal wat kan". Binnen deze beleidsdoelen zal het concept van stedelijke netwerken worden gehandhaafd. Ruimtelijke kwaliteit en concentratie in de stedelijke netwerken zijn hierbij harde uitgangspunten. Wel zullen ook de kernen in het landelijk gebied mogen bouwen voor de opvang van de eigen bevolkingsbehoefte. Het beleid is met name gericht op uitvoering van plannen en projecten. De rijksbemoeienis is daarbij vooral gericht op die projecten die van nationale betekenis zijn, zoals de nationale stedelijke netwerken, de nationale ecologische hoofdstructuur en de nationale verkeers- en vervoersverbindingen. Uit een recent door de minister van VROM aan de Tweede Kamer gestuurde brief blijkt dat deze voornemens is om de met de stedelijke netwerken overeengekomen intentie afspraken voor de verstedelijking in de periode 2005 tot 2010 ook in deze zin bij te stellen. Uitvloeisel hiervan is o.a. de Verstedelijkingsafspraken die voor de periode 2005-2010 in een convenant tussen Rijk en de Regio Twente zijn vastgelegd. Ook is het ruimtelijk beleid gericht op verbetering van het verslechterd economisch klimaat. De ruimtelijke ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de structuurversterking van de economie. Het gaat hier om vervangende woningbouw op zeer beperkte schaal, waardoor het in dit geval niet afwijkt van het rijksbeleid. 10 van 71

4.2 Provinciaal beleid 4.2.1 Omgevingsvisie In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van onze provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren. Provinciale Staten heeft de Omgevingsvisie op 1 juli 2009 vastgesteld. De Omgevingsvisie heeft de status van: Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet) Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee Provinciale staten hun ambities willen realiseren: Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel: de wateropgave wordt meer met natuuropgaven verbonden. Gestreefd wordt naar realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018. Door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's: dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen. Investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en vervoer over water, waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan. Provinciale Staten vinden dat ontwikkelingen die mobiliteit meebrengen (wegaansluitingen, stations, havens) alleen gelokaliseerd mogen zijn rond de aanwezige infrastructuur. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde 'SER-ladder' als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden wordt bekeken. Hierbij vinden Provincilae staten afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk. Ruimtelijke plannen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid. Ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw zullen worden zekergesteld, maar wel met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Verder vinden Provinciale Staten dat ontwikkelingen in de groene ruimte alleen mogelijk moeten zijn als de sociaaleconomische structuur en de ruimtelijke kwaliteit worden versterkt. Een forse reductie van de uitstoot aan broeikasgassen door een energiepact af te sluiten met partners en door ruimtelijke mogelijkheden te creëren voor duurzame energie. Het gaat hier om vervangende woningbouw op een bijzondere locatie, waarmee voldaan wordt aan een aantal van de belangrijkste punten van de Omgevingsvisie. 11 van 71

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009 De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening heeft de status van: Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer Waterverordening in de zin van de Waterwet Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet. In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat: alleen bouwen voor de lokale behoefte; alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied; de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd. Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande. Binnen de stedelijke laag valt het plangebied onder "woonwijken 1955 - nu". Als ontwikkelingsperspectief geldt hier "woonwijk". Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief. Aan de andere principes wordt ook voldaan. Uit de "Functiekaart water" wordt duidelijk dat het plangebied in een grondwaterbeschermingsgebied (Hasselo) ligt. De bescherming van het grondwatergebied is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening bepaalt in artikel 2.13.3 dat voor locaties in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden bestemmingsplannen dienen te voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening. In afwijking hiervan kunnen in grondwaterbeschermingsgebieden ook nieuwe niet-risicovolle functies worden toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand-stillprincipe. In onderhavig bestemmingsplan is de aanduiding "milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied" opgenomen, waarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.13.3 van de Omgevingsverordening. Aangezien het om vervangende woningbouw gaat is er geen sprake van 'nieuwe niet-risicovolle functies'. In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de watersituatie en de wijze waarop daarmee in dit plan wordt omgegaan. 12 van 71

