CODE RISICOCRITERIA EEN CODE VAN GOEDE PRAKTIJKEN INZAKE RISICOCRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S VAN SEVESO-INRICHTINGEN. Versie 1.

Vergelijkbare documenten
1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE VAN DEZE AANVRAAG.

RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

Ruimtelijke Veiligheidsrapportage

Ruimtelijke Veiligheid

MODULE 5. RISICOANALYSE

VLAREM EN VEILIGHEID. Studiedag AMV 10 oktober Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen

Omgevingsveiligheid. Seveso ofwel preventie van zware ongevallen. Inspectiediensten en inspectieteam. Inspectiesysteem.

Belgisch Staatsblad dd

Seveso Samenwerkingsakkoord 16 februari 2016

Overzicht bepalingen inhoud Veiligheidsrapport in het Brzo 2015, Seveso III en de Rrzo Maart 2016

Netwerkdag Omgevingsveiligheid. Omgevingsveiligheid in Vlaanderen. Griet Goossens. RIVM 2 oktober 2017

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

HANDLEIDING EXTERNE VEILIGHEID IN MER

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december

Externe Veiligheid. Bedrijventerrein Laarberg. Kwantitatieve risicoberekening aardgastransportleidingen. december 2013 concept

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT

Briefadvies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage

Risico-inventarisatie Boekels Ven

Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

PROCEDURE OVR_P02. versie Beschrijving wijziging Datum. 1.0 Initiële (interne) werkversie 01/03/ Aangepaste versie 27/10/2008

FEB Middelburg. I februari 201 7

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

LEIDRAAD SWA- VEILIGHEIDSRAPPORT

Externe veiligheidsrisico s transport gevaarlijke stoffen over het spoor. DWI-locatie, Polderweg 1 te Amsterdam

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01

LEIDRAAD KENNISGEVING

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

Brzo 2015 en Rrzo. Edwin Voogd, InfoMil Linda van Berkel, InfoMil

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

MODULE 22. POPULATIEMATRIX

(Voor de EER relevante tekst)

Uw zwembad 100% safe? zorgvuldigheid.

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vlaamse Regering :~~~= ~ = ',.. "~ AMV/ /1001

Madewater en Westmade te Monster externe veiligheid. Concept

Aanvullend advies externe veiligheid emplacement. Stationsstraat short stay appartementen. Servicebureau Gemeenten, dd

Gelet op het Verdrag betreffende de grensoverschrijdende gevolgen van industriële ongevallen, ondertekend te Helsinki op 17 maart 1992;

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf

Brussel, 24 juni _Advies uniek loket bouw- en milieuvergunning. Advies. Uniek loket bouw- en milieuvergunning

Risicoanalyse vervoer gevaarlijke stoffen provinciale weg N 996 en Spoorwegtraject Sauwerd Delfzijl te Loppersum

1.1 Externe veiligheid Beoordelingskader

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Opdrachtgever Bouwfonds Ontwikkeling BV, Regio Midden De Brand 30 Amersfoort Contactpersoon Dhr. B. Evers

Niet-technische samenvatting Ruimtelijk VeiligheidsRapport

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

Kwantitatieve Risicoanalyse Zuivelhoeve toekomstige situatie. Door: Afdeling Beleid en Advies

Risicoberekeningen spoor Den Bosch Stationskwartier Locatie F

Quickscan Externe veiligheid Ontwerpbestemmingsplan Bentinckspark, deelplan Kalkoven

LEIDRAAD KENNISGEVING

Memo. Inleiding. Beleidskader

1) H.ESSERS 2) Milieuvergunningsaanvraag 3) Veiligheidsnota

QUICKSCAN EXTERNE VEILIGHEID

AMV/ /1001 DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW,

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 17 september P. Coenen-Stalman

memo Quick scan externe veiligheid Driebergsestraatweg 63 te Doorn

PROVINCIAAL BLAD. Bekendmaking van het besluit van 6 juli 2016 zaaknummer tot vaststelling van een regeling

Omgevingsvergunning. Hoe wordt de MER/VR-procedure geïntegreerd? DEPARTEMENT RUIMTE VLAANDEREN DEPARTEMENT LEEFMILIEU, NATUUR & ENERGIE

Doel van het formulier

Besluit externe veiligheid buisleidingen

1. Aanvraagplannen werden ons overgemaakt door 2. Inplantingsplaats: Pijnven - Kerkhoven

Officieuze gecoördineerde versie

college van burgemeester en schepenen Zitting van 4 september 2015

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Kwantitatieve Risicoanalyse Hoogegeest Akersloot

Bijlage 3 Rapportage risicoanalyse buisleidingen

BETREFT: plan MER screening

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING. 1 Provincie Antwerpen Dienst Ruimtelijke Planning

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Risicoanalyse vervoer gevaarlijke stoffen N388 Bestemmingsplan Kalkovens en vissershuisje Zoutkamp

Herstructurering Biedermeier Mariaberg te Maastricht Quickscan externe veiligheid. Datum 19 december 2012 Referentie

Kwantitatieve Risicoanalyse Thomashuis Parallelweg 58 De Krim. Door: Jeroen ter Avest - BJZ.nu

Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012

Informatieavond Marcogas

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan Laak 2B en Velden1F. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen. : de heer R. Polman

Kwantitatieve Risicoanalyse Wezep, van Pallandtlaan. Door: Jeroen ter Avest - BJZ.nu

Kwantitatieve Risicoanalyse Qra hogedruk aardgastransportleidingen Wezelseveldweg. Door: Chris Rodoe

MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten

AMV/ /1001/B. Ministerieel besluit houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking

Hillegom. Ontwikkeling Pastoorslaan Hillegom. Kwalitatieve risicoanalyse concept definitief mw. mr. C.T.

