Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8048 NL. Pneumatisch regelventiel Type 3249-1 en type 3249-7



Vergelijkbare documenten
Model 240 Pneumatisch open-/dicht-regelventiel Type 3351

Inbouw- en bedieningshandleiding EB Pneumatisch regelventiel Type en type Type Type

Model 250 Pneumatisch regelventiel Type en

Pneumatische stoomomvormer Type en type Type en type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8251 NL

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8091 NL. Pneumatisch regelventiel Type en type Fig. 1 Pneumatische regelventielen

Veiligheidsafsluitventiel met drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B

Pneumatisch regelventiel type 3335/3278 Pneumatisch regelventiel type

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2183 NL. Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K

Verschildrukregelaar Type 45-1 Type 45-2 Type 45-3 Type Fig. 1 Type Fig. 2 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 3124 NL

Pneumatisch regelventiel Type en type

Drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatisch regelventiel Type en Afb. 1 Type Inbouw- en bedieningshandleiding EB 8060 NL

Pneumatische aandrijvingen 1000, 1400, 2800 en 2 x 2800 cm² Type 3271

Reduceerventiel voor stoom type 39-2

Pneumatische draaiaandrijving Type 3278

AK 45 Gebruiksaanwijzing

Temperatuurregelaar zonder hulpenergie Model 43 Temperatuurregelaar type 43-1 type 43-2

Uitvoeringen. Bijbehorende overzichtsblad T 5800 Bijbehorende typebladen aandrijvingen T 8340, T 8331 T , T 5857, T 5824, T 5840

Overstortventiel type 2114/2418

Drukregelaar type voor verhoogde luchtcapaciteit. Afb. 1 Drukregelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatisch regelventiel type en type Afb. 1 Type Inbouw- en bedieningshandleiding EB 8055 NL

Model 240 Pneumatisch regelventiel type en type Doorgangsventiel type 3241

Magneetventielen type 3963

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 3017 NL. Hoeveelheids- en verschildrukregelaar Type Hoeveelheid- en verschildrukof drukregelaar Type 42-39

GESTRA. GESTRA Steam Systems VK 14 VK 16. Gebruikershandleiding Kijkglazen Vaposkop VK 14, VK 16

Drukregelaar zonder hulpenergie Universele drukreduceer type 41-23

Pneumatisch regelventiel Type en type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8051 NL

Kijkglazen Vaposkop VK 14 VK 16. Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing Nederlands

Model 42 Volumehoeveelheidsregelaar Type 42-36

Montage handleiding Meskantafsluiters

Elektrische of pneumatische eindschakelaar type Fig. 1 Eindschakelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8365 NL

Condensaatafvoerregelaar UBK 46. Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing Nederlands

Smoorkleppen PN6, PN10, PN16

Type 240 Pneumatische regelventielen type PSA, -7 PSA, -9 PSA Globe valve type 3241 PSA

Servicevoorschrift Pagina 1 van 6 Test- en hervulhandleiding

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8546 NL. Drukregelaar type Type op klepstandsteller Type met filterhuis

Aanvullende handleiding. Staaf- en kabelcomponenten. voor VEGAFLEX Serie 80. Document ID: 44968

Model 240 Pneumatisch regelventiel type en type

Bedrijfsvoorschriften

Servicevoorschrift Pagina 1 van 6 NL S019-FLN S 6 DN eco Uitgave 08/2008 NEN 2559

Doorstroomafsluiter met buitendraad, PN 16

Drukregelaar zonder hulpenergie. Drukreduceer type Drukreduceer type Inbouw- en bedieningshandleiding EB 2520 NL

BK 46 Gebruikershandleiding

Inbouwhandleiding Pagina 26. Wijnklimaatkast EWTgb/gw 1683 / 2383 / 3583

GESTRA MK 36/51. Installatie instructies Condenspot MK 36/51

Elektrische regelventielen typen 3213/5821, 3214/5821, Elektrische regelventielen met veiligheidsfunctie typen 3213/5822, 3214/5822,

GESTRA. GESTRA Steam Systems BK 212. Inbouwhandleiding Condenspot BK 212

MK MK Installatie instructies Condenspot

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

Condenspot BK BK 212- ASME

BK 45 BK 45U. Gebruikershandleiding Condenspot BK 45, BK 45U

INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSVOORSCHRIFT KLINGER Reflex en Transparant peilglastoestellen Type R100 / R160 en T50 - T250