4.3 Gemeentelijk beleid 4.3.1 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland. In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken. Het grondwaterbeschermingsgebied Hasselo wordt ingericht als stadspark Weusthag. Dit groenrecreatieve hart van Hengelo staat via een krans van wiggen in verbinding met het buitengebied. Vanuit het noordelijk buitengebied is een wig langs de Beneluxlaan gereserveerd. Een derde wig loopt vanaf de groene Deurningerstraat langs de Binnenveldweg. Deze wig is opgebouwd uit een bos, plas, grote erven en park. In het oosten tenslotte vormt de groenzones langs rijksweg A1 de verbinding tussen Lonnekermeer en Weusthag. 4.3.2 Gemeentelijk rioleringsplan 2009-2013 2013 (GRP) In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels: Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering; Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu; Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen; Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft; Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is; Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen; 13 van 71

Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers; Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken; Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren; Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk. Zie paragraaf 5.1 voor de wijze waarop in dit plan met water wordt omgegaan. 4.3.3 Gemeentelijk waterplan (2006) Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid; 1. Het herstel van de Hengelose beken; 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater); 3. Het oplossen van grondwateroverlast. Het tweede spoor is voor onderhavig plan het meest van belang. Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben. Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld. Zie paragraaf 5.1 voor de wijze waarop in dit plan met water wordt omgegaan. 4.3.4 Nota Wonen (2004) De rol van de gemeente wordt ingevuld op drie niveaus: bovenlokale afstemming van woonbeleid (bijvoorbeeld in de Netwerkstad en de Regio); stedelijk beleid, stedelijke vernieuwing, stedelijke programmering, herstructurering en andere interventies; wijkgerichte programmering van projecten en maatregelen binnen beleidskaders en visies op de wijk. 14 van 71

Het woonbeleid van de gemeente verschuift van sturen naar stimuleren, faciliteren en committeren. De woningbouwwoningcorporaties en hulp-/zorginstellingen zijn onze partners waarmee we samenwerken om de volgende doelstellingen te bereiken: 1. Bereiken van een betere balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen; 2. Ontwikkelen van de stad en de woongebieden met een zorgvuldig ruimtegebruik; 3. Ontwikkelen van woongebieden met een eigen identiteit en kwaliteit, een complementair woningbouwprogramma, hoge ruimtelijke en milieu kwaliteit en veiligheid; 4. Toename van het aandeel koopwoningen in de woningvoorraad tot 55% in 2010; 5. Herstructurering van (naoorlogse) wijken met een grote fysieke en sociale achterstand; 6. Het bevorderen van het wonen in de binnenstad; 7. Het waarborgen van het aanbod betaalbare huurwoningen in de woningvoorraad; met name in herstructureringswijken; 8. Voldoende aanbod aan kavels voor particulier opdrachtgeverschap (individueel en collectief); 9. Ontwikkelen van woonservicegebieden; 10. Zorgen voor voldoende beschermde woonvormen voor kwetsbare groepen i.v.m. extramuralisering; 11. Vergroten aan fysieke toegankelijkheid van woningen en woonomgeving. Het betreft in dit plan de bouw van een zelfde type woning voor dezelfde doelgroep als voorheen op deze locatie het geval was. 4.3.5 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007) Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee: 1. Versterking van de economische structuur; 2. Een binnenstad voor ontmoetingen; 3. De sociale opgave; 4. Het landschap de stad in; 5. Ruimtelijke kwaliteit; Met name kernopgave 4 is voor onderhavig plangebied van toepassing. De gemeente is van mening dat in de stad het groen kan worden doorgeleid langs groene wiggen en routes naar centraal gelegen stadsparken, zoals het Weusthagpark. Op deze manier wordt de relatie met het landschap overal in de stad voelbaar. 15 van 71

Als het landschap de stad in komt, kunnen ook binnen bestaand stedelijk gebied suburbane woonmilieus worden gecreëerd. Het dorp in de stad zichtbaar maken: daarmee kan aan de vraag naar groenstedelijke woonmilieus voldaan worden. Op kleine schaal vormt onderhavig plan een dergelijk suburbaan woonmilieu. Om de vier opgaven uit te voeren is een viertal dynamisch kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is stadsranden, waarin het Weusthagpark valt. Het stadslandschap Weusthag is zo n 200 hectare groot en vormt het groene hart van Hengelo. Dit prachtige gebied wordt toegankelijker en van nog hogere kwaliteit.stad en landschap moeten in het Weusthagpark hand in hand gaan op het gebied van landschap, natuur, water, actief en passief recreëren, groen, cultuur en kennis. 4.3.6 Welstandsnota Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het plangebied valt onder het volgende deelgebied: 'buitengebied'. Daar is het beleid erop gericht het unieke en landschappelijke karakter van het twentse landschap en de daabij behorende bescheiden maar karakteristieke bebouwing en erfinrichting te behouden en indien nodig te versterken. Nieuwbouw moet aan de gestelde criteria in het betreffende gebied voldoen, dan wel daar bij aansluiten. Het plan is door de welstandscommissie/rayonarchitect op deze criteria getoetst en dit heeft geleid tot een positief advies. 4.3.7 Gemeentelijke Nota Geluid (2009) De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn: Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo. Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-ontheffingen. Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden. Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden. De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken: Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en Verkeerszones Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken 16 van 71

Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid. Een eenduidige normstelling voor bedrijven. In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid, zie bijlagen en de paragrafen 5.4.1 en 5.4.3. 4.4 Conclusie Het plan voldoet, mede vanwege de kleine schaal ervan, aan het voor het onderhavig gebied en een dergelijk plan geldende beleid. 17 van 71

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden 5.1 Water Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren. Dat is in dit geval gebeurd middels het doorlopen van de digitale watertoets en een hierop volgend overleg (zie paragraaf 5.1.2). Een goede omgang met water is in dit plan extra belangrijk vanwege de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied. Dit komt allereerst aan de orde. Na deze meer kaderstellende beschrijving wordt in paragraaf 5.1.3 inzage gegeven in de locatiespecifieke toekomstige situatie. 5.1.1 Grondwaterbeschermingsgebied Het plangebied ligt in het grondwaterbeschermingsgebied Hasselo. De Wet milieubeheer verplicht de provincie tot het aanwijzen van gebieden "met het oog op de waterwinning", zoals het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied. Voor deze geografisch afgebakende gebieden is een specifiek beschermingsregime ingesteld via de Omgevingsverordening (Provinciale Milieuverordening Overijssel (PMV)). Naast deze bescherming van het grondwater via de milieuwetgeving, is het ruimtelijke ordeningsbeleid van belang. Drinkwaterwinningen worden namelijk ook planologisch beschermd via het Streekplan en de gemeentelijke bestemmingsplannen. In aanvulling op deze regulerende activiteiten via het milieu- en/of het ruimtelijke ordeningsspoor, wordt de toepassing van vroegtijdige en/of bovenwettelijke maatregelen gestimuleerd. Figuur 5.1: de twentse waterwinningen met grondwaterbeschermings- en intrekgebieden 18 van 71

Werken in de bodem kunnen een aantasting van beschermende bodemlagen tot gevolg hebben. In de Omgevingsverordening (tot voor kort: Provinciale Milieuverordening) worden onder deze werken in elk geval verstaan: bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen. Binnen waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden geldt daarom een verbod (behoudens ontheffing) voor werken in de bodem dieper dan 2 meter beneden maaiveld. De bouw van één of enkele individuele woning(en) in een grondwaterbeschermingsgebied is toegestaan, als de bouw volgens de watertoets bij het bestemmingsplan geen vergroting van de risico's met zich meebrengt. De bouw van grotere aantallen woningen (meer dan tien woningen) blijft alleen mogelijk bij zwaarwegend maatschappelijk belang en als daarbij door het nemen van compenserende (ruimtelijke) maatregelen per saldo minder risico's resteren voor de kwaliteit van het grondwater dan bij het bestaande gebruik ('stap-vooruit'). In grondwaterbeschermingsgebieden worden ook door particulieren activiteiten verricht die effect kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de tuin en het wassen van auto's, maar ook op gebruik en opslag van olieproducten. Een deel van deze activiteiten, zoals de installatie van ondergrondse tanks voor chemicaliën (waaronder olieproducten), valt onder landelijke algemene regels. Er zijn slechts voor een beperkt aantal activiteiten aanvullende provinciale regels van kracht, zoals voor de installatie van (grotere) bovengrondse tanks voor aardolieproducten en voor de opslag van mest. Op deze regelgeving is hiervoor al ingegaan. De Omgevingsverordening biedt binnen waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden voldoende mogelijkheden om beschermend op te treden. De regels hebben invloed op de activiteiten die in grondwaterbeschermingsgebieden zijn toegestaan, met doorwerking naar het bestemmingsplan. Verboden in grondwaterbeschermingsgebieden, buiten inrichtingen (par. 3.2.2.3: Omgevingsverordening): 1. Het is in grondwaterbeschermingsgebieden verboden om buiten inrichtingen grote en grootschalige projecten tot stand te brengen, te wijzigen of uit te breiden, voor zover de risico's op verontreiniging van het grondwater voor de waterwinning toenemen. 2. Het is in grondwaterbeschermingsgebieden verboden om buiten inrichtingen: a. meststoffen op of in de bodem te brengen; b. IBC-bouwstoffen op of in de bodem te brengen; c. grond of baggerspecie op of in de bodem toe te passen; d. een lozing op of in de bodem uit te voeren van overige vloeistoffen waarin stoffen voorkomen als bedoeld bijlage III bij het Lozingenbesluit bodembescherming en van koelwater; e. constructies voor het vervoeren, bergen, opslaan, overslaan, storten of verzinken van schadelijke stoffen op of in de bodem, waaronder begrepen leidingen, installaties en opslagreservoirs, te hebben of tot stand te brengen; f. mechanische ingrepen (boringen en grond- en funderingswerken) op of in de bodem uit te voeren dieper dan twee meter onder het maaiveld; g. bodemenergiesystemen tot stand te brengen. 19 van 71