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

Risicoberekeningen Schoutenstraat te Barneveld. Risicoberekeningen Schoutenstraat Barneveld

Bijlage 5 - Kwantitatieve risicoanalyse aardgasleidingen Papendrecht

Transcriptie:

CODE RISICOCRITERIA EEN CODE VAN GOEDE PRAKTIJKEN INZAKE RISICOCRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S VAN SEVESO-INRICHTINGEN Versie 1.0 19/10/2006 Vlaamse overheid Departement LNE Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE... 2 LIJST VAN AFKORTINGEN... 3 I. NIEUWE CRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S... 4 I.1. Definities... 4 I.1.1 Seveso-inrichting... 4 I.1.2 Risicocriteria... 4 I.1.3 Grens van de inrichting... 4 I.1.4 Gebied met woonfunctie... 5 I.1.5 Gebied met kwetsbare locatie... 5 I.1.6 Veiligheidsinformatieplan... 5 I.2. Nieuwe criteria voor externe mensrisico s... 5 I.3. Toelichting bij de nieuwe criteria voor externe mensrisico s... 7 I.3.1 Veiligheid van potentieel getroffenen... 7 I.3.2 Nieuw criterium voor groepsrisicocurve... 8 I.3.3 Eénzelfde set van criteria voor alle Seveso-inrichtingen... 9 II. TOELICHTING BIJ HET GEBRUIK VAN NIEUWE CRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S... 11 II.1. Gebruik door de dienst VR... 11 II.2. Gebruik door adviesverlenende overheden... 12 II.3. Gebruik door toezichthoudende overheid... 13 II.4. Gebruik door andere overheden buiten het departement LNE... 14 III. TOELICHTING BIJ DE GEDRAGSLIJN VAN DE INDUSTRIE INZAKE DE NIEUWE CRITERIA... 15 Tabellen TABEL 1: RISICOCRITERIA VOOR HET PLAATSGEBONDEN RISICO... 6 TABEL 2: VERGELIJKING TUSSEN NEDERLAND EN VLAANDEREN... 9 Figuren FIGUUR 1: CRITERIUM VOOR HET GROEPSRISICO... 6 Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 2/16

Lijst van afkortingen DABM Decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid Dienst VR Dienst Veiligheidsrapportering GR groepsrisico IRC isorisicocontour LNE Leefmilieu, Natuur en Energie MIRA-criteria Voorstellen van criteria in het milieurapport 1994 OVR omgevingsveiligheidsrapport QRA Quantitative risk analysis (kwantitatieve risicoanalyse) RVR ruimtelijk veiligheidsrapport SWA Samenwerkingsakkoord SWA-VR veiligheidsrapport in het kader van het Samenwerkingsakkoord VR veiligheidsrapport Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 3/16

I. Nieuwe criteria voor externe mensrisico s I.1. DEFINITIES I.1.1 Seveso-inrichting Een Seveso-inrichting is het gehele door een exploitant beheerde gebied waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in een of meer installaties, met inbegrip van gemeenschappelijke of bijbehorende infrastructuur of activiteiten. Dit document heeft betrekking op alle Seveso-inrichtingen, zowel hogedrempel Sevesoinrichtingen (VR-plichtige inrichtingen) als lagedrempel Seveso-inrichtingen. Het betreft dus alle inrichtingen met hoeveelheden gevaarlijke stoffen gelijk aan of groter dan de lagedrempelwaarden in het Samenwerkingsakkoord en zijn aanpassingen. De reden om alle Seveso-inrichtingen te beschouwen volgt onder meer uit het feit dat in de met ruimtelijke ordening gerelateerde problematiek geen onderscheid gemaakt wordt tussen lagedrempel en hogedrempel Seveso-inrichtingen (art. 12 van Seveso II-richtlijn en art. 24 van het SWA). Anderzijds dient opgemerkt te worden dat de huidige regelgeving (VLAREM, decreet DABM, SWA) niet voorziet in de risicokwantificering van lagedrempel Seveso-inrichtingen. In tegenstelling tot milieuvergunningsaanvragen voor hogedrempel Seveso-inrichtingen waar deze risicokwantificering is opgenomen in het verplicht bij te voegen OVR, zijn voor lagedrempel Seveso-inrichtingen berekende externe mensrisico s niet a priori bekend. De hier gegeven definitie van Seveso-inrichting is dezelfde als "inrichting" in het Samenwerkingsakkoord en het decreet DABM. I.1.2 Risicocriteria Risicocriteria zijn toetsingswaarden voor de berekende externe mensrisico s van Seveso-inrichtingen die gebruikt worden in het kader van de goed- of afkeuring van OVR s en RVR s, de beoordeling van SWA-VR s, de milieuvergunningsprocedure en de procedure voor de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen en andere ruimtelijke plannen. De berekende externe mensrisico s, die aan de nieuwe criteria (zie 1.2.) getoetst moeten worden, omvatten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-5 /jaar, 10-6 /jaar en 10-7 /jaar en de groepsrisicocurve (verdere informatie over de wijze van het berekenen en het weergeven van externe risico s is vervat in het richtlijnenboek voor veiligheidsrapportages). Risicocriteria worden niet beschouwd als risiconormen. I.1.3 Grens van de inrichting De grens van de inrichting is de grens van de in 1.1.1. gedefinieerde Seveso-inrichting. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 4/16