TECHNISCHE HANDLEIDING

UBK 46. Gebruiksaanwijzing Thermische condensaatafvoerregelaar UBK 46

GESTRA Steam Systems AK 45. Gebruiksaanwijzing Opstart-aflaatklep AK 45

VTB 200 Vlinderkleppen

Standmelder Type 4748

GESTRA Steam Systems BK 45 BK 45U BK 46. Gebruiksaanwijzing Condenspot BK 45, BK 45U, BK 46

Hoeveelheidsregelaar Type E met bijbehorende elektrische aandrijving Type 5824/25, type 3374 en type 3274

GESTRA. GESTRA Steam Systems BB...1 BB...2. Inbouwhandleiding Dubbele terugslagklep BB 1..., BB 2...

Drukregelaar type 4708

Inbouwhandleiding Pagina 22. Wijnklimaatkast EWTdf 1653 / 2353 / 3553

Inbouwhandleiding Pagina 22. Wijnklimaatkast EWTdf 1653 / 2353 / 3553

Aanpassingset met onderdelen voor aandrijving Model 44905, of GreensPro 1200 greensrol

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRG Montagehandleiding GESTRA Niveau-elektrode NRG 26-21

GESTRA Steam Systems CB 1..., CB 2... Inbouwhandleiding Terugslagkleppen

GESTRA Steam Systems BK 15. Gebruikershandleiding Condenspot BK 15, DN 40-50

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL. Pneumatische aandrijvingen type 3271 en type Aandrij vingoppervlakken: 175 en 750 cm²

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Tempoplex-afvoer bouwhoogte 60 mm. Gebruiksaanwijzing van 01/2010. nl_nl

Nokkenas vervangen (M52TU / M54 / M56)

Varibell Speciale Regelklep Regelbereik 1:10.000

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 5801 NL. Elektrische aandrijving Type 5801 (draaiaandrijving) Type 5802 (slagaandrijving)

Installatie & Onderhoudsinstructies

APPENDAGES. Safety Valves. - ½ x ½. Safety by PenTec APPENDAGES

Reparatievoorschriften Demonteren van het CF500 besturingsventiel

Alwa-Kombi-4 (IN)REGELVENTIEL VOOR WARM TAPWATER CIRCULATIESYSTEMEN MET ONDERSTEUNING VOOR THERMISCH DESINFECTEREN TOEPASSING KENMERKEN CONSTRUCTIE

Typeoverzicht. R B2 nl wijzigingen voorbehouden 1

DuoControl CS. NL Inbouwhandleiding Pagina 2

Tempoplex Plus-afvoer, hoge afvoercapaciteit. Gebruiksaanwijzing van 01/2010. nl_nl

Multiplex-functie-eenheid afvoer en overloop-multiplex-functie-eenheid. overloop. Gebruiksaanwijzing van 06/2015. nl_be

Tempoplex-afvoer. Gebruiksaanwijzing van 01/2011. nl_be

Vouwdak: montage-overzicht. Vouwdak: montage-overzicht

MK 45 MK 45 A RVS. Gebruikershandleiding Condenspot MK 45, MK 45 A

GESTRA Steam Systems VK 14, VK 16. Gebruikershandleiding Kijkglazen Vaposkop

Gebruikers en installatie handleiding Proven Quality since 1892

HINDLE. Hindle Ultra-Seal kogelkranen Handleiding voor gebruik, installatie en onderhoud. Inhoud 1 Opslag/bescherming 1

V5832B/5833A HONEYWELL. Kleine Lineaire Regelafsluiters PN16 KENMERKEN TECHNISCHE KENMERKEN TOEPASSING PRODUCTINFORMATIE

Regulux. Voetventielen voorzien van aftap

Nederlands. Montage zie blz. 33. Veiligheidsinstructies. Symboolbeschrijving Gebruik geen zuurhoudende silicone! Safety Function (zie blz.

