Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak Kern: Klager vindt dat de huisarts zijn klachten niet serieus heeft genomen, hem verkeerde medicatie heeft voorgeschreven en heeft geweigerd om hem te behandelden voor zijn verhoogde bloedsuiker. Klager ging daarom met zijn klachten naar de huisartsenpost. Klager voelt zich eveneens onheus bejegend. DE PROCEDURE Bij brief (e-mail) van 16 december 2011 heeft klager een klacht ingediend jegens verweerder en deze per e-mail van 19 januari 2012 aangevuld. Klager heeft op 27 januari 2012 de klachtencommissie schriftelijk gemachtigd de klacht voor te leggen aan verweerder en heeft hierbij tevens de klachtencommissie gemachtigd alle relevante gegevens betreffende de klacht op te vragen. Verweerder en klager zijn gehoord op basis van een schriftelijke procedure van hoor en wederhoor. De klachtencommissie heeft kennisgenomen van de volgende stukken: de e-mail van klager van 16 december 2011; de e-mail van klager van 19 januari 2012; het verweerschrift van verweerder van 22 maart 2012; de repliek van klager van 2 mei 2012; de dupliek van verweerder van 11 juni 2012; het medisch dossier. Op 5 september 2012 vond een hoorzitting plaats. Klager en verweerder waren hierbij aanwezig. De uitspraak is vervolgens vastgesteld op 18 oktober 2012 De klachtencommissie is als volgt samengesteld: mevrouw mr. M.J.M. Weerts, voorzitter, de heer drs. A.M. Mathot, huisarts, lid op voordracht Huisartsenkring, mevrouw P. Nep, lid op voordracht Cliëntenbelang. De klachtencommissie wordt bijgestaan door de plaatsvervangend ambtelijk secretaris mevrouw mr. S. van Dijk. DE FEITEN De klachtencommissie heeft op grond van de beschikbare informatie de volgende feiten als vaststaand aangenomen: Klager, geboren in 1955, is van februari 2006 tot en met 17 november 2011 ingeschreven geweest in de praktijk waartoe verweerder behoort. Klager heeft met ingang van 17 november 2011 een andere huisarts. Op 3 oktober 2007 heeft een contact plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Klager gaf hierbij aan zich niet serieus genomen te voelen. Hierop is de huisarts boos geworden.
Klager heeft daarna zijn excuses gemaakt en klager is nadien patiënt gebleven tot 17 november 2011. Op 26 april 2011 is klager gestart met pijnmedicatie, Tramadol 50mg. DE KLACHT De klacht van klager houdt, zakelijk en samengevat weergegeven, het volgende in. 1. Klager voelt zich niet serieus genomen en voelt zich daarom niet goed behandeld. 2. Verweerder heeft geweigerd klager te behandelen voor zijn verhoogde bloedsuiker. Toelichting op de klacht Klager is van mening dat verweerder onvoldoende luisterde naar zijn klachten. In plaats van een vertrouwenspersoon te zijn schreef verweerder direct recepten uit. Verweerder had niet boos mogen worden toen klager in 2007 aangaf zich niet serieus genomen te voelen. Klager is na dat incident niet naar een andere huisarts gegaan. Hij had gehoord dat dit niet mogelijk was wanneer je al een huisarts had in X. Klager geeft aan dat toen hij verweerder opnieuw meedeelde zich niet serieus genomen te voelen, deze hem naar de praktijkondersteuner doorverwees. Klager was hierdoor genoodzaakt op de avonden of weekenden contact op te nemen met de huisartsenpost waar hij wel serieus werd genomen. Nadat klager bij verweerder kwam voor pijn in zijn voet, is een foto gemaakt van de voet van klager. Verweerder schreef daarna onjuiste medicatie voor (Tramadol 50 mg). Volgens de huisartsenpost had klager deze medicatie niet mogen krijgen omdat dit obstipatie veroorzaakte. Ook in verband met zijn andere medicatie had Tramadol niet voorgeschreven mogen worden. Verweerder heeft niet gezegd dat er artrose zichtbaar was op de gemaakte foto van zijn voet. Wel is hij doorverwezen voor een scan. De scan kon niet worden gemaakt vanwege de omvang en het overgewicht van klager. Verweerder heeft toen gezegd dat hij met de pijn moest leren leven. Klager wilde kort daarop een afspraak maken met de huisarts maar werd doorverwezen naar de praktijkondersteuner. Klager heeft aan de praktijkondersteuner gevraagd hoe hij in aanmerking kon komen voor een andere huisarts. Dit zou besproken worden. Nadat in november 2011 bloeduitslagen bekend werden, bleek dat klager ook diabetes had en een vitaminegebrek. Klager heeft een afspraak gemaakt om dit te bespreken met verweerder, maar kreeg op die afspraak te horen dat hij een andere dokter moest zoeken. Verweerder heeft toen geweigerd klager te behandelen. Verweerder legt volgens klager een te grote nadruk op depressieve en maarschappelijke klachten die klager had; zijn lichamelijke klachten waren groter. Klager is nu bang om een arts te bezoeken en verwijt dit verweerder.