Op te merken is dat deze definitie dus niet noodzakelijk gerelateerd is aan eigendomsgrens. I.1.4 Gebied met woonfunctie Als een gebied met woonfunctie wordt bedoeld: 1) woongebied, bepaald volgens artikels 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2) groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan deze vermeld in 1). Op te merken is dat individuele of wijd verspreide woningen, zoals bijvoorbeeld geïsoleerd gelegen landbouwwoningen en conciërgewoningen, niet gevat zijn door deze definitie. I.1.5 Gebied met kwetsbare locatie Een gebied met kwetsbare locatie is een terrein waarop zich een school, een ziekenhuis of een rust- of verzorgingsinstelling bevindt. Met scholen worden de basisscholen (kleuter- en lager onderwijs) en de secundaire scholen bedoeld. Universiteiten en hogescholen zijn niet gevat door deze definitie. I.1.6 Veiligheidsinformatieplan Een veiligheidsinformatieplan is het geheel van afspraken en informatie-uitwisseling tussen een hogedrempel Seveso-inrichting en naburige bedrijven aangaande risico s van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. (Zie ook III.). I.2. NIEUWE CRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S 1. Het gebruiken van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) voor de bepaling van externe mensrisico s, resulterend in een risicobeeld bestaande uit de weergave van drie plaatsgebonden isorisicocontouren (IRC s), namelijk van 10-5,10-6 en 10-7 /jaar, en minstens één groepsrisicocurve (GR). 2. Het gebruik van criteria voor externe mensrisico s (geen bindende, wettelijke normen) als toetsingskader voor de externe mensrisico s van Seveso-inrichtingen. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 5/16

3. Het gebruik van éénzelfde set van risicocriteria voor alle afzonderlijke Sevesoinrichtingen, dus zowel voor bestaande als nieuwe Seveso-inrichtingen en zowel voor hogedrempel- als lagedrempel Seveso-inrichtingen. 4. Het aanwenden van volgende criteria aangaande IRC s voor Seveso-inrichtingen. Tabel 1: Risicocriteria voor het plaatsgebonden risico Toetsing aan locatie IRC (risico/jaar) Grens van de inrichting 10-5 Gebied met woonfunctie 10-6 Gebied met kwetsbare locatie 10-7 5. Het aanwenden van het criterium voor de groepsrisicocurve voor Sevesoinrichtingen zoals weergegeven in de onderstaande figuur. Figuur 1: Criterium voor het groepsrisico Cumulatieve frequentie (per jaar) 1.00E-03 1.00E-04 1.00E-05 1.00E-06 1.00E-07 1.00E-08 1.00E-09 1.00E-10 1.00E-11 1.00E+00 1.00E+01 1.00E+02 1.00E+03 1.00E+04 ( aantal slachtoffers) Voor de berekening en de weergave van de groepsrisicocurve moeten alle externe personen meegerekend worden als externe populatie. Dit gaat over werknemers (buiten de grens van de inrichting), bewoners, personen in het verkeer (weg-, spoor- en waterverkeer), recreanten, enz. die zich in de omgeving van de betreffende Seveso-inrichting bevinden. Er wordt hierbij rekening gehouden met de aanwezigheidsfractie op jaarbasis bij de bepaling van de groepsrisicocurve. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 6/16

6. Het invoeren van het gebruik van een veiligheidsinformatieplan als één van de mogelijke bijkomende veiligheidsmaatregelen in geval van overschrijding van de IRC van 10-5 /jaar over de grens van de inrichting (zie ook 3.). 7. Het gebruik van de term plaatsgebonden mensrisico in plaats van individueel risico zoals bij de eerdere MIRA-criteria; de inhoud van beide termen in de kwantitatieve risicoanalyse is dezelfde. Als gevolg van deze gewijzigde terminologie spreken we over IsoRisicoContouren (IRC s) (of over plaatsgebonden risico) in plaats van over IndividueelRisicoContouren. I.3. TOELICHTING BIJ DE NIEUWE CRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S I.3.1 Veiligheid van potentieel getroffenen Bij de nieuwe criteria en het gebruik ervan is uitgegaan van de veiligheid van de potentieel getroffenen. In de nieuwe criteria gebeurt de toetsing van de IRC van 10-6 /jaar van elke afzonderlijke Seveso-inrichting tegenover gebieden met woonfunctie. Er wordt dus expliciet rekening gehouden met de potentieel getroffenen die in dit geval de omwonenden zijn. Dit is een belangrijke wijziging tegenover de huidige MIRA-criteria waar de toetsing gebeurde tegenover de grens van de industriezone. Bij gebruik van de nieuwe criteria zal dit voor een aantal Seveso-inrichtingen betekenen dat de IRC van 10-6 /jaar die zich uitstrekt over buffergebieden, natuurgebieden, waterwegen, e.d. niet meer als een overschrijding te beschouwen is. De toetsing van de IRC van 10-7 /jaar van elke afzonderlijke Seveso-inrichting gebeurt tegenover de gebieden met kwetsbare locaties. Van belang zijn volgende verduidelijkingen: o het begrip kwetsbare locatie is gelimiteerd tot scholen (uitzondering hogescholen en universiteiten), ziekenhuizen, rust- en verzorgingsinstellingen. o met gebied met kwetsbare locatie wordt het volledige terrein bedoeld en niet alleen de gebouwen waar personen aanwezig (kunnen) zijn. De potentieel getroffenen vormen een groep personen die kwetsbaarder zijn dan anderen: kinderen en zieken die onder meer gevoeliger (kunnen) zijn voor toxische stoffen; zieken en ouderen die minder of niet mobiel zijn en niet meer in de mogelijkheid zijn om te vluchten in geval van een brand, van een dreigende explosie of van een toxische gaswolk. Het criterium voor deze groep van kwetsbare personen is dan ook 10 keer strenger dan voor andere personen. Dat er net zoals bij de eerdere MIRA-criteria een criterium voor de IRC van 10-5 /jaar met betrekking tot de grens van de inrichting gebruikt wordt, heeft als bedoeling ervoor te zorgen dat de risico's voor zware ongevallen zich zoveel mogelijk binnen de grenzen van de inrichting bevinden en hierdoor tevens op eventuele naburige bedrijfsterreinen de verhoging van het risico zo klein mogelijk te houden. Als de gevolgen van de zware ongevallen in de ruimte beperkt worden is de groep potentieel getroffenen ook beperkter. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 7/16

