Provinciale Statenfractie Noord-Brabant Den Bosch, 30 maart 2011 Betreft: vragen ex art. 3.2 m.b.t. bekende en nieuwe lopende zaken. Geacht College, Recent bereiken ons berichten uit diverse gemeenten (o.a. gemeld in Brabants Dagblad d.d. 30 maart 2011 m.b.t. gemeente Oirschot) dat er in de gemeenteraad discussies worden gevoerd over lopende bouwinitiatieven van veehouderijen. In de gemeenten wordt een afweging gemaakt welke van deze gevallen met een positief advies doorgeleid kunnen worden naar de provincie ter beoordeling. D66 wil de volgende vragen stellen aan het college van GS: Bent u op de hoogte van deze discussies in de gemeenten? Heeft u inzicht in potentiële gevallen die op de provincie afkomen? Zo ja, om hoeveel initiatieven gaat het buiten de reeds bij de provincie bekende lopende gevallen. Zo nee, welke acties onderneemt u om dit inzicht te krijgen? Wat is er al bij GS aangemeld ter beoordeling? Welke gemeenten betreft dit? Behoren de bedrijven die nu gemeld worden bij de lopende gevallen? Kunt u een totaal overzicht geven, al dan niet lopend dus, van de reeds bekende en nu te verwachten gevallen. In hoeverre zijn vanuit deze vraagstellingen schadeclaims te verwachten van bedrijven c..q gemeenten bij de provincie? Heeft u al enig idee van de hoogte van deze claims? Als deze bedrijven niet meer (kunnen) verplaatsen c.q. ontwikkelen wat is dan het effect op de leefbaarheid van de kernen c.q. de natuurgebieden? Wat is het ontwikkelingsperspectief van deze bedrijven? Met vriendelijke groeten, Tineke Klitsie Maruška Lestrade-Brouwer D66 Noord-Brabant Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch T: 073-6812173 E: d66@brabant.nl www.d66noordbrabant.nl www.marusjkalestrade.nl
Statenfractie D66 Mevrouw drs. C.G.M. Klitsie Mevrouw M.C. Lestrade-Brouwer Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl Bank ING 67.45.60.043 *2711846* Onderwerp Beantwoording vragen ex artikel 3.2 van het Reglement van Orde betreffende bekende en nieuwe 'lopende zaken' ontheffingen. Geachte mevrouw, Bij brief van 30 maart 2011, ingekomen op 30 april 2011, heeft u namens de D66-fractie ingevolge artikel 3.2 van het Reglement van Orde Provinciale Staten meerdere vragen gesteld. Wij beantwoorden deze vragen als volgt. Recent bereiken ons berichten uit diverse gemeenten (o.a. gemeld in Brabants Dagblad d.d. 30 maart 2011 m.b.t. gemeente Oirschot) dat er in de gemeenteraad discussies worden gevoerd over lopende bouwinitiatieven van veehouderijen. In de gemeenten wordt een afweging gemaakt welke van deze gevallen met een positief advies doorgeleid kunnen worden naar de provincie ter beoordeling. D66 wil de volgende vragen stellen aan het college van GS: Bent u op de hoogte van deze discussies in de gemeenten? Ja. Uw kenmerk -- Contactpersoon E.A.L.J.C. van Lieshout Directie Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving Telefoon (073) 680 83 58 Fax (073) 680 76 45 Bijlage(n) -- E-mail EvLieshout@brabant.nl Heeft u inzicht in potentiële gevallen die op de provincie afkomen? Zo ja, om hoeveel initiatieven gaat het buiten de reeds bij de provincie bekende 'lopende zaken' Zo Nee, welke acties onderneemt u om dit inzicht te krijgen? De Verordening ruimte kent als overgangsrecht twee tijdelijke regelingen met betrekking tot intensieve veehouderijen. Artikel 9.5 heeft betrekking op tijdelijke regels voor verplaatsing van intensieve veehouderijen. Artikel 9.6 heeft betrekking op tijdelijke regeling voor uitbreiding van intensieve veehouderijen. Verplaatsingen (artikel 9.5) Artikel 9.5 betreft de tijdelijke regeling voor verplaatsingen van intensieve veehouderijen waartoe gemeenten ontheffing konden aanvragen voor 1 januari 2011. Hiervoor zijn in totaal voor 54 locaties ontheffingen aangevraagd. Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereikbaar met stadsbus, lijn 61 en 64, halte Provinciehuis, met de treintaxi en met de OV-fiets.
