Castricummers in de Oer-IJ delta



Vergelijkbare documenten
Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Proefopgraving in de tuin van het voormalige Gereformeerd Weeshuis aan de Havenstraat te Woerden door Elly E. v.d. Busse-Bruin

Oerboeren in de Friese Wouden.

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Kustlijn van de Noordzee

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

verslag van archeologisch onderzoek vanaf de jaren zeventig in de wijk padbroek werkgroep archeologie cuijk museum ceuclum

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Nieuwsbrief 1 maart 2012

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

De presentatie rond de trap

Het gebied Begrenzing

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

een zee Rendierjagers De rendierjagers leefden in de prehistorie in ons land. Dat is de tijd voordat de van tijd een zee van tijd

Houtbouw en funderingen in de Zaanstreek P. Kleij, gemeentelijk archeoloog Zaanstad, Wormerland en Oostzaan.

Beschrijving schaal van Oegstgeest. Figure 1: Bovenaanzicht van de schaal. Foto: Restaura, Haelen.

Wad een Workshop Onderzoekstochten 2015

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

Geschiedenis van de duinen

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

b. Bekijk het laatste deel van de maquette, de kwelders. Waarom staat daar geen dorpje, denk je?

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Opgraving Davidstraat-Romeinstraat Enkhuizen. Een eerste stand van zaken.

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Bijlage 3. Vrijstellingen

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Al in de Bronstijd leefden er mensen in het gebied

memo Locatiegegevens: Inleiding

Archeologische Quickscan

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

KNAG-excursie Aardkundige monumenten in Noord-Holland

Pottenbakkersovens in Landgraaf

Watou Oude Provenstraat. Archeologisch onderzoek

PREHISTORIE IN BOXTEL Dik Bol (auteur) Hans de Visser (tweede lezer) mei 2016

Ontdekking. Dorestad teruggevonden

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart :33. De Steentijd

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Onderdeel A Het landschap en het ontstaan van terpen en wierden

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 1 Toetsvragen

ADDENDUM 10. Werkput 5

WANDELROUTE KENNEMERSTRAATWEG POLLEPEL HAMERBIJL ZEVENHUIZERLAAN SIKKELS SPANJAARDSLAAN HOUTWAL WATERPUT PALENCIRCEL WONINGBOUW START HOOGEWEG

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

Archeologische Quickscan

HET TRECHTERBEKERVOLK. het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei. het hunebed de trechterbeker de provincie Drenthe de zwerfkei

Aanwijzing: Lees de verhalen op de borden boven de kist goed; er staan aanwijzingen op. Kijk goed in de kist. Valt je daar iets bijzonders op?

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

4 Archeologisch onderzoek

6,8. Werkstuk door een scholier 1479 woorden 24 januari keer beoordeeld. Geschiedenis. Inhoudsopgave:

Jaarverslag BATO 2006

Verslag proefonderzoek Noorddijkerweg 32. Dinsdag

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

Bewoningssporen uit de 14 e eeuw en een turfput aan de Kievitspeelweg

VAN VUISTBIJL TOT TRECHTERBEKER

Een Middeleeuwse vuurdover van kasteel Nijenrode

Archeologische Quickscan

De steenhuizen in Noord- en Zuidbroek.

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

AWP-VERSLAG-WAARNEMING OCB (PURMEREND)

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan:

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED KOSSENLAND, ACHTER BOVENWEG 308 TE SINT PANCRAS GEMEENTE LANGEDIJK

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Bij les 1: Werkblad 1a, bij ansicht 1 (Groeten uit Fletio)

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

terp/wierde Excursie Belangrijke begrippen Wonen op terpen en wierden - Annet Nieuwhof Cursus Seniorenacademie najaar 2015

Meta uit Meteren. Archeologen graven het skelet van Meta op. Foto: ADC Archeoprojecten / Hazenberg Archeologie. Restaurator Floris Reijnen aan het

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Archeologie uit je achtertuin. Lesbrief over archeologie voor groep 7 en 8 van de basisschool

VERSLAGEN VAN WERKZAAMHEDEN

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Werkgroep Archeologie Rhenen

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Conclusies van het bakselonderzoek en de betekenis daarvan voor Romeins Halder

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Rond en groen De piramiden van Ronse

N I E U W S B R I E F - maart

Een andere mogelijke betekenis is dat het zou gaan over een verheffing naast de Zenne

Transcriptie:

Castricummers in de Oer-IJ delta Het archeologische verleden van Castricum 2006 Ernst Mooij www.oudcastricum.com 1

Inhoudsopgave 1. Inleiding blz. 5 2. Het wordingsproces van het landschap 7 3. De menselijke aanwezigheid in Nederland 12 4. De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Castricum 15 4.1 Algemeen 15 4.2 Gebruik en bewoning van het Oer-IJ mondingsgebied 16 4.3 Akkerland uit de ijzertijd? 16 4.4 Korendijk 17 4.5 De geest Heemstede 17 4.6 Goudtuinen 18 4.7 Castricummerpolder 20 5. De Romeinse tijd (ca. 50 voor tot 400 na Chr.) 22 6. Castricum in de Romeinse tijd 24 7. Een schenking en de eerste archeologische verkenningen 25 7.1 De pot van Bleijendaal 25 7.2 Een asymmetrische dikbuikige pot (Cieweg) 25 7.3 Van schervencluster tot pottenreeks (Cieweg) 26 7.4 Tweemaal twee op elkaar gestapelde potten (Cieweg) 27 7.5 Een pot, gebouwsporen en een dobbelsteentje (Cieweg) 28 7.6 Een grote pottenstapel en een huisplattegrond (Cieweg) 28 7.7 Een laatste verkenning 31 8. Een pottenbakkersoven en een waterput van plaggen 33 8.1 Een pottenbakkersoven 33 8.2 Een waterput van plaggen 35 9. Het gebied Cronenburg, de Rietkamp en de Heemstederweg 37 9.1 Gebied Cronenburg 37 9.2 Cieweg/Rietkamp/Wisseven 37 9.3 Heemstederweg 37 9.4 Oostzijde Rietkamp 38 10. Opgraving Castricum-Oosterbuurt (Romeinse tijd) 42 10.1 Inleiding 42 10.2 Vijf periodes 43 10.3 Landgebruik en bewoning 45 10.4 Gebouwen 46 10.4.1 Cluster A 46 10.4.2 Cluster B 46 10.4.3 Cluster C 48 10.5 Waterputten 49 10.6 Omheiningen, hekwerken, greppels en kuilen 50 2

10.7 De doden 51 10.7.1 Een grafveldje 51 10.7.2 Twee individuele begravingen 52 10.8 Dierlijk botmateriaal 53 10.9 Aardewerk 54 10.10 Metaal 55 10.11 Munten 56 10.12 Hout 57 10.13 Natuursteen en overige materialen 57 10.14 Opmerkelijke vondsten 58 10.15 Vegetatie 58 10.16 Kunstwerk Terra Sigillata 59 11. Archeologische waarneningen in de dorpskom 60 11.1 Locatie voormalige herberg De Rustende Jager 60 11.2 Schoolstraat al in de Romeinse tijd bewoond? 61 12. Losse vondsten van Romeinse en andere importen 62 13. Romeinse munten gevonden in Castricum en Bakkum 65 14. De vroege middeleeuwen 67 15. Vroegmiddeleeuwse bewoning langs de Soomerwegh 68 16. Vroegmiddeleeuwse bewoning langs de Heemstederweg 73 16.1 Gebied Cronenburg 73 16.2 Goudtuinen 73 16.3 Heemstederweg 73 17. Opgraving Castricum-Oosterbuurt (vroege middeleeuwen) 75 17.1 Ringsloot, gebouwplattegronden, hekwerken en greppels 75 17.2 Waterputten 76 17.3 Aardewerk 76 17.4 Dierlijk botmateriaal 77 17.5 Metaal 77 17.6 De nederzetting verlaten 77 17.7 Timpaan in woonwijk Albert s Hoeve 78 18. Bedolven onder de duinen 79 18.1 De Oude Duinen overstoven 79 18.2 Vroegmiddeleeuws akkerland onder de Castricumse duinen 79 18.3 Natuurontwikkelingsproject de Wei van Brasser 80 18.4 Secundaire pompstations gesloopt 81 19. Vroegmiddeleeuwse vondsten in Noord-Bakkum 82 17.1 Locatie Bleumerweg 82 17.2 Doornduyn 82 20. De late middeleeuwen 83 3