HET VERWEER Verweerder heeft zich verweerd door onder meer het volgende, zakelijk en samengevat weergegeven, aan te voeren. Verweerder geeft aan klager te hebben behandeld voor diverse aandoeningen. Verweerder is van mening dat hij meer dan gemiddeld de tijd heeft genomen voor klager en dat hij geen behandeling heeft geweigerd. Verweerder geeft aan dat de medicatie die hij voorschreef nodig was vanwege het hoge hartvaatrisico van klager. Verweerder betwist dat hij verkeerde medicatie (Tramadol 50mg) heeft voorgeschreven en ontkent dat deze interactie vertoont met de andere medicatie. Verweerder heeft klager met zijn instemming verwezen naar de praktijkondersteuner voor zijn hartvaatziekte risico en ook naar de GGZ praktijkondersteuner voor zijn depressieve klachten. Hij vindt dit niet klachtwaardig. Verweerder heeft klager met betrekking tot de pijn in zijn voet pijnstilling geadviseerd omdat er artrose zichtbaar was van de enkelgewrichtjes. Hij heeft gezegd dat deze klachten zouden kunnen verbeteren maar dat er niets aan te doen was zolang er sprake was van overgewicht. De assistente van verweerder heeft klager gezegd dat de gemaakte foto artrose liet zien ter plaatse van de enkelgewrichtjes. In oktober 2007 heeft klager aangegeven dat hij zich niet serieus genomen voelde. Verweerder is toen boos geworden omdat dat niet strookte met de inspanningen die verweerder aan klager besteedde. Klager heeft toen gezegd dat hij toch wel tevreden was over verweerder. Verweerder heeft toen ook de mogelijkheid van een andere huisarts besproken. Daar heeft klager niet voor gekozen. Verweerder heeft niet gezegd dat klager geen andere huisarts zou kunnen krijgen omdat hij al een huisarts had in X. In november 2011 gaf klager opnieuw aan zich niet serieus genomen te voelen. Verweerder heeft hem voorgesteld een andere huisarts te zoeken aangezien de artspatiënt relatie kennelijk uitgewerkt was. Klager was het daar mee eens. Verweerder heeft hem zorg aangeboden tot hij een nieuwe huisarts zou hebben gevonden. Verweerder heeft eveneens aangegeven dat het voor klager beter zou zijn als klager voor langer bestaande klachten naar de nieuwe huisarts zou gaan. Klager is een week later overgegaan naar een andere huisarts. Verweerder ontkent behandeling te hebben geweigerd. Verweerder meent dat zijn handelen geen reden is geweest voor het uitwijken naar de huisartsenpost. Dat is ook maar twee keer gebeurd tijdens de behandelperiode. Verweerder ontkent de nadruk te leggen op depressieve of maatschappelijke klachten van klager. Verweerder betreurt het dat klager het gevoel heeft gekregen dat hij niet serieus werd genomen. Verweerder ontkent dat zijn handelen en met name zijn boos worden in 2007 ertoe geleid kan hebben dat klager nu bang is om een arts te bezoeken. Verweerder vindt het heel vervelend dat het zo gelopen is.