In geval van overschrijding van de IRC van 10-5 /jaar over de grens van de inrichting kan de betreffende Seveso-inrichting zelf beslissen om een veiligheidsinformatieplan op te stellen met één of meerdere naburige bedrijven waarop de IRC van 10-5 /jaar zich uitstrekt. Door een veiligheidsinformatieplan wordt er dus nog meer rekening gehouden met de werknemers van de naburige bedrijven die potentieel getroffenen zijn. Zowel voor de eerdere MIRA-criteria als voor de nieuwe risicocriteria kan voor de numerieke waarden van de IRC s volgende toelichting gegeven worden. Voor de mens situeert de minimale natuurlijke sterftekans zich bij de leeftijd van circa 14 jaar en bedraagt circa 10-4 /jaar. Voor de mens die zich bevindt in een gebied met woonfunctie wordt gesteld dat de verhoging van de sterftekans door de aanwezigheid van een Seveso-inrichting in de omgeving, slechts een verwaarloosbare verhoging (minder dan 1%) mag zijn ten opzichte van die minimale natuurlijke sterftekans. Op basis van die redenering komt men alzo tot het risicocriterium dat de IRC van 10-6 /jaar zich niet in een gebied met woonfunctie mag situeren. Bij de berekening van de groepsrisicocurve worden interne werknemers en onderaannemers, derden, contractors, e.d. niet in beschouwing genomen. Die laatsten worden gezien als nagenoeg evenwaardig aan interne werknemers, omdat zij overeenkomstig vigerende regelgevingen daaromtrent, op de hoogte moeten zijn van de risico s van de Seveso-inrichting, van de noodplanning, enz. Alle externe personen, dit zijn personen buiten de grens van de inrichting, die potentieel getroffenen zijn van scenario s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, zijn gevat in de berekening van de groepsrisicocurve. I.3.2 Nieuw criterium voor groepsrisicocurve Elementen die geleid hebben tot het nieuw criterium van groepsrisicocurve zijn de volgende: In Vlaanderen dient er ook voor vestiging van Seveso-inrichtingen een zuinig ruimtegebruik te zijn, hetgeen betekent dat op industriegebieden een concentratie van bedrijven dient te gebeuren of dat er aan inbreiding dient gedaan te worden. Dit betekent dat er grotere populatiedichtheden aan werknemers kunnen zijn in de naburige bedrijven van Seveso-inrichtingen. De helling van de lijn voor het gebied tussen 10 en 1000 dodelijke slachtoffers is meer in overeenstemming gebracht met de berekende groepsrisicocurves in de tot hiertoe opgestelde veiligheidsrapporten van de in Vlaanderen gelegen hogedrempel Sevesoinrichtingen. Het is op te merken dat het nieuw criterium van de groepsrisicocurve een grotere helling heeft dan het eerdere MIRA-criterium. Dit heeft voor gevolg dat het nieuwe criterium minder streng is voor 10 tot en met 99 doden, dat het hetzelfde is voor 100 doden en dat het strenger is voor 101 tot 1000 doden, telkens in vergelijking met het MIRA-criterium van de grenswaardelijn. Het versoepelen van het criterium bij kleinere slachtofferaantallen met grotere kans van optreden (de meer waarschijnlijke ongevalsscenario s), heeft in grote mate te maken met het feit dat het criterium van de groepsrisicocurve een groep van minder dan 10 dodelijke slachtoffers steeds Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 8/16