21. Dreigend water stuivend zand 84 22. Laatmiddeleeuwse bewoning aan de oostrand van Castricum 88 22.1 Heemstederweg 88 22.2 Gebied Cronenburg 91 22.3 Het Huis te Castricum, het latere Cronenburg 94 22.4 Rietkamp-Laan van Albert s Hoeve 94 22.5 Albert s Hoeve 23. Bewoningssporen in de dorpskom vanaf de late middeleeuwen en jonger 96 23.1 Locatie voormalige herberg De Rustende Jager 96 23.2 Bewoning aan de Schoolstraat in de late middeleeuwen en daarna 97 23.2.1 Boerderijplattegrond 98 23.2.2 Continuïteit van bewoning 98 24. Walstro-Noordend 102 25. Sporen van bewoning achter de duintjes in Bakkum 105 25.1 Een boenstraatje 105 25.2 Een waterput 106 25.3 Overige waarnemingen 106 25.4 Een pijpaarde beeldje 107 25.5 Muntvondsten 108 26. Middeleeuwse munten uit de oude Prancratiuskerk 111 27. Taludvondsten bij het zwembad 113 28. Besluit 116 Bronnen 118 4

1. Inleiding Archeologie is de wetenschap die zich richt op reconstructie van samenlevingen in het verleden door middel van opsporing, onderzoek, verklaring en conservering van de materiële overblijfselen van menselijke activiteiten. Doel is enerzijds het verkrijgen van kennis over de menselijke samenleving door de eeuwen heen en anderzijds het verkrijgen van beter inzicht in de processen waardoor samenlevingen veranderen. In de archeologie wordt onderscheid gemaakt tussen de prehistorische en de historische archeologie. Eerstgenoemde bestudeert samenlevingen waarvan geen of nauwelijks geschreven bronnen bestaan. Historische archeologie richt zich op samenlevingen die wel geschreven en andere documenten hebben nagelaten. Slechts een betrekkelijk klein deel van de archeologische overblijfselen in Nederland is zichtbaar in het landschap, zoals terpen, grafheuvels en hunebedden. Het grootste deel is echter niet aan het oppervlak zichtbaar en daardoor moeilijk te ontdekken. Het gaat daarbij vooral om oude woonplaatsen, grafvelden, overslibde of overstoven akkers. De bodem met de verborgen sporen van menselijke activiteiten wordt vaak vergeleken met een archief. Dit bodemarchief is van zeer groot belang, vooral als enige informatiebron over het prehistorische verleden, d.w.z. de periode voorafgaand aan de kennis van het schrift. Een groot verschil met een gewoon archief is dat het bodemarchief door archeologen maar éénmaal geraadpleegd kan worden. Tijdens een archeologische opgraving worden sporen ingetekend, vondsten gelicht en later geanalyseerd, gedocumenteerd en gedateerd. De opgravingsresultaten worden verwoord en verbeeld in een opgravingsrapport. Dit rapport kan telkens weer worden geraadpleegd, terwijl op de betreffende locatie het bodemarchief, door de opgraving, voorgoed is vernietigd. Ook andere menselijke activiteiten tasten het bodemarchief voortdurende aan. Bij stads- of dorpsuitbreidingen, grondwerkzaamheden in het landelijk gebied (zoals wegenaanleg en het graven van nieuwe sloten en plassen) en agrarische werkzaamheden kunnen de nog aanwezige archeologische overblijfselen ernstig aangetast of geheel vernietigd worden, zonder dat we er kennis van hebben kunnen nemen. Vanaf 1967 heeft de Werkgroep Oud-Castricum haar bijdrage geleverd aan het tastbaar maken van het Castricumse verleden. Een verleden dat veel verder gaat dan de eerste schriftelijke vermelding van de naam Castricum uit de 10e eeuw. Sinds 1 januari 2002 vormen Castricum, Bakkum, Limmen, Akersloot en de Woude de gemeente Castricum. Waar gesproken wordt over Castricum wordt de kern Castricum bedoeld. De eerste aanwijzingen van bewoning uit een ver verleden, die op Castricums grondgebied werden aangetroffen, dateren uit 1949. Dr. P.J.R. Modderman, van de Stichting Bodemkartering te Wageningen, trof ten oosten van de R.K. kerk, onder het maaiveld aardewerkscherven aan die uit de 1e en 2e eeuw afkomstig bleken te zijn. In 1950 ontdekte Derk van Deelen in het duingebied toevallig sporen van bewoning die dateerden uit begin van de jaartelling. Op de plek waar een pompgebouwtje voor de drinkwaterwinning gebouwd zou worden, was een diep gat gegraven. Van Deelen besloot hier samen met zijn zoon een kijkje te gaan nemen, Zij troffen op drie meter diepte scherven aan van voor de jaartelling. In hogere lagen vonden zij bewoningsresten uit de 9e-10e en 12e eeuw. Graafwerkzaamheden tijdens het bouwrijp maken van het gebied Molendijk-Zuid, in 1966 brachten Van Delen weer aan het speuren. Hij schreef daarover in Westerheem, een tijdschrift voor amateur-archeologen. Aan de oostzijde van het dorp, in het bouwplan Molendijk, zijn 5

bij graafwerkzaamheden grote massa s aardewerkscherven gevonden, die thuis horen in de eerste, maar vooral tweede en mogelijk nog derde eeuw. Honderden fragmenten van fries vaatwerk, soms geoord, veelal met aan de buitenzijde gekartelde randen en ook wel besmeten, kwamen uit de opgeworpen aardhopen tevoorschijn. Enkele Romeinse vondsten, w.o. een paar stukjes terra sigillata, kunnen bij nadere bestudering voor een nauwkeuriger datering zorgen. Ook werd plaatselijk middeleeuws aardewerk aangetroffen. Ter plaatse moet een uitgebreide bewoning zijn geweest. (...). In het daarop volgende nummer van Westerheem komt hij tot een nauwkeuriger plaatsbepaling. (...) Rechts en links van de Cieweg in het bouwplan Molendijk, + 450 m oostelijk van de in 1910 gebouwde R.K. Kerk zo te zien op een enigszins hoge zandrug moeten de bewoners zich vrij spoedig, misschien al vóór maar vooral na het begin van de jaartelling hebben gevestigd. (...). Op zijn speurtochten werd Van Deelen regelmatig vergezeld door zijn vrouw. Door hen werd het boek over het archeologische verleden van Castricum geopend. De archeologische vondsten waren voor Van Deelen de aanleiding om een plaatselijke archeologische/historische werkgroep op te richten. Op 16 mei 1967 ging zijn wens in vervulling. Vanaf 1966 tot in de negentiger jaren hebben, soms met lange tussenpozen, vele archeologische waarnemingen in de omgeving van de Cieweg plaatsgevonden. In de eerste jaren was het vooral de heer N.C. Steeman die door zijn nimmer aflatende speurzin en stimulerend vermogen de andere leden van de werkgroep op het spoor van menige archeologische vondst bracht. Het betekende dan ook een groot verlies voor Oud-Castricum toen zowel Van Deelen als Steeman in 1973 kwamen te overlijden. Zij, anderen met hen en weer anderen na hen hebben het mogelijk gemaakt om een beeld te kunnen schetsen van de onderkant van Castricum. Sinds 1971 beschikt de Werkgroep Oud-Castricum over een eigen onderkomen, een voormalig telefoongebouwtje van de toenmalige P.T.T. aan de Geversweg. Bij de officiële opening op 17 november 1971 werd dit gebouwtje in gebruik genomen en kreeg het de naam De Duynkant. Na de uitbreiding van De Duynkant in 2002 is de werkgroep zich steeds meer gaan toeleggen op het digitaal opslaan van tekst en beeldmateriaal. Behalve als expositieruimte dient het gebouw nu ook als Historisch Informatie Centrum. Sinds 2005 zijn de archeologische activiteiten ondergebracht in de regiowerkgroep Oer-IJ, een samenwerkingsverband van amateur-archeologen uit Castricum, Limmen, Akersloot, Uitgeest, Heiloo en Egmond. Afb. 1 Op zijn speurtochten werd Van Deelen regelmatig vergezeld door zijn vrouw. Door hen werd het boek over het archeologische verleden van Castricum geopend. De foto is omstreeks 1968 gemaakt door George van Aken. 6