GESTRA. GESTRA Steam Systems ERL 16-1 LRG Gebruiksaanwijzing Geleidbaarheidselektroden ERL 16-1, LRG 16-4

Documentatie. Pneumatisch bediende kogelkranen

(zie afbeelding 3) Nm (65 mm) Nm (57 mm) (zie afbeelding 3) Nm (60 mm) Nm (11 mm)

Drukregelaar zonder hulpenergie. Drukreduceer Type 2422/2424. Drukreduceer type 2422/2424. Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2547 NL

VIESMANN. Montagehandleiding. Lamellenrooster. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. Voor Vitoligno 300-C, 8 en 12 kw

Reparatie. Reparatie. 1.1 Vervangen van schakelkabels bij eendelige asring

STAG. Inregelafsluiters DN met gegroefde einden

Bedrijfsvoorschriften DN

Glijringpakking dubbelwerkend, overeenkomstig DIN EN 12756

Transcriptie:

Pneumatisch regelventiel Type 3249-1 en type 3249-7 Fig. 1 Regelventiel type 3249-7 in Ball-body-uitvoering, met aandrijving type 3277 en geïntegreerde klepstandsteller Fig. 2 Regelventiel type 3249-7 in speciale uitvoering met stopbus, met aandrijving type 3277-5 en geïntegreerde klepstandsteller Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8048 NL Uitgave maart 2000

Inhoudso p g a ve Inhoudsopgave 1. Constructie en werking........................... 4 1.1 Vervangingsmogelijkheid aandrijving..................... 4 2. Samenbouwen ventiel en aandrijving, instelling................ 6 2.1 Voorspanmogelijkheid veren bij "membraanstang uitgaand"......... 7 2.2 Door leverancier voorgespannen veren van de aandrijving.......... 7 3. Inbouw................................... 7 3.1 Inbouwpositie................................ 7 3.2 Steldrukleiding................................ 7 4. Bediening.................................. 8 5. Storingen en oplossen daarvan....................... 8 5.1 Vervangen afdichtingsonderdelen van de klep............... 8 6. Beschrijving typeplaten........................... 10 7. Informatie bij de leverancier......................... 11 Blz. 2 EB8048NL

Veiligheidsinstructies 4 Het instrument mag alleen door vakpersoneel dat bekend is met de montage, de inbedrijfname en het bedrijf van dit product, worden gemonteerd en in bedrijf worden genomen. Vakpersoneel in de zin van dit inbouw- en bedieningsvoorschrift zijn personen, die vanwege hun vaktechnische opleiding, hun kennis en ervaring en hun kennis van de geldende normen, de hun opgedragen werkzaamheden kunnen beoordelen en mogelijke gevaren daarbij kunnen onderkennen. 4 Gevaren die kunnen ontstaan aan het regelventiel door het medium, de steldruk en bewegende onderdelen, moeten met daarvoor geschikte maatregelen worden voorkomen. Bovendien moet worden gewaarborgd dat het regelventiel alleen daar wordt toegepast, waar de bedrijfsdruk en de temperaturen die waarden, welke ten grondslag lagen aan de bestelling, niet overschrijden. 4 Deskundig transport en correcte opslag van het apparaat is een absolute voorwaarde. EB 8048 NL 3

