Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1774 woorden 20 april 2008 7,3 32 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Thema's maatschappijleer Paragraaf 1 Politiek: de manier waarop een land wordt bestuurd Politieke macht: de mogelijkheid om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten Parlementaire democratie: de vertegenwoordigers kiezen het parlement Dictatuur: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht is in handen van een kleine groep mensen. Kenmerken van dictatuur: Beperking van individuele vrijheid Beperking van politieke vrijheid Veel overheidsgeweld Censuur Er is geen onafhankelijke rechtspraak Autocratische dictatuur: er is één leiderfiguur Totalitaire dictatuur: de macht wordt door een grotere groep mensen uitgeoefend Ideologische revolutie: er is één grote partij die een bepaalde ideologie uitdraagt Indoctrinatie: een sterke vorm van indringende geestelijke beïnvloeding die plaatsvindt via de media Theocratie: de godsdienst is verheven tot staatsideologie Fundamentalistisch: de geestelijk leiders leggen het volk een strenge leefwijze op en voorschriften uit het heilige boek moeten letterlijk worden nageleefd Democratie: de macht is in handen van het volk Kenmerken democratie: Burgers hebben individuele vrijheid Politieke grondrechten Politie en leger hebben beperkte bevoegdheid Machtenscheiding (trias politica) Referendum: een volksstemming over een bepaald wetsvoorstel Parlementair stelsel: burgers kiezen de leden van het parlement Niet-gekozen staatshoofd: een staatshoofd dat altijd uit 1 familie komt (bijv. een koning(in)) Constitutionele monarchie: als het niet-gekozen staatshoofd een koning is Presidentieel stelsel: als de president wordt gekozen Ontbindingsrecht: het recht om het parlement te ontbinden Pagina 1 van 7
Paragraaf 2 Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving. Normen: opvattingen over hoe je je op grond van bepaalde waarden hoort te gedragen Waarden: uitgangspunten en principes die mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden Sociaal-economische verhoudingen: de verdeling van welvaart in een samenleving Machtsverdeling: de verdeling van macht in een samenleving Progressief: vooruitstrevend, veranderingsgezind en gericht op de toekomst Conservatief: behoudend, gericht op heden en verleden Reactionair: oude regels herstellen Polarisatie: lijnrecht tegenover elkaar Politiek midden: tussenpositie. Niet progressief of conservatief Solidair: de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen Communisten: wilden dat arbeiders door een revolutie alle macht zouden krijgen Sociaal-democraten: wilden maatschappelijke verbeteringen Organische staatsopvatting: de staat is als het menselijk lichaam Rentmeesterschap: de mens heeft als taak goed voor de door God aan ons toevertrouwde aarde en vruchtgebruik ervan te zorgen Fascisme: gaat over ongelijkheid van mensen Ecologische stroming: economische waarden worden ondergeschikt aan ecologische waarden Vox populi: de stem van het volk Standpunten liberalen: Vrijemarkteconomie is het beste voor een land De overheid moet zich beperken tot kerntaken Vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en tolerantie Mensen zijn niet gelijk, wel gelijkwaardig Standpunten socialisten: Gelijke kansen Mensen moeten solidair met elkaar zijn Einde maken aan armoede en ongelijkheid - sociaal-democraten: niet tegen de vrijmarkteconomie, maar vinden dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moeten worden - communisten: wilden dat arbeiders alle macht krijgen Standpunten confessionalisme: gebaseerd op geloofsovertuiging organische staatsopvatting - christen-democraten rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid zijn belangrijke waarden. Standpunten overige stromingen: fascisten: Pagina 2 van 7