2. Het wordingsproces van het landschap Het wordingsproces van ons land is een zeer ingewikkeld proces. Van grote invloed zijn de twee laatste ijstijden geweest, het Saalien en het Weichselien, de laatste daterend van 70.000 tot 10.000 jaar voor Christus, evenals de daarmee samenhangende werking van de zeespiegel. Ook de rivieren die een uitweg naar zee zochten en daarbij afzettingen achterlieten, hebben aan het wordingsproces bijgedragen. Ooit was West-Nederland geen kustgebied en Groot-Brittannië met het vaste land verbonden. Met het afsmelten van de ijskap, die gedurende het Saalien was ontstaan, ontstond de Noordzee. Groot-Brittannië werd hierdoor van het vaste land gescheiden en delen van Westen Noord-Nederland werden door de zee overspoeld. Tijdens de daaropvolgende ijstijd, het Weichselien, rukte het landijs weliswaar minder ver op dan tijdens het Saalien, maar toch had de daling van de zeespiegel tot gevolg dat de Noordzee weer droog kwam te liggen. Hier en in onze streken bestond een steppeachtig landschap waar alleen koudebestendige dieren zoals de mammoet s zomers ronddwaalden. Het gebeurt regelmatig dat er een stukje van een prehistorische mammoet uit de Noordzee opgevist wordt. Eind juni 2005 trof een visser een bijna complete mammoetschedel in zijn netten aan, die vijftien kilometer voor de kust van Hoek van Holland was opgevist. Tussen 12.000 tot 10.000 jaar geleden is de mammoet uitgestorven. Mogelijk had dit te maken met het warmer worden van het klimaat. Afb. 2 De eind juni 2005 opgeviste mammoetschedel, inclusief bovenkaak en delen van de slagtanden. Bron: NHD Alkmaarsche Courant 01-07-2005 Rond 10.000 voor Christus begon het klimaat milder te worden. Hierdoor smolten de ijsmassa s weg en werd de Noordzee weer met smeltwater gevuld. Tegelijkertijd was sprake van een daling van de bodem. Dit maakte dat de Britse eilanden definitief van het vasteland gescheiden werden. Na de ijstijd werd de vorming van West- en Noord-Nederland vooral bepaald door de nimmer aflatende invloed van de zee. Enerzijds werden zand- en kleilagen afgezet, anderzijds werden reeds gevormde afzettingen elders weer weggeslagen. In perioden dat de zee minder ver het land binnendrong, kon onder rustiger omstandigheden, in brak of zoet water, veenvorming optreden. Zo ontstond een stelsel van strandwallen en strandvlakten met daarachter uitgestrekte veengebieden. Rond 4100 v. Chr. was in het westen sprake van een vrij open kustgebied waardoor de zee diep het land kon binnendringen. Omstreeks 3000 v. Chr. komt deze beweging tot staan doordat de zeespiegel minder stijgt. De kustlijn bevindt zich op dat moment op de lijn Uitgeest-Haarlem en vertoont nog grote openingen. Geheel West-Friesland ligt in de 7

invloedssfeer van een groot zeegat bij Bergen. Een ander zeegat, op de plaats waar nu het Noordzeekanaal te vinden is, dringt de zee Kennemerland binnen. Achter de strandwallen bevindt zich een uitgestrekt waddengebied. Het grondgebied van Castricum is nog niet gevormd, omdat de kustlijn daarvoor nog teveel naar het oosten ligt (zie afb. 4). Omstreeks 1900 v. Chr. is de strandwallenkust verder naar het westen aangegroeid en is de monding van het zeegat verder noordelijk bij Castricum komen te liggen. De breedte ervan is verminderd. Het zeegat wordt een estuarium waarin verschillende rivieren uitmonden, zoals de meest noordelijke Rijntak (=Utrechtse Vecht). Omdat het achterland door de ontstane kustzone beter beschermd is tegen overstroming door de zee en anderzijds via rivieren meer zoet water ontvangt, ontstaat er laagveen. In de daaropvolgende 1000 jaar neemt de invloed van de zee steeds verder af en groeit de kust nog verder naar het westen aan en neemt de veengroei in het achterland steeds meer toe (zie afb. 5). Langs de estuariumoevers en in het duingebied blijft laagveen overheersen, maar in gebieden waar de waterhuishouding stagneert, ontstaat hoogveen waarop veenmosplanten tot ontwikkeling komen. Veenmos leeft van regenwater en kan daardoor ver boven het niveau van het grondwater uitgroeien en hoge veenkussens vormen. Rond 300 v. Chr. is de monding nog noordelijker, tot voorbij Egmond komen te liggen. In het mondingsgebied ontstaat een grillig patroon van zandruggen en stroomgeulen. Het estuarium, dat nu een binnendelta is geworden, staat in verbinding met het latere Wijkermeer en het reeds gevormde Oer-IJ. Het Oer-IJ had aanvankelijk het karakter van een kronkelende veenstroom, maar door erosie is een open water ontstaan met enkele veeneilanden (zie afb. 6). In het veengebied zelf verandert er weinig. Stroken laagveen tussen de hoogveeneilanden geven de loop aan van afwateringsgeulen. Rond 100 v. Chr. verlandt het mondingsgebied. Slechts enkele geulen voeren nog water naar zee. De binnendelta komt voor een belangrijk deel droog te liggen en in de laaggelegen delen vindt veenvorming plaats. Het meer binnenwaarste open water (het latere Wijkermeer en IJ) zal nog eeuwen blijven bestaan. (zie afb. 7) Pas omstreeks de twaalfde eeuw ontstaat ten noorden van Schoorl een nieuw zeegat, de Zijpe. Daar waar vroeger het Oer-IJ in zee uitmondde, is door vorming van hoge duinen sinds circa 1200 na Chr. een effectieve zeewering ontstaan. Afb. 3 Legenda van afb. 4 7 8

Afb. 4 Afb. 5 Situatie rond 3000 v. Chr. (naar Zagwijn) Situatie rond 1900 v. Chr. (naar Zagwijn) Afb. 6 Afb. 7 Situatie rond 300 v. Chr. (naar Zagwijn) Situatie Romeinse tijd (naar Zagwijn) 9

Afb. 8 Afb. 9 Bovenstaande kaart geeft een recon- Geomorfologische kaart van het Oer-IJ binnenstructie te zien van het Oer-IJgebied deltagebied. Rechts de twee smalle strandwallen rond 100 n. Chr. Deze kaart is gemaakt met Akersloot. Midden-boven: De brede strandop basis van later geologische en archeo- wal met Heiloo en Limmen. Midden: Het geulenlogisch onderzoek. De vier voorgaande stelsel van de binnendelta. Links-midden: kaarten zijn gereconstrueerd op basis van Castricum, ontstaan op zandruggen in de binnengegevens uit de zeventiger jaren van de delta. Links: De Jonge Duinen. 20e eeuw. Topografische Dienst Emmen 1979 Poster AAC 10