tolereert wat de kans ook moge zijn (zowel in het nieuwe als in het eerdere MIRAcriterium). Dit sluit niet uit dat ook voor de ongevalsscenario s met relatief kleine slachtofferaantallen door de Seveso-inrichting steeds dient aangetoond worden dat de nodige en voldoende (technische, organisatorische en bedrijfskundige) veiligheidsmaatregelen genomen zijn. De betreffende lijn voor het gebied tussen 10 en 1000 dodelijke slachtoffers bij het nieuwe criterium in Vlaanderen heeft dezelfde helling als die van de oriënterende waarden van groepsrisico in Nederland. Voor het gebied tussen 10 en 1000 dodelijke slachtoffers is het criterium in Vlaanderen 10 keer minder streng dan de oriënterende waarden die in Nederland worden gebruikt, zoals blijkt uit volgende tabel. Aantal dodelijke slachtoffers Tabel 2: Vergelijking tussen Nederland en Vlaanderen Nederland Oriënterende waarden (per jaar) Vlaanderen MIRA-criteria Grenswaardelijn (per jaar) Nieuw criterium Vlaanderen (per jaar) 10 10-5 10-5 10-4 100 10-7 10-6 10-6 1000 10-9 10-7 10-8 I.3.3 Eénzelfde set van criteria voor alle Seveso-inrichtingen In de nieuwe criteria wordt geen verschil meer gemaakt tussen nieuwe en bestaande Seveso-inrichtingen of tussen hogedrempel en lagedrempel Seveso-inrichtingen. Volgende argumentatie kan aangehaald worden om éénzelfde set van criteria voor bestaande en nieuwe inrichtingen te hanteren: Het is van het grootste belang dat in de nieuwe criteria uitgegaan is van de veiligheid voor de potentieel getroffenen. Dit is het meest duidelijk voor de criteria refererend naar gebieden met woonfunctie en naar de gebieden met kwetsbare locaties. Vanuit dat oogpunt dienen er geen 10 keer strengere criteria te zijn voor nieuwe Sevesoinrichtingen zoals dat in de eerdere MIRA-criteria het geval was. 10 keer strengere criteria voor nieuwe inrichtingen verminderen de kans voor vestiging van nieuwe inrichtingen. Uit ruimtelijke veiligheidsrapporten die bij ruimtelijke uitvoeringsplannen opgesteld worden, zou blijken dat risicovolle nieuwe Sevesoinrichtingen immers (veel) verder van woongebieden en kwetsbare locaties moeten ingeplant worden dan risicovolle bestaande Seveso-inrichtingen. Een gelijkaardig verschil zou zich voordoen bij de beoordeling voor de omgevingsveiligheidsrapporten bij een vergunningsaanvraag en voor de SWA-VR s met betrekking tot exploitatie. Het is eenvoudiger om over één set van criteria te beschikken. Het hanteren van éénzelfde set van criteria voor hogedrempel en lagedrempel Sevesoinrichtingen kan als volgt geduid worden: De Seveso II-richtlijn en het SWA, en hun aanpassingen, zijn van toepassing zowel op de lagedrempel als op de hogedrempel Seveso-inrichtingen. Weliswaar hebben beide Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 9/16

groepen van Seveso-inrichtingen niet volledig dezelfde verplichtingen (bijvoorbeeld veiligheidsrapporten voor hogedrempel en kennisgevingen voor lagedrempel Sevesoinrichtingen), maar voor de toepassing van art. 12 van de Seveso II-richtlijn en van art. 24 van het SWA (aangaande ruimtelijke ordening) is er geen onderscheid tussen hogedrempel en lagedrempel Seveso-inrichtingen. Het hanteren van éénzelfde set van criteria zorgt voor een consequent veiligheidsbeleid voor Seveso-inrichtingen. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 10/16

II. Toelichting bij het gebruik van nieuwe criteria voor externe mensrisico s II.1. GEBRUIK DOOR DE DIENST VR Voor een SWA-VR is de dienst VR de beoordelingsdienst en de coördinerende dienst voor het Vlaams gewest. Voor een OVR en een RVR stelt de dienst VR een verslag op van goedkeuring of afkeuring. De dienst VR doet in een OVR-verslag geen uitspraak over de aanvaardbaarheid van de grootte van de externe mensrisico s en milieurisico s, want dit is vervat in het besluitvormingsproces van de milieuvergunningsverlener. Het OVR is een wetenschappelijk-technisch rapport dat onder meer de externe mensrisico s evalueert en toetst aan de risicocriteria voor externe mensrisico s van Sevesoinrichtingen. De beoordeling van de dienst VR in een goed- of afkeuringsverslag bij een OVR is een uitspraak over het al of niet voldoen van de berekende externe mensrisico s aan de risicocriteria en over het al of niet voldoen van de genomen en geplande veiligheidsmaatregelen aangaande de betreffende ongevalsscenario s. Indien een uitspraak van niet voldoen wordt gedaan in een goed- of afkeuringsverslag bij een OVR, geeft de dienst VR de nodige argumentatie ervoor. Indien de berekende risico s de risicocriteria overschrijden, vraagt de dienst VR tijdens de opmaak van een OVR dat een grondige argumentatie in het OVR gegeven wordt. De grondige argumentatie houdt verband met technische, organisatorische en bedrijfskundige veiligheidsmaatregelen. In de argumentatie in het OVR dient een verband gelegd te worden tussen de scenario s die een overschrijding van het risicocriterium tot gevolg hebben en de veiligheidsmaatregelen die daaromtrent genomen of gepland zijn. Eén van de mogelijke veiligheidsmaatregelen is een veiligheidsinformatieplan (zie 3.). In geval een veiligheidsinformatieplan wordt opgesteld dient dit duidelijk vermeld te worden in het OVR. Het is wenselijk dat de beschrijving ervan, voor zover mogelijk, in voldoende detail gebeurt. In elk geval dient de exploitant minstens aan te tonen dat er een principeovereenkomst is met het andere bedrijf of de andere bedrijven vervat in het veiligheidsinformatieplan. De genomen of geplande veiligheidsmaatregelen worden maximaal doorgerekend in de QRA volgens de richtlijnen van de dienst VR (onder andere specifieke, bijzondere preventieve veiligheidsmaatregelen via faalkansreducties). Er dient daarenboven in het OVR informatie gegeven te worden over de potentieel getroffen personen, namelijk het aantal en welke personen (werknemers buiten de grens van de inrichting, bewoners, personen in het verkeer (weg-, spoor- en waterverkeer), recreanten, enz.). Voor de door de dienst VR gemaakte globale uitspraak in een OVRverslag is dit van dominant belang, aangezien deze risicocriteria betrekking hebben op externe mensrisico s. Indien de berekende groepsrisicocurve het criterium van de groepsrisicocurve overschrijdt, moet in elk geval één of meerdere bijkomende groepsrisicocurves berekend en Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 11/16

