Samenvatting Nederlands Examenbundel Nederlands

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Nederlands Tekstbegrip

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3

Samenvatting Nederlands Domein A: leesvaardigheid en domein D: argumentatieve vaardigheden

Een staatsexamen Nederlands overleven

5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

Samenvatting Examenstof Nederlands Havo

Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Nederlands leesvaardigheid.

Oriënterend lezen. Globaal lezen. Intensief lezen. Zoekend leen. Kritisch lezen. Studerend lezen

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1t/m 4 cursus lezen

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3.

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1,2,3 par 1 en 2: algemene theorie en lezen

onthouden. Schrijfdoelen Schrijfdoel Inhoud schrijfdoel Voorbeeld vermaakt door een leuk, spannen, aangrijpend of interessante tekst.

Leesvaardigheid H1.1 Leesstrategieën

Samenvatting Nederlands Module 9

Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1)

Teksverklaringen!!!!! Samenvattingen!! - Meerkeuzevragen! - Open! !!!! Nederlands! 1. Spellen! 2. Samenvatting schrijven

5.3 SAMENVATTEND SCHEMA SOORTEN VERBANDEN

Samenvatting Nederlands Module 2

Lezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen

Examenvoorbereiding 2017 Nederlands (HAVO)

Bekijk bij een boek: Titel Flaptekst Inhoudsopgave Voorwoord Auteur. Lees de voorkeursplaatsen: Stel vast:

Waarom een samenvatting maken?

Samenvatting Nederlands H2 Argumentatie

Aantekeningen die je moet leren voor het SE Leesvaardig voor Eldeweek 2 en je eindexamen!! Goed bewaren dus!!!! Naam: Leesvaardig Blok 1

Examenvoorbereiding 2018 Nederlands (HAVO)

Samenvatting Nederlands Blok 8 en 9

leesvaardigheid Nederlands H5

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2

Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) en Nederlands (nieuwe stijl)

Samenvatting Nederlands Lezen en Argumenteren

Samenvatting Nederlands Top niveau -

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

NL_BL_Signaalwoorden_verbandenV2012_1.doc 1

6,3. Samenvatting door een scholier 1419 woorden 14 februari keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting van Topniveau blok 4. 3.

Nederlands VWO. Syllabus centraal examen 2010

Nederlands HAVO. Syllabus centraal examen 2011

GiP Opdracht Kantoortechnieken

Inhoudsoverzicht NN5 Tweede Fase

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

0 ex.nr. ex.nr. ex.nr. ex.nr. ex.nr. ex.nr. ex.nr. ex.nr.

NEDERLANDS VWO. Syllabus centraal examen 2012

Nederlands HAVO. Syllabus centraal examen 2009

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

STAGEPERIODE : OPDRACHT KANTOORTECHNIEKEN

Examen HAVO. Nederlands

Je kunt het tekstdoel beter bepalen als je eerst de hoofdgedachte van de tekst vaststelt.

STAPPENPLANNEN HAVO-VWO

Leesvaardig (herhaal de stof van leesvaardig blok 1 t/m 4)

Nederlands - vwo: vakspecifieke informatie centraal examen 2019

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

Uitleg examen Nederlands kaderberoepsgerichte leerweg

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Nederlands - vwo: vakspecifieke informatie centraal examen 2018

Het informatieve doel: Een zender verstrekt gegevens over een gebeurtenis of situatie. Hij onthoudt zich van een eigen beoordeling van die gegevens.

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk

Examenopgaven VMBO-GL en TL 2004

Examen VBO-MAVO-D. Nederlands, leesvaardigheid

VMBO-T / Nederlands / 2011 / tijdvak 1

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase eerste editie NIX18

Samenvatting Nederlands Top niveau

Examenopgaven VBO-MAVO-C 2004

Nederlands - havo: vakspecifieke informatie centraal examen 2019

VMBO-T / Nederlands / 2011 / tijdvak 2

SLO-leerdoelenkaart beheersingsniveaus Nederlands bovenbouw havo/vwo

BEOORDELINGSFORMULIER

Examenopgaven VBO-MAVO-C 2004

1

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examenopgaven VMBO-MAVO-C

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 2

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Inhoud. Voorwoord 6. Inleiding 7

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 10: Leesvaardigheid

Tekst lezen en verbanden leggen

Lezen - Argumenten vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

PTA Nederlands HAVO Belgisch Park cohort

Hoofdstuk 3: Meerkeuzevragen

Nederlands - havo: vakspecifieke informatie centraal examen 2020

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Programma van Inhoud en Toetsing

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Academisch schrijven. Tips and tricks

NEDERLANDS VWO (4F) CONCEPTSYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2018

Examen VWO Nederlands. tijdvak 2 dinsdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Bij het verkennend lezen van een boek of artikel ga je als volgt te werk:

Een betoog is een tekst waarmee je als schrijver de lezer wilt overtuigen van jouw standpunt.