Afb. 10 De zuidelijke tak van de Oer-IJ delta. In de eindfase van de oorlogsjaren 1940-1945 was de waterhuishouding niet optimaal, waardoor in de restgeulen water kwam te staan. Links: de binnenduinrand, boven: de Maerof Korendijk, midden: de Noordermaatweg. Collectie Werkgroep Oud-Castricum Afb. 11 De noordelijke tak van de Oer-IJ delta. Midden: de Provincialeweg. Rechtsboven: afbuiging van de Schulpvaart naar Akersloot. Collectie Werkgroep Oud-Castricum 11

3. De menselijke aanwezigheid in Nederland De oudste sporen van menselijke bewoning in Nederland zijn ongeveer 250.000 jaar oud. In de löss- en grindgroeve Belvédère bij Maastricht zijn een aantal plekken gevonden waar vuursteenbewerking heeft plaatsgevonden. Het gaat om kortstondige activiteiten van jagerverzamelaars uit een ver verleden. Elders in Nederland ontbreken tot nu toe zulke duidelijke bewerkingslocaties, maar er zijn in Midden-Nederland wel veel losse vondsten gedaan van bewerkt vuursteen uit die tijd. De oudste bewoningssporen in West-Nederland zijn gevonden op de keileembult van Texel. Ook hier betreft het sporen van een jagerskamp, in dit geval te dateren tussen 12.000 en 9000 v. Chr. Men leefde aanvankelijk van de jacht, de visvangst en wat men aan plantaardig voedsel verzamelde. Tussen 5300 en 4000 v. Chr. ontstond een wijziging in dit leefpatroon. Geleidelijk aan gingen de jagers zich toeleggen op landbouw en veeteelt en gingen zij ook aardewerk produceren. Zij zwierven niet langer rond, maar vestigden zich in de buurt van akkers, weidegronden en gemakkelijk bereikbare zoetwaterplaatsen. Wanneer de eerste mensen zich in Noord-Holland boven het Noordzeekanaal gevestigd hebben, is niet te zeggen. Het prehistorische materiaal ligt in westelijk Nederland diep in de bodem, afgedekt met dikke pakketten zand, klei en/of veen. Ook kunnen de bewoningssporen zijn verdwenen door erosie als gevolg van de werking van de zee en de rivieren. In 1928 zijn bij Zandwerven, een dorpje halverwege Heerhugowaard en Hoorn, scherven en stukjes vuursteen gevonden uit de nieuwe steentijd. Later zijn er ook sporen van bewoning uit de nieuwe steentijd gevonden in de Wieringermeer, de Zijpe- en Hazepolder en in de Groetpolder, maar ook in West- Friesland (Aartswoud en Kolhorn). De bewoners van Zandwerven hadden zich gevestigd op een oude duinrug die daar tussen 4000 en 3000 v. Chr. was gevormd en toen aan de rand van een waddenlandschap lag. De bewoners van Kolhorn en Aartswoud leefden op de oeverwallen van kreken, temidden van een open kwelderlandschap. Alle West- Frieze vindplaatsen dateren uit een periode van ca. 3000 tot 2600 v. Chr. Die van Zandwerven wordt als de oudste beschouwd. Tijdens archeologische onderzoeken in Hoogwoud en Winkel zijn zelfs huisplattegronden uit de nieuwe steentijd blootgelegd. Een archeologisch inventarisatieproject leidde tot de conclusie dat West-Friesland in de loop van de steentijd een aantrekkelijk woongebied geweest moet zijn. Afb. 12 Tijdbalk Bron: ROB/ARCHIS 12

In het strandwallengebied leefden op de meest oostelijke strandwal (Akersloot-Uitgeest) al omstreeks 2500 jaar v. Chr. mensen. Dat is in november 2004 vastgesteld tijdens een archeologische verkenning in Klein Dorregeest. Het op twee meter diepte gevonden aardewerk is prachtig versierd. Afb. 13 Enkele stukjes versierd aardewerk, gevonden op twee meter diepte in Klein Dorregeest. Bron: Nieuwsblad voor Castricum 03-11-2004 Een toevalstreffer is de vondst van een kano, op vrijdag 7 november 2003, tijdens de aanleg van de Kleistunnel onder de spoorlijn bij Uitgeest. Aan de hand van de jaarringen van de boom waaruit de kano is gemaakt is vastgesteld dat de kano dateert van ongeveer 600 v. Chr. Hij bestaat uit de uitgeholde stam van een eikenboom, is 9 meter lang en 60 centimeter breed. Afb. 14 De prehistorische kano, aangetroffen in de tunnelbouwput in Uitgeest. Bron: Holland, Archeologische Kroniek, 36e jaargang 2004 en de Nieuwsbrief Vereniging Oud Uitgeest, november 2005 Van de vuurstenen sikkels die samen met een bronzen exemplaar in Heiloo zijn gevonden, wordt aangenomen dat ze dateren uit de 13e eeuw v. Chr. Deze vondst bewijst dat er toen al menselijke activiteiten plaatsvonden op de strandwal tussen St. Pancras en Limmen. Ook zijn vuurstenen sikkels bekend uit o.a. Alkmaar en Velsen. Het voorkomen van vuurstenen werktuigen in de bronstijd is niet zo bijzonder, want tot in de bronstijd bleven vuurstenen en andere steensoorten van het grootste belang voor de vervaardiging van allerlei werktuigen. Afb. 15 Eén bronzen en vier vuurstenen sikkels die begin de jaren dertig van de 20e eeuw, tijdens afzanding van de strandwal aan de Krommelaan te Heiloo, werden gevonden. Bron: Bewogen Kustlandschap 13

Een pot van het type Ruinen-Wommels 1, die gevonden werd in Limmen, wijst erop dat er omstreeks 600 v. Chr. ook in de directere omgeving van Castricum op de strandwal werd gewoond. Dit kolonisten aardewerk is op Texel en in Noord-Holland tot aan het stroomgebied van het Oer-IJ even algemeen als in Drenthe, Friesland en Groningen. Afb. 16 De in Limmen gevonden pot van het type Ruinen-Wommels 1. Door de aanwezigheid van het zeegat maakte het Castricumse gebied geen deel uit van de strandwal waarop o.a. Alkmaar, Heiloo en Limmen zijn ontstaan. Pas nadat het mondingsgebied zo rond 100 v. Chr. tot land geworden was, werd het Castricumse gebied op de stroomruggen en oeverwallen bewoonbaar. De voormalige buurtschappen Heemstede, Oosterbuurt, Kerkbuurt, Noord-End, maar ook Bakkum zijn op deze zandruggen ontstaan. Men vestigde men zich voornamelijk op de randen van deze hoge gronden. Op de zandgronden lagen de akkers, de lager gelegen en vochtige strandvlakten werden voor beweiding van het vee gebruikt. 14