Const ruct ie en we rki ng 1. Constructie en werking Het hoekventiel type 3249 kan met de pneumatische aandrijvingen type 3271 of type 3277 voor geïntegreerde klepstandstelleraanbouw worden gecombineerd tot een pneumatisch regelventiel. Standaard uitvoering: hoekventiel als ballbody-uitvoering met clamp-bevestiging van het bovendeel zonder stopbus. Afdichting via EPDM-membraan met PTFE-coating. Speciale uitvoering: hoekventiel met opgeschroefd ventielbovendeel en extra afdichting met V-ring pakking uit EPDM met PTFEcoating. Het standaard ventielhuis is uitgevoerd met laseinden voor inlassen in de leiding; speciale uitvoeringen zijn uitgevoerd met schroefdraad-, flens- of klemaansluiting. Het regelventiel is uitgevoerd met een huis zonder dode ruimte, om de reiniging of sterilisatie voor het begin van de productie met de CIP- (clean-in-place) of SIP-methode (sterilisation-in-place) uit te kunnen voeren. Bij de speciale uitvoering met stopbuspakking (4.2) is via de controle-aansluiting (4.4) een drukbewaking mogelijk of het membraan (6.3) kan hiermee onder druk van een spermedium worden gezet. Het ventiel wordt in de richting van de pijl doorstroomt. Het verstellen van de klep (3) volgt door verandering van de op het membraan van de aandrijving werkende steldruk. De klepstang (6) is via de koppeling (7) met de membraanstang (8.1) verbonden. De klepstangafdichting volgt via het membraan (6.3); bij de speciale uitvoering bovendien nog via de nageschakelde stopbus. Veiligheidspositie Afhankelijk van de positie van de veren in de aandrijving resulteren de volgende veiligheidsposities: "Membraanstang uitgaand" Bij drukontlasting van het aandrijfmembraan en bij uitval van de hulpenergie sluiten de veren het ventiel. "Membraanstang ingaand" Bij drukontlasting van het aandrijfmembraan en bij uitval van de hulpenergie openen de veren het ventiel. 1.1 Mogelijkheid tot vervangen van de aandrijving Een pneumatische aandrijving kan worden vervangen door een pneumatische aandrijving van andere grootte. Wanneer bij de combinatie ventiel-aandrijving het slagbereik van de aandrijving groter is dan die van het regelventiel, wordt door de leverancier het verenpakket zodanig voorgespannen, dat de slagen weer overeenstemmen. 4 EB8048NL

Constructie en werking Aandrijving type 3271 10 8 Aandrijving type 3277 8.1 5.5 4.4 1 ventielhuis 3 klep 4.1 veer 4.2 pakking 4.3 ring 4.4 testaansluiting 5 bovendeel ventiel 5.1 geleidebus 5.2 draadbus 5.3 frame 5.4 schroeven 5.5 slagindicatieplaat 5.6 klem 8.2 7 6.1 6.2 6 5 5.6 6.3 1 3 8.3 8.4 9 8 8.1 5 8.2 8 Aandrijving type 3271 120 cm 2 7 6.1 6 klepstang 6.1 koppelingsmoer 6.2 6.2 contramoer 6.3 membraan 6 7 koppeling 8 aandrijving 4.1 8.1 membraanstang 4.4 8.2 slagmoer 8.3 veren 8.4 rolmembraan 9 steldrukaansluiting 10 ont- en beluchtingsplug 9 10 9 8.4 8.3 8.2 8.1 5.5 5.3 5.2 4.2 4.3 5.1 5.4 5 6.3 3 Speciale uitvoering met veiligheidsstopbus 1 Fig. 3 Doorsnede tekeningen EB 8048 NL 5

S a men b ou w ve ntie len a a nd rijvi ng,inste lling 2. Samenbouw ventiel en aandrijving, instelling Indien het ventiel en de aandrijving niet al door de leverancier zijn samengebouwd of indien bij een ventiel de oorspronkelijke aandrijving door een aandrijving van een ander type of andere grootte moet worden vervangen, ga dan voor de montage als volgt te werk: 1. Draai op het ventiel de contramoer (6.2) en de koppelingsmoer (6.1) los. Klep met klepstang vast in de zitting drukken, dan de koppelings- en contramoer naar beneden draaien. 2. Op de aandrijving (8) de koppelingsdelen van de koppeling (7) en de slagmoer (8.2) verwijderen. Slagmoer over de klepstang schuiven. 3. Aandrijving op bovendeel ventiel (5) plaatsen en met slagmoer (8.2) vastschroeven. 4. Nom. signaalbereik (bijv. 0,2... 1 bar) of 0,6... 1 bar en werkingstype (bijv. "membraanstang uitgaand") van de typeplaat op de aandrijving aflezen. Het werkingstype (veiligheidspositie) "membraanstang uitgaand" of "membraanstang ingaand" is bij de aandrijving type 3271 d.m.v. FA of FE gemarkeerd en bij de aandrijving type 3277 door een overeenkomstig symbool op de typeplaat. De onderste waarde van het signaalbereik komt overeen met de in te stellen aanvangswaarde voor het signaalbereik, de bovenste met de in te stellen eindwaarde. 5. Bij aandrijvingen met "membraanstang uitgaand" steldruk aansluiten op de onderste membraankameraansluiting, welke overeenkomt met de aanvangswaarde van het signaalbereik (bijv. 0,2 of 0,6 bar). Bij een aandrijving met "membraanstang ingaand" op de bovenste membraankameraansluiting druk activeren, welke overeenkomt met de eindwaarde van het signaalbereik (bijv. 1 bar). 6. Koppelingsmoer (6.1) met de hand verdraaien, tot deze de membraanstang (8.1) aanraakt; daarna ongeveer 1/4 slag verder draaien Contramoer vastdraaien. Opgelet! Bij het vastdraaien van de contramoer moet een steeksleutel op de koppelingsmoer worden geplaatst als tegenhouder, zodat de klepstang niet wordt verdraaid; het membraan kan anders beschadigd raken. 7. Koppelingsdelen van de koppeling (7) plaatsen en vastschroeven. Slagindicatie (5.3) uitrichten op de top van de koppeling, bij membraanstang uitgaand onderste markering (ventiel gesloten) en bij membraanstang ingaand bovenste markering (ventiel geopend). Demontage-instructies aandrijving: bij de demontage van een aandrijving met "membraanstang uitgaand" en vooral bij uitvoeringen met voorgespannen veren moet de onderste steldrukaansluiting vooraf met een druk worden belast, die iets hoger ligt dan de onderste waarde van het nom. signaalbereik (zie typeplaat aandrijving). 6 EB8048NL