INHOUD INLEIDING... 3 DOELGROEP... 6 STRUCTUUR... 7 INHOUD Lesstof Lezen 3F 2

4,5. Antwoorden door een scholier 873 woorden 7 april keer beoordeeld. Nederlands

SAMENVATTING DIGITALE VELDRAADPLEGING CONCEPTSYLLABI NEDERLANDS 2017 HAVO EN VWO

Transcriptie:

Samenvatting Nederlands Examenbundel Nederlands 2006-2007 Samenvatting door een scholier 1526 woorden 1 mei 2007 7,5 102 keer beoordeeld Vak Nederlands Samenvatting examenbundel Nederlands 2006-2007 1. Inleiding Examen Nederlands: Tekst met vragen en samenvattingopdracht. 3 uur. Vergelijken van: - Satelliettekst: Kleine tekstjes. - Hoofdtekst: De belangrijkste tekst. Let op: - Informatie elementen - Inhoud: Is het correct weergegeven? - Samenhang: Zijn er geen onjuiste verbanden? - Formulering: Begrijpelijk voor lezer die de tekst niet kent? - Voor fouten in formuleringen geld maximaal 20% aftrek. - Voor lengte overschrijding van langer dan 10% geld -2 punten per 5 woorden. Je cijfer bepaald voor 50% het eindcijfer Nederlands. 2. Signaalwoorden en Signaalzinnen Signaalwoorden tussen: (delen van) zinnen/alinea s. Signaalwoorden = belangrijk hulpmiddel! Signaalzinnen: Duidelijk maken wat volgt (aankondigend)/wat geweest is (terugblikkend). Voorbeelden signaalwoorden: - Opsomming: Ook, bovendien, verder, eveneens, dan, vervolgens, daarnaast, ten eerste ten tweede, zowel als. - Tegenstelling: Maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, enerzijds anderzijds. - Oorzaak-gevolg: Daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is. Pagina 1 van 6

- Reden/verklaring: Want, omdat, daarom, waarom, namelijk, immers, aangezien. - Doel/middel: Door middel van, met de bedoeling om, met behulp van, om te, daartoe, opdat. - Toelichting: Denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij. - Vergelijking: Net als, zoals, zo ook, evenals, eveneens, eenzelfde, hetzelfde/dezelfde als, in vergelijking met, vergelijken met, soortgelijke. - Voorwaarde: Als, indien, mits, (op voorwaarde dat), tenzij (behalve wanneer), stel dat. - Conclusie: Dan ook, dus, aldus, hieruit volgt, concluderend. - Samenvatting: Kortom, samenvattend, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan. Voorbeelden Signaal zinnen: - Aankondigend: Ik zal hier enkele voor- en nadelen van rekeningrijden bespreken. Maar aan het systeem kleven ook enkele bezwaren. - Terugblikkend: Van de besproken verklaringen lijkt de laatste me het meest aannemelijk. - Aankondigend en terugblikkend: Welke conclusie kunnen we nu uit bovenstaande onderzoeksresultaten trekken? 3. Tekstsoort, schrijfdoel Tekstsoorten: - Uiteenzetting: Uitleggen hoe iets in elkaar zit. Objectief/informatief. - Betoog: Standpunt + argumenten. Subjectief informatief/overtuigend. - Beschouwing: Meerdere meningen. Deels object- deels subjectief/alle meningen weergeven. Schrijfdoelen: Informeren, uiteenzetten, overtuigen, tot actie aanzetten, beschouwen, vermaken. > Combinatie mogelijk! 4. Citeren, eigen woorden Citeren: Eerste en laatste twee woorden van de/het zin(-sgedeelte) + regelnummers! - Zinsgedeelte: Twee of meer woorden. (Te lang = punten aftrek(-p) - Nauwkeurig! Hoofdletter, punt, vraag & uitroepteken. Regelaanduiding. Eigen woorden: Niet citeren! Wel termen overnemen. Let op maximaal aantal woorden! (-P) Tip: eerst klad zorgt voor net en correct resultaat. 5. Hoofdgedachte, hoofdvraag Hoofdgedachte: een zin die het belangrijkste van het tekst gedeelte weergeeft. Citeer/eigenwoorden. - Informatie: voor/achteraan in (groep) alinea(s). - Eén zin (-P) - Maximaal aantal woorden > Tellen! (-P) Meerkeuzevraag: Onderstreep kernzin en signaalwoorden schrijf het belangrijkste van de tekst op. - Let op titel, inleiding en slot. - Zoek de goede en let op volledigheid. Hoofdvraag: Citeren/formuleren let op vraagvorm! Pagina 2 van 6