weergegeven worden waarbij de werknemers van één of meerdere naburige Sevesoinrichtingen en eventueel andere bedrijven niet meegerekend zijn. De beoordeling van de dienst VR in een goed- of afkeuringsverslag bij een RVR is een uitspraak over voorliggende voorontwerpen van ruimtelijke uitvoeringsplannen of van andere ruimtelijke plannen, rekening houdend met de aanwezigheid van bestaande Seveso-inrichtingen of met de mogelijkheid om Seveso-inrichtingen te vestigen. Die uitspraak voor wat gebieden met woonfunctie en gebieden met kwetsbare locaties betreft, is gebaseerd op deze nieuwe risicocriteria voor Seveso-inrichtingen. Ter verduidelijking omschrijven we hier de bevoegdheid van de dienst VR als beoordelingsdienst en coördinerende dienst in het kader van het Samenwerkingsakkoord. In het kader van het Samenwerkingsakkoord bestaat voor een beoordelingscommissie (specifiek voor een beoordeling van een SWA-VR van een hogedrempel Seveso-inrichting) de mogelijkheid dat er in bepaalde gevallen geen gunstige beoordeling gegeven wordt aangaande een SWA-VR en dat door de coördinerende dienst de nodige actie moet genomen worden "om de ingebruikneming of de voortzetting van de exploitatie van de betrokken inrichting of een deel ervan te verbieden" (conform Samenwerkingsakkoord art. 25 7. en art. 30). De dienst VR als beoordelingsdienst van een SWA-VR doet een uitspraak over het al of niet voldoen van de berekende externe mensrisico s aan de risicocriteria en over het al of niet voldoen van de genomen en geplande veiligheidsmaatregelen aangaande de betreffende ongevalsscenario s, op dezelfde wijze als voor een OVR. II.2. GEBRUIK DOOR ADVIESVERLENENDE OVERHEDEN Een OVR is een hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent een milieuvergunningsaanvraag en is het instrument bij uitstek aan de hand waarmee de adviesverleners tot een gefundeerd advies over het veiligheidsaspect kunnen komen. In het advies wordt beoordeeld of in het OVR afdoende wordt aangetoond dat alle nodige maatregelen worden getroffen en dat de maatregelen ook voldoende zijn om de risico s te beheersen. De definitie van risicocriteria (toetsingswaarden voor de berekende externe risico s van Seveso-inrichtingen) impliceert dat overschrijdingen van criteria in de adviezen geval-pergeval worden beoordeeld en dat er rekening wordt gehouden met de grondige argumentatie die daaromtrent, op vraag van de dienst VR, in het OVR wordt gegeven. Het advies zal onder meer gesteund zijn op een beoordeling van volgende aspecten: overschrijding op buurbedrijf of op een ander gebied, overschrijding naargelang van de aard van de externe risico s (brand, explosie, vrijzetting toxische stof), aantal personen die gevat (kunnen) zijn door de overschrijding, voor de betreffende ongevalsscenario s uitgevoerde gedetailleerde oorzakenanalyses, genomen veiligheidsmaatregelen voor de betreffende ongevalsscenario s, enz. In het advies wordt ook rekening gehouden met de onderlinge ligging van bedrijven (bijvoorbeeld eilandbedrijf binnen een hogedrempel Seveso-inrichting of bedrijf grenzend aan een hogedrempel Seveso-inrichting) en met de aard van de externe risico s (brand, explosie, vrijzetting toxische stof). Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 12/16