3. Onder projecten, als bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval verstaan grote en grootschalige: a. dag- of verblijfsrecreatie; b. woningbouw (meer dan 10 respectievelijk 100 woningen); c. stedenbouw (winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening); d. autowegen (inclusief parkeerterreinen, transferia), waterwegen (inclusief havens), spoorwegen (inclusief emplacementen); e. bedrijventerreinen; f. buisleidingen voor olie(producten), chemicaliën of gas, niet zijnde aardgas. 5.1.2 Watertoets Voorkomen van wateroverlast, dat is de kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw. Daarbij is de watertoets een verplicht onderdeel van bestemmingsplanprocedures. Voor onderhavig plan is de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl) uitgevoerd. Op deze manier is eenvoudig na te gaan of met het plan voldoende rekening is gehouden met de wateraspecten en de ruimte die nodig is voor de opvang van water. Hierbij is een aantal stappen doorlopen, waaruit volgt dat voor dit plan een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden. Deze vrij zware procedure is het gevolg van de ligging in een grondwaterbeschermingsgebied. Voortvloeiend uit de digitale watertoets gelden in elk geval de volgende beleidsregels: Algemeen Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem. Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan. Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn. Afvalwater Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering. Hemelwater De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer. De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. 20 van 71

Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot wadi. Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal. In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur. Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd. Grondwater Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI. Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken. Oppervlaktewater Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteistdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geintegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren. Zie voor meer informatie Bijlage 1. In het kader van de watertoetsprocedure is op 23 maart 2010 een overleg gevoerd met het waterschap en de gemeente Hengelo teneinde de locatiespecificieke uitgangspunten vast te stellen. Voor een verslag van het overleg wordt verwezen naar Bijlage 2. 21 van 71