Inbouw 2.1Voorspanmogelijkheid van de veren bij "membraanstang uitgaand" Om een grotere stelkracht te realiseren bestaat de mogelijkheid om bij de ventielinstelling de veren met 12,5% resp. 25% bij 350 cm 2 van de slag resp. het signaalbereik voor te spannen. Wanneer bij een signaalbereik van 0,2... 1 bar een voorspanning van bijv. 0,1 bar wordt gewenst, dan verschuift het signaalbereik met 0,1 bar naar 0,3 bar (0,1 bar komt overeen met een voorspanning van 12,5 %). Bij de instelling van het ventiel moet nu als aanvangswaarde voor het signaalbereik een druk van 0,3 bar worden ingesteld. Het nieuwe signaalbereik van 0,3... 1,1 bar moet op de typeplaat als signaalbereik met voorgespannen veren worden aangegeven. Opmerking; bij de nom. doorlaten DN 15..25 met 7,5 mm slag, nom. signaalbereik 0,6..1 bar en veiligheidspositie "membraanstang uitgaand" is een voorspanning van 50% gegeven. 2.2 Door leverancier voorgespannen veren van de aandrijving Aandrijvingen, die zonder ventiel al door de leverancier zijn voorgespannen, worden met een tekstplaat gemarkeerd. Bij de aandrijvingen 240 en 350 cm 2 herkent men de voorspanning aan de drie verlengde schroeven met moeren. Deze maken bij de demontage van de aandrijving een gelijkmatig afbouwen van de veervoorspanning mogelijk. 3Inbouw 3.1Inbouwpositie Het ventiel moet verticaal met de aandrijving naar boven toe gericht worden ingebouwd. Opgelet! Bij ventieluitvoeringen met laseinden moet na het losmaken van de schroeven (5.4) de gehele ventielopbouw van het ventielhuis worden gedemonteerd voordat deze in de leiding kan worden gelast. Het ventiel moet spanningsloos worden ingebouwd. Eventueel moeten de leidingen in de nabijheid van de aansluitingen worden ondersteund. Breng de ondersteuningen nooit aan op het ventiel of de aandrijving. Belangrijk! Leiding voor de inbouw van het ventiel zorgvuldig doorspoelen. Testaansluiting (4.4) verwijderen, zodat een eventueel optredende lekkage aan het behuizingsmembraan kan worden gecontroleerd. 3.2Steldrukleiding Steldrukleiding bij ventiel met aandrijving "membraanstang uitgaand" aan de onderste, bij ventiel met aandrijving "membraanstang ingaand" aan de bovenste membraankamer aansluiten. Bij de aandrijving type 3277 bevindt de onderste aansluiting zich aan de zijkant op het juk van de membraanschaal. EB8048NL 7