In alle gevallen worden in het advies de maatregelen die noodzakelijk worden geacht voor de beheersing van de risico s op zware ongevallen, onder meer in het licht van overschrijding van één of meerdere risicocriteria, voorgesteld als bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning. Indien er een veiligheidsinformatieplan is opgesteld dient dit verankerd te worden in de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning. II.3. GEBRUIK DOOR TOEZICHTHOUDENDE OVERHEID Het veiligheidsrapport is van belang voor de toezichthoudende overheid, zowel in het kader van het Milieuvergunningsdecreet als van het Samenwerkingsakkoord. De opdracht van de toezichthoudende overheid in het kader van het Milieuvergunningsdecreet ligt in de handhaving (inspecteren en maatregelen nemen) nadat vergunning werd verleend. Bij inspectie wordt, conform het handhavingsinstrumentarium, nagegaan of een inrichting voldoende vergund is en of alle vergunningsvoorwaarden worden nageleefd. Bij hogedrempel Seveso-inrichtingen wordt uiteraard grote aandacht besteed aan de risicoreducerende maatregelen die werden opgelegd als bijzondere vergunningsvoorwaarde. Daarenboven geldt voor alle inrichtingen art. 22 van het Milieuvergunningsdecreet dat stelt dat de exploitant, ongeacht de verleende vergunning, alle nodige maatregelen moet treffen om schade, hinder en zware ongevallen te voorkomen. Het OVR kan bij de controle van die zorgplicht een belangrijk instrument zijn op voorwaarde dat de door de exploitant getroffen maatregelen maximaal worden doorgerekend in de QRA en dat in het rapport voor de scenario s van zware ongevallen met mogelijke gevolgen voor de omgeving (mens en milieu) onder meer met behulp van het vlinderdasmodel wordt aangetoond dat alle nodige maatregelen werden getroffen en dat de maatregelen ook voldoende zijn om de risico s te beheersen. De afhandeling van de dossiers gebeurt conform het handhavingsinstrumentarium. Zoals in elk dossier, is bovendien de eerste vraag die bij inspectie moet worden gesteld: is er risico op dreigend of ernstig gevaar voor mens en milieu? Als dat het geval is, wordt er opgetreden conform het handhavingsinstrumentarium. Volgens het Samenwerkingsakkoord moet een inspectiesysteem worden opgezet met een inspectieprogramma voor alle Seveso-inrichtingen, een rapport na elke inspectie en de nodige terugkoppeling naar de bedrijfsleiding. Via een uitvoeringsbesluit is de afdeling Milieu-inspectie aangewezen als de inspectiedienst voor het Vlaams gewest. Inspecties in het kader van het SWA gebeuren door een inspectieteam zoals beschreven is in artikel 27 van het SWA. De inspecties moeten planmatig en systematisch verlopen en hebben tot doel na te gaan of de exploitant kan aantonen dat hij alle nodige en voldoende preventieve en gevolgenbeperkende of mitigerende maatregelen heeft getroffen. Het Samenwerkingsakkoord geeft de inspectiediensten de nodige toezichts- en afhandelingsbevoegdheden. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 13/16

Volgens het Samenwerkingsakkoord zijn de inspecties onafhankelijk van de ontvangst van het SWA-VR. Het betreft immers vooral bestaande inrichtingen die al in exploitatie zijn. Ongeacht of er al een veiligheidsrapport werd opgemaakt, zijn de risico s voor zware ongevallen aanwezig en moeten de exploitanten de nodige maatregelen treffen. Een andere doelstelling van de inspecties volgens het Samenwerkingsakkoord is na te gaan of het SWA-VR de situatie getrouw weerspiegelt. Het veiligheidsrapport vormt als het ware het bewijsmateriaal van de exploitant dat hij zijn installaties uitbaat op een voor de mens en het milieu veilige manier. Hij moet niet alleen beschrijven welke maatregelen getroffen zijn, maar ook via welke systematiek ze gedefinieerd zijn en waarom dat zware ongevallen beperkt worden of voorkomen worden. Omdat het veiligheidsrapport een belangrijk beoordelingsinstrument is voor de overheid, is het belangrijk op een systematische manier na te gaan of de aangeleverde informatie een correcte weergave van de realiteit is. Aangezien in Vlaanderen voor de externe veiligheid het SWA-VR afgestemd is op het OVR aangaande QRA, gelden dezelfde voorwaarden om de toetsing van het SWA-VR op een gefundeerde wijze te kunnen doen bij inspectie: maximale doorrekening van de getroffen maatregelen in de QRA en bewijsvoering van de risicobeheersing (alle nodige en voldoende maatregelen), onder meer met behulp van het vlinderdasmodel. Het SWA-VR is eveneens een belangrijke informatiebron bij de voorbereiding van andere systematische inspecties. Als bij inspectie blijkt dat de exploitant duidelijk onvoldoende maatregelen heeft getroffen, moet de procedure tot stopzetting van de exploitatie worden ingezet (gemotiveerd verzoek van de inspectiediensten aan de bevoegde overheid). II.4. GEBRUIK DOOR ANDERE OVERHEDEN BUITEN HET DEPARTEMENT LNE Alle bij de veiligheidsrapportages betrokken overheden worden op de hoogte gebracht van de overeenkomst met betrekking tot de vaststelling van een code van goede praktijken aangaande risicocriteria voor externe mensrisico s van Seveso-inrichtingen. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 14/16