5.1.3 Locatiespecifiek Bodemopbouw en geohydrologie Op de locatie is in 2009 door MOS grondmechanica een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Milieutechnisch verkennend bodemonderzoek aan de Van Aplhenstraat 11a te Hengelo, kenmerk R6074309-RH_1, 21 oktober 2009). Ten aanzien van de geohydrologie kan het volgende worden vermeld: Freatische grondwaterstand is gemiddeld: 1,7 m-mv (momentopname); Regionale grondwaterstroming in het eerste watervoerend pakket: waarschijnlijk noordwestelijk gericht; Voorkomen van oppervlaktewater in de directe omgeving: ja, aan de grens van het plangebied is een sloot gelegen; Voorkomen van brak/zout grondwater: nee; Ligging binnen een grondwaterbeschermingsgebied: ja, grondwaterbeschermingsgebied Hasselo (zie eerdere beschrijving in paragraaf 5.1.1.). Ten aanzien van de sloot dient vermeld te worden dat nadere exacte gevens hieromtrent ontbreken. Vooralsnog lijken er voldoende mogelijkheden om hier deels op af te koppelen. Op basis van de beschikbare resultaten van grondonderzoek en de terreininspectie is de volgende schematische bodembeschrijving voor de locatie opgesteld: Vanaf maaiveld wordt tot een (maximale) boordiepte van 3,7 m-mv overwegend matig fijn zand aangetroffen met leemlagen op een diepte van circa 1,0 tot 2,5 m-mv. Tot een dikte van circa 0,5, m-mv komt humeuze grond voor. Daaronder komen tot een diepte van circa 1 tot 1,5 m beneden maaiveld in het algemeen zandhoudende lagen voor. Daaronder is tot een diepte van circa 2,5 m-mv een leemhoudende laag aangetroffen. Lokaal zijn veenhoudende laagjes aangetroffen op een diepte van circa 1,5 m-mv. De grondwaterstand is tijdens het bodemonderzoek in oktober 2009 aangetroffen op circa 1,7 m-mv waarbij vermeld dient te worden dat sprake is van een momentopname. Bodemdoorlatendheid: tevens dient rekening te worden gehouden dat lokaal de bodem niet goed doorlatend zal zijn als gevolg van de aanwezige leemlagen. Uitgangspunten, benodigde berging en keuze watersysteem Uitgangspunten Zoals vastgelegd in de besproken uitgangspunten is voor betreffend gebied een berging noodzakelijk van 20 mm water. Verder gelden voor onderhavige locatie de algemene uitgangspunten zoals reeds beschreven in de paragrafen 5.1.1 en 5.1.2. Hierbij geldt verder ten aanzien van de omgevingsverordening dat artikel 2.13.9 van toepassing is: toelichting op bestemmingsplan. 22 van 71

In principe houdt dit voor onderhavige situatie in dat ingevolge hoofdstuk 2.13.9 dient te zijn voldaan aan het stand-stillprincipe. In de toelichting van onderhavig plan dient derhalve in principe te worden verantwoord op basis van toepassing van de methodiek gebiedsgerichte grondwaterbescherming. Momenteel is bij de provincie Overijssel nog een discussie gaande of bij de bouw van één woning ook de methodiek van art. 2.13.9 moet worden toegepast of dat kan worden volstaan met een 'lichtere onderbouwing' van het stand-still principe. Deze locatie kan op basis van de methodiek worden gecategoriseerd als categorie 3F: toestemming met algemene voorwaarden. Bij deze categorie gaat het ook om grondwatervriendelijke functies waarvoor 'algemene bepalingen' van de provincie Overijssel gelden. Deze bepalingen zijn vanuit het voorzorgsprincipe opgesteld, met de bedoeling om eventuele risico's die zich kunnen voordoen te beperken. Daarbij wordt een beroep gedaan op het verantwoordelijkheidsbeginsel van de initiatiefnemer: de initiatiefnemer hoeft geen zware beoordeling te doorlopen, waarbij er van uit wordt gegaan dathij/zij rekenschap neemt van het feit dat de activiteit plaats vindt in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied. Verder is er voor een groot aantal risicovolle activiteiten een aanlegvergunnigstelsel in het bestemmingsplan opgenomen, waardoor risico's verder worden ingeperkt. Aangezien in onderhavige situatie sprake is van de bouw van slechts 1 woning en dit geen eenduidige kwantitatieve cq kwalitatieve bijdrage zal hebben op de waterhuishouding, rekening houdende met de gestelde uitgangspunten en randvoorwaarden, kan gesteld worden dat geen sprake is van risico's voor de grondwateronttrekking binnen Hasselo. Derhalve kan geconcludeerd worden dat wordt voldaan aan het stand-still principe (zie ook nader onderbouwing in volgende alinea). Benodigde berging In figuur 5.2 is middels statische waterbalansberekening inzichtelijk gemaakt hoeveel vierkante meter verhard oppervlak (daken en overige verhardingen) er op het terrein zal zijn en hoeveel kubieke meter water dit oplevert bij een neerslaghoeveelheid van 20 mm per vierkante meter. Dit is uitgespecificeerd voor schoon water (bestemd voor HWA/berging). Hierbij is geen correctie toegepast voor berging op het verhard oppervlak zelf. Uit de berekeningen blijkt dat bij de maatgevende neerslag van 20 mm er een hoeveelheid water vrijkomt en aldus vereiste berging noodzakelijk is van 3 kuub schoon water. Figuur 5.2: Hoeveelheid benodigde berging bij 20 mm neerslag 23 van 71