4. De oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Castricum 4.1 Algemeen Ten noorden van de Rijn, langs het Nederlandse deel van de Noordzeekust leefden de Friezen. De kustlijn was nog niet overal gesloten. Om bij hoogwater of stormvloeden niet overstroomd te raken, moesten de nederzettingen wel hoog gelegen zijn. Op de Friese en Groningse kwelders werden zij gedwongen hun nederzettingen op kunstmatige hoogten te bouwen: de terpen en de wierden. In de kop van Noord-Holland vestigden zij zich bijvoorbeeld op de keileembulten van Texel en Wieringen, maar ook langs de oevers van veenstromen. Zo moet de omgeving van Schagen in de Romeinse tijd een betrekkelijk dicht bevolkt gebied zijn geweest. In het westelijk kustgebied vestigden de Friezen zich op de strandwallen en op Castricums grondgebied op de stroomruggen en oeverwallen van het, nagenoeg van de zee afgesloten, binnendeltagebied van het Oer-IJ. Afb. 17 Ten noorden van de Rijn, langs het Nederlandse deel van de Noordzeekust leefden de Friezen. Zij woonden in boerderijen waarvan het dak gedragen werd door een dubbele rij houten palen. De wanden bestonden uit vlechtwerk van twijgen aangesmeerd met klei, waarschijnlijk vermengd met plantaardig materiaal. Mens en dier leefden onder één dak. Veeteelt was dan ook de voornaamste bron van bestaan. Waar mogelijk werd op beperkte schaal ook landbouw bedreven. Met de komst van de Romeinen maakten de Friezen kennis met het op de draaischijf vervaardigde en veel hardere Romeinse aardewerk. De inheemse bevolking, blijkbaar nogal eigenzinnig, bleef echter vasthouden aan het met de hand vervaardigen van hun karakteristieke aardewerk. De vormenrijkdom van hun aardewerkproducten was groot, de versiering sober. 15

In de verslaglegging zijn de faunaresten (slachtafval) onderbelicht gebleven. Uit opgravingen elders is gebleken dat in de Romeinse tijd koeien, schapen, geiten, paarden en varkens tot de veestapel behoorden en dat ook de hond, de kat en het pluimvee op het erf te vinden waren. Zo zal de veestapel in Castricum er ook uitgezien hebben. Ongetwijfeld zal men ook gevogelte gegeten hebben en, met zoveel water in de directe omgeving, zeker ook vis. 4.2 Gebruik en bewoning van het Oer-IJ mondingsgebied Pas nadat het mondingsgebied zo rond 100 v. Chr. tot land geworden was, konden de eerste Castricummers op de oeverwallen en de stroomruggen gaan wonen. De latere Castricumse buurtschappen Heemstede, Oosterbuurt, Kerkbuurt, Noord-End en ook Bakkum zijn op die zandruggen ontstaan. Toch dateren de oudste sporen van menselijke aanwezigheid van enige tijd voor de volledige verlanding. In een uitgraving achter de duinboerderij De Brabantse Landbouw zijn in 1950 bewoningsresten aangetroffen, die uit de ijzertijd zouden dateren, ofwel enkele honderden jaren voor de jaartelling. Ook na het gereed komen van het natuurontwikkelingsproject de Weid van Brasser is aardewerk uit de ijzertijd aan de oppervlakte gekomen. In de jaren zestig is bij het afgraven van een stuk duin bij landgoed Doornduyn aardewerk vrijgekomen uit de late ijzertijd en Romeinse tijd. Onder de latere detectorvondsten bevonden zich ook Romeinse munten. 4.3 Akkerland uit de ijzertijd? Bij graafwerkzaamheden tijdens de sloop van het vroegere WRK-waterverdeelstation ten zuiden van het zweefvliegveld, net over de gemeentegrens tussen Castricum en Heemskerk, deden onderzoekers in februari 2002 een opmerkelijke vondst. Een acht meter diepe put onthulde informatie over deze locatie vanaf zo n vierduizend jaar geleden. De onderste laag wordt gevolgd door een laag die door de aanwezige schelpen aangeeft dat het gaat om een gebied dat onder invloed van de zee heeft gestaan. Daarboven was een opeenstapeling van humus- en zandlagen zichtbaar. Scherven en andere vondsten getuigen ervan dat er lang geleden werd gewoond. Zo werd er ondermeer een priem gevonden, gemaakt van een bot waarin versieringen zijn aangebracht, maar ook akkersporen waarvan men aanneemt dat die dateren van omstreeks het begin van onze jaartelling. Van de wand is een lakprofiel gemaakt, waardoor de lagenstructuur voor verder bestudering beschikbaar blijft. PWN gunde de archeologen en de studenten van de Universiteit van Amsterdam slechts twee dagen, daarna werd deze locatie weer het domein van de slopers. (NHD Dagblad Kennemerland 16-02-2002 en lezing van Peter Vos in november 2006) Afb. 18 Het wandprofiel gaf een beeld te zien van een opeenstapeling van humus- en zandlagen. Ook de sporen van een akkerlaag, van omstreeks het begin van onze jaartelling, was duidelijk te zien (zie pijl). Van de wand werd een lakprofiel gemaakt (rechts). 16

Afb. 19 Afb. 20 Detail van de enkele meters diep gelegen akker- Locatie voormalig WRK-waterverdeellaag die dateert van ongeveer het begin van onze station. jaartelling. 4.4 Korendijk Langs de Korendijk op de grens van Heemskerk en Castricum werd tijdens de aanleg van een pijpleiding van de Nederlandse Gasunie een woonplaats uit de late ijzertijd/vroeg-romeinse tijd doorsneden. Een noodopgraving gaf vele grondsporen te zien, zoals greppels, kuilen en paalsporen. Naast botten, huttenleem, een wrijfsteen, een spinschijf, een weefgewicht en een viertal speelschijfjes werden meer dan 700 aardewerkscherven geborgen. In de wirwar van grondsporen konden geen structuren worden herkend, maar was het wel mogelijk een drietal bewoningsfasen te onderscheiden. Het meeste aardewerk (streepband-aardewerk en aardewerk met vingertopindrukken op en aan de buitenzijde van de rand) is in de late ijzertijd en vroeg-romeinse tijd te dateren, maar ook enkele scherven van een knikpot duiden op mogelijke bewoningscontinuïteit tot in de Romeinse tijd. De woonplaats was gelegen op een westelijke oeverwal van een geul en werd aan de zuidzijde begrensd door een zijkreekje. Na de bewoning is het nederzettingsterrein met klei overdekt geraakt. Bron: Archeologische kroniek van Noord-Holland 1992 4.5 De geest Heemstede Door de aanleg van een grote watertransportleiding in 1977, die de stroomwal of geest Heemstede doorsneed, kwam over een lengte van ca. 150 meter sporen vrij van bewoning uit de late ijzertijd en de Romeinse tijd. Onder moeilijke omstandigheden werden in het terrein zoveel mogelijk gegevens verzameld. Er werd tamelijk veel aardewerk geborgen, een puinheuvel huttenleem met verbrandingsporen waargenomen en tekeningen van het bodemprofiel gemaakt. Het gevonden aardewerk is met schelpengruis gemagerd. Onder de vondsten bevond zich ook streepband-aardewerk. Vermeldenswaard is een randscherf met oor. Het oor bevindt zich enkele centimeters onder de rand. Een vergelijkbaar exemplaar is bekend uit Krommenie. Afb. 21 Randscherf met oor. Bijzonder is dat het oor zich enkele centimeters onder de rand bevindt. 17