Hiervan zijn: 3 ontheffingen verleend (medio 2010) 3 ontheffingen verleend (op 12 april 2011) 30 ontwerpbesluiten tot weigering vastgesteld (op 29 maart 2011 en 12 april 2011) 18 ontwerpbesluiten tot verlening vastgesteld (op 29 maart 2011 en 12 april 2011) Daarmee zijn alle aanvragen tot verplaatsingen aan de orde geweest in ons college. Voor 48 locaties geldt dat er nog een definitief besluit moet worden genomen. Uitbreidingen (artikel 9.6) Artikel 9.6 betreft een tijdelijke regeling voor uitbreiding van intensieve veehouderijen waartoe gemeenten tot 1 april 2011 een ontheffing konden aanvragen. Er zijn 66 aanvragen tot ontheffing ex. artikel 9.6 ingediend. Per hebben wij hierover nog geen (ontwerp)besluiten genomen. Wat is er al bij GS aangemeld ter beoordeling? Zie hiervoor. welke gemeenten betreft dit? De volgende gemeenten hebben een aanvraag op grond van artikel 9.6 van de Verordening ruimte ingediend: Baarle-Nassau (8x), Bernheze (8x), Bladel (1x), Cuijk (2x), Gemert-Bakel (3x), Hilvarenbeek (2x), Landerd (9x), Maasdonk (1x), Mill en Sint Hubert (1x), Oirschot (11x), Oisterwijk (1x), Oss (4x), Roosendaal (1x), Sint-Anthonis (7x), Sint-Oedenrode (1x), Someren (2x), Uden (1x) Valkenswaard (1x) en Zundert (2x). Voor een overzicht van ingekomen aanvragen om ontheffing in verband met uitbreiding van intensieve veehouderij verwijzen wij de website www.brabant/ontheffingvr. Hier zijn overzichten te vinden van ingekomen aanvragen om ontheffing in verband met lopende zaken voor uitbreiding van intensieve veehouderijen, evenals (ontwerp)besluiten in verband met verplaatsing van intensieve veehouderijen. Behoren de bedrijven die nu gemeld worden bij de lopende gevallen? Na de beoordeling van de aanvragen om ontheffing kan pas worden aangegeven of alle aanvragen om ontheffing gerekend kunnen worden tot lopende gevallen als bedoeld in artikel 9.6 van de Verordening ruimte. De Verordening ruimte schrijft overigens voor dat bij een besluit tot verlenen van ontheffing Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gevolgd. Dit betekent dat een ontwerp van het besluit dat ziet op het verlenen van ontheffing gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd waarbij 2/4
belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze naar voren te brengen. Ingeval het voornemen bestaat de gevraagde ontheffing te weigeren wordt de gemeente als aanvrager en initiatiefnemer in de gelegenheid gesteld op een voorgenomen weigering te reageren. Alle inspraakreacties worden meegenomen in de uiteindelijke besluitvorming. Kunt u een totaal overzicht geven, al dan niet lopend dus, van de reeds bekende en nu te verwachten 'gevallen'? Zie hiervoor. In hoeverre zijn vanuit deze vraagstellingen schadeclaims te verwachten van bedrijven c.q. gemeenten bij de provincie? Per geval zal de claimende partij haar schade moeten kunnen onderbouwen en relateren aan de betreffende besluiten van Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten. In hoeverre dat kan of zal gebeuren is ons nu niet bekend. Heeft u al enig idee van de hoogte van deze claims? Nee. Als deze bedrijven niet meer (kunnen) verplaatsen c.q ontwikkelen wat is dan het effect op de leefbaarheid van de kernen c.q. de natuurgebieden? Voor wat betreft de verplaatsingen onder artikel 9.5 van de Verordening ruimte blijft bij het niet doorgaan van de verplaatsing de belasting op de kernen c.q. natuurgebieden bestaan terwijl de verplaatsingen (afwaartse beweging) juist waren bedoeld om deze belasting op te heffen. In een aantal gevallen zullen woningbouwplannen niet door kunnen gaan vanwege de voortbestaande geurbelemmeringen. Voor wat betreft de uitbreidingen onder artikel 9.6 van de Verordening ruimte wijzen wij er op dat deze niet zien op verplaatsingen van intensieve veehouderijen maar op uitbreiding van bouwblokken van intensieve veehouderijen boven de in de Verordening ruimte opgenomen maximale maat van 1,5 ha. Als ten behoeve van de gevraagde uitbreiding een ontheffing niet verleend kan worden, behoudt het bedrijf zijn huidige omvang of wordt de uitbreidingsruimte en ontwikkelingsmogelijkheden tot 1,5 ha beperkt. 3/4
Wat is het ontwikkelingsperspectief van deze bedrijven? De Verordening ruimte stelt in hoofdstuk 9 regels voor intensieve veehouderij. Deze regels in combinatie met de vigerende bestemmingsplannen, de huidige omvang, de (on)mogelijkheden op basis van de Wet Milieubeheer, de Natuurbeschermingswet en de Verordening Stikstof, zijn per bedrijf bepalend voor de ontwikkelingsperspectieven. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Voorzitter, Secretaris, 4/4