Keuze watersysteem Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) dient te worden aangesloten op de aanwezige hogedrukriolering. Op basis van de gegevens van het bodemonderzoek verdient ten aanzien van het hemelwater oppervlakkige berging cq infiltratie de voorkeur en bestaan hiervoor voldoende mogelijkheden binnen het terrein. Hierbij kan tevens de sloot, aangrenzend aan de locatie gelegen, ingezet worden als aanvullende berging/overstort. Uitgaande van de benodigde berging wordt een minimale peilstijging verwacht en dat de capaciteit afdoende is. Verder geldt dat ten aanzien van de materialen in de woning geen uitloogbare materialen als koper en zink mogen worden toegepast. Dit om te voorkomen dat er zware metalen in de bodem terechtkomen. Definitieve uitwerking van de maatregelen dient in een nader stadium te worden vastgesteld, rekening houdende met de geldende randvoorwaarden en uitgangspunten. 5.2 Flora en fauna De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden: Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor; Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet; Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden; Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist? Op 25 januari 2006 heeft BRO uit Vught in samenwerking met Adviesbureau Mertens een 'Natuuronderzoek in 7 gebieden in het buitengebied van de gemeente Hengelo' afgerond, zie Bijlage 3. Het Weusthagpark is één van deze 7 gebieden. Het plangebied maakt deel uit van het onderzoeksgebied Weusthag. De resultaten van dat onderzoek zijn voor voorliggend bestemmingsplan geextrapoleerd. 24 van 71

Uit het deelonderzoek Weusthagpark blijkt, dat de bestaande woning en erf geen beschermde planten, vogels, vleermuizen en amfibieën herbergen. Pas op enige afstand zijn beschermde soorten waargenomen en wel foeragerende ruige vleermuizen en laatvliegers bij beplantingen en nestelende huismussen in een woning. Daar het hier gaat om de bouw van een woning vergelijkbaar met de woning zoals deze er tot nu toe staat heeft dit plan geen noemenswaardige invloed op de ecologie. 5.3 Monumenten en archeologie 5.3.1 Monumenten Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Er bevinden zich geen bijzondere, karakteristieke, beschermenswaardige of beschermde objecten of landschapselementen op de locatie of in de directe omgeving die met door dit plan aangetast (kunnen) worden. 5.3.2 Archeologie In 1992 is op Malta het Europees verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valetta genoemd. Doel: bij ruimtelijke planning meer en beter rekening houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden. Het verdrag van Malta is vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. De wet treedt is op 1 september 2007 in werking getreden. Het bouwvoornemen is besproken met de archeologisch deskundige ten aanzien van een eventuele vrijgave. De ondergrens voor archeologisch onderzoek voor de locatie betreft 500 vierkante meter. Het gaat hier om een locatie met een middelmatige verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologie. In het bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen. Dit is deels gesitueerd op een reeds bestaand bouwblok waarvan aangenomen mag worden dat daar de ondergrond al sterk verstoord is. Dit deel telt niet mee voor de ondergrens van 500 vierkante meter. Het deel dat buiten de bestaande fundering valt en binnen het bouwblok, telt wel mee. In voorliggend geval is het oppervlak van het bouwblok buiten de bestaande funderingen ruimschoots minder dan 500 vierkante meter. Archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. 5.4 Milieu Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. 25 van 71