BEOORDELING VAN DE KLACHTEN Klachtonderdeel 1 : Klager voelt zich niet serieus genomen en voelt zich daarom niet goed behandeld. Klager heeft aangegeven zich niet serieus genomen te voelen door verweerder en voelt zich daarom niet goed behandeld. Klager stelt dat hij steeds werd doorverwezen naar de praktijkondersteuner en dat hij verkeerde medicatie kreeg voorgeschreven. Omdat klager zich niet serieus genomen voelde, wachtte klager met zijn klachten tot de avond of het weekend. Hij nam dan contact op met de huisartsenpost. Met betrekking tot het doorverwijzen naar de praktijkondersteuner merkt de commissie het volgende op: De commissie is van oordeel dat het in de hedendaagse huisartsenpraktijk gangbaar is om de begeleiding van een aantal chronische ziekten door de praktijkondersteuner te laten plaatsvinden. De commissie acht het feit dat verweerder klager doorverwees naar de praktijkondersteuner dan ook geen uiting van het niet serieus nemen van klager. Voor wat betreft het verwijt van klager dat verweerder de verkeerde medicatie heeft voorgeschreven overweegt de commissie als volgt: Op 26 april 2011 heeft verweerder pijnmedicatie, Tramadol 50mg, voorgeschreven aan klager. Klager heeft aangegeven dat hij na het slikken van de Tramadol obstipatieklachten kreeg. Klager stelt dat hij in het weekend na 26 april 2011 contact op heeft genomen met de huisartsenpost. Klager is van mening dat de Tramadol, gezien de andere medicatie die klager gebruikte, niet voorgeschreven had mogen worden. De commissie stelt vast dat uit het huisartsenjournaal blijkt dat klager op 3 juli 2011 contact op heeft genomen met de huisartsenpost vanwege obstipatieklachten. De commissie stelt eveneens vast dat deze datum ruim twee maanden na het voorschrijven van de Tramadol ligt. De commissie kan de klacht van klager dat zijn obstipatieklachten direct na het voorschrijven van Tramadol ontstonden, gezien dit tijdsverloop, dan ook niet plaatsen. Daar komt bij dat de commissie heeft geconstateerd dat klager eerder, te weten in juli 2008, ook Tramadol heeft geslikt. Op grond van het voorgaande is de commissie dan ook van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder verkeerde medicatie heeft voorgeschreven. Klager stelt verder dat hij vanwege het niet serieus nemen van zijn klachten veelvuldig contact opnam met de huisartsenpost. Uit het huisartsenjournaal blijkt dat klager in 2007 twee keer contact heeft opgenomen met de huisartsenpost. In 2011 heeft klager eveneens twee keer contact opgenomen met de huisartsenpost, te weten op 3 juli 2011 en op 1 oktober 2011. Het journaal is voor de commissie een belangrijk uitgangspunt. Als de inhoud ervan niet wordt weerlegd of als niet aannemelijk wordt gemaakt dat deze onjuist is, geldt de lezing zoals in het journaal staat vermeld. Het hoge aantal keren dat klager contact opnam met de huisartsenpost, zoals gesteld door klager, zijn niet in het journaal terug te vinden.
De commissie constateert verder dat de aandoeningen van klager door verweerder zijn behandeld. Ook is klager verwezen naar een neuroloog, een orthopeed en naar een bariatrisch centrum. Op grond van al hetgeen wat hiervoor is overwogen en op grond van wat ter zitting ter sprake is gekomen, is de commissie van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder klager niet serieus genomen heeft in zijn klachten. Dat laat onverlet dat klager dit wel zo heeft ervaren. Dat is echter onvoldoende om de klacht gegrond te verklaren. De Klachtencommissie acht dit klachtonderdeel ongegrond. Klachtonderdeel 2: Verweerder heeft geweigerd klager te behandelen voor zijn verhoogde bloedsuiker. Klager klaagt erover dat in november 2011 bloeduitslagen bekend werden waaruit bleek dat klager diabetes had en een vitaminegebrek. Verweerder heeft toen geweigerd klager te behandelen. De commissie maakt uit het journaal op dat er in november 2011 een eenmalig verhoogd glucosegehalte is gevonden. Deze constatering wil nog niet zeggen dat er ook daadwerkelijk sprake is van diabetes. Dat vereist nader onderzoek. Deze onderzoeken nemen enige tijd in beslag. Wetende dat een patiënt naar een andere huisarts wil omdat de arts-patiënt relatie is verstoord, ligt het in de rede die onderzoeken door de opvolgende huisarts uit te laten voeren. De commissie constateert, ook na wat op de hoorzitting aan de orde is geweest, dat het beëindigen van de behandelrelatie in november 2011 een door beide partijen gedragen besluit was. Beide partijen stonden daar achter en konden zich daarin vinden. Er is snel een opvolgend huisarts gevonden. Er is geen lacune ontstaan in de huisartsenzorg. De Klachtencommissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
DE UITSPRAAK De commissie verklaart: Klachtonderdeel 1: ongegrond Klachtonderdeel 2: ongegrond DE REACTIE VAN DE HUISARTS Overeenkomstig artikel 2 lid 5 van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (WKCZ) heeft de huisarts de plicht om binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak schriftelijk aan klager en aan de klachtencommissie mee te delen of hij naar aanleiding van de uitspraak maatregelen zal treffen en zo ja, welke. Ingeval de huisarts niet binnen een maand aan deze verplichting voldoet, behoort hij dit met vermelding van de redenen te laten weten.