4.6 Goudtuinen Het gebied de Goudtuinen, aan de noordrand van de geest Heemstede, was blijkbaar al voor de volledige verlanding van het binnendeltagebied geschikt voor bewoning. Steeds weer kwam bij bewerking van de bodem archeologisch materiaal te voorschijn. Gedurende een reeks van jaren werd het vondstmateriaal door de eigenaar, de heer C.J. Beentjes, verzameld en aan Oud-Castricum overgedragen. Hoewel deze raapvondsten erg fragmentarisch zijn, vormen ze het bewijs dat deze locatie beschouwd kan worden als de bakermat van Castricum. Hier en in de directe omgeving (in een geploegde akker tussen de spoorlijn en bij de bocht van het klinkerweggetje Oosterbuurt) maar ook in de Castricummerpolder, tussen Uitgeest en Castricum is versierd aardewerk gevonden. Dit aardewerk dateert vermoedelijk van omstreeks 100 v. Chr. en wordt tot in Zuid-Holland aangetroffen. Het aardewerk is vrij zacht en het oppervlak meestal okerkleurig met grijze en/of oranje vlekken. De kern is altijd zwart. Hieruit zou men kunnen concluderen dat het aardewerk gesmoord is, ofwel gebakken in een toegedekt vuur bij een relatief lage temperatuur. Om te voorkomen dat het baksel zou barsten door krimp werd gebruik gemaakt van verschillende soorten magering, waaronder plantaardig materiaal, schervengruis, zand en soms ook schelpengruis. Een typische oppervlaktebehandeling is het besmijten, het met de hand aanbrengen van klodders dunne kleipap op de onderste helft van de pot. Waarschijnlijk is het versieren van aardewerk vlak voor de Romeinse tijd in onbruik geraakt, want versierd aardewerk is in Castricum niet aangetroffen op locaties waar bewoning in de Romeinse tijd een aanvang nam. Afb. 22 t.e.m. 25 Voorbeelden van groeflijn-, kamstreek- spatel- en nagelversieringen. Alle scherven zijn afkomstig van de Goudtuinen. Onder het vondstmateriaal van de Goudtuinen bevindt zich ook een klein kommetje, dat met duim en vingers uit een balletje klei gekneed moet zijn. Een ander gaaf voorwerp is een verzwaringssteen, een platte ronde steen met een gat in het midden. Deze werd waarschijnlijk gebruikt als visnetverzwaring of als weefgewicht om de scheringdraden strak te houden. 18

Dergelijke stenen zijn vermoedelijk lang gebruikt. Zelfs tussen het laatmiddeleeuwse bewoningsafval zijn ze in Castricum aangetroffen. Bijzonder zijn de tientallen schijfjes die uit de raapvondsten geselecteerd konden worden. Deze schijfjes zijn gemaakt uit zowel versierde als onversierde potscherven. De omtrek ervan is rondgeslepen, maar er zijn ook schijfjes bij die deze bewerking niet hebben ondergaan. Enkele exemplaren zijn in het midden doorboord. Uit publicaties blijkt dat dergelijke schijfjes veelvuldig in nederzettingen voorkomen. Aangenomen wordt dat het speelschijfjes zijn geweest. Op de Goudtuinen zijn slecht enkele fragmentjes van Romeins importwaar gevonden. Het Koninklijke Penningkabinet determineerde een munt als een dupondius uit de tijd van Keizer Vespanianus (69-79 na Chr.) Afb. 26 Afb. 27 Rechts naast de randfragmenten een Verzwaringssteen en het kleinste kommetje dat in aardewerkscherf dat geruwd of Castricum is gevonden. besmeten is met kleipap. Afb. 28 De Goudtuinen, aan de Heemstederweg, vlakbij de spoorwegovergang. Dit gebied kan beschouwd worden als de bakermat van Castricum. Volledigheidshalve dient melding gemaakt te worden van enkele waarnemingen ten noorden en zuidoosten van de Goudtuinen, tot achter boerderij De Groene Klaver. Deze waarnemingen werden verricht in de teelaarde-uitgraving van het tracé van de rioolpersleiding richting Uitgeest. Ook hier werden enkele scherfjes gevonden, zowel versierd als onversierd, o.a. uit de vóór-romeinse ijzertijd en de Romeinse tijd. Onder de vondsten bevond zich ook een klein terra sigillata bodemscherfje met standring, waarschijnlijk afkomstig van een schaal of kom. Dit scherfje werd gevonden in de oost-west uitgraving ten noorden van de Goudtuinen. Behalve wat scherfjes leverde deze verkenning ook een botje op van 5,5 cm 19

lengte. Dit botje is enigszins wigvormig en aan één zijde vlak gemaakt. De kern is volgegoten met lood. Een raadselachtig voorwerpje dus, dat zich niet gemakkelijk laat dateren. Afb. 29 Wigvormig botje, waarvan de kern met lood volgegoten is. Goudtuinen Heemstede Afb. 30 De locaties Goudtuinen en Heemstede. De Korendijk valt buiten het kaartbeeld en moet meer naar beneden gezocht worden. 4.7 Castricummerpolder In de jaren zeventig van de 20e eeuw deed de heer E. Barneveld uit Uitgeest tijdens de aanleg van een watertransportleiding vondsten in de Castricummerpolder. Mogelijk dat daar sprake is geweest van een verspoelde nederzetting uit de late ijzertijd en Romeinse tijd. Hij vond een grote hoeveelheid aardewerkscherven en botten, afkomstig uit een bobbelig, iets hoger gelegen stuk grasland aan de oostzijde van de Provincialeweg Uitgeest-Limmen, nabij de Uitgeesterweg. Het materiaal is grotendeels van storthopen afkomstig. Een klein deel van de scherven komt uit de sleufwand. Deze bevonden zich verspreid in de ca 75 cm dikke bovenlaag die een stroomwal afdekt. Een deel van het aardewerk heeft vingertopindrukken in één of meer horizontale reeksen op de schouder en kamstreek- en ingekraste geometrische versieringen op de wand. Daarnaast komt streepband-aardewerk voor. Enkele fragmenten hebben horizontale omlopende richels (schouderknik). Twee zeer kleine terra sigillata scherfjes kunnen in de tweede helft van de 1e tot de eerste helft van de 2e eeuw worden gedateerd. De vondstlocatie werd bezocht in gezelschap van de heer A. Schermer, een gewaardeerde amateur-archeoloog, uit Schoorl. Afb. 31 Archeologische waarneming in de Castricummerpolder. Op 16 maart en 8 april verrichtten de heren Schermer, Baars, Vermanen en 20

Mooij ten noorden en ten zuiden van de sleuf een aantal grondboringen. In de boorvullingen kwamen wat scherfjes mee uit de bovengenoemde perioden. De scherven werden gevonden op een diepte van 20 tot 50 cm. Enig opvallend loopvlak werd niet gevonden. De algemene indruk was dat het nederzettingsgebied, gelegen midden in het binnendeltagebied van het Oer-IJ, beperkt van omvang geweest moet zijn. Afb. 32 De heren Baars en Schermer bezig met grondboringen in de Castricummerpolder. 21

5. De Romeinse tijd (ca. 50 voor tot 400 na Chr.) Omstreeks 50 v. Chr. werden de zuidelijke Nederlanden, na diverse mislukte aanvallen, door de Romeinen ingelijfd bij hun Rijk. Er was op dat moment echter nog geen sprake van een gevestigd Romeins gezag. Bijzonder is dat Romeinse geschreven bronnen verhalen over hun aanwezigheid in Nederland. De inheemse bevolking was toen nog schriftloos. Over de Romeinse periode vullen historische en archeologische informatie elkaar dus aan. In 12 v. Chr., tijdens het bewind van keizer Augustus, werden Romeinse legereenheden, onder leiding van Nero Claudius Drusus, operationeel in het Rijngebied. Niet de Rijn maar de Elbe moest volgens Augustus de grens van het Romeinse imperium worden. Met dat doel werd in de omgeving van Velsen omstreeks 15 na Chr. een militair fort aangelegd dat moest dienen als steunpunt voor de Romeinse vloot. Een roerige tijd volgde waarin de Friezen eerst onderworpen werden maar zich later, in 28 na Chr., toch weer vrijvochten. Skeletresten en loden slingerkogels in het havenbekken bij het fort Velsen wijzen op een gewelddadig treffen. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus schreef erover. Het Romeinse kamp werd opgeheven, maar niet voor goed. Afb. 33 Impressie van het Romeinse havenfort Velsen I. Uit: Bewogen kustlandschap In het jaar 39 kwamen de Romeinen terug. Er werd een nieuw fort bij Velsen gebouwd en de Romeinse veldheer Corbulo ondernam pogingen om het verloren gebied te heroveren. In 47 werd hij echter door keizer Claudius teruggeroepen omdat Claudius de expansie in deze richting wilde stoppen. Velsen werd definitief als militair steunpunt verlaten toen de Rijn als noordgrens van het Romeinse Rijk werd aangehouden. Het Romeinse zuiden en het vrije noorden van ons land zouden de komende eeuwen gescheiden wegen gaan. Na het neerslaan van de Bataafse opstand (69-70) brak een periode van betrekkelijke rust aan, die anderhalve eeuw zou duren. Zuidelijk Nederland maakte een bloeiperiode door, die ook op het vrije Germanië zijn uitstraling had. Vanaf het eind van de 2e eeuw raakte het Romeinse Rijk echter in verval. Omringende volken oefenden zware druk uit op de rijksgrenzen. Door de troonstrijd, die maakte dat keizers en tegenkeizers elkaar snel opvolgden, konden de 22