6. Functie van tekstgedeelte - Lees - Onderstreep kernzinnen, signaalwoorden/-zinnen eventueel notities/alinea. - Kies functiewoord dat past (functiewoorden worden gegeven). - Aanbeveling: De schrijver komt, meestal op het eind van zijn artikel, tot een goede raad of advies. - Aanleiding: Omstandigheid die de schrijver ertoe brengt zijn tekst te schrijven. - Afweging: De schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze. - Argument: De schrijver geeft aan waarom hij iets vindt. - Beantwoording: De schrijver geeft antwoord op een eerder gestelde vraag. - Begripsomschrijving: De schrijver geeft een nauwkeurige definitie van een bepaalde term (zie ook definitie ). - Beoordeling: De schrijver geeft een positief of negatief oordeel over een onderwerp. - Bewering: De schrijver verkondigt zijn mening (die hij met argumenten onderbouwt, zie ook stelling ). - Bewijs(voering): De schrijver probeert de juistheid van een stelling of theorie aan te tonen met feiten (uit onderzoek). - Conclusie: De schrijver komt, op grond van het voorafgaande, tot een gevolgtrekking. - Constatering: De schrijver stelt iets vast, merkt iets op. - Definitie: De schrijver geeft een nauwkeurig omschrijving van een bepaalde term (zie ook begripsomschrijving ). - Doelstelling: De schrijver geeft aan wat hij wil bereiken. - Gevolgen: De schrijver beschrijft de gevolgen die door een verschijnsel veroorzaakt zijn. - Hypothese: De schrijver veronderstelt iets dat hij nog moet bewijzen. - Karakterisering: De schrijver geeft de voornaamste kenmerken van een verschijnsel. - Ontkenning: De schrijver ontkent de juistheid van een bewering. - Oorzaak: De schrijver geeft aan waardoor iets is geworden zoals het is. - Oplossing: De schrijver geeft een oplossing voor een bepaald probleem. - Opsomming: De schrijver geeft een reeks van argumenten, voorbeelden, verklaringen enz. - Probleemstelling: De schrijver brengt het probleem onder woorden dat hij gaat bespreken. - Samenvatting: De schrijver geeft, op het eind van een tekst of tekstgedeelte, in het kort het belangrijkste weer. - Stelling: De schrijver verkondigt zijn mening (die hij met argumenten onderbouwt, zie ook bewering ). - Tegenstelling: De schrijver geeft aan dat het feit of bewering tegenover een ander feit of een andere bewering staat. - Tegenwerping: De schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander). - Theorie: De schrijver geeft wetenschappelijke opvattingen die los staan van de praktijk. - Toelichting: De schrijver geeft voorbeelden of nadere uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. - Toepassing: De schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in de praktijk wordt toegepast. - Uitwerking: De schrijver werkt een algemene stelling of theorie meer in detail uit (geeft nadere uitleg, voorbeelden). - Verklaring: De schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan. Pagina 3 van 6

- Verslag van onderzoek: De schrijver geeft de resultaten van een onderzoek. - Voorbeelden: De schrijver verduidelijkt een bewering of verschijnsel met concrete voorbeelden. - Voorwaarde: De schrijver stelt vooraf een eis waaraan voldaan moet worden, voordat iets kan plaatsvinden. - Vraagstelling: De schrijver stelt, meestal in de inleiding, de hoofdvraag die hij in de rest van zijn artikel wil beantwoorden. - Weerlegging: De schrijver toont aan dat een bewering of argumentatie niet juist is. 7. Standpunten en argumenten Argument: Om standpunt/mening te onderbouwen. Terug vinden/zelf formuleren. Typen standpunten en argumenten: - Controleerbare feiten - Voorbeeld - Vergelijking - Ervaring (empirisch (=op ondervinding gegrond en daaruit voortvloeiend) argument) - Gezag of autoriteit - Gevolg - Nut of gewenste gevolgen - Gevoel of emotie - Algemene normen en waarden 8. Redeneringen Schrijver betoog: Wil lezer redenering laten overnemen. Schrijver beschouwing: Wil lezer laten nadenken. Typen redeneringen: - Oorzaak en gevolg: De schrijver beschrijft het gevolg/de gevolgen die door een verschijnsel veroorzaakt zijn. o Signaalwoorden: Daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is - Voor- en nadelen: De schrijver beschrijft een verschijnsel met positieve en negatieve kanten. o Signaalwoorden: Voordeel nadeel, positief negatief, vooruitgang ongunstige ontwikkeling, waarderen tegenvallen, gunstig beeld kwalijke kanten/problemen - Overeenkomst: De schrijver vergelijkt twee (of meer) verschijnselen met elkaar en signaleert overeenkomsten. o Signaalwoorden: Net als, zoals, zo ook, evenals, eveneens, eenzelfde, hetzelfde/dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke. - Stelling-argumenten: De schrijver geeft zijn mening en onder bouwt deze met argumenten. o Signaalwoorden: Want, omdat, daarom, namelijk, immers aangezien. 9. Drogredenen Drogredenen: Foutieve argumenten Typen drogredenen: Pagina 4 van 6