Storingen en oplossingen 4. Bediening Voor het omkeren van de werkingsrichting (veiligheidspositie) van de pneumatische aandrijving zie het inbouw- en bedieningsvoorschrift van de aandrijving EB 8310 voor type 271 en EB 8311 voor type 3277 5. Storingen en oplossingen Wanneer er lekkage naar buiten toe optreedt, dan kan het huismembraan (6.3) defect zijn en bij de speciale uitvoering ook de stopbuspakking (4.2) Wanneer het ventiel niet correct afdicht, dan kan dit worden veroorzaakt door vervuiling of vreemde objecten tussen de zitting en de klep of door een beschadigde afdichtrand. Het verdient aanbeveling de onderdelen te demonteren, deze grondig te reinigen en indien nodig te vervangen. Bij montagewerkzaamheden aan het regelventiel moet het betreffende deel van de installatie absoluut drukloos worden gemaakt en worden geleegd. Het verdient aanbeveling om het ventiel compleet uit te bouwen (of bij de gelaste uitvoering de ventielopbouw). Wees voorzichtig bij hoge temperaturen: laat de installatie eerst afkoelen. 5.1 Vervangen van de afdichtingsonderdelen en de klep Bij alle werkzaamheden aan het ventielhuis moet eerst de aandrijving worden gedemonteerd. 1. Steldruk activeren op de aandrijving, die hoger ligt dan de aanvangswaarde voor het signaalbereik (zie typeplaat). 2. Koppelingsdelen (7) tussen membraanen klepstang losmaken en de slagmoer (8.2) afschroeven. 3. Aandrijving van ventiel nemen. 4. Moeren (6.1 en 6.2) verwijderen 5. Klem (5.6) verwijderen resp. bij speciale uitvoering met stopbus de schroeven (5.4) op het ventielbovendeel uitdraaien. Bovendeel ventiel (5) met klep (3) en membraan (6.3) afnemen. Bij de speciale uitvoering met stopbus bovendien de draadbus (5.2) losdraaien. 6. Klepstang met klep en membraan uit bovendeel ventiel trekken. Bij de speciale uitvoering de stop (4.4) verwijderen. Draadbus (5.2) afschroeven, pakkingsringen (4.2), ringen (4.3) en veer (4.1) uitnemen. Maak de pakkingsruimte zorgvuldig schoon. 7. Klep met daarvoor geschikt gereedschap vastklemmen en de klepstang opschroeven. (koppeling is met Loctite 242e geborgd). 8. Beschadigde klep en membraan vervangen. 8 EB 8048 NL

Storingen en oplossingen 9. Nieuwe membraan op de klep trekken en draadeinden met Loctite 242e bestrijken. Wanneer de oude klep wordt gebruikt, moeten alle lijmresten worden verwijderd. 10. Klep ter voorkoming van beschadiging in een geschikte spaninrichting plaatsen en de klepstang met behulp van twee moeren op het uiteinde van de klepstang schroeven met een aandraaimoment van 4 Nm bij DN 15 t/m DN 25 en 70 Nm bij DN 32 t/m DN 50. Belangrijk! Bij DN 15 t/m DN 25 de uitlijning van de klep t.o.v. de klepstang controleren. De afwijking mag max. 0,04 mm bedragen. 11. Schuif de gemonteerde klep in het ventielbovendeel. Bij speciale uitvoering met stopbus de veer 4.1), de ring (4.3) en nieuwe pakkingsringen over de klepstang in de pakkingsruimte schuiven. Draadbus (5.2) plaatsen en tot aan de aanslag vastdraaien. 12. Contramoer (6.2) en moer (6.1) los op de klepstang (6) schroeven. 13. Aandrijving monteren en het aanvangsen eindwaardebereik voor het signaalbereik instellen zoals in hoofdstuk 2 beschreven. EB 8048 NL 9