Romeinen nog maar nauwelijks tegenwicht bieden aan de opdringende volken. Het Nederlandse deel raakte los van het rijk en maakte korte tijd deel uit van het Gallische Rijk. Tenslotte bezweek het Romeinse Rijk onder de Germaanse volksverhuizing. Onze streken werden in 406 prijsgegeven aan de Franken. Het Romeinse verval zette zich echter voort en in 476 werd het West-Romeinse rijk formeel opgeheven. Afb. 34 Rome was in de eeuwen voor het begin van onze jaartelling van een kleine staat tot een enorm rijk uitgegroeid, dat de meeste landen langs de Middellandse Zee beheerste. In het midden van de 1e eeuw v. Chr. begon met de verovering van Gallië door Caesar de doorstoot naar de Rijn. Van de onderwerping van Germanië tot aan de Elbe werd na grote verliezen afgezien. In de 1e eeuw na Chr. volgde de verwerving van Brittannië en de gebieden ten zuiden van de Donau. De veroveringen in de 2e eeuw Dacië, Armenië en Mesoptamië bleven haarden van politieke en militaire onrust. Afbeelding ontleend aan: Archeologisch Panorama, tekst ontleend aan: Verleden land. 23

6. Castricum in de Romeinse tijd In Castricum zijn op verschillende plaatsen resten gevonden van bewoning uit de eerste eeuwen na het begin van de jaartelling. Het vondstmateriaal van de Goudtuinen, dateert van voor de jaartelling. Hier is zowel versierd als onversierd aardewerk gevonden. Het is mogelijk dat de scherven zonder versiering tot de onversierde zones van het versierde aardewerk hebben behoord. Ook is bekend dat gedurende de Romeinse tijd het inheemse aardewerk versoberde. Omdat er op de Goudtuinen geen opgravingen hebben plaatsgevonden en het geraapte schervenmateriaal nogal fragmentarisch is, is niet duidelijk geworden of dit gebied tijdens de Romeinse tijd voor bewoning in gebruik is gebleven. In de Romeinse tijd bleef vaatwerk met kartelranden naast dat met ongekartelde randen bestaan en ook de traditie van het met klei besmijten van de onderste pothelften werd voorgezet. Andere decoratievormen lijken echter te zijn verdwenen. Archeologische waarnemingen aan de Cieweg en opgravingen aan de noordzijde van de Uitgeesterweg hebben aangetoond, dat hier, op de noordflank van een stelsel stroomwalgronden, een uitgestrekt nederzettingsgebied heeft bestaan. Dit gebied moet later dan de Goudtuinen voor bewoning in gebruik genomen zijn. Hier zijn geen scherven gevonden met versieringen uit de vóór-romeinse ijzertijd. In dit nederzettingsgebied zijn drie vondstkernen te onderscheiden, één rond het kruispunt Cieweg/Dokter De Jonghweg, één rond de Cieweg/Rietkamp en één in de noordhoek Heemstederweg/Uitgeesterweg. Een verklaring voor de archeologische rijkdom in dit gebied is dat bewoonbare grond in het binnendeltagebied en langs de kust toen schaars was en de bevolkingsdichtheid relatief hoog op plekken waar men wel kon wonen. Afb. 35 De drie vondstkernen uit de Romeinse tijd in Molendijk-Zuid. 24

7. Een schenking en de eerste archeologische verkenningen 7.1 De pot van Bleijendaal In de jaren zestig van de 20e eeuw stuitte de heer P. Bleijendaal tijdens machinale graafwerkzaamheden, aan de noordzijde van de Cieweg (omgeving de Loet), op een vaas-vormige pot. Deze 32 cm hoge pot zou op twee meter diepte zijn gevonden, mogelijk in een waterput. Waarschijnlijk was de pot heel, maar is deze tijdens het machinale graafwerk stuk gestoten. De brokstukken werden door Bleijendaal verzameld, mee naar huis genomen en aan elkaar gelijmd. De verzamelde scherven leverde een nagenoeg complete pot op. De enige decoratie die op de pot is aangebracht zijn drie vingertopindrukken, alsof de maker daarmee zijn of haar handtekening heeft willen achterlaten. De 2e-3e-eeuwse pot was in 1969 te zien op de tentoonstelling Historische momenten in Castricums monument, in de oude dorpskerk. Na bijna dertig jaar in zijn bezit geweest te zijn, werd de pot in februari 1994 door Bleijendaal aan de werkgroep geschonken. 7. 2 Een asymmetrische dikbuikige pot Afb. 36 De pot van Bleijendaal Volgens Van Deelen bevond zich een concentratie nederzettingsresten ter hoogte van het kruispunt Cieweg/Dokter De Jonghweg. De eerste archeologische verkenning in werkgroepverband vond in 1968 dan ook hier plaats. De slootkant van de toen nog gedeeltelijk aanwezige Ciesloot werd afgespeurd. De spanning was voelbaar toen deze eerste archeologische activiteit resultaat leek op te leveren. In de slootkant werd een concentratie scherven van een grote in elkaar gedrukte pot gevonden. Om barsten door krimp te voorkomen werd de klei meestal gemagerd met kort plantaardig materiaal, maar voor déze pot is schelpgruis gebruikt. Van de bodem is niets teruggevonden. Na restauratie hebben de scherven een bodemloze, asymmetrische dikbuikige pot met opstaande rand opgeleverd. Afb. 37 De eerste archeologische vondst die in werkgroepverband werd gedaan. 25

7.3 Van schervencluster tot pottenreeks Op zaterdag 20 september 1969 werd op een bouwterrein aan de zuidkant van de Cieweg, tegen over de Loet, een volgende archeologische verkenning uitgevoerd. Hoewel Van Deelen uit de directe omgeving veel scherven had verzameld, was de gekozen locatie ook nu tamelijk willekeurig. Toch werd al op de eerste dag een spectaculaire vondst gedaan. In een proefsleuf werden de eerste scherven aangetroffen, temidden van houtskoolresten. Later bleek dat deze scherven deel uitmaakten van een grote schervenconcentratie, mogelijk een afvalkuil waarin gebroken aardewerk was weggegooid. Afb. 38 Leden van de werkgroep bezig met het graven van een proefsleuf. Derk van Deelen kijkt toe terwijl rechts van hem Niek Steeman de schop hanteert. Afb. 39 Een toevalsvondst. Een cluster van scherven was de beloning van de beginnende amateur-archeologen. Bewerking van het vondstmateriaal leverde zes min of meer complete potten en een hoeveelheid losse potfragmenten op. De randvormen, de forse buikomvang, de ruwe onderste pothelften en de kleine bodemvlakken zijn typerend voor 1e-3e-eeuws aardewerk. Alleen de hoogste pot (ca. 50 cm) is in verhouding met de andere potten opvallend slank. Afb. 40 De schervenhoop bleek na restauratie uit zes min of meer complete potten te bestaan en een aantal potfragmenten. 26