- eigen kracht bundelen tegen anderen - het volk en de eigen leider worden verheerlijkt - individuen zijn ondergeschikt aan de natie - ecologische stroming: - economische waarden zijn ondergeschikt aan ecologische - de overheid kan de belangen van het milieu waarborgen - marktgerichte economie moet vervangen worden door een kleinschalige, milieuvriendelijke en duurzame productiewijze - populisme: - anti-allochtonen - tegen ambtenaren - voor strengere straffen - tegen de EU Bron 5, blz. 89!!! Paragraaf 3 Politieke partij: een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over de ideale samenleving One-issuepartijen: richten zich op één aspect van de samenleving Protestpartijen: ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek Integratie van ideeën: de opvattingen van veel mensen worden gebundeld tot één politiek programma Participatie: politieke partijen proberen burgers te interesseren om zelf actief aan de politiek mee te doen De taken van politieke partijen: integratie van ideeën informatie: het stimuleren van kiezers om een eigen mening te vormen participatie selectie van kandidaten: het opstellen van lijsten met kandidaten waarop gestemd kan worden Bron 8, blz. 95!!! Blz 95, 96, 97!!! Paragraaf 4 Actief kiesrecht: het recht om te kiezen Passief kiesrecht: het recht om gekozen te worden Evenredige vertegenwoordiging: alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het aantal beschikbare zetels Kiesdeler: de hoeveelheid stemmen die nodig zijn om één zetel te krijgen Coalitie: een combinatie van verschillende partijen die gaan samenwerken op bestuurlijk niveau Kiesdrempel: een partij moet een minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels Meerderheidsstelsel: het land wordt verdeeld in een aantal districten. Per district wordt gekozen Verkiezingsprogramma: hier staan de belangrijkste standpunten van een politieke partij in Lijsttrekker: staat bovenaan de kandidatenlijst en bepaald het gezicht van de partij Kabinet: ministers en staatssecretarissen Informateur: onderzoekt welke combinatie van partijen de meeste kans van slagen heeft Regeerakkoord: hierin staan de afspraken die gemaakt zijn over het te voeren beleid Pagina 3 van 7
Formateur: iemand die daadwerkelijk het kabinet gaat vormen Troonrede: het regeerakkoord dat wordt voorgelezen door de koningin Miljoenennota: een samenvatting van de rijksbegroting Algemene Beschouwingen: oppositiepartijen leveren kritiek op de plannen en worden verzoeken ingediend Voorjaarsnota: hierin legt de regering verantwoording af over het beleid dat in de miljoenennota wordt toegezegd Demissionair kabinet: de oude ministers blijven aan tot er een nieuw kabinet is gevormd Eisen waar een partij aan moet voldoen: het moet zich laten registreren bij de Kiesraad kandidatenlijst en dertig ondertekende steunbetuigingen inleveren 11.000 betalen. Krijgt de partij terug als ze 75% v/d kiesdeler haalt Hoe wordt een kabinet gevormd: 1. alle Nederlandse staatsburgers mogen stemmen 2. de stemmen worden geteld en verdeeld over de partijen 3. de informateur wordt benoemd door de koningin 4. de informateur kijkt welke coalitie zou kunnen slagen 5. de informateur brengt verslag uit aan de koningin 6. de formateur wordt benoemd 7. het regeerakkoord wordt opgesteld 8. de grootste partij levert de premier 9. de overige posten worden verdeeld over de andere parijen Paragraaf 5 Regering: ministers en koningin Ministerraad: gezamenlijke vergadering van ministers Minister zonder portefeuille: minister zonder eigen ministerie Ministeriële verantwoordelijkheden: de ministers zijn verantwoordelijk voor wat de koningin doet en zegt Raad van State: het belangrijkste adviesorgaan van de regering Novelle: een apart, aanvullend wetsvoorstel Algemene Maatregel van Bestuur: hebben betrekking op het snel moeten (kunnen) wijzigen van onderdelen van wetten Primaat: de politieke afwegingen van de Tweede Kamer wegen zwaarder Dualisme: bestuurders zoals ministers kunnen geen lid zijn van het orgaan dat hen controleert Poldermodel: de bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen in de politiek Taken van de koningin: ondertekenen van alle wetten voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag benoemen van ministers en (in)formateurs regelmatig overleg voeren met de premier over het kabinetsbeleid Taken van de Tweede Kamer: medewetgever controleren van de regering Pagina 4 van 7
Rechten voor medewetgeving: stemrecht: het beslissen of wetsvoorstellen wet worden recht van amendement: het kunnen wijzigen van wetsvoorstellen recht van initiatief: het mogen indienen van wetsvoorstellen budgetrecht: het mogen schuiven tussen de verschillende begrotingsposten Rechten voor controle: recht van motie: het oproepen van ministers of staatssecretarissen om aanvullende stappen te ondernemen vragenrecht: het recht om vragen te mogen stellen recht van interpellatie: het bespreken van een specifiek onderwerp in de Kamer in een spoeddebat recht van enquête: het recht om zelf een onderzoek in te stellen om voldoende informatie te krijgen De Eerste Kamer: mag