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering Bij alle plannen dient sprake te zijn van een 'goede ruimtelijke ordening', zoals bepaald in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten in. Functiescheiding en milieuzonering zijn hierbij leidende begrippen. De Vereniging van Nederlandse Gemeente (VNG) heeft een handreiking geschreven om duidelijkheid te geven in welke situaties deze begrippen dienen te worden toegepast en van welke afstanden dient te worden uitgegaan. Het plan mag mogelijkheden en ontwikkelingen in de omgeving niet beperken. Ook mogen de milieu-invloeden van de omgeving op de nieuwbouw niet te groot zijn, zodat een voldoende goed leefklimaat gewaarborgd blijft. Vanwege de nabijheid van een aantal activiteiten die soms minder goed te verenigen zijn met de hindergevoelige woonbestemming heeft Lycens Milieu & Ruimte B.V. een 'Quickscan Bedrijven en milieuzonering' uitgevoerd voor het woningbouwplan (Bijlage 4). De volgende drie binnen 100 meter afstand gelegen bedrijven/inrichtingen zijn getoetst aan de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (versie 2009): 1. St. 't Geerdink voor Welzijn & Werk, Van Alphenstraat 17a; 2. Tennisbaan; 3. IJsbaan/toekomstige skeelerbaan. De twee laatst genoemde inrichtingen zijn gelegen binnen de brochure genoemde richtafstanden. Deze zijn nader onderzocht op de relevante aspecten: geluid en in het geval van de tennisbaan ook licht. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat streefwaarde van 45 dba (etmaalwaarde) conform het gemeentelijke geluidbeleid voor de geluidbelasting LAr,LT voor de gevels van de woning onder de genoemde uitgangspunten met 7 dba wordt overschreden, hoofdzakelijk ten gevolge van de tennisbanen. In het akoestisch onderzoeksrapport wordt beredeneerd dat bron- en overdrachtmaatregelen in deze situatie niet mogelijk c.q. wenselijk zijn en in stedenbouwkundig opzicht is het onwenselijk de woning verder naar achteren te plaatsen. Gezien het feit dat: de binnenwaarde van de woning wel aan de norm zal voldoen; er verder geen sprake is van andere geluidbronnen en de overige gevels geluidluw liggen; het hier gaat om de vervanging van een reeds bestaande woning, is hier sprake van een ruimtelijk-akoestisch acceptabele situatie. Het leefklimaat zal voldoende goed zijn en de tennisvereniging zal door de voorgenomen ontwikkeling niet verder in haar mogelijkheden beperkt worden. Omdat een tennisvereniging aan het Activiteitenbesluit dient te voldoen en omdat de dichtstbij staande relevante lichtmast op 50 meter afstand staat is beoordeeld dat er in deze situatie geen sprake zal zijn van onacceptabele lichthinder. 26 van 71

Geconcludeerd kan worden dat er voor dit plan qua milieuzonering geen onacceptabele belemmeringen vanuit de omgeving gelden en tevens het plan zelf geen onacceptabele belemmeringen voor de omgeving oplevert. 5.4.2 Bodem Eind oktober 2009 is door Mos Grondmechanica te Rijssen/Rhoon voor onderhavige locatie een milieutechnisch verkennend bodemonderzoek afgerond (kenmerk: R6074309-RH_1). Zie Bijlage 5. Doel van het onderzoek was het vaststellen van de miliehygiënische kwaliteit van de bodem op de onderzoekslocatie. Uit de analyseresultaten bleek dat er in de grondmengmonsters geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater zijn lichte barium- en zinkverontreinigingen aangetroffen. De aangetoonde concentraties in het grondwater overschrijden niet het criterium voor nader onderzoek uit de Wet Bodembescherming. Op basis van dit onderzoek zijn er met de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen te verwachten bij de geplande nieuwbouw van een woonhuis op de locatie. 5.4.3 Geluid De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt 48 db. Indien de geluidsbelasting gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde of lager is gelden geen nadere geluidsregels op grond van de Wet geluidhinder. In figuur 5.3 staan de geluidscontouren van de A1 aangegeven. Deze contouren zijn overgenomen uit de Milieuaspectenstudie (versie 0.4, 29 september 2008), welke deeluitmaakt van het bestemmingsplan Medaillon. De A1 ligt ten noorden van de 53 db-contour, de planlocatie ligt enkele tientallen meters ten zuiden van de 48 db contour. Zowel de A1 als de planlocatie liggen net buiten de kaders van figuur 5.2. Sinds eind 2008 is de geluidwetgeving enigzins gewijzigd, maar gezien de grote afstand tot de 48 db-contour is het zeer aannemelijk dat de A1 geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling vormt en daarom is nader onderzoek hiernaar niet nodig. Figuur 5.3: geluidscontouren van de A1, de planlocatie bevindt zich onder de legenda 27 van 71