7.4 Tweemaal twee op elkaar gestapelde potten Op enkele meters afstand van de eerste pottenvondst werd een paar dagen later een opmerkelijke vondst gedaan. Men stuitte op twee potten die met de randen op elkaar gestapeld stonden. Van beide potten ontbraken de bodems. Tot nu toe is er voor deze constructie geen andere verklaring gevonden dan dat het een eenvoudig waterputje geweest zou kunnen zijn. Afb. 41 Twee met de randen op elkaar gestapelde potten Afb. 42 in situ. Duidelijk tekent de bewoningslaag zich De gestapelde potten na de af in het lichte zand. berging. Bij verder terreinonderzoek zijn paalsporen en zelfs paalresten aangetroffen. Het aantal gevonden paalgatsporen was te gering om een huisplattegrond te kunnen veronderstellen. Een opvallend maar bekend verschijnsel vormden de vele door elkaar lopende grijze banen, ook wel greppelsporen genoemd. Ook hierin werden potscherven aangetroffen. Omdat de bouwwerkzaamheden aan de zuidzijde van de Cieweg van start zouden gaan, moest worden volstaan met enkele steekproeven. Daardoor is op deze nederzettingslocatie veel archeologisch materiaal en informatie verloren gegaan. Tijdens noodverkenningen, in het voorjaar van 1970, werden iets oostelijker alweer twee met de randen op elkaar gestapelde potten zonder bodem ontdekt. Afb. 43 Een tweede vondst van twee met de randen op elkaar gestapelde potten. Afb. 44 De gestapelde potten na restauratie. 27

7.5 Een pot, gebouwsporen en een dobbelsteentje In het bouwvlak tussen Arisven en Baartven werd een kleine concentratie scherven gevonden, waarmee een pot voor drievierde gedeelte samengesteld kon worden. In het bouwvlak tussen Baartven en Kerckeven, vlak bij deze gestapelde potten, werd een enkele meters lange grijze baan aangetroffen met daarin een grote hoeveelheid scherven. Bij latere verwerking van dit materiaal werd duidelijk dat de scherven nauwelijks tot grotere delen samengevoegd konden worden. Bij het verder afschaven van de grond bleek de schervengeul zich te bevinden binnen en buiten een rechthoekig patroon van grijze banen. Op één van de hoeken was dit patroon onderbroken en in het midden bevond zich een donkere verkleuring. Mogelijk wijst deze rechthoek op de vroegere aanwezigheid van een bouwwerkje van gestapelde plaggen. Waar het patroon onderbroken was, zou een ingang geweest kunnen zijn. De donkere plek kan duiden op de aanwezigheid van een haardplaats of een paalgat. Dit is achteraf niet meer met zekerheid vast te stellen. Een kleine maar bijzondere vondst is een dobbelsteentje, van ongeveer 1 cm 3. Gewoonlijk vormen de getallen van de tegenoverliggende zijden het cijfer zeven, maar bij dit steentje zijn de getallen 1 tot en met 6 volkomen willekeurig in de vlakken geprikt. Afb. 46 Het dobbelsteentje, niet groter dan 1 cm 3. De getalseenheden zijn willekeurig in de vlakken geprikt. Afb. 45 Mogelijk wijst deze rechthoek op de vroegere aanwezigheid van een bouwwerkje. Rechts de losgewoelde grond van de schervensleuf. Met de scherven was niets te beginnen. 7.6 Een grote pottenstapel en een huisplattegrond Eén van Castricumse spectaculairste archeologische vondsten werd in 1972 gedaan door de heer N.C. Steeman. In de directe nabijheid van de eerder genoemde schervenconcentratie waaruit een reeks potten kon worden gerestaureerd, volgde hij de gemeentelijke graafwerkzaamheden voor de aanleg van een speelveldje. Tijdens het graafwerk kwam weer een schervenconcentratie aan het licht. Dankzij de bemoeienis van de toenmalige burgemeester Van 28

Boxtel werden de werkzaamheden stilgelegd en kregen de leden van de werkgroep de gelegenheid voor verder onderzoek. Er werden twee schervenconcentraties waargenomen. De kleinste bleek een potbodem te zijn, gevuld met okerkleurige randscherven. Aan elkaar gezet leverden deze scherven een vrijwel complete potrand op die echter niet bij de potbodem behoorde. De andere schervenconcentratie, anderhalve meter verderop, bleek bij nader onderzoek een grote pottenstapel te zijn. De potten werden gedeeltelijk ontgraven met behoud van een verticaal grondprofiel. Er werden vijf potten geteld. De onderste twee waren het best intact gebleven. De bovenste drie waren gebroken en in en over elkaar geschoven. Het profiel van de grondlaagjes doet vermoeden dat sprake geweest moet zijn van een zeer nauwe ingraving. Duidelijk is dat de bovenste potten het meest te lijden hebben gehad onder vorstinwerking en mogelijke grondbewerking in latere eeuwen. De bovenvulling van de potten bevatte veel aardewerkscherven. In de vulling van de vierde pot werd een conisch gevormd spinsteentje gevonden. De onderste pot was nog intact en kon in zijn geheel worden geborgen. Onder de rand en op de buik werden touwresten aangetroffen. Afb. 47 en 48 De potten werden gedeeltelijk ontgraven met behoud van een verticaal grondprofiel. Van alle potten, ook de onderste, zijn de bodems er ruw afgeslagen en werden niet teruggevonden. Aangenomen wordt dat ook deze pottenstapel dienst heeft gedaan als waterput. Na restauratie bleek dat de stapel uit meer dan vijf potten, mogelijk zes of zeven, bestaan moet hebben. De pottenstapel is niet de enige in de regio. Ook op het Corus-terrein zijn vier van dergelijke stapels gevonden. Afb. 49 Het spinsteentje dat in de putvulling werd gevonden. 29

De vondst van de pottenstapel was aanleiding om ook de directe omgeving aan een onderzoek te onderwerpen. Het terrein werd tot op een diepte van 50 cm uitgegraven, waarna het schaven van het grondvlak kon beginnen. Al gauw tekenden zwart/bruine vlekken, in twee evenwijdige rijen en op min of meer regelmatige afstanden, zich in het lichte zand af. Er was geen twijfel mogelijk; de verkleuringen markeerden de plekken waar de staanders hebben gestaan die eens de dakconstructie van een bouwwerk gedragen hebben. De onderlinge afstand tussen de staanders bedroeg twee meter en de afstand tussen de twee rijen was vier meter. Ook werden sporen gevonden van de buitenwanden, die zich op ongeveer 1,25 m afstand van de staanders bevonden. Het gebouw moet dus 6 tot 6,5 m breed geweest zijn. De grondsporen deden vermoeden dat de wanden op de hoeken enigszins rond waren. De lengte-as van het bouwwerk was NO-ZW gericht. Aan één van de lange zijden markeerden twee duidelijke paalgaten een zij-ingang. Helaas kon de huisplattegrond niet in zijn geheel opgegraven worden vanwege de al aanwezige bebouwing. De pottenstapel/waterput bevond zich min of meer in één van de hoeken van het huis. De afmetingen van dit drieschepig huistype stemmen overeen met opgegraven huisplattegronden elders uit dezelfde periode. In Ezinge zijn plattegronden gevonden met een lengte van 10 tot 23 meter en in Velsen zelfs tot 40 meter. Van een stookplaats binnen de huisplattegrond werden geen sporen aangetroffen. Wel werd een rechthoekige houtskoolplek aangetroffen die op een stookplaats op enige afstand van het huis zou kunnen wijzen. Afb. 50 Paalgatspoor Afb. 51 Gebouwsporen uit de Romeinse tijd tussen middeleeuwse kavelsloten. De pottenstapel bevond zich binnenshuis. Linksonder de veronderstelde stookplaats. 30