III. Toelichting bij de gedragslijn van de industrie inzake de nieuwe criteria Zoals in punt 6 van 1.2. aangehaald kan de industrie op vrijwillige basis een veiligheidsinformatieplan opstellen. In bepaalde situaties werken meerdere exploitanten van industriële installaties op één industriepark nauw samen in synergieverbanden. Dergelijke verbanden leveren niet enkel economische, maar ook ecologische voordelen op (bvb. minder gevaarlijke transporten, synergieën op vlak van energiebehoefte, e.a.). Deze filosofie kan geïmplementeerd worden op delen van of op volledige industrieparken waarop één of meer Seveso-inrichtingen en andere bedrijven gevestigd zijn. In dit geval kunnen betreffende Seveso-inrichtingen en andere bedrijven enkel via een ingangscontrole toegankelijk zijn en kunnen leveranciers, chauffeurs en bezoekers basisinformatie ontvangen over de gedragscode bij incidenten. Hierbij is in ieder geval iedere exploitant zelf verantwoordelijk voor de veilige exploitatie van zijn installatie, maar de intense samenwerking kan leiden tot een aantal afspraken en informatie-uitwisseling aangaande risico s van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Dit kan verband houden met volgende punten, waarbij telkens enkele voorbeelden gegeven zijn: - de organisatie en het personeel: opleiding over algemeen geldende veiligheidsvoorschriften op het industriepark en de toe te passen procedures in geval van een noodsituatie, opzetten van een gemeenschappelijke overlegstructuur, toegangsprocedure tot het terrein, - identificatie en evaluatie van de gevaren van zware ongevallen: informatie-uitwisseling en samenwerking bij de identificatie van risico's voor zware ongevallen, evaluatie van domino-effecten, - ontwerpbeheersing: afspraken voor de beveiliging van gemeenschappelijke pijpleidingnetten, informatie-uitwisseling en samenwerking bij de identificatie van risico's voor zware ongevallen, evaluatie van domino-effecten, - planning van noodsituaties: opstellen van gemeenschappelijke noodprocedures, afspraken rond inzet van beschikbaar interventiemateriaal en onderlinge hulpverlening en samenwerking, - de audit en herziening: verificatie van de naleving van het veiligheidsinformatieplan, Een veiligheidsinformatieplan wordt beschouwd als een bijkomende veiligheidsmaatregel. Het initiatief voor het opstellen van het veiligheidsinformatieplan geschiedt op vrijwillige basis van de Seveso-inrichting. Indien er een veiligheidsinformatieplan is opgesteld, dient dit verankerd te worden in de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning, wat dan ook verplichtingen voor de betreffende bedrijven inhoudt. Het veiligheidsinformatieplan dient rekening te houden met de onderlinge ligging van bedrijven (bijvoorbeeld eilandbedrijf op een hogedrempel Seveso-inrichting of bedrijf grenzend aan een hogedrempel Seveso-inrichting) en met de aard van de externe risico s (brand, explosie, toxiciteit). Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 15/16

Het begrip veiligheidsinformatieplan kan in verband gebracht worden met art. 11 van het SWA, maar heeft in elk geval een ruimere invulling aangezien het gaat over alle bedrijven en niet uitsluitend over Seveso-inrichtingen; het moet dus duidelijk een bredere invulling krijgen dan de minimaal wettelijk vereiste. Art. 11. l. De coördinerende dienst bepaalt aan de hand van de door de exploitant overeenkomstig de artikelen 8 en 12 verstrekte informatie en, in voorkomend geval, de informatie verstrekt door de coördinerende diensten van de andere gewesten, voor welke inrichtingen of groepen van inrichtingen de waarschijnlijkheid en de mogelijkheid of de gevolgen van een zwaar ongeval groter kunnen zijn ten gevolge van de ligging en de nabijheid van andere inrichtingen en de aanwezigheid van andere gevaarlijke stoffen. 2. De coördinerende dienst moet zich ervan vergewissen dat bij de aldus aangewezen inrichtingen: 1 op passende wijze toereikende informatie wordt uitgewisseld om die inrichtingen in staat te stellen rekening te houden met de aard en de omvang van het totale gevaar van een zwaar ongeval in hun beleid ter preventie van zware ongevallen, hun veiligheidsbeheerssystemen, hun veiligheidsrapporten en hun interne noodplannen; 2 voorzieningen worden getroffen voor samenwerking met het oog op de voorlichting van het publiek, en bij het verstrekken van informatie aan de minister bevoegd voor de civiele bescherming, of zijn gemachtigde, met het oog op de voorbereiding van externe noodplanning. De exploitant van een hogedrempel Seveso-inrichting kan op vrijwillige basis een gezamenlijk OVR opstellen. Dit OVR handelt over de hogedrempel Seveso-inrichting zelf en één of meer andere bedrijven die al of niet Seveso-inrichtingen zijn; het OVR handelt dus over bedrijven van een deel of het geheel van een industriepark. Het is duidelijk dat op deze wijze de betrokken bedrijven van het industriepark vervat zijn in een veiligheidsinformatieplan van de hogedrempel Seveso-inrichting. Hierbij dient de voorwaarde vervuld te worden dat het over eenzelfde veiligheidsbeheersysteem dient te gaan of dat de veiligheidsbeheersystemen van de verschillende bedrijven van eenzelfde kwaliteit zijn en op elkaar afgestemd zijn. Er dient dus een aantoonbare samenwerking of samenhang te zijn op vlak van veiligheidsbeheersysteem en interne noodplanning tussen de hogedrempel Seveso-inrichting en alle andere bedrijven die vervat zijn in het veiligheidsinformatieplan, hetgeen dus verder gaat dan louter een informatie-uitwisseling. In het OVR worden zowel de aparte externe mensrisico s weergegeven van de hogedrempel Seveso-inrichting (die de initiatiefnemer is voor het opstellen van het OVR) als de gecumuleerde externe mensrisico s van het deel of geheel van het industriepark dat door het veiligheidsinformatieplan wordt omvat. Dit gaat voor beide voorstellingen zowel over de IRC s als over de groepsrisicocurves. Er wordt in geval van een gezamenlijk OVR in het OVR enkel een toetsing beschreven van de gecumuleerde mensrisico s aan de nieuwe risicocriteria. Dit betekent onder meer dat de IRC van 10-5 /jaar niet meer getoetst wordt aan de grens van de inrichting van de hogedrempel Seveso-inrichting maar aan de buitenterreingrens van het gebied gevormd door het deel of geheel van het industriepark dat door het veiligheidsinformatieplan wordt omvat. Hoe de dienst VR, de adviesverlenende overheden en de toezichthoudende overheid met een veiligheidsinformatieplan omgaan is beschreven in deel 2. Code: Risicocriteria versie 1.0 19/10/2006 16/16