De Van Alphenstraat betreft een 30km/uur-weg en heeft bovendien een lage verkeersintensiteit, waardoor er geen sprake is van te hoge geluidbelasting. Zie ook Bijlage 6. De woning ligt verder op 28 meter afstand van een tenniscomplex en bijbehorende parkeerterrein. Op grond van deze gegevens dient in ieder geval te worden onderzocht wat de geluidbelasting is van de tennisbaan en het komende en gaande verkeer dat is toe te rekenen aan de tennisbaan. Op 10 februari 2010 is door Lycens Milieu & Ruimte B.V. te Weerselo het akoestisch onderzoek ten behoeve van onderhavig bouwplan afgerond (Bijlage 6). De in het geval van de tennisbaan akoestisch relevante geluidbronnen zijn stemgeluid, het slaan van de ballen en voertuigbewegingen op de parkeerplaats. Conform art 2.18 lid 1 van het Activiteitenbesluit blijft het stemgeluid van personen binnen de inrichting buiten beschouwing. Volgens jurisprudentie (ABRS nr 200100993/1 en ABRS nr 200407170/1) moet bij een herziening van het bestemmingsplan het stemgeluid echter toch worden beoordeeld, omdat bij een korte afstand tot aan woningen hinder te verwachten is. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de streefwaarde van 45 dba (etmaalwaarde) conform het gemeentelijke geluidbeleid voor de geluidbelasting LAr,LT voor de gevels van de woning onder de genoemde uitgangspunten met 7 dba wordt overschreden, hoofdzakelijk ten gevolge van de tennisbanen. Zonder impulstoeslag is de overschrijding 2 dba. In het akoestisch onderzoeksrapport wordt beredeneerd dat bron- en overdrachtmaatregelen in deze situatie niet mogelijk c.q. wenselijk zijn en in stedenbouwkundig opzicht is het onwenselijk de woning verder naar achteren te plaatsen. Gezien het feit dat: de binnenwaarde van de woning wel aan de norm zal voldoen; er verder geen sprake is van andere geluidbronnen en de overige gevels geluidluw liggen; het hier gaat om de vervanging van een reeds bestaande woning, is hier sprake van een ruimtelijk-akoestisch acceptabele situatie. Het leefklimaat zal voldoende goed zijn en de tennisvereniging zal door de voorgenomen ontwikkeling niet verder in haar mogelijkheden beperkt worden. 5.4.4 Externe veiligheid De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het extern veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen die voor de omgeving aanwezig zijn. Dit zijn: a. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); b. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen); c. het gebruik van luchthavens. 28 van 71

Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi het bevoegd gezag conform de Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening afstand te houden tussen kwetsbare objecten (objecten waar zich (veel) mensen ophouden) en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het Bevi het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovolle inrichting. Hiertoe is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Het Revi beschrijft de normen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij behorende Revi) naleven bij de opstelling van bestemmingsplannen (en bij het verlenen van milieuvergunningen). Eén van de normen is dat zowel de gemeentelijke als de regionale brandweer bij dergelijke plannen om advies moet worden gevraagd. In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld, met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde. Het onderscheid in het Bevi tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties voor kwetsbare objecten komt uiterlijk in 2010 te vervallen. De normen in het Bevi zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een risico-effectbenadering. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden; gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te hanteren, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het Bevi is een voorschrift opgenomen (artikel 13) op grond waarvan inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent een inspanningsverplichting bij de besluitvorming rond ruimtelijke plannen, waarbij onder andere de mogelijkheden tot het verlagen van de risico's, de zelfredzaamheid en de hulpverlening van belang zijn. Hiervoor is door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld, een document dat een handleiding geeft met betrekking tot het verantwoorden van het groepsrisico. 5.4.4.1 Gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen Voor de inventarisatie van risicovolle inrichtingen in de directe omgeving van de planlocatie is de 'Risicokaart Nederland' geraadpleegd. Zie figuur 5.3 voor een uitsnede hieruit. Uit de risicokaart blijkt dat de dichtstbij gelegen risicovolle inrichting op ca 800 meter afstand ligt: het tankstation (met LPG) aan de Bornsestraat (zie links op figuur 5.3). De afstand tot deze inrichtingen is echter dusdanig groot dat er geen sprake is van een onverantwoord risico. 29 van 71

Figuur 5.3: uitsnede uit de Risicokaart Nederland met paars omcirkeld de planlocatie 5.4.4.2 Transport gevaarlijke stoffen In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt het beleid beschreven inzake de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Een wettelijke verankering van deze risiconormen is in voorbereiding. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten: vervoer over de weg; vervoer over het spoor; vervoer over water (zee en binnenwater); vervoer door buisleidingen. Voor de modaliteiten weg, spoor en water zijn in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat de zogenoemde risicoatlassen opgesteld. Hierin zijn voor de verschillende modaliteiten de risico's en mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Deze atlassen geven een beeld van de bestaande situatie met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. 30 van 71