- Onjuiste oorzaak-gevolg relatie - Valse vergelijking - Verkeerde autoriteit - Overhaaste generalisatie - Cirkelredenering - Op-de-manspelen of persoonlijke aanval - Ontduiken bewijslast - Vertekenen van een standpunt 10. Beoordelingsvragen Vragen naar: Bron, verstrekte gegevens, gevolgde redenering. A. De bron (schrijver en/of het medium) Punten die bijdragen aan de aanvaardbaarheid Punten die afbreuk doen aan de aanvaardbaarheid 1. Deskundigheid van de schrijver De schrijver staat bekend als deskundig t.a.v. het onderwerp. De schrijver staat niet bekend als deskundig t.a.v. het onderwerp. 2. Partijdigheid van de schrijver De schrijver heeft er geen belang bij de gegevens te presenteren (is onpartijdig). De schrijver heeft er belang bij de gegevens in zijn voordeel te presenteren (is partijdig). 3. Betrouwbaarheid van het medium Wetenschappelijke publicaties, populair-wetenschappelijke tijdschriften, kwaliteitskranten en bladen. Populaire kranten en tijdschriften, reclame, propagandamateriaal. B. De verstrekte gegevens (informatie) Punten die bijdragen aan de aanvaardbaarheid Punten die afbreuk doen aan de aanvaarbaarheid 1. Controleerbaarheid van gegevens De versterkte gegevens zijn te controleren. De verstrekte gegevens zijn niet te controleren. 2. Relevantie van gegevens De gegevens zijn van belang met het oog op de conclusie. De gegevens zijn niet van belang met het oog op de conclusie. 3. Volledigheid van gegevens Er wordt voldoende informatie verstrekt (om de conclusie te maken). Er ontbreken gegevens (zodat de conclusie onaannemelijk is). 4. Logische samenhang van gegevens (consistentie) De gegevens zijn in overeenstemming met elkaar, passen bij elkaar. De gegevens spreken elkaar tegen. 5. Ouderdom van gegevens De verstrekte gegevens zijn up-to-date. De verstrekte gegevens zijn verouderd (gedateerd). Pagina 5 van 6

C. De standpunten (meningen) en argumenten Punten die bijdragen aan de aanvaardbaarheid Punten die afbreuk doen aan de aanvaardbaarheid. 1. Relevantie van argumenten De argumenten die de schrijver aandraagt zijn van belang met het oog op de conclusie. De argumenten zijn niet van belang met het oog op de conclusie. 2. Volledigheid van argumentatie Het standpunt van de schrijver wordt door onvoldoende argumenten ondersteund. Het standpunt van de schrijver wordt niet of door te weinig argumenten ondersteund. 3. Helderheid van argumentatie Het standpunt wordt door duidelijke, goed uitgewerkte argumenten ondersteund. De argumenten die gebruikt worden ter ondersteuning van het standpunt zijn vaag. 4. Houdbaarheid van elk argument De argumenten op zichzelf zijn waar op aannemelijk (zie ook soorten argumenten paragraaf 7). De argumenten op zichzelf zijn onwaar of niet aannemelijk (zie ook drogredenen paragraaf 9). 5. Logische opbouw en samenhang van argumentatie (consistentie) De argumenten leiden naar het standpunt dat de schrijver inneemt (zie paragraaf 7 en 8) De argumenten leiden niet (noodzakelijk) naar het standpunt dat de schrijver inneemt. 11. Samenvatten Lengte tekst = 1200-1500 woorden. - Maximale omvang = 10% oorspronkelijke tekst. - Volledige, goed geformuleerde zinnen! Geen taal/gram. Fouten! (-P) - Logische samenhang & verband! (Signaalwoorden en andere verbinden woorden.) - Begrijpelijk voor lezer die uitgangstekst niet kent! Tekstsoort - Betoog: Stelling + argumenten. - Beschouwing: Visie, gedachtegang auteur. - Uiteenzetting: Opzet + uitleg! Correct formuleren > Fout: Taalgebruik, spelfout, interpunctiefout! Maximum aantal woorden mag met 10% overschreden woorden. (5 woorden = -2P) Tips: 1. Bestudeer de opdracht. 2. Hoofdgedachte: Let op titel inleiding slot. 3. Kernzin: Voor/achter 1e/laatste zinnen. 4. Signaalwoorden/-zinnen = info samenhang en opbouw tekst. 5. Controle: Max. woorden, fouten, zinsbouw, spelling en interpunctie. 6. Goede alineaverdeling, vermeld auteur en titel. Pagina 6 van 6