wetsvoorstellen alleen aannemen of verwerpen moet wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en waarden kan schriftelijke vragen stellen kan een parlementaire enquête instellen Bron 14, blz. 105 Bron 15, blz. 106 Paragraaf 6 Politieke actoren: alle burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces Poortwachters van de democratie: zijn in staat (vage) wensen te vertalen in concrete politieke eisen Beleidsvoorbereiding: een wethouder of minister vraagt aan zijn ambtenaren de zaak te onderzoeken en advies uit te brengen Terugkoppeling: de reacties op de wetten, plannen en andere maatregelen Omgevingsfactoren: factoren die niet direct onderdeel van het probleem vormen, maar wel een ril in de besluitvorming Belangrijkste omgevingsfactoren: demografische factoren: de samenstelling van de bevolkingsopbouw ecologische factoren: de wisselwerking tussen mens en milieu culturele factoren: gevormd door de geschiedenis van het land en de daardoor gekoppelde normen, waarden en gewoonten economische factoren: de mate van economische groei en werkgelegenheid technologische factoren: de technologische ontwikkelingen op het gebied van communicatie en industriële processen sociale factoren: de verdeling in maatschappelijke klassen en de verschillen daartussen internationale factoren: de invloed van internationale wetgeving, regels en verdragen Paragraaf 7 Beleid: de bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren Vierde Macht: hoge ambtenaren Raad van State: het hoogste raadgevende regeringscollege en wordt voorgezeten door het staatshoofd Pagina 5 van 7
Sociaal-Economische Raad: adviseert de regering over de hoofdlijnen van het sociaal-economisch beleid Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: adviseert de regering op verschillende beleidsterreinen Lobbyen: proberen via persoonlijk contact steun te krijgen voor je standpunten en belangen Vijfde Macht: pressiegroepen Vrije media: er mag alles in de media worden gezegd De functies van de media: informatieve functie: de krant geeft informatie over zaken spreekbuisfunctie: de krant laat verschillende mensen aan het woord agendafunctie: de media kan een onderwerp in de politieke agenda plaatsen commentaarfunctie: de krant zal in een redactioneel commentaar zijn mening geven controlerende functie: het beleid van de verantwoordelijke ministers wordt kritisch bekeken Soorten pressiegroepen: belangengroepen: komen voor de belangen van een bepaalde groep uit de samenleving op actiegroepen: zetten zich voor korte tijd in voor één duidelijke kwestie actieorganisaties: zetten zich voor langere tijd in voor één duidelijke kwestie Paragraaf 8 Delegeren van bevoegdheden: de gedetailleerde invulling van het beleid wordt overgelaten aan lagere overheden Subsidiariteitsbeginsel: besluitvorming moet op een zo laag mogelijk niveau plaatsvinden Streekplannen: hierin staat aangegeven welke activiteiten in een gebied passen Provinciale Staten: de gekozen vertegenwoordigers Gedeputeerde Staten: het dagelijks bestuur Commissaris van de Koningin: voorzitter van de Gedeputeerde Staten Bestemmingsplannen: hiermee worden de streekplannen ingevuld Gemeenteraad: het bestuur van de gemeente College van Burgemeesters en Wethouders: heeft het dagelijks bestuur van de gemeente in handen (B&W) Vrije handelsmarkt: onbelemmerde in- en uitvoer van goederen Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal: voorloper van de EU Supranationale organisatie: aangesloten landen hebben hun bevoegdheid grotendeels overgedragen aan de EU Gouvernementeel: besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van alle afzonderlijke landen Raad van Europese Unie: de regeringen van de lidstaten zijn hierin vertegenwoordigd Raad van Ministers: Raad van Europese Unie Europese Raad: regeringsleiders Europees Parlement: afgevaardigden van de burgers van de lidstaten Democratisch tekort: beslissingen worden niet genomen door het enig gekozen orgaan in de EU, maar door de benoemde Europese Commissie en de Raad van Ministers Veiligheidsraad: 15 landen, 5 permanente leden die vetorecht hebben (VS, Rusland, China, Frankrijk en Engeland) NAVO: zendt zelfstandig troepen uit voor vredesmissies of ondersteunt VN-missies Hoe wordt je lid van de EU: Pagina 6 van 7
een stabiele democratie hebben een functionerende markteconomie hebben het geheel van de EU-verdragen overnemen administratief in staat zijn om besluiten van de EU uit te voeren Pagina 7 van 7