Beschrijving typeplaten 6. Beschrijving typeplaten A 3 53-00 SAMSON Typ 1 Serial-No. 2 DN 3 Pmax. 4 bar /psi Kvs / Cv 6 7 Tmax. 5 C / F 8 9 Made in France SAMSON DN 3 7 Typ Pmax. Tmax. 1 typecodering 2 fabricagenummer 3 nom. doorlaat 4 maximale druk 5 max. bedrijfstemperatuur 6 doorstroomwaarde, E = equiprocentueel, L = lineair 7 huismateriaal en oppervlakteruwheid volgens kenmerk: 10 = standaard (buiten glaskogelgestraald / inwendig fijngedraaid Ra 0,8) 11 = uitwendig gepolijst Ra 0,6 / inwendig fijngedraaid Ra 0,8 12 = uitwendig glaskogelgestraald / inwendig gepolijst Ra 0,6 13 = uit- en inwendig gepolijst Ra 0,6 14 = uitwendig gepolijst Ra 0,6 / inwendig zijdeglans gepolijst Ra 0,4 15 = uitwendig gepolijst Ra 0,6 / inwendig hoogglans gepolijst (Ra 0,4) 16 = uitwendig glaskogelgestraald / inwensig zijdeglans gepolijst Ra 0,4 17 = uitwendig glaskogelgestraald / inwendig hoogglans gepolijst (Ra 0,4) 99 = speciaal gepolijst 8 dichtheid tussen zitting en klep, 0 = metaal afdichtend, 2 = zachtafdichtend 9 aansluiteinden volgens markering: 10 = "laseinden" Serie 1 conform DIN 11850 (speciale uitvoering) 11 = "laseinden" Serie 2 conform DIN 11850 (standaard uitvoering) 12 = "laseinden" Serie 3 conform DIN 11850 (speciale uitvoering) 13 = "laseinden" Serie 1 conform DIN 2463 wanddikte 1,6 voor DN 15 en 20 14 = "laseinden" Serie 1 conform DIN 2463 wanddikte 2 voor DN 25 t/m 40 15 = "laseinden" Serie 1 conform DIN 2463 wanddikte 2,65 voor DN 50 16 = "laseinden" Serie 1 conform NF A 49-249 (ISO 2037 en SMS) voor DN 32 17 = "laseinden" Serie 2 conform NF A 49-249 (ISO 2037 en SMS) voor DN 25, 40, 50 18 = "laseinden" BS 4825 20 = "schroefdraad" conform SMS 21 = "schroefdraad" conform DIN 11851 (11887) 30 = "Clamp-aansluiting" conform ISO 2852 31 = "Clamp-aansluiting" conform DIN 32676 32 = "Clamp-aansluiting" conform BS 4825 40 = "flensaansluiting" conform DIN 2526 Form C (Ra 0,8) 41 = "flensaansluiting" conform DIN 2526 Form A (Ra 0,8) 99 = "speciale aansluitingen" Fig. 4 Typeplaat ventielen 10 EB 8048 NL

Informatie bij de leverancier Aandrijving type 3271 Aandrijven type 3277 SAMSON 1 2 3 4 H 5 F 6 V 7 1 Typecodering 2 Revisie-index 3 Effectief oppervlak 4 Werkingsrichting: bij type 3271: FA membraanstang uitgaand, FE membraanstang ingaand bij type 3277: links membraanstang uitgaand rechts membraanstang ingaand 5 Slag 6 Nom. signaalbereik (veerbereik) 7 Nom. signaalbereik met voorgespannen veren SAMSON Model - No. Serial - No. Pneum. Stellantrieb Pneum. actuator 3 Servo - monteur pneum. Federbereich Spring range Plage des ressorts Stelldruckbereich Signal pressure range Plage avec précontrainte cm² Hub Stroke Course Zuluft max. 6 bar Begrenzt auf Air supply 90 psi Up to Air d' alimentation Limité à Made in France 1 bar mm bar bar Fig. 5 Typeplaat aandrijvingen 7. Informatie bij de leverancier (s.v.p. opgeven bij vragen) 4 Typecodering en fabricagenummer 4 Nom. doorlaat en uitvoering ventiel 4 Druk en temperatuur van het medium 4 Doorstroming in m 3 /h 4 Nom. signaalbereik (steldrukbereik) bijv. 0,2... 1 bar van de aandrijving 4 Inbouwtekening Afmetingen Maten en gewichten van de ventieluitvoeringen zijn opgenomen in typeblad T 8048. EB 8048 NL 11

Technische wijzigingen, zonder voorafgaande aankondiging, voorbehouden. SAMSON REGELTECHNIEK B.V. Postbus 290 (Signaalrood 10) NL - 2700 AG ZOETERMEER Tel. 079-3610501 Telefax 079-3615930 